Het eerste warme weekend van juli!

Of hoe een beetje zon van een sowieso al geweldig weekend een onvergetelijk weekend kan maken.

We trapten het weekend af met een dineetje met onze Leuvense vrienden U en G in restaurant Omaya. Tussen de heerlijke Libanese gerechtjes door hadden we meer dan genoeg tijd om gezellig bij te babbelen. Na het avondmaal trokken we naar de Oude Markt om nog een stukje Beleuvenissen mee te pikken.

We hadden het geluk dat er net een terrasje vrij kwam bij de Louvain Louvain om te genieten van een de mooie zomeravond. Na lang twijfelen bestelde ik een margarita. Can’t go wrong with that, dacht ik zo. Wrong! Langs één kant van het glas hing een substantie die mij aan zandkorrels deed denken. Bij nadere inspectie bleek dit een mengeling van zout en peper te zijn. Nu ben ik, ik geef het toe, wel een beetje een cocktailpurist. En het probleem bij cocktails in cafés is meestal dat ik vind dat ik die zelf beter kan bereiden. Maar er stond een hele rits cocktails op de kaart en ik dacht: ze zullen hier wel weten hoe een goeie cocktail te maken. Maar, beste mensen van de Louvain Louvain, een margarita moet een dun zoutrandje hebben langs de bovenrand van het glas, geen slabbetje dat langs één kant bijna de steel raakt. Dit randje is echt simpel aan te brengen: de rand van het glas insmeren met een beetje limoen of citroen, in zout deppen et voila! Peper hoort niet thuis in een margarita. Niet.

Enfin ja, gelukkig viel het optreden van Urban Trad wel te pruimen, met extra bonuspunten voor de mannen in rokjes!

Als afsluiter van de avond dronken we iets op het splinternieuwe terras van het al even splinternieuwe café-restaurant Houblon (waar vroeger ‘t Poske was). De cocktails waren peperduur (10 euro), maar stelden gelukkig niet teleur. Oef!

We lagen wat later in bed dan verwacht en hadden ook net iets meer gedronken dan gepland waardoor we niet optimaal uitgerust aan onze zaterdag begonnen. Enige punt op het programma: onze vrienden zien trouwen. Googlemaps leidde ons (en nog een paar andere genodigden) eerst naar een foutieve kapel, maar gelukkig waren we nog net op tijd in de juiste kerk in Melsele om het huwelijk van de onvolprezen werkmens bij te wonen. Een mooie viering met live muziek en een heel goede pastoor (dat kom je niet zo vaak tegen) die op een ontspannen manier met het koppel en de bruidskindjes omging.

Na de viering (die om kwart na één gedaan was) hadden we nog wat uurtjes te overbruggen tot het avondfeest. We reden eerst naar Park Spoor Noord omdat deze plek me aangeraden werd door Antwerpenkenners. Na even rondrijden vonden we een parkeerplaatsje én een gezellige plek op het terras van Café Zeppelin. We twijfelden op welk terras op het Damplein we ons middagmaal zouden nuttigen, maar het pleidooi van de joviale uitbaatster van Café Zeppelin trok ons over de streep. Ik hield het bij een simpel soepje en een vers geperst fruitsapje. Soberheid voor de uitspatting of zoiets. De zon op mijn gezicht en de rust van het plein deden mij helemaal ontspannen en ik was opeens niet meer zo gehaast om Park Spoor Noord  te verkennen.

Even getwijfeld om onze laptops te halen en gewoon lui te blijven zitten op het terrasje, maar dan toch maar opgestaan om wat te wandelen. Park Spoor Noord zag er heel gezellig uit, maar ook heel zanderig en vol met waterspetterende kinderen. Mijn vriend had zich in de auto omgekleed zodat hij de namiddag niet in kostuum moest rondlopen, maar ik had geen reservekleren bij. Dus besloten we toch maar iets minder stoffige oorden op te zoeken. Het dak van het MAS bijvoorbeeld! Het was de eerste keer dat mijn vriend van het adembenemende uitzicht op de Schelde en het Eilandje kon genieten en ik vond het fijn dit samen met hem te kunnen delen.

Na deze zware beklimming (kuch) vonden we dat het tijd was voor een drankje! We nestelden ons op een terrasje vlakbij het MAS, klapten onze laptop open en genoten van het mooie weer tot het tijd was om te vertrekken naar De Jachthoorn in Kontich voor een werkelijk formidabel feest. Alles was perfect: de stralende bruid en bruidegom, de mooie tuin van de feestzaal, de champagne, de schitterende zon, het diner, de sympathieke mensen aan onze tafel, het overweldigende dessertenbuffet (het aanbod was zo groot dat het gewoon onmogelijk was om van alles iets te proeven),.. Later op de avond haalde de dj tot mijn grote vreugde het stevigere werk uit de kast zodat ik me nog eens helemaal kon laten gaan op de dansvloer. Én we zaten aan de ‘jonge’ tafel en laat ik dat nu een geweldig compliment vinden, zie!

De zondag sliepen we uit tot één uur ‘s middags. De rest van de dag had ik voor mezelf, want mijn vriendje ging naar een lan-party bij vrienden. Ik maakte een wandeling door het zonovergoten zondagse Leuven en genoot van de rust in de straten en de spelende kinderen in het speeltuintje bij Sint-Maartensdal.

Een weekend om in te kaderen.

 

Here’s To Never Growing Up

Vroeger zou ik deze catchy song van Avril Lavigne meteen tot mijn lijflied gebombardeerd hebben.

Helaas de feiten vallen niet te ontkennen:

  • Ik ben zaakvoerder van een eigen bvba.
  • Ik heb een advocaat die mij al in verschillende zaken heeft bijgestaan.
  • Ik heb een hypotheek.
  • Ik heb meer bankrekeningen dan me lief is.
  • Ik betaal elk jaar braafjes mijn belastingen.
  • Ik leid een team van 12 mensen.
  • Het aantal jaren dat ik werk, valt niet meer in één cijfer uit te drukken.
  • Ik doe aan pensioensparen.
  • Ik heb al jaren een vaste relatie.
  • Ik ben meter van twee kinderen.
  • Ik heb een treinabonnement.
I did grow up. How the hell did this happen? :-(

20 juni: Dirleton en Tantallon Castle en New Town in Edinburgh

Mij een beetje vergist wat betreft mijn ontbijtkeuze. Ik dacht pancakes with maple sirup and bacon besteld te hebben, maar bij nadere inspectie blijken er geen pancakes maar waffles with maple sirup and bacon op mijn bord te liggen. Gelukkig is mijn vriendje zo lief om een ruil voor te stellen en kan ik genieten van een grote paddenstoel met gesmolten kaas (de vegetarische ontbijtoptie). Wie eet er nu wafels met spek bij het ontbijt?

Onze investering in die vijfdagenpas van Historic Scotland heeft nog niet echt gerendeerd, dus besluiten we opnieuw de auto in te stappen en twee kastelen in de buurt te bezoeken. Onze eerste halte is Dirleton Castle, een fotogenieke ruïne gelegen in een prachtig onderhouden tuin (waar er uiteraard vol enthousiasme gras gemaaid wordt, we hadden niets anders verwacht). In de tuin bevindt zich een authentieke doocot (duivenhok) die mij qua vorm nog het meeste aan een bijenkorf doet denken. Het hok moet vroeger aan honderden duiven onderdak geboden hebben. Dat zal daar nogal een lawaai en een stank geweest zijn. 😉

Van Dirleton Castle zijn nog redelijk veel vertrekken bewaard gebleven, waardoor je je (mede door de getekende artist’s impressions) een goed idee krijgt van hoe het kasteel er vroeger moet uitgezien hebben. Vooral de tonvormige kelders zijn indrukwekkend. We zijn bijna helemaal alleen op de site, dus we nemen de tijd om op ons gemak rond te kijken en tegelijkertijd te genieten van het mooie uitzicht op de omgeving. Het geel van het koolzaad heeft sinds het begin van onze reis wat van zijn felheid verloren en maakt langzaam plaats voor het geel van boterbloemen, een nieuwe schakering tussen al dat groen.

We rijden verder naar het volgende kasteel en komen onderweg een afgebrand gebouw tegen. Dit gebouw blijkt, o ironie, het de brandweercentrale te zijn. Pijnlijk als de enige brandweercentrale in de buurt volledig uitbrandt… Maar het levert wel een bijzondere foto op.

Volgende halte: Tantallon Castle, gelegen vlakbij de kust. Meer dan 300 jaar werd dit kasteel bewoond door één van de machtigste families in Schotland: de Douglas. Qua ligging (op een klif aan de zee) overtreft dit kasteel Urquhart Castle ruimschoots. Het uitzicht op de kustlijn en Bass Rock, een enkel door zeevogels bewoond eilandje met een eenzame automatische vuurtoren erop, is fabelachtig. En oja, ze hebben hier ook een doocot.

De restanten van Tantallon Castle zijn overweldigend in hun omvang. Wat moet dit wel niet geweest zijn toen het kasteel op het toppunt van zijn macht was! Heel bijzonder: de steen van de voorste toren is groen van kleur. De steensoort van de groene toren is erg zacht en afkomstig van de kliffen in de omgeving van het kasteel. De groene steen is zachter dan de zandsteen waaruit de rest van het kasteel is opgebouwd, wellicht was het de bedoeling om via de voorste toren makkelijker artillerie-aanvallen te kunnen opvangen. Een zachte steen is natuurlijk enorm kwestbaar wanneer blootgesteld aan de weersomstandigheden, dus onderging de toren een grondige restauratie. Die op het moment van ons bezoek net moet afgerond zijn (de stellages liggen er nog), zodat we de toren in zijn volledige glorie kunnen bewonderen.

Tantallon Castle is verrassend groot, met heel veel vertrekken om in rond te dwalen. Ik ben echt onder de indruk van dit kasteel. De ligging, de grootsheid, de bewogen geschiedenis. Echt de moeite van een uitstapje waard als je in Edinburgh bent. Alleen jammer dat het wat frisjes is door de koele zeewind. Ik vind het prachtig en ben blij dat we dankzij de Historic Schotland passen hier naartoe gekomen zijn. Mijn vriend en ik zijn zo enthousiast dat we niet anders kunnen dan wat cadeautjes voor onze petekindjes kopen in de souvenirshop. Een deel van onze aankopen gaan immers naar het onderhoud van dit kasteel en dat vind ik goed besteed geld.

Het is ondertussen al half twee gepasseerd en we hebben nog steeds niet geluncht. We keren terug naar Dirleton, waar we een tafeltje vinden in The Castle Inn, winnaar van de award “Best Bistro Meal in East Lothian”! Als dat geen referentie is! Enfin ja, ik eet een bouillabaise en mijn vriend een meat pie. De bouillabaise is echt heel lekker, met royaal veel vis en geserveerd met geroosterd brood en rouille, zoals het hoort.

Ons late middagmaal in combinatie met de rit van Dirleton naar ons hotel maakt dat we pas na vieren terug in Edinburgh zijn. Geen erg, de zon is ondertussen volop beginnen schijnen en we nemen de bus naar het stadscentrum. We wandelen naar Calton Hill, in vergelijking met Arthur’s Seat, een klein en bescheiden heuveltje, maar wel eentje met een half voltooid Parthenon erop. Dit bouwsel was ontworpen als nationaal monument voor de gesneuvelde soldaten uit de napolenontische oorlogen. De bouw startte in 1822, maar geldgebrek stond voltooiing in de weg. Gelukkig werd de naburige Nelson toren ter herinnering aan de Britse overwinning bij Trafalgar wel voltooid.

Door het mooie weer is het erg druk op de heuvel. Veel Schotten zitten in het gras te picknicken en van het uitzicht te genieten of doen gewoon een dutje in de zon. Mijn vriend en ik zijn eerst wat verontwaardigd over al het vuilnis dat vlakbij de vuilnisbakken rondslingert. Zo’n achteloosheid hadden we nu toch niet verwacht van de Schotten die zo trots op hun land zijn. Tot mijn pond valt. De concentratie vuilnis vlakbij de vuilnisbakken is wel heel verdacht en we zijn hier vlakbij zee. Het kan niet anders dat de schuldigen voor dit hooliganisme meeuwen zijn, de duiven van de zee!

Na Calton Hill wandelen we op ons gemak verder naar St. Andrew Square. Spijtig genoeg gaat ons plan om iets te drinken bij de gezellig uitziende kiosk niet door, want ze zijn net aan het sluiten. Om kwart voor zes terwijl het groene St. Andrew Square met het indrukwekkende Melvillemonument wemelt van het volk! We besluiten verder te wandelen langs Queen Street en onderweg iets te drinken als we iets gezelligs tegen komen. Ons plan om te slenteren door de groene Queen Street Gardens blijkt echter op een sisser uit te lopen: deze tuinen zijn niet geopend voor het publiek. Enfin ja, onderweg kopen we een smoothie in een hippe koffie/smoothie bar, zo van het soort waar magere vrouwen afspreken om een groen sapje te drinken en tips uit te wisselen over hun raw food diet.

Na onze smoothie is er van dorst (of honger) geen sprake meer. We lopen in de richting van de Nieuwe Stad om daar een wandeling te maken die in mijn gids staat beschreven. De Nieuwe Stad werd oorspronkelijk gebouwd om de overvolle en ongezonde middeleeuwse Oude Stad te ontlasten en dateert van de 18de eeuw. Een knap staaltje van stadsplanning. We wandelen langs de mooie, statige gebouwen tot aan de Dean Bridge. Deze brug uit 1829 kijkt uit op het riviertje Water of Leith en toont hoe verrassend dichtbij de natuur in Edinburgh is. We passeren huizen waar historische figuren woonden, betrappen een paar meeuwen die de vuilniszakken aan het plunderen zijn en komen langs Bute House, de officiële residentie van de First Minister van het Schotse Parlement.

Het is ondertussen zeven uur en veel honger valt er bij ons nog niet te bespeuren, toch beter zo’n groen sapje genomen. In de buurt van Princess Street ontdekken we de charmante Rose Street, een aangename wandelstraat versierd met bontgekleurde vlaggetjes en veel volk op de terrasjes. Een ideale plek om wat te eten, ware het niet dat onze magen nog goed gevuld aanvoelen. We wandelen wat rond op Princess Street en bewonderen de Princess Street Gardens (die helaas al gesloten zijn) en het mooie uitzicht op Edinburgh Castle. Princess Gardens mogen nu dan wel een elegant park zijn, vroeger was dit een meertje waarin alle afval en uitwerpselen van de oude stad zich verzamelden. Een verschrikkelijke stinkplek. Geen wonder dat al die bloemen en planten hier nu zo weelderig groeien.

We komen een marktje tegen waar ik een paar stukken fudge koop om thuis in België te eten. De hoofdingrediënten voor fudge zijn boter, poedersuiker en melk. Niet echt een gezond goedje dus, maar wel zalig smeuïg en zoet. Ideaal om als souvenir mee naar huis te nemen en terug te denken aan de mooie dagen die we in Schotland doorbrachtten.

Zo rond acht uur besluiten we een plek om te eten te gaan zoeken. Toen we deze ochtend in Tantallon Castle waren zagen we vier mensen in een nis bij het raam picknicken met verse sushi, waardoor ik opeens heel veel zin in sushi kreeg. In de kleine dorpjes en stadjes waar we voordien verbleven, moesten we niet hopen zo’n exotisch restaurant te vinden, maar in een stad als Edinburgh zouden we beslist meer geluk hebben. En ja, via tripadvisor vinden we een leuk klein Japans restaurant in Rose Street. Het restaurant doet verrassend authentiek aan en ik vermoed dat de sushichef een echte Japanner is, want hij reageerde erg beleefd-enthousiast op mijn Japanse bedanking.

We bestellen wat sashimi en een paar roll’s om mee te beginnen en besluiten meteen all the way the gaan: graag een kannetje warme saké voor ons! De sushi is echt voortreffelijk. Kampai op Edinburgh!

Rond negen uur wandelen we opnieuw naar Princess Street. Net op dat moment verlicht de ondergaande zon Edinburgh Castle met een prachtig rode gloed. Het lijkt alsof de eeuwenoude burcht warmte uitstraalt. Het is net een sprookjeskasteel. Prachtig.

De bushalte die we willen nemen op Princess Street blijkt afgesloten te zijn wegens werken aan de tramleidingen. Ik kan me van mijn vorige bezoek aan Edinburgh geen trams herinneren en de infrstructuur ziet er allemaal behoorlijk nieuw uit, dus het lijkt me dat binnenkort een paar van die vieze vervuilende bussen door moderne trams vervangen zullen worden. Mooi!

In het hotel aangekomen drinken we nog een afzakkertje op de geslaagde dag. We bestellen allebei een kipper voor het onbijt de volgende ochtend. Morgen is onze laatste dag en we zijn van plan er ten volle van te genieten!

Het laatste weekend van juni

Het weekend na onze Schotlandreis had ik bewust niet te vol gepland. Kwestie van een beetje te recupereren van deze toch wel vermoeiende reis, want zowel mijn vriend als ikzelf zijn de maandag na onze terugkomst meteen weer het werkleven ingedoken.

Vrijdagavond hadden we afgesproken met mijn squashpartner en zijn nieuwe vriendin om samen sushi te gaan eten. Ik was natuurlijk erg nieuwsgierig zijn nieuwe verovering te leren kennen. Mijn squashpartner is nogal een lady’s man, maar echt veel geluk in de liefde heeft hij, na een mislukt huwelijk, nog niet echt gehad. De nieuwe vriendin bleek een jonge, sympathieke leerkracht te zijn met wie het meteen klikte. Een opluchting, want dat was bij sommige van zijn vorige vriendinnen niet het geval.

We keuvelden gezellig terwijl we ons best deden de reusachtige Titanic sushiboot van de Inari leeg te eten. Het lukte ons bijna, maar we strandden een paar sushi’s voor de finish. Wel jammer dat het zo druk was in de Inari waardoor we wat geluidsoverlast hadden van de andere tafeltjes die te dicht bij de onze stonden.

Na het diner trokken we naar Les Parisiennes in de Schrijnemakersstraat, een vrij nieuwe zaak die ik graag eens wilde uitproberen. Ik dronk eerst een theetje, maar toen ik de cosmopolitan zag die mijn squashpartner besteld had, moest ik niet lang twijfelen over mijn volgende drankje. Een cosmopolitan voor mij, alstublieft! De cosmopolitan was echt perfect, een beetje zuur, zoals ik dat graag heb. Heerlijk!

We namen nog vóór middernacht afscheid om op tijd in bed te liggen.

Zaterdag sliepen we uit en gingen we de stad in om wat boodschappen te doen, al onze eetvoorraden waren uitgeput en dienden dringend aangevuld te worden. Ik ging ook op zoek naar een rood strikje voor mijn vriend. Het eerste weekend van juli worden we namelijk op een huwelijksfeest verwacht waar de dresscode “a touch of red” is. Voor mij niet zo’n probleem, voor mijn vriend nét iets meer. Na een zoektocht langs verschillende winkels vond ik een prachtig rood zijden strikje voor de fabelachtige prijs van 65 euro. Slik, dat is nu wel heel veel geld voor iets wat mijn vriend één keer zal dragen. Dat geld geven we dan toch liever cadeau aan de bruid en bruidegom. Gelukkig leverde een facebookoproep een rode das op. Problem solved! (En dat ik daar niet eerder aan gedacht had.)

‘s Avonds trokken we naar de film en zondagmiddag schoven we met onze Leuvense vrienden en hun twee schattige blonde dochters de voeten onder de Langste Tafel. Het eten was wat minder dan andere jaren, maar het gezelschap maakte veel goed. De jongste dochter is een spring-in-‘t-veld en voordat ik het wist stond ik samen met haar rondjes te draaien op de muziek van het live orkest. Ik voelde me weer kind!

Na afscheid van onze vrienden genomen te hebben, reden we naar het rusthuis om in beperkte kring mijn grootmoeder haar drieënnegentigste verjaardag te vieren. Het is cru om te zeggen, maar ik hoop van harte dat er niet meer te veel verjaardagen zullen volgen. Van de vrouw die mijn grootmoeder eens was, is geen spoor meer te bekennen en ze komt soms echt agressief  uit de hoek. Alleen de taart, daar is ze verzot op. Maar liefst drie stukken speelde ze naar binnen. En wie kan  haar dit kleine pleziertje misgunnen?

Op de terugweg van mijn grootmoeder gingen we nog even langs bij mijn zalig slapend petekindje om een paar souvenirs die we in Skye gekocht hadden af te geven. De mama en papa van mijn petekindje werden het volgend weekend verwacht op de babyborrel van een meisje dat Skye heette, vandaar dat het hen wel leuk leek om een paar items met Skye op cadeau te geven aan de kersverse ouders.

Een fijn, ontspannen weekend.

 

19 juni: Rosslyn Chapel en Pentland Hills

Ontbijt met scrambled eggs en zalm. De weersvoorspellingen beloven ons een mooie zonnige dag, ideaal om de omgeving van Edinburgh te verkennen.

Op ongeveer een half uurtje rijden van Edinburgh ligt de Rosslyn Chapel, die ik bij de voorbereiding van onze reis als een absolute must see had genoteerd. En ik word niet teleurgesteld. De kapel die gebouwd werd in opdracht van William Sinclair, een katholiek edelman met Noorse roots, is een klein wonder. De originele plannen van Rosslyn Chapel zijn helaas verloren gegaan, waardoor het onduidelijk is hoe het afgewerkte gebouw er effectief moest uitzien, maar afgaande op wat er wel afgeraakte, moet dit fabuleus geweest zijn.

William Sinclair bereikte voor zijn tijd (15de eeuw) de zeldzaam oude leeftijd van 70 jaar, maar mocht de voltooiing van zijn kapel niet meer meemaken. Zijn zoon zorgde enkel dat het reeds afgewerkte koor een dak kreeg en de kapel werd verder nooit voltooid.

Rosslyn Chapel kende een veelbewogen geschiedenis. Ik bespaar jullie de hele uitleg, daarvoor bestaat wikipedia, maar pik er een paar frappante feiten uit.

Tijdens de burgeroorlog van 1650 werd de tegen dan door de godsdiensttwisten in onbruik geraakte katholieke kapel gebruikt als paardenstal door de soldaten van Olivier Cromwell. In 1688 trok een woeste menigte protestanten naar de kapel om alle katholieke symbolen in de kapel te vernietigen. De prachtige stenen decoraties werden onherstelbaar beschadigd. De kapel stond daarna vele lange jaren leeg, de kwetsbare zandsteen blootgesteld aan de natuurelementen. In 1736 bracht een lid van de familie Sinclair glasramen in de kapel aan. Toen koningin Victoria een bezoek bracht aan de kapel was zij zo onder de indruk en dat zij zei dat zulk een schat voor de bevolking van Engeland en Schotland bewaard moest worden. Het moet ook een fantastisch gezicht geweest zijn: die prachtige sculpturen met bijbelse taferelen en bloemenmotieven half overwoekerd door planten.

In 1954 werd de binnenkant van de kapel ingesmeerd met een cementmengsel om de kwestbare zandsteen te beschermen. Dit mengsel deed echter meer kwaad dan goed. De natuurlijke geelroze kleur van de zandsteen verdween onder een grijze waterafsluitende laag. Hierdoor kon de natuursteen niet meer ademen en bouwde het vocht zich op. Om dit probleem op te lossen moest de aangebrachte laag zo goed als mogelijk verwijderd worden. In 1997 bouwde men een stalen constructie over de kapel zodat de stenen de gelegenheid hadden om naar buiten toe te drogen. De constructie werd pas in 2010 opnieuw verwijderd.

Aan de kapel zijn vele mysteries en legendes verbonden. Zo zouden er symbolen van de tempeliers en de vrijmetselaars te vinden zijn. Of zou de kapel de Heilige Graal verbergen. De beroemde apprentice pillar (de leraar steenkapper zou zijn leerling gedood hebben uit jaloezie omdat zijn pilaar die van de meester vele malen overtrof in schoonheid) zou dan weer de Noorse mythologische boom Yggdrasil voorstellen. En toen een zekere Dan Brown een boek schreef dat de Da Vinci code heette en daarin Rosslyn Chapel vermeldde, zagen de beheerders van de kapel hun maandelijkse bezoekersaantal verveelvoudigen tot het meer dan het jaarlijkse bedroeg.

In heel de kapel zijn taferelen uit de bijbel terug te vinden, maar er is slechts één opschrift. Dat luidt als volgt: Forte est vinu. Fortior est rex. Fortiores sunt mulieres: sup[er] om[nia] vincit veritas. (Wijn is sterk. De koning is sterker. Vrouwen zijn nog sterker: de waarheid overwint alle.) Ook zouden de motieven in de kapel als een muziekstuk geïnterpreteerd kunnen worden. Vader en zoon Thomas en Stuart Mitchell besteedden jaren aan het ontcijferen van de verborgen code en componeerden zo het Rosslyn motet.

Enfin ja, ik kan nog wel een paar bladzijden over deze betoverende plek schrijven. Alle legendes en verhalen terzijde, je weet gewoon niet waar eerst te kijken. De schoonheid van de kapel moet je met je eigen ogen zien. Spijtig genoeg is ook hier fotograferen verboden, iets met een verhaal over een toeriste die tijdens het fotograferen ten val is gekomen en dan maar de kapel een proces heeft aangedaan voor haar val. En nu mag niemand meer fotograferen. Zonde.

Voor ons middagmaal kopen we twee bagels die we na een korte wandeling in de buurt van Rosslyn Chapel bij een ruïne opeten. De zon schijnt en we hebben de plek helemaal voor ons alleen en daar maken we dankbaar gebruik van. 😉

Als opwarming doen we een aangename wandeling langs het Harlaw en het Threipmuir reservoir. Een mooie kennismaking met de Pentland Hills en een populaire wandeling voor hondeneigenaars. Het aantal honden dat we tegenkomen is niet op twee handen te tellen.

De namiddag is nog jong en we hebben nog veel energie in de benen. Op naar de andere kant van de Pentland Hills voor een iets pittigere wandeling. We starten zo rond kwart na vier aan onze wandeling en jagen meteen wat schapen de stuipen op het lijf. Wordt zo een beetje mijn hobby, schappen terroriseren. Al is er niet veel nodig om een schaap schrik aan te jagen. Eens vriendelijk ‘hoi’ zeggen is al voldoende.

Op het plan zien we dat we twee hoogtelijnen zullen kruisen en we beginnen vrijwel meteen met klimmen. De uitzichten die we daarvoor in de plaats krijgen zijn magnifiek. Schotland is werkelijk (mochten de foto’s jullie nog niet overtuigd hebben) magnifiek. Op het hoogste punt van de wandeling hebben we een fantastisch uitzicht op het North Esk Reservoir. De blauwe lucht wordt weerspiegeld in het water. We zijn onder de indruk.

Hoe verder we vorderen, hoe minder aanduidingen er staan om ons het pad te wijzen. De kaart die we meegenomen hebben bij het Harlaw Reservoir is vrij schematisch, maar biedt gelukkig wel een goed houvast om min of meer de juiste richting te kiezen. Tot we op een gegeven moment bij een splitsing komen. We kiezen ervoor om de iets avontuurlijker uitziende route te nemen.

En ja, avontuurlijk is het wel. We komen in een wei terecht waar elke vierkante centimeter wel een koeienvlaai ligt. Op zich lukt het ons wel daartussen te manoeuvreren, maar de producenten van die vlaaien staan ook in de wei. Het pad (of wat daarvoor moet doorgaan) leidt ons vlak langs een stuk of twintig koeien met kalveren. We houden ons rustig, want je weet nooit hoe zo’n moederdier reageert als het meent dat haar jong bedreigd wordt. We lachen eens vriendelijk naar de koeien, die ons bevreemd aankijken. We hebben zo het idee dat dit geen druk bewandeld pad is.

We willen liever niet te lang in de koeienwei blijven en steken een beekje over zoals de kaart ons aangeeft. Na een vijftal minuutje klimmen, zien we echter een duidelijke oversteekplaats over een ander beekje vlakbij. Teruggaan naar de koeien zien we niet zitten, dus we steken ons beekje opnieuw op een andere plek over (zonder natte voeten te krijgen!) en gaan verder op de juiste weg. Aanduidingen van een pad hebben we al een hele tijd niet meer gezien.

We lopen verder in de richting van onze auto (hoera voor google maps en 3G) en proberen ons te baseren op de schematische kaart. Op een gegeven moment staan we ergens in een wei van een boer en zien we tot onze eigen verwondering het pad weer aangeduid staan. Onverwacht, maar fijn om vast te stellen dat we nog steeds op de goed weg zijn. Toch wel een knap staaltje navigatiewerk van mijn vriend.

Daarna is het niet zo ver meer en komen we zonder problemen rond twintig voor acht aan bij onze auto. Op deze hele wandeling zijn we geen enkele mens tegengekomen. Het was echt geweldig!

We besluiten onderweg ergens te stoppen, want onze magen grommelen. Zo komen we terecht in de Flotterstone Inn, een typische bar. We bestellen zoals we dit gewoon zijn aan de bar en maken voor het eerst een onbeleefde barman mee. De mens neemt duidelijk tegen zijn goesting onze bestelling op en schenkt met een zucht onze glazen vol. We laten het niet aan ons hard komen, want het eten (tonijn met scampi voor mij en een burger voor mijn vriend) is ok en de wijn smaakt na de inspanning van vandaag.

Bij aankomst in ons hotel, nestelen we ons in de bar voor een glayva en een whisky.

Alweer een geslaagde dag!

18 juni: Edinburgh

Beetje bewolkt weertje om onze eerste dag in Edinburgh te starten, maar we maken ons niet al te veel zorgen. De ervaring leert dat die wolken in de loop van de dag meestal plaatsmaken voor blauwe lucht.

Het ontbijt is een beetje minder dan we ondertussen gewoon zijn. Niet dat het slecht is, verre van, maar ik mis het heerlijke verse fruit van de voorbije dagen. De eggs florentine (waarvan ik normaalgezien een grote fan ben) vallen ook wat tegen. Maar ik geef toe, we zijn een beetje verwend geweest, de laatste tijd.

We nemen de bus naar het stadscentrum (3,50 pond voor een dagticket) en beginnen met dé hoofdattractie van Edinburgh: Edinburgh Castle. Het kasteel staat op de basalten kern van een dode vulkaan. Het complex kreeg vorm tussen de 12de en de 20ste eeuw en had in de loop der eeuwen verschillende functies: vesting, koninklijk paleis, kazerne en gevangenis. De plek waar nu Edinburgh Castle staat, was al bewoond in de bronstijd. De eerste vesting op deze plek dateert uit de 6de eeuw en werd gebouwd door koning Edwin van Northumbria, naar wie de stad genoemd is. Het kasteel is momenteel nog steeds in gebruik door het leger.

Tegenwoordig herbergt Edinburgh Castle opnieuw de Stone of Destiny, een oeroud symbool van de Schotse koningen, dat in de 13de eeuw door de Engelsen werd veroverd en pas in 1996 naar Schotland werd teruggebracht. Ook de Schotse kroonjuwelen vallen hier te bewonderen.

Dat dit dé toeristische topattractie van Edinburgh is, moge duidelijk zijn. Het wemelt er van de toeristen. Het overvalt ons een beetje. We zijn gewoon geraakt aan de eenzaamheid, rust en kalmte van de voorbije weken en de confrontatie met zoveel mensen op één plek is een beetje overweldigend.

We maken gebruik van de mogelijkheid om een gratis rondleiding te krijgen, maar de groep is een beetje te groot om alles goed te verstaan. Ik kijk vooral rond en maak foto’s met heel veel mensen op. De gids vraagt ons of we het druk vinden. Ik antwoord bevestigend. “Oh, but now it’s calm. You just wait till july and august, when the big crowds come to Edinburgh Castle.” Ik slik even.

Na de rondleiding volgen we het advies op van de gids en gaan we naar de Stone of Destiny en de Crown Jewels kijken. Foto’s maken van deze schatten is uiteraard niet toegelaten. Spijtig eigenlijk, want de herinnering vervaagt zo snel dat het binnen een paar weken al moeilijk zal zijn de pracht van deze juwelen uit mijn geheugen op te roepen. De Stone of Destiny zelf is alles behalve spectaculair, maar het is uiteraard de symboliek die aan deze steen verbonden is, die hem bijzonder maakt.

We zien ook de kamers waar Mary Queen of Scots woonde en waar zij haar zoon Jacobus VI, de latere koning van Engeland én Schotland baarde. Vervolgens bezochten we de Scottish National War Memorial gewijd aan de nagedachtenis van de Schotten die sneuvelden in de eerste wereldoorlog. In steen gebeiteld staan de namen van Vlaamse steden en dorpen: Ieper, Passchendaele, Diksmuide,… Ik krijg er kippenvel van.

Het charmante kapelletje gewijd aan St. Margaret brengt ons even tot rust. Het piepkleine kapelletje wordt nog gebruikt voor trouwceremonies, al mag je dan echt niet te veel kijklustigen meenemen. Na de kapel bezoeken we de kerkers die ingericht zijn zoals in de 18de en 19de eeuw toen er krijgsgevangenen opgesloten zaten tijdens de oorlogen met Frankrijk. Er zijn deuren te zien waarin de krijsgevangenen hun namen of kleine tekeningen gekerfd hebben. Heel bijzonder dat die kleine doodles zoveel eeuwen later hun makers overleven.

En dan is het bijna kwart voor één. We haasten ons naar de plek waar elke dag om één uur stip het One o’clock gun wordt afgevuurd. We zijn niet de enigen, maar slagen erin een plek op de tweede rij te versieren. Het lukt om over de hoofden van de scholieren voor mij een vrij goed filmpje te maken van het gebeuren. De traditie van het afvuren startte in 1861 om de schepen in de Firth of Forth een hoorbaar tijdsignaal te geven, want door de mist was de visuele tijdsaanduiding van de vallende ‘time ball’ op de top van het Nelson monument niet altijd zichtbaar. Dit signaal werd door de schepen gebruikt om hun choronometers in te stellen.

Ook de Great Hall die tot 1639 de vergaderzaal van het Schotse parlement was, is de moeite en toont verrassend veel gelijkenissen met de Great Hall in Stirling Castle. Al moet ik zeggen dat in zijn geheel Stirling Castle meer indruk op mij gemaakt heeft dan Edinburgh Castle.

Wel spijtig dat de Esplanade ontsierd wordt door de opbouw van de tribune voor de Military Tattoo. Het kost drie maanden om de op maat gemaakte tribune op te bouwen en drie maanden om die vervolgens weer af te breken. Tijdens mijn eerste bezoek aan Edinburgh Castle was die tribune niet aanwezig en dat geeft je toch een ander uitzicht op de burcht zelf.

Zo rond half twee nemen we afscheid van Edinburgh Castle en zijn horde toeristen en gaan we op zoek naar een plek om te eten. We vinden een plek op het terras van Maxies met een prachtig uitzicht op de lager gelegen straten. Ik bestel een glaasje prosecco (de eerste keer bubbels deze vakantie, want ciderbubbels, dat zijn toch geen échte bubbels). Ik eet kip gevuld met feta en spinazie en mijn vriend eet eend. En het smaakt echt ongelooflijk goed. Een vrij simpele maaltijd met patatjes en gestoomde groenten op een gezellig terras, meer moet dat niet zijn.

Aangezien we vandaag al goed begonnen zijn, besluiten we meteen ook de tweede topattractie van Edinburgh van ons lijstje te schrappen: het Palace of Holyroodhouse, oftewel de Schotse residentie van Queen Elizabeth II. Het paleis ligt helemaal aan de andere kant van de Royal Mile, de voornaamste verkeersaders van het middeleeuwse Edinburgh (nu is gelukkig een gedeelte van de Royal Mile op bepaalde tijdstippen verkeersvrij).

We lopen de Royal Mile af aan een vrij hoog tempo, want het is al drie uur en we vrezen opnieuw gedwarsboomd te worden door het sluitingsuur. Onderweg stoppen we alleen om twee plekken te reserveren voor de Real Mary King’s Close. We willen zeker genoeg tijd hebben om het paleis op ons gemak te bekijken.

Tegenover het paleis ligt het Scottish Parliament. In 1997 werd per referendum beslist dat de Schotten een eigen parlement kregen. Het nieuwe parlementsgebouw kreeg een symbolische plek en werd ontworpen door Enric Miralles. Ik moet zeggen dat de buitenkant van het gebouw mij niet echt kan bekoren, vooral de rare haardroger-achtige figuren begrijp ik niet, maar wellicht is het van binnen wel de moeite.

Rond kwart na drie kopen we ons toegangsticket voor het Palace of Holyroodhouse. Tot mijn verbazing is het hier veel minder druk dan in Edinburgh Castle. We nemen allebei een audioguide om ons wat meer uitleg te verschaffen over de vertrekken in het paleis. Een tip: neem zeker de audioguide, want verder is er weinig tot geen uitleg aanwezig in de vertrekken.

Het paleis werd in 1498 gebouwd in opdracht van Jacobus IV vlakbij een belangrijke abdij. In ditzelfde paleis was Mary Stuart waarschijnlijk getuige van de moord op haar Italiaanse secretaris en vertrouweling door haar jaloerse echtgenoot. Ze was zes maanden zwanger toendertijd en het gerucht deed de ronde dat het kind van haar secretaris was en niet van haar echtgenoot. Ja, het leven van Mary Queen of Scots, een roman is er niks tegen.

In de vertrekken van het paleis is fotograferen jammer genoeg niet toegelaten, dus jullie moeten me op mijn woord geloven als ik zeg dat het de moeite van een bezoek dubbel en dik waard is. Je krijgt de in hun originele staat herstelde vertrekken van Mary Stuart te zien en de vertrekken die de huidige koningin gebruikt voor officiële bijeenkomsten. Dit paleis weet me meer te inspireren dan Edinburgh Castle, waarvan ik wellicht te hoge verwachtingen had gebaseerd op mijn door de tijd vervaagde herinneringen.

Na het paleis zelf bewonderen we de ruïne van de abdijkerk en proberen we ons de oorspronkelijke pracht en praal van dit gebouw voor de geest te halen. Holyrood verwijst trouwens naar een reliek van het Heilige Kruis waaraan Christus stierf. Weten jullie meteen waarom deze abdij zo belangrijk was.

We wandelen nog even rond in de tuin van de Queen, die helaas niet thuis was om ons op de thee uit te nodigen. Een volgende keer misschien! Ik stel me tevreden met een luxe warme chocomelk met marhsmellows geconsumeerd op het terras van het Café at the Palace.

Omdat we nog geen honger hebben, besluiten we de raad van de barman van Maxies op te volgen en Arthur’s Seat te beklimmen om Edinburgh aan onze voeten te zien liggen. Arthur’s Seat is een vulkaan die al 350 miljoen jaar uitgedoofd is. De naam is waarschijnlijk een verbastering van Archers Seat (boogschutterszetel) en heeft dus niets te maken met de legendarische King Arthur.

De zon is vanachter de wolken gekomen en al snel breekt het zweet ons uit tijdens de beklimming. Mijn vriend ontdoet zich van het t-shirt dat hij onder zijn hemd had aangetrokken, maar ik houd dapper vol terwijl het zweet langs mijn rug druppelt. Het weer in Schotland, het kan verkeren. Als we na veel gepuf boven komen, krijgen we inderdaad als beloning een schitterend uitzicht op Edinburgh en omgeving. In de verte zien we de Pentland Hills liggen, waarvan het water vroeger naar de openbare pompen in Edinburgh werd geleid.

Na genoten te hebben van het landschap dalen we opnieuw de berg af. Mijn vriend stelt voor om langs de andere kant af te dalen, want Arthur’s Seat bevindt zich in vogelvlucht niet zo ver van ons hotel. De afdaling begint goed, we volgen een pad dat naar beneden slingert. Het pad wordt echter almaar moeilijker te volgen, tot het volledig verdwijnt. Daar staan we dan ergens in de helft van de berg. Omhoog klimmen zien we geen van beiden zitten, dus we dalen verder af in de juiste richting. Het wordt hoe langzaam om meer een klauterpartij. Tot we uitkomen op een weg. Probleem is dat we op een muur van zo’n twee meter hoog staan, zonder dat er een trapje naar de weg loopt. We slagen erin op de weg geraken, maar het zal me niet verbazen als enkele passerende bestuurders mijn onderbroek hebben gezien tijdens deze klauterpartij.

Enfin, ja, een mens krijgt honger van zulke onorthodoxe afdalingen en op het plannetje dat we in het hotel kregen, zien we dat we vlakbij The Salisbury Arms zijn. Het is jammer genoeg niet mogelijk om iets op het terras te eten. In plaats daarvan krijgen we een tafel toegewezen vlakbij een brandend haardvuur (!). Die Schotten hebben het graag warm, zo hebben we al gemerkt. Chauffages staan hier vaak nog aan ook al is het achttien graden of meer.

Om te vieren dat we heelhuids beneden geraakt zijn, bestel ik mijn tweede glaasje prosecco van de dag. Dat eerste glas smaakte naar meer. Als hoofdgerecht ga ik voor de smoked haddack risotto with a poached egg, terwijl mijn vriend gaat voor een klassieker: de linguine carbonara. Het eten is echt waar voortreffelijk en de atmosfeer is erg gezellig voor zo’n grote pub. Zeker een aanrader.

Na het avondmaal wandelen we op ons gemak terug naar ons hotel. We nemen een tafeltje aan de bar in en beginnen aan de avondvullende taak van het kaartjes schrijven. Drie whisky’s en één drambuie (verdeeld onder mezelf en mijn vriend) dienen als inspiratie. De drambuie krijg ik trouwens gratis, want in Schotland is de regel dat als het laatste uit de fles minder is dan een drankmaat, je dit gratis krijgt. Schol!

Samen op een bootje!

Donderdag stond onze jaarlijkse uitstap met het werk op het programma. In het gezelschap van mijn collega’s bracht ik de dag door op een bootje op het kanaal Brussel-Charleroi. Het weer zat niet mee, de ramen van de boot waren te hoog geplaatst om tijdens de regenbuien en het middagmaal van het uitzicht op de oevers te genieten, het wandelingetje op de Waterside van Vilvoorde stelde niet veel voor, maar dat mocht de pret niet drukken. Het werd een gezellige ontspannen dag in goed gezelschap die mooi afgesloten werd met een (te dure) cocktail op het zonnige terras van de Flamingo.

En dan kan ik maar één ding concluderen: ik ben wat mijn collega’s betreft echt met mijn gat in de boter gevallen.

17 juni: Van Pitlochry naar Edinburgh

Ontbijten met een uitzicht, we raken het zo langzamerhand gewoon. Vanochtend staan er porridge, scrambled eggs with salmon en verse fruitsla op het menu. Hoera voor verse fruitsla! Het is de eerste keer dat ik porridge probeer en ik moet daar eerlijk in zijn, ik ben niet wild enthousiast. Gelukkig krijg ik er honing en whisky (!!) bij geserveerd om een beetje smaak aan de beige brij te geven. Het is eetbaar, maar ik denk toch dat ik geen tweede maal porridge zal bestellen deze vakantie.

Spijtig genoeg zien we vanaf onze ontbijttafel weer een hele hoop grijze wolken. Nuja, zolang het niet regent!

Pitlochry is echt een schattig dorp en ik vind het jammer dat we hier geen dagje langer kunnen blijven. Om ons verdriet te verdrinken, bezoeken we dan maar de Blair Athol Distillery in Pitlochry. Blair Athol is een producent voor het whiskymerk Bell’s. Dit wil zeggen dat meer dan 99% van de whisky die hier gestookt wordt, gebruikt wordt voor de blended whisky’s van Bell. Een klein percentage wordt gebotteld en verkocht als het eigen merk Blair Athol. Zo’n fles is dus een zeldzaamheid.

We hebben geluk: we kunnen deelnemen aan de rondleiding van 10.30u. Blair Athol is blijkbaar een populaire stokerij, want er worden busladingen toeristen afgedropt. Gelukkig komen we niet in zo’n grote groep terecht. Ons groepje bestaat uit slechts vijf personen. Ideaal! We krijgen heel de uitleg opnieuw te horen, maar alweer met andere accenten. Het is ook de eerste keer dat we het gist aan het werk kunnen zien in de grote roestvrijstalen vaten (bij Oban waren dit nog authentieke houten vaten).

Onze gids legt vooral de nadruk op de zuiverheid van het gebruikte water. Blair Athol gebruikt water dat rechtstreeks als smeltwater vanuit de bergen komt en zich verzamelt in een klein riviertje. Dit heldere water is één van de drie basisingrediënten voor de whisky van Blair Athol en de otter en het water (Otterburn = otterrivier) op het etiket verwijzen hiernaar.

Natuurlijk mag er aan het eind van de rit weer geproefd worden. En krijgen we korting op de whisky’s in de shop. Omdat we het toch een beetje spijtig vonden dat we geen fles Oban gekocht hadden na onze rondleiding, kopen we hier twee flessen. Een fles exclusieve Blair Athol en een fles Oban, omdat ik Oban whisky tot nu toe het lekkerste vind.

Twee flessen whisky rijker, de zon gaat er spontaan van schijnen! Toch ongelooflijk hoe snel het weer hier kan veranderen. ’s Ochtends helemaal betrokken en fris en nog geen twee uur later volle zon en warm. Niet dat je ons hoort klagen!

Lunchen doen we naar goede gewoonte ergens onderweg. We komen terecht in het Rapha Center, een theraphy center, farm shop, conference center en coffee shop all in one. Beetje een bizarre plek, zeker omdat voor de deur een hoop oude toiletten liggen (blijkbaar is de loodgieter net met een grondige opfrissing bezig) maar de taarten die ze aanbieden zien er lekker uit. Ik geniet van een gigantisch stuk appeltaart met een bolletje ijs en mijn vriend eet een chocoladetaart.

Rond half drie komen we aan bij Stirling Castle, een machtig kasteel dat de Schotse geschiedenis eeuwenlang beheerst heeft. Volgens de legende veroverde koning Arthur het oorspronkelijke kasteel op de Saksen, maar het eerste schriftelijke bewijs dat er hier een kasteel stond, dateert van de 11de eeuw. Het huidige bouwwerk dateert van de 15de en 16de eeuw en werd in 1746 voor het laatst verdedigd, tegen de jacobieten. Van 1881 tot 1964 verbleven er rekruten van de Argyll and Sutherland Highlanders. Momenteel heeft het kasteel geen militaire functie meer.

Stirling vormt het laatste punt waarop de rivier Forth nog bevaarbaar is en geldt als poort tot de Highlands. Vanaf het kasteel zijn zeven slagvelden te zien waarop ooit voor de onafhankelijkheid van Schotland werd gestreden. Ook zichtbaar in de verte: het 67 meter hoge Wallace monument dat herinnert aan de zegen van William Wallace tegen de Engelsen in 1297 bij Stirling Bridge (u weet wel, die van de film Braveheart).

Stirling Castle is niet alleen de moeite waard vanwege het uitzicht; de Great Hall, de Chapel Royal en het Paleis zijn na uitgebreide restauratiewerken teruggebracht tot hun oude glorie. De restauratie duurde tientallen jaren en heeft erg veel geld gekost, maar het resultaat mag er zijn. Al is het soms wel even schrikken van de felle kleuren van de fresco’s op muren en plafonds.

Bij de inkom kopen we een vijfdagenpas van Historic Scotland die we drie van de vijf dagen mogen gebruiken voor een onbeperkt aantal kastelen. De vriendelijke meneer aan de kassa verzekert ons dat we ons geld er snel uit zullen hebben en suggereert nog een kasteel of drie dat we vandaag kunnen bezoeken (mind you, de meeste historische bezienswaardigheden hier sluiten om 17.30u). Wij kijken bedenkelijk, maar laten ons toch overtuigen omdat de toegang voor Edinburgh Castle ook inbegrepen is in deze pas.

We krijgen een rondleiding in Stirling Castle van een zeer goede gids die enthousiast vertelt over de rijke en turbulente geschiedenis van dit kasteel. Na de rondleiding bezoeken we het Argyll and Sutherland Highlanders museum. Dit museum heeft een veel rijkere collectie dan het museum dat we in Fort George zagen. Met ook veel memorabilia uit de eerste wereldoorlog. We worden stil van al die verschrikkelijke verhalen uit de loopgraven. Gelukkig schijnt buiten de zon.

Stirling Castle is ook gekend voor de uit hout gesneden Stirling Heads, ronde houten plafonddecoraties die de lange koninklijke lijn van de Stuarts (waartoe ook Mary Queen of Scots behoorde) moesten aantonen. De oorspronkelijke Stirling Heads in het Paleis zijn ondertussen vervangen door kleurrijke replica’s, maar ook de originele exemplaren, die door het verstrijken van de tijd hun originele verflaag verloren zijn, kan je nog bewonderen in Stirling Castle.

Natuurlijk zijn we pas rond half zes klaar met het bewonderen van Stirling Castle, veel te laat om nog drie andere kastelen te bezoeken, maar onderweg kunnen we wel nog even naar het Falkirk Wheel gaan kijken. Wanneer we volgens onze gps in de buurt van het Falkirk Wheel zijn, volgen we de bordjes. Deze bordjes leiden ons echter naar restaurant Wheelhouse, waarvan de naam ons doet vermoeden dat we effectief in de buurt zijn. Nu, geen erg, het is ondertussen al zeven uur ’s avonds en onze magen rammelen.

Het Wheelhouse is een groot, vrij nieuw restaurant dat duidelijk gebouwd is voor toeristen én dat een cocktailkaart heeft! Dat hebben we nog niet zoveel gezien in Schotland, dus ik maak van de gelegenheid gebruik om een strawberry daiquiri te bestellen. De daiquiri was te zoet, maar hey, een cocktail is een cocktail! Bij mijn cocktail at ik zalm met gamba’s, rijst en een pikant sausje. Best wel lekker.

Na ons avondmaal zetten we onze zoektocht naar het Falkirk Wheel verder. Dat blijkt dus inderdaad op een honderdtal meter van het Wheelhouse te liggen. Het Falkirk Wheel is de eerste draaiende bootlift ter wereld. In 15 minuten tilt dit fantastisch staaltje van menselijk vernuft een boot 35 meter naar boven.

Spijtig genoeg stopt het ding met werken om 18u. Dus als je daar om 19u arriveert met je bootje, kan je tot de volgende ochtend wachten. Jammer, maar goed, we kunnen het ding toch zien staan. We lopen over een brug over het Forth and Clyde kanaal om dit mechanisch wonder van dichterbij te bewonderen, tot mijn vriend mij erop wijst dat deze brug om 20u wordt afgesloten. Het is tien voor acht…

We riskeren het toch maar niet om vast te zitten aan de ene kant van een kanaal terwijl onze auto aan de andere kant staat en besluiten met de auto tot aan de andere kant van het kanaal te rijden, waar ook het visitor center zich bevindt. Jammer maar helaas, als we aankomen bij de weg die naar het Falkirk Wheele leidt, is deze… afgesloten. Sluit om 20u volgens het bordje. :-( Geen close-up van het Falkirk Wheele voor ons. Toch vreemd dat iets als een bootlift ‘s nachts wordt afgesloten.

Teleurgesteld rijden we verder naar Hotel Ceilidh-Donia in Edinburgh, een gezellig klein familiaal gerund hotel. Rond half tien komen we daar aan, we checken in, drinken nog een slaapmutsje en kruipen op tijd onder de wol.

16 juni: Van Fort William naar Pitlochry

Een ouderwetse B&B vraagt natuurlijk om een typisch Schots ontbijt: worst, spek, spiegelei, bonen in tomatensaus, warme tomaat én een Amerikaans pannenkoekje. En als dessert: een scone! Een stevig ontbijt voor een stevige beklimming! Want vandaag staat de Ben Nevis op het programma, met zijn 1343 m de hoogste berg van Groot-Brittannië.

Helaas moet ik jullie teleurstellen: we hebben ons toch maar niet aan de voettocht naar boven gewaagd, de juiste uitrusting (en de goesting) ontbreekt ons daarvoor en ik heb deze vakantie nog niet in een téléphérique gezeten! Zo’n mountain gondola is toch een veel comfortabelere manier om boven te geraken. Alleen jammer dat de wolken zich hardnekkig rond de top van de Ben Nevis blijven ophouden. In het dal zijn er grote opklaringen, maar hoe hoger we komen, hoe dichter de grijze wolken zich opeen pakken. Gelukkig zijn we op elk weerstype voorzien met onze rugzak met regenjasjes en fleeces!

We wandelen eerst naar het Sgurr Finnisg-aig viewpoint op 663 meter. Even na ons komt een eenzame heer met een gigantische rugzak naar boven gewandeld die in radiocontact is met iemand die onderaan de berg staat. We kijken nieuwsgierig naar wat de heer in kwestie allemaal uit zijn rugzak tevoorschijn tovert. Tot onze frank valt: dit heerschap gaat van de berg springen. Hangend aan een parapente.

Omdat we nog nooit een parapente in het echt hebben zien vertrekken, blijven mijn vriend en ik toekijken. Een eerste poging om van de helling te springen, mislukt (wellicht omdat wij keihard op de mens zijn vingers zitten te kijken), maar bij een tweede poging is hij wel weg. Wat een fantastisch gevoel moet dat zijn, zo op de wind naar beneden te zweven. Hij heeft er het juiste moment voor uitgekozen, want na zijn vertrek, pakken de wolken weer dichter op mekaar en de top van de Ben Nevis is nu helemaal aan het zicht onttrokken.

We stappen naar het volgende viewpoint: Meall Beag op 630 meter. Het weer verslechtert en we voelen tijdens onze wandeling fijne druppeltjes. Een stevige regenbui blijft gelukkig uit. De open ruimtes in het wolkendek verkleinen en wij besluiten weer af te dalen. Hier valt voor ons niet veel meer te zien, maar we zijn toch blij dat we de gondola in min of meer aanvaardbare weersomstandigheden hebben kunnen nemen.

Oja, tip voor de liefhebbers van mountain biking: je hebt een paar geweldige routes die langs de hellingen van Ben Nevis naar beneden lopen. Enige stuurmanskunst is wel een must, want de fietsjes die wij zagen afdalen, reden met een verschrikkelijke rotvaart door al die bochten.

Volgend doel voor vandaag: een wandeling maken in Killiecrankie. We passeren langs de Laggan Dam die in 1934 voltooid werd. Zoals we dat ondertussen gewoon zijn, stoppen we ergens langs de weg voor een licht middagmaal. We komen terecht in het wat excentrieke Pottery Bunkhouse and Coffee Shop. Alweer een combinatie van koffiebar en winkel met ambachtelijke producten, alweer een hoop volk achter de toog die mekaar voor de voeten loopt. We eten een broodje met zalm en ik neem nog een stuk taart als dessert, want ik voorzie dat we vanavond weer niet al te vroeg aan het avondmaal zullen zitten…

Rond kwart na drie komen we aan in het visitor center van Killiecrankie. Killiecrankie is beroemd geworden door de slag van juli 1689. Meer dan 6500 troepen stonden in de nauwe vallei tegenover mekaar. De regeringstroepen bevonden zich parallel met de rivier, terwijl de Jacobieten op hoger terrein boven hen stonden opgesteld. Al bij voorbaat een bijna verloren positie natuurlijk. In een bloedig man-tot-man gevecht worden de regeringstroepen in de pan gehakt. Ongeveer 3000 mannen sneuvelen of raken gewond die dag. Eén van de soldaten van het regeringsleger Donald MacBean, achterna gezeten door de Jacobieten, lukt een spectaculaire dodensprong van vijf en een halve meter over de rivier Garry. Een plek die ooit doordrenkt was van bloed, maar nu een prachtige plek is om te wandelen.

Het kost ons wat moeite om het begin van de wandeling te vinden. In het algemeen vinden we dat de bewegwijzering van de wandelroutes in Schotland te wensen overlaat. Soms lijken aanduidingen verdwenen, op splitsingen staat soms gewoon geen aanduiding en het startpunt is vaak niet of zeer slecht aangeduid. Ruimte voor verbetering!

Rond half vier starten we effectief met de wandeling. De route volgt de loop van de rivier Garry en vervolgens de oevers van Loch Faskally. De omgeving is tamelijk vlak, maar omringd door bergen. Het natuurschoon dat we passeren is zeer gevarieerd, met witte keienstranden, indrukwekkende stroomversnellingen, mooie vergezichten en een prachtig loofbos. We zien de plek waar brigadier Barthold Balfour van de Hollandse brigade gesneuveld is, komen voorbij een waterkrachtcentrale, een herdenkingsboog voor de arbeiders die omkwamen bij de bouw van de Clunie Dam en de Coronation Bridge die in 1911 gebouwd werd ter ere van de kroning van George V.

Tijdens de wandeling zien we sportievelingen in wetsuits drijvend in kleine ronde opblaasbootjes de rivier afdalen. Ziet er nog plezant uit! Ze zijn bijna aan het eind van hun tocht en dan worden er natuurlijk zotte toeren uitgehaald. Twee mannen gaan rechtstaan in hun bootje, iets wat uiteraard afloopt in het water. Grappig om zien. We komen ook voorbij een brug waar je kan bungee jumpen, maar we zien geen waaghalzen aan het werk.

De wandeling is echt schitterend, we genieten van de natuur en de frisse buitenlucht, iets waar we bij ons in België niet genoeg de tijd voor nemen. Zonde.

We wandelen tot ongeveer kwart voor acht. Dat stuk taart is op dat moment al lang verteerd. Gelukkig hadden we nog koekjes bij!

Tijdens de wandeling belden we naar onze B&B Beinn Bhracaigh (al die B&B’s hebben lastige namen) in Pitlochry om te laten weten dat we wat later zouden arriveren. Om acht uur stip rijden we de oprit op. De B&B ziet er erg gezellig uit, maar wat een doolhof! Via de inkomhal door de bar naar de eetzaal langs een trappenhal door een gang vinden we onze kamer, die er piekfijn verzorgd uitziet en erg lekker ruikt! Hoera voor lekker ruikende kamers!

Pitlochry is een charmant dorpje met mooie huizen, veel restaurants en een aangename hoofdstraat. Jammer dat we hier niet langer dan één nacht blijven! We dineren rond kwart voor negen: mijn vriend eet een burger en ik haggis, neeps and tatties! Als slaapmutsje besluiten we nog iets te gaan drinken in de honesty bar. Het principe van zo’n honesty bar is simpel: je schenkt jezelf eender welk drankje uit gebruik makende van de maatbekers die voorhanden zijn en notert achteraf mooi wat je gedronken hebt. Heel fijn systeem! Ik waag me nog eens aan een glas Glayva en mijn vriend, tja, wat denken jullie?

Het valt trouwens op dat de Schotten nog geloven in eerlijkheid. Zo telde de mevrouw van wie we onze postkaartjes kochten niet na of het aantal dat wij vernoemden wel degelijk klopte, deuren van B&B’s blijven hier zomaar open zonder dat iemand zich zorgen maakt om bestolen te worden, parkings zonder bewaking waar men heel vriendelijk verzoekt het gewenste bedrag in een envelop achter te laten, bij rondleidingen wordt niet nagegaan of je effectief wel over een ticket beschikt,… Heel fijn allemaal!