En ik die dacht…

Dat alleen vrouwen een schoenenfetisjisme hadden.

Deze middag zijn we iets gaan eten in de Improvisio met een Healthy lunch-bongobon. Of tonijn met lintpasta echt zó healthy is, weet ik niet, maar ik vond alleszins dat we veel te lang op ons eten moesten wachten. Nu geef ik toe dat we in Amerika op dat vlak verwend zijn, maar drie kwartier voor een simpele lunch is toch echt te veel. Vooral als je zag dat mensen die na ons aangekomen waren, eerder bediend werden.

Na het eten sprongen we nog even binnen bij onze favoriete kledingzaak in Leuven (Ritss boetiek in de Mechelsestraat). Solden zijn altijd een goeie aanleiding om de kleerkast van mijn vriend wat aan te vullen. Twintig minuten later, was hij met vijf hemden (drie met lange, twee met korte mouwen) rijker. En nog eens tien minuten later hadden we een nieuw paar schoenen voor hem gekocht. Efficiënt winkelen, ik blijf een fan.

Nieuwe kleren betekent natuurlijk dat er plaats gemaakt moet worden in de kleerkast, dus haalde ik er alles uit wat hij al meer dan een jaar niet meer had aangedaan. De mensen van ‘t Spit zullen ons dankbaar zijn. Nu ik toch bezig was, onderworp ik ook de schoenen aan een opruimactie. Schoenen die niet meer gedragen werden en te versleten waren, gooide ik weg, andere gingen in de zak voor ‘t Spit. Toen ik het echter waagde om voor te stellen dat heel oude en versleten paar bergschoenen met de opzichtige gele veters weg te gooien, brak de hel los. Hij had al wat geprutteld bij sommige schoenen en kledingstukken, maar de bergschoenen stootten op een resoluut njet. Na een kleine fysieke worsteling heb ik het dan maar opgegeven. De bergschoenen blijven.

Volgend jaar nog eens proberen.

Fotovoorstelling Amerikareis

Gisteren hebben we de spits afgebeten met de eerste fotovoorstelling van onze Amerikareis bij L en J. Onze samenkomst was spontaan tot stand gekomen. L was erin geslaagd de dag vóór ons feest (dat btw géén trouwfeest was) zijn enkel te breken en zijn ligamenten te scheuren tijdens een partijtje paintball. Ipv gezellig mee te komen vieren, lag hij te kermen ergens in een ziekenhuis terwijl zijn voet hing te bungelen aan zijn been. Dat komt ervan de stoere te willen uithangen. 😉

Na onze thuiskomst stuurde ik een mailtje naar L om te vragen of we op ziekenbezoek konden komen en of hij eventueel geïnteresseerd was om wat foto’s te zien van Amerika. Dat was hij. De verdere afspraken waren snel gemaakt. Mijn vriend en ik haalden gisterenavond Thais voor vier personen en we aten dat gezellig bij L en J thuis op. Ik had snel, snel nog een flesje wijn meegegrist om bij het eten te drinken en dat bleek een echte meevaller te zijn. Het was een fles wijn waarvan mijn vriend ooit eens een kistje cadeau gekregen had van een collega. Toen we de eerste flessen daarvan dronken, vonden we ze wat tegenvallen. Maar nu bleek dat we gewoon te snel van de flessen gedronken hadden. Ze hadden gewoon wat tijd nodig om te rijpen. Stom, stom.

Tijdens de fotovoorstelling verveelde ik onze gastheer en gastvrouw met veel te lange uitweidingen over architectuur een geschiedenis, terwijl mijn vriend mij de hele tijd zat aan te manen om toch maar sneller door de foto’s te gaan. En dan zaten ze mij ook nog uit te lachen met mijn geklungel met de muis. Tss! Toen onze gastvrouw bijna in slaap viel (ik moet nog wat aan mijn vertelkunsten schaven, vrees ik) en mijn vriend een beetje té goedgezind werd van al die wodka, trokken we naar huis.

Op naar de volgende fotovoorstelling.

5 juli: Cheesecake, Statue of Liberty, Ellis Island, Empire State Building, Grand Central Station en nog veel meer

Een drukke dag voor de boeg. De laatste dag die H in New York zou doorbrengen. Er waren nog een hoop dingen die hij wilde bezoeken, voordat hij ‘s avonds op het vliegtuig naar Chicago zou stappen. We stonden extra vroeg op en sloegen zelfs onze ochtendlijke douche over. Wat een mens al niet doet uit vriendschap. 😉

We ontbeten in supersneltempo (ik denk dat ik sinds ik in New York ben alleen nog maar in supersneltempo ontbeten heb, de jachtigheid van de grootstad heeft me in zijn greep). We nuttigden ons ontbijt bij Junior’s. Ik dacht: “Hey, laat ik eens gezond doen en een yoghurtje als ontbijt nemen.” Maar omdat een yoghurtje alleen me ook zo zielig leek, liet ik me verleiden door (volgens de menukaart) de World’s Most Fabulous Cheesecake.

Een kleine misrekening, zo bleek. Mijn yoghurt met fruit en granola was gigantisch en vulde enorm. De cheesecake stond naast mijn bord te blinken. Ik nam één hap en meteen werden er signalen naar mijn hersenen gestuurd dat mijn maag echt vol zat. Er kon geen tweede hap, laat staan de rest van de cheesecake meer bij. En toen deed ik iets wat ik nog nooit had gedaan. Ik vroeg of ik een doosje kon krijgen om mijn cheesecake mee te nemen. Jaja, de Amerikaanse gewoonten begonnen me in hun greep te krijgen. 😉

Om zoveel mogelijk tijd te besparen, namen we een taxi naar de ferry. Ik had gedacht dat we in New York heel veel gebruik zouden maken van de metro, maar door de alomtegenwoordigheid van taxi’s was de verleiding om snel een taxi te roepen om je van punt A naar punt B te brengen gewoon te groot. We namen tijdens ons ganse verblijf in New York slechts één maal de metro (schaam, schaam, en dat terwijl ik zo’n grote voorstander van het openbaar vervoer ben).

De taxirit naar de ferry was een belevenis op zich. De chauffeur feliciteerde ons bij het instappen omdat we de enige taxi in New York gevonden hadden die bestuurd werd door iemand die effectief in Amerika geboren was. En het klopte wel, de vorige taxi’s die we genomen hadden, werden, te oordelen aan de zware accenten waarmee de chauffeurs spraken, bestuurd door inwijkelingen.

Onze chauffeur was niet te stoppen. Na de standaardvraag: “Where are you from?” kregen we een heel verhaal te horen. Over hoe hij eerst eigenaar van een bar was, daarna in de immobiliënsector was gestapt, maar dat daar nu geen geld meer mee te verdienen viel en dat hij daarom taxichauffeur geworden was. Ja, dat Belgische bier, ja, dat kende hij als baruitbater natuurlijk heel goed. Dat hij in zijn jonge jaren met de Harley Davidson door Europa getrokken had. Dat hij tijdens die reis was beginnen knokken ergens in een kroeg in Noord-Italië en dat hij vervolgens door de Italiaanse politie de grens overgezet was. En dat de mensen hem altijd vroegen wat hij van dit of dat land vond en dat hij dan antwoordde: “I don’t know, I’ve only seen the bars.” Als laatste goeie raad gaf hij ons mee dat we maar veel moesten roken (tabak én wiet) en drinken nu we nog jong waren. De rit was een hele belevenis. 😉

Na de taxirit namen we de veerboot naar Liberty Island waar we het cadeautje van de staat Frankrijk bewonderden. Een koperen, flink uit de kluiten gewassen madame. We hadden gehoopt de kroon van het vrijheidsbeeld te kunnen bezoeken, maar de tickets waren al lang op voorhand uitverkocht. En hoewel H zijn best gedaan had om tickets vast te krijgen, was dit niet gelukt. We deden een poging om de rest van de cheesecake op te eten en wandelden rond het beeld. We namen wat typische toeristenfotootjes. We zochten naar een 9/11 memorial dat op de kaart stond aangegeven, maar onvindbaar bleek en volgens één van de locals op een ander eiland lag. We sloegen het museum over en namen de ferry naar Ellis Island.

Ellis Island is een eiland dat vroeger één van de toegangspoorten tot de USA vormde. In totaal kwamen er zo’n 12 miljoen migranten via Ellis Island het land binnen. We kregen een rondleiding van een ranger op pensioen die ons uit de doeken deed hoe de verwerkingsprocedure van een doorsnee immigrant in zijn werk ging. Ik vond het hele proces erg onmenselijk aandoen: die medische controle na de lange bootreis op mekaar gepakt in derde klasse, het scheiden van de zieken van de gezonden, de slaapzalen met drie stapelbedden boven mekaar waarin de familie van de zieke moest wachten tot die laatste genezen was, de juridische controle,… Een bureaucratisch proces heeft natuurlijk altijd dat afstandelijke, dat tikkeltje onmenselijke in zich. Uiteindelijk werden slechts 2% van de inwijkelingen geweigerd en terug op de boot naar Europa gezet.

We namen de ferry terug naar Manhatten en lieten ons door een taxi voor het Empire State Building afzetten. Het Empire State Building is met 381 meter de hoogste wolkenkrabber in New York. We hadden ons voorbereid op lange wachtrijen, maar uiteindelijk bereikten we de top in een kleine twintig minuten. We sloegen een deel van de wachtrijen over door de laatste zes verdiepingen naar het observatory op de 86ste verdieping met de trap te doen. Goed om al die cheesecake te verbranden. 😉 Verdieping 102 bezochten we niet, omdat dit ons afgeraden werd door de vader van H die het niet de moeite vond om er de extra kostprijs voor te betalen.

Na het Empire State Building bezochten we in zeven haasten de New York Public Library, Grand Central Station, St Patrick’s Cathedral en Rockefeller Plaza. Als alternatief voor de lunch aten we onderweg snel een chocolate chip cookie. So much to see, so little time. Na deze laatste eindsprint hadden we alles gezien wat nog op H zijn verlanglijstje stond. Hij kon met een gerust gemoed naar Chicago vertrekken.

We vergezelden H naar het hotel, wuifden hem uit en bezwoeren onszelf de rest van de avond in een trager tempo door te brengen. We aten ons avondmaal (vis, gezond!) in de buitenlucht op Rockefeller Plaza, met uitzicht op de lelijkste fontein ooit Boven de fontein zweefde een aartslelijk, verguld beeld van Prometheus. Gelukkig zat ik er met mijn rug naartoe.

De rest van de avond brachten we door op de hotelkamer. Eindelijk was het gedaan met de stiekeme, stille seks onder de lakens. 😉

4 juli 2009: Independance day in New York

The fourth of july. Met het verkeerde been uit bed gestapt, vandaag. Te weinig en slecht geslapen, een ontbijt to go gekocht in een veel te hectische broodjeszaak, het brood dat mijn omelet vergezelde bleek doordrenkt met olie en liet een gigantische vetvlek achter op mijn favoriete kleedje. Allemaal kleine dingen die mijn humeur tot onder het vriespunt lieten zakken. Jammer, want de zon scheen en de lucht was stralend blauw.

We aten ons ontbijt to go op Times Square. Ik weet eerlijk gezegd niet wat ik van dit bekende plein verwacht had, maar ik vond het lelijk, lelijk, lelijk. Het was niet eens een echt plein. Eerder een strook gewrongen tussen druk verkeer. Het ganse plein is omgeven door schreeuwerige billboards met flitsende reclame. Het is nog lelijker dan Piccadilly Circus in Londen. Piccadilly Circus heeft ten minste nog een mooi Eros-beeldje om de lelijkheid te doorbreken. Op Times Square word je bovendien om de vijf minuten aangeklampt door iemand die je een ritje met een bus, een ticket voor standup comedy, een ticket voor een talkshow en ga zo maar door wil aansmeren. Ik krijg het daar een beetje van op mijn heupen.

We lieten het drukke en lawaaierige Times Square snel achter ons en gingen naar Central Park. Een groene oase in het midden van de drukke stad. Veel beter voor mijn humeur. 😉 Central Park is werkelijk prachtig, alleen laat de bewegwijzering een beetje te wensen over. Van die handige bordjes die aangeven waar de belangrijke attracties in het park zich bevinden, ‘t zou gemakkelijk zijn. Nu moesten we telkens voorbijgangers lastig vallen om de weg te vragen.

We zagen de Bethesda Fountain, kuierden over the Mall, wandelden door Strawberry Fields dat ingericht werd ter nagedachtenis van John Lennon, keken naar de schildpadden in de Turtle Pond, en genoten van het uitzicht vanaf Belvedere Castle. Central Park is echt gigantisch groot. Je kan er makkelijk een dag in rondwandelen en naar de eekhoorntjes en andere beestjes kijken. Heel mooi.

In Central Park ligt het Metropolitan Museum of Art, één van de grootste musea ter wereld. Een beetje het Louvre op Amerikaanse bodem. De volledige collectie omvat 200,000 stukken. Ik vraag me af of de curatoren die zelf ooit allemaal gezien hebben. We lunchten in het museum en de vaststelling die we al eerder gedaan hadden:, dat het eten in musea gezond en lekker is, gold ook hier. Ik schepte een berg sla op aan de salad bar. Verse groenten, jui! En de ravioli met bospaddenstoelen was echt lekker.

Daarna sloten we aan bij de gratis rondleiding in het museum. Een gepensioneerde vrijwilliger leidde ons van een Griekse kouros, over Afrikaanse en Azteekse kunst, naar negentiende-eeuws beeldhouwwerk en twintigste-eeuwse schilderkunst. We zagen een bijzonder houten beeld van een jonge viriele Johannes de Doper dat gevonden werd op een rommelmarkt en sloten af met de impressionisten.

Ik heb nog nooit zo’n boeiende rondleiding gehad. De gids vertelde geen droog verhaal over kunststromingen, schildertechnieken en data, neen, hij weefde aan de hand van de door hem getoonde kunstwerken een heel verhaal dat kunst, filosofie, religie en wetenschap verbond. Zelfs Einstein werd geciteerd. Fantastisch. Ik was zwaar onder de indruk van de welsprekendheid waarmee hij zijn kennis tentoon spreidde. In een anekdote vertelde hij dat hij ooit Catherine Deneuve had rondgeleid die niet bepaald onder de indruk geweest was van de kunst die hij toonde. Nu, ik was dat wel.

Wist je trouwens dat “het kleine museum dat niemand ooit bezoekt” waarnaar verwezen wordt in The Age of Innocence het Met is?

Na de rondleiding verkenden we het Metropolitan Museum verder op ons eentje. We bleven even hangen bij de impressionisten en gingen daarna iets drinken op het dak van het museum. Ja, op het dak van het Met kan je cocktails drinken terwijl je geniet van het schitterende uitzicht op New York en het boeiende kunstwerk Maelstrom van Roxy Paine.

Ondertussen was het alweer later dan verwacht. We hadden afgesproken met vrienden van H uit België die toevallig ook met vakantie in New York waren om samen naar het vuurwerk aan de Hudson te gaan kijken. We renden op een drafje door de Egyptische kunstcollectie, namen een taxi naar het hotel waar ik eindelijk mijn bevlekt kleedje kon omruilen voor een propere outfit en aten in een recordtempo (een half uur!) bij een Italiaan.

We waren een paar minuten te laat op onze afspraak en het mag een wonder heten dat het er niet meer waren. C en M stonden al op ons te wachten. We wandelden samen naar de Hudson en maakte kennis met mekaar. Eens te meer bleek dat six degrees of separation geen verzinsel is. C en ik bleken, naast H, nog een andere gemeenschappelijke kennis te hebben.

Zo’n twee uur voor de start van het vuurwerk waren we ter plaatse. Mooi op tijd zou je denken. Wel, er waren mensen die nog veel meer op tijd waren, met opklapstoeltjes en al. We geraakten niet verder dan een zijstraat waar het uitzicht nogal hinderlijk geblokkeerd werd door een paar bomen en een huizenblok. Op andere plaatsen was het niet veel beter, want er werd niemand van de toeschouwers toegelaten tot vlak bij het water uit veiligheidsoverwegingen.

Volk, mensen, volk, Liefhebbers van crowdsurfen zouden zeker een paar huizenblokken kunnen surfen op de handen van de toeschouwers, als de massaal aanwezige politie ze al niet eerder uit de massa zou plukken, natuurlijk. Het vuurwerk was een massaspektakel zoals ik er nog nooit één heb meegemaakt. Ik las ergens dat meer dan 22 ton vuurwerk de lucht ingeschoten werd, maar of dit correct is, weet ik niet. Het vuurwerk werd afgeschoten vanaf boten op de Hudson. Men had gekozen voor deze plek omdat het dit jaar exact 400 jaar geleden is dat de Nederlander Henry Hudson de Hudson rivier ontdekte en zo aan de basis lag van het ontstaan van New York.

Het vuurwerk was magistraal. Vuurpijlen die zich ontvouwden tot dobbelstenen, strikjes, hartjes. Blauw, wit en rood voerden de boventoon. Het was adembenemend. Na het vuurwerk volgden we de mensenmassa richting centrum. We kwamen terecht op Times Square waar we besloten onze kans te wagen en iets te gaan drinken in het Hard Rock Café. We vonden een plaatsje aan een toog. Maar wat een tegenvaller bleek dat te zijn. Onvriendelijk personeel, te dure drankjes, waterige mojito’s, een bloody mary met een preistengel erin. Dit was mijn eerste bezoek aan een etablissement van de Hard Rock keten, maar je zal er mij niet snel terugzien. Gelukkig maakte het uitstekende gezelschap veel goed!

3 juli 2009: Helicoptervlucht, Ground Zero, Federal Reserve en sushi

Ontbijt in het gezelschap van de ouders en het zusje van H in Pigalle. Traditiegetrouw hadden we deze reis weer VISA-proberen. De VISA van mijn vriend weigerde dienst. Niet leuk als je van plan bent bijna al je reisuitgaven met VISA te betalen. Die dollerbiljetten lijken allemaal zo hard op mekaar en ‘t is toch zo gemakkelijk, nietwaar?

Een telefoontje naar de bank bracht geen opheldering over het waarom van het niet-functioneren. We werden doorverwezen naar de Bank Card Company, die ons wel konden verder helpen. De VISA-kaart van mijn vriend bleek geblokkeerd te zijn wegens verdachte transacties. Blijkbaar werd er de laatste tijd in Amerika veel gefraudeerd met VISA-kaarten uit België. Leuk als je kaart zomaar ongevraagd geblokkeerd wordt. Niemand die je daarvan op de hoogte brengt, maar je staat wel met het schaamrood op de wangen in de winkel als er plots de boodschap “denied” verschijnt. Gelukkig kon de blokkering snel ongedaan gemaakt worden.

Na het ontbijt spoedden we ons taxigewijs naar de oevers van de Hudson voor een helikoptervlucht naar het vrijheidsbeeld en terug. Mijn eerste helikoptervlucht ooit! Na wat veiligheidsinstructies (steek je handen niet tussen de draaiende rotoren en mijn vriend die het nodig vond om te vertellen dat hij ooit een filmpje van een dergelijk event gezien had) repten we ons naar het heliplatform. De mama van H bleef achter om op onze spullen te passen. Ze heeft hoogtevrees en durfde het niet aan om ons te vergezellen. Acht minuten lang vlogen we met ons vijven boven de Hudson en bewonderden we New York vanuit de lucht. Acht minuten is veel te kort, dat kan ik jullie wel vertellen, maar het was een onvergetelijke belevenis.

Om te bekomen van de helikoptervlucht maakten we een wandeling over de Greenway langs de oevers van de Hudson. De Greenway is een mooi voet-, jog- en fietspad dat helemaal rond Manhattan loopt. We kochten een ijsje en zochten een plekje op een bankje. Helaas belandde de helft van mijn ijsje op mijn kleren en op de grond. Gelukkig had ik een kleedje aan dat de plekken iet of wat camoufleerde.

Na het ijsje namen we een taxi naar de site van het voormalige World Trade Center, dat nu een drukke bouwwerf is in het midden van de stad. Goed om zien dat, na al dat gekibbel, dit lelijke litteken in het midden van de stad eindelijk weggewerkt wordt. Het was vreemd te staan op de plek waar vroeger de twee torens stonden en me de beelden van ondertussen al acht jaar geleden weer voor de geest te halen. Onwezenlijk bijna, want buiten een gedenkteken in een zijstraat is er weinig wat herinnert aan de aanslag.

Vlakbij de WTC-site ligt het World Financial Center met de mooie Winter Garden, één en al glas en palmbomen. We aten een snelle hap bij Cosí, een soort van fastfood restaurant waar je pizza’s, belegde broodjes en slaatjes kon krijgen. Ik nam een slaatje, kwestie van de uitspatting van de dag voordien een beetje te compenseren. Jammer genoeg viel het eten niet in de smaak bij de ouders van H. Ik denk dat de mama alleen een beetje droog brood gegeten heeft.

Tijd voor onze rondleiding bij de Federal Reserve Bank. We passeerden voor de zoveelste keer een security check point en werden goed bevonden om de goudvoorraad in de kluizen te bekijken. Terwijl we wachtten op de gids bekeken we de collectie munten en bankbriefjes. We bewonderden de 1933 Double Eagle, het duurste muntstuk aller tijden. 7,59 miljoen dollar had iemand voor dit muntstuk over om het daarna uit te lenen aan de Federal Reserve.

We kregen tijdens de rondleiding wat filmpjes te zien over de werking van de Federal Reserve en daarna daalden we af tot de kluizen. We zagen door de tralies heen een berg goudstaven en de weegschaal die gebruikt wordt om het goud te wegen. De medewerkers die met de goudstaven werken, moeten speciale schoenenbeschermers uit aluminium dragen om hun tenen te beschermen tegen vallende goudstaven.

Op zich vond ik het bezoek wel boeiend, maar ik had er meer van verwacht. De Federal Reserve mikt duidelijk op het wow-effect van het bezoek aan de kluis, zodat je thuis kan zeggen dat je langs een stuk of honderd goudstaven gestaan hebt. Het wegen van het goud en het afsluiten van de kluizen gebeurt trouwens nog altijd volledig mechanisch, omdat men niet van de elektriciteitsvoorziening afhankelijk wil zijn. Als afscheidsgeschenkje kregen we een zakje met verscheurd geld cadeau. Een cadeautje dat ik gracieus afstond aan de ouders van H, per slot van rekening is het maar een zakje papier.
Daarna kuierden we wat rond in het financial district. Het wemelde er van de toeristen die allemaal graag bij de Wall Street Bull wilden poseren. En als het niet lukte bij de voorkant, dan maar bij de achterkant (waar de geslachtsorganen duidelijk in beeld bengelden).

Tijd om afscheid te nemen van de ouders en het zusje van H die dezelfde dag nog naar Washington vlogen. Het was leuk om met een groepje van zes op stap te zijn, maar stiekem was ik opgelucht dat ze ons niet langer vergezelden. Mijn vriend en ik waren voortdurend bezig de groep samen te houden. De moeder van H liep altijd vijftig meter voorop, terwijl de vader achteraan liep te treuzelen en foto’s te nemen. En wij daar tussenin, bang dat we iemand kwijt zouden geraken. Heel vermoeiend. 😉 We bedankten hen nogmaals voor de traktatie en wuifden tot hun taxi uit het zicht verdween.

Ons gehalveerde groepje slaakte een zucht van opluchting en we zochten meteen een terrasje op om wat te bekomen. Tijd voor cocktails. Vriend H vroeg zich ietwat bezorgd af of het niet te vroeg was voor cocktails. Mijn vriend en ik stelden hem onmiddellijk gerust. Het is nooit te vroeg voor cocktails. 😉 Het moet gezegd, over de cocktails in New York kan ik beslist niet klagen. De cocktails zijn échte cocktails, niet één of ander zoet, waterig goedje.

Nadat we nieuwe energie opgedaan hadden, namen we de veerboot naar Staten Island. Niet dat we daar iets gingen bezoeken, gewoon voor het tochtje over de Hudson en het zicht op het vrijheidsbeeld. De zon deed haar best om de herinnering aan de stortregens bij onze aankomst uit te vegen en scheen volop op onze hoofden en armen. De zonnecrème werd bovengehaald.

Terug in Manhattan gingen we op zoek naar een geschikt restaurantje. We hadden alledrie zin in sushi. (De kans dat ik zin heb in sushi is meestal groot.) De Lonely Planet gids van vriend H raadde ons restaurant Megu aan. We sloegen ergens een klein straatje in en glipten door een kleine deur om vervolgens in een andere wereld terecht te komen.

Achter de onopvallende deur en gevel school een groot restaurant met een aparte, sfeervolle bar. We waren vroeg en kregen een prachtig tafeltje naast de levensgrote, uit ijs gehouwen boeddha. I kid you not: naast ons stond een ijsboeddha te smelten.

Terwijl het licht in het ijs speelde, bestelden we drie voorgerechtjes en twee sushi-schotels. Goedkoop was het niet, maar het eten en de atmosfeer konden de concurrentie met Daniel zeker aan. Ik denk dat ik nog nooit zo lekkere sushi gegeten heb. De verschillende soorten tonijn waren boterzacht. Alleen het voorgerechtje van H was een beetje gewoontjes.

Voor het slapengaan maakten we een wandeling over de nachtelijke Brooklyn Bridge. We keken naar de verlichte stad en voelden ons perfect gelukkig.

2 juli 2009: New York State Capitol in Albany en dineren bij Daniel in New York

Bij het opstaan deze ochtend werd duidelijk hoe geliefd ik ben bij de Adirondack muggen. Geloof het of niet, in totaal telde ik meer dan twaalf muggenbeten, waarvan er vier een mooi rijtje op mijn billen vormden. Nu vraag ik je! Hoe komt zo’n mug daar terecht? Het ergste is dat ik erg allergisch reageer op die beten, waardoor ze jeuken als gek en de huid twee centimeter rondom vuurrood, hard en dik wordt. Niet leuk.

We pakten alweer onze valiezen. Vandaag stond New York op het programma. Eerst maakten we een korte stop bij het New York State Capitol in Albany. De lucht was dreigend grijs en al gauw werd die dreiging realiteit. Yep, stortregen. We haastten ons het gebouw binnen.

Binnen wachtte ons een waar doolhof aan gangen en zalen. We moesten verschillende keren de weg vragen, want we bleven maar in cirkels ronddraaien. Uiteindelijk vonden we de monumentale trap die het centrum van het state capitol vormde. De trap was inderdaad indrukwekkend en kostte een fortuin, maar mooi, neen, daarvoor vond ik het net iets te protserig.

Via de trap geraakten we in de barokke senaatskamer, het hart van de staat New York. Een gigantische zaal die perfect paste bij het protserige, kitcherig aandoende karakter van de rest van het gebouw. We hadden de senaatskamer helemaal voor ons alleen. Blijkbaar slaagden andere toeristen er niet in tot in het hart van dit gebouw door te dringen. 😉 Natuurlijk bleven we weer langer dan gepland en vertrokken we uit Albany met vertraging op ons schema.

De reis naar New York werd bemoeilijkt door het slechte weer, gelukkig gebeurden er geen ongelukken. We zagen nog enkele herten langs de kant van de weg en ik werkte naarstig verder aan mijn reisverslag. Rond het middaguur aten we iets in zo’n typisch Amerikaanse diner, waarvan het interieur waarschijnlijk al twintig jaar niet meer veranderd was. Geleerd door mijn eerdere ervaring in Malone, hield ik me ver van de sandwiches en bestelde ik een wrap met kip, waarvan ik de helft moest laten liggen wegens veel te groot.

Hoe dichter we New York naderden, hoe drukker het verkeer en al gauw zaten we in de file. Rond twee uur in de namiddag, stel je voor. Hoffelijkheid in het verkeer heeft in New York nog geen opgang gemaakt, want onze wagen werd om de haverklap de pas afgesneden, niemand liet ons ertussen als we van baanvak moesten veranderen en knipperlichten gebruiken was blijkbaar optioneel. Ik was blij dat ik niet achter het stuur zat. Gelukkig heeft vriend H stalen zenuwen en had hij de beste co-piloot ter wereld. 😉

Toen we Manhatten binnenreden, brak het wolkendek open en scheen zowaar de zon. Symbolisch? We slaakten een zucht van verlichting toen we de verkeerschaos achter ons konden laten en de auto bij het Belvedere hotel parkeerden. We laadden onze bagage uit en namen afscheid van de wagen die ons een week trouw gediend had.

We spoelden de modder en het zweet van de reis van ons af en maakten ons klaar voor onze dinnerdate. Twee dagen voordien waren de ouders en het zusje van vriend H in New York geland. Om het weerzien met hun zoon te vieren, hadden ze een tafel gereserveerd in het poepchique restaurant Daniel. Zo’n restaurant waar een kostuum met das verplicht is en er bijna evenveel personeel rondloopt als er klanten zijn.

We zagen er een beetje verfromfraaid uit. Bijna drie weken reizen en telkens opnieuw je koffer moeten maken, is niet echt bevorderlijk om er ongekreukt uit te zien. Maar dat lieten we niet aan ons hart komen. Helemaal opgedirkt, volgde de hereniging met de ouders van vriend H, die ons uitgebreid verslag deden van hun bagageperikelen. Bij aankomst in New York bleek dat hun bagage niet met hen was meegereisd. Tot nu toe is dit ons gelukkig nog nooit overkomen, maar telkens als ik aan een bagageband sta, hou ik mijn hart vast tot ik onze koffers zie aangerold komen. Het lijkt me vreselijk om enkele dagen zonder je bagage te zitten. De ouders van H namen het al bij al nog goed op. Ze hadden een ganse dag mogen winkelen, gedeeltelijk terugbetaald door de reisverzekering en vooral het zusje van H had het geweldig gevonden.

En hoe was het eten bij Daniel? Subliem. We kozen voor een driegangenmenu met aangepaste wijnen en werden door de staf werkelijk in de watten gelegd. We dronken in de bar een cocktail voordat we naar onze tafel gebracht werd. Onze cocktails werden achterna gebracht door het personeel en werden één voor één bij de juiste personen geplaatst. Ik had een cocktail met een grote ijsbol met daarin een bevroren orchidee. Een originele serveertruc die ik zelf ook eens moet proberen. 😉

Het eten was prachtig geserveerd en smaakte verrukkelijk. Ik had een heel bijzonder voorgerecht: een soort taartje van spruitjes gecombineerd met Sint-Jacobsvruchten. Zeer verfijnd. De eend als hoofdgerecht was al even lekker. Als dessert deed ik lekker zondig met kersen en veel chocolade.

Op een zeker moment kwam de ober naar onze tafel en vroeg hij of we een bijzondere gelegenheid vierden. De papa van H zei al grappend, op mij wijzend: “Ja, de verjaardag van deze jongedame.” Natuurlijk beaamde ik dit al gekscherend. De ober lachte wat en ging weg. Waarna ik niet één, maar twee desserts kreeg. Het tweede dessert was opgesmukt met een brandend kaarsje en er stond “Happy Birthday” op geschreven in chocoladeletters. En zo komt het dat ik in New York opnieuw mijn éénentwintigste verjaardag gevierd heb. 😉

De avond was geslaagd op alle vlakken. Het weerzien tussen H en zijn ouders en zusje was hartelijk. Het klikte goed met ons gezelschap, onze smaakpapillen werden verwend en de papa van H stond erop om de rekening te betalen. Ons verblijf in New York was goed van start gegaan.

1 juli 2009: Adirondack

Vroeg opgestaan en ontbeten in het hotel, want er stond een lange rit van Montreal naar Albany op het programma. We kozen ervoor de highway te vermijden en dwars door Adirondack park naar het zuiden te rijden om te genieten van het natuurschoon. Een beetje afwisseling na al die steden kon geen kwaad.

‘s Middags stopten we in het godvergeten stadje Malone om ons middagmaal te nuttigen. De dienster in Hostler’s Family restaurant dacht dat we Canadezen waren. Blijkbaar zien ze in Malone niet veel Europeanen, te oordelen aan haar verraste uitroep “ You’re Europeans?”. Kunnen ze de komende maand tegen al hun klanten zeggen: “Did you know we had Europeans in our restaurant?”

Ik bestelde een sandwich met kalkoen. Een mens zou denken dat je daar niets mis mee kan doen. Think again. Ik kreeg slap wit brood met daartussen een paar plakjes kalkoen dat dreef in een plas smaakloze lichtgele saus die vaag iets weg had van sause Hollandaise. Het trok op niks en ik liet het merendeel dan ook staan.

We lieten Malone achter ons en reden verder naar het Visitor Interpretive Center van Adirondack park in Paul Smiths. We waren van plan om enkele trails te wandelen in het prachtige natuurpark. In het Visitor Center kregen we van de vriendelijke meneer aan het onthaal een plannetje van de wandelroutes. We vroegen hem of er soms regen verwacht werd, want onderweg hadden we de lucht donkerder zien worden. Hij keek live op de radar en zei dat het waarschijnlijk zou meevallen. Misschien een paar kleine regenbuitjes, want er waren wat kleine wolkjes te zien op de radar. Voor de zekerheid namen we toch maar onze paraplu mee. Ervan uitgaand dat wie een paraplu meeneemt, hem meestal niet nodig heeft.

Het eerste kwartier van de wandeling was erg aangenaam. We zagen een reiger, keken uit over moerasgrond en genoten van het gekwaak van de kikkers en het gefluit van de vogels. Iets minder leuk was de interesse die de muggen voor ons hadden. Er waren niet veel wandelaars in het park, dus zochten ze massaal onze armen en benen op.

Na een kwartier begon het lichtjes te druppelen. We lieten ons door die paar druppels niet van de wijs brengen en wandelden verder tot aan de Shingle Mill Falls. Daar zagen we onze tweede reiger. Ik was net volop bezig met het dier te vereeuwigen toen de hemelsluizen opengezet werden. Het regende niet, het goot, het gutste, het was een regelrechte wolkbreuk. We openden onze paraplu’s en hoopten dat de bui snel zou over waaien. Deze hoop bleek tevergeefs te zijn. De regen gutste uit de hemel en noodzaakte ons een schuilplaats te zoeken in een houten hut langs het trail.

We wachtten en wachtten tot de regen zou minderen. Toen dit niet gebeurde, stapten we met onze paraplu’s en doorweekte kleren de regen in en beten we door tot het Visitor Center opnieuw in zicht was. Mijn benen hingen tot aan mijn knieën vol met modder, mijn sandalen waren doorweekt en mijn kleedje was er niet veel beter aan toe. Gelukkig was het rond de vijfentwintig graden waardoor het niet koud was. Na ons een beetje gefatsoeneerd te hebben in de toiletten, kropen we met onze bemodderde schoenen in de auto. De andere trails die we nog wilden doen, lieten we wijselijk voor wat ze waren.

De rest van de rit reden we door de mooiste landschappen van de ganse reis: groene, glooiende bossen met veel meren en vijvers. Prachtig. We stopten onderweg om de benen even te strekken en, jawel, een cheesecake te eten. Jammer dat we te laat waren, want je kon er voor maar 70 dollar met drie personen een vlucht met een klein watervliegtuigje over het meer maken. Dat had ik dolgraag eens gedaan.

Onderweg kwamen we nog een hert tegen dat langs de kant van de weg naar de auto’s stond te kijken (of zo leek het toch). We maakten een U-turn en waren nog net op tijd om enkele foto’s van haar hoog in de lucht stekende, wegsnellende staartje te maken.

Na een lange dag in de auto zitten, kwamen we rond half negen in het Holiday Inn hotel in Albany aan. Het was nog steeds wolkbreukweer, dus veel zin om de omgeving te verkennen hadden we niet. We hadden trouwens een berg vuile was die nog verwerkt moest worden. Gelukkig had dit hotel wel een laundry room. We bestelden take-away Thai, terwijl we de was- en droogmachines aan het werk zetten. Met z’n drietjes op het bed voor de tv met plastic bestek Thai food eten. Het had wel iets.

Dinsdag 30 juni: Montreal

In Montreal sliepen we in het Intercontinental hotel. We hebben al gemerkt dat hoe chiquer het hotel is, hoe duurder de extra’s zijn. Zo waren we ervan uitgegaan dat we net als in Australië makkelijk onze was in één van de hotels onderweg zouden kunnen doen. Viel dat tegen. De meeste hotels hadden geen laundry room, enkel een laundry service waarbij je per stuk wasgoed een vaste prijs moest betalen. 4,5 Canadian dollar per stuk ondergoed, vonden we er toch een beetje over. De goedkopere hotels beschikten bovendien allemaal over gratis internet, terwijl je in de duurdere hotels daar per dag voor moest bijbetalen. Ook het ontbijt was bij de goedkopere hotels in de prijs inbegrepen. Dat je je ontbijt op plastieken bordjes en met plastieken bestek moest verorberen, nam je er dan maar bij.

Het weerbericht ‘s ochtends was onheilspellend. Alle weerberichten waren het roerend met elkaar eens: vandaag stonden ons heavy rainshowers te wachten. Dit weerhield ons er niet van om toch te proberen de wandeling te maken die in de toeristische gids van vriend H stond. We wapenden ons met onze paraplu’s en trokken het oude centrum van Montreal in.

Onze eerste halte was de bank van Montreal. Een klein museum in het indrukwekkende gebouw gaf meer uitleg over de geschiedenis van de bank. Daarna bewonderden we de Basilique Notre Dame, waar we een kleine rondleiding kregen. Het neogotische interieur van de kerk is werkelijk overweldigend. De architect van de Basilique was een protestant die zich tot het katholicisme bekeerde om onder zijn meesterwerk te kunnen begraven worden.

We wandelden verder langs het justitiepaleis en het stadhuis tot Château Ramezay. Het kasteel dateerde uit 1705 en was nu een museum waar je meer te weten kwam over de ontstaansgeschiedenis van Montreal en Canada. Canada was oorspronkelijk een Frans overzees gebied, tot de Britten er zich mee kwamen moeien. In 1763 werd in het Verdrag van Parijs Frans Canada aan Engeland overgedragen.

Wat heel erg opvalt als je met de inwoners van Montreal praat, is hun bijna perfecte tweetaligheid. Vaak kregen we de vraag welke taal we verkozen, Engels of Frans. Moeiteloos werd er geschakeld tussen deze twee talen. Daar kunnen de winkelbedienden in Brussel nog iets van leren. Ik probeerde de kans te grijpen om mijn Frans nog eens van stal te halen, maar blijkbaar verstond men mij niet altijd. Het Canadese Frans klinkt behoorlijk anders dan het Frans dat in Frankrijk gesproken word. Er ligt een soort dik Engels accent over. Een gids vertelde ons dat bij een bezoek aan Louvain-la-Neuve in België zijn Canadees Frans heel slecht begrepen werd. Jammer eigenlijk, dezelfde taal spreken, maar toch moeilijkheden hebben om mekaar te verstaan.

Na ons bezoek aan Château Ramezay, lasten we een drankpauze in. La maison Pierre du Calvet was een geschikte plek om even bij te tanken. Dit historische huis bood nu onderdak aan een restaurant en hostellerie. In de serre zaten papegaaien in grote kooien. We zetten ons in de zetels op de lieflijke binnenplaats en dronken een cranberry juice.

Volgende halte: Chapelle Notre-Dame-de-Bon-Secours en het bijhorende Musée Marguerite-Bourgeoys. De kapel wordt ook de kerk van de zeelieden genoemd omdat zeelieden hier vroeger kwamen bidden voor een behouden vaart. Van het dak van de kapel hangen lampen in de vorm van bootjes die dit illustreren. De kapel is ook een bedevaartsoort waar enerzijds de Maagd Maria wordt aanbeden en anderzijds stichtster Marguerite Bourgeoys. In een nis bij het altaar staat een zogezegd miraculeus beeldje van de Maagd Maria. Het kleine houten beeldje was het enige wat ongeschonden de brand in de kapel overleefde.

In de crypte onder de kapel zijn de fundamenten van de eerste afgebrande kapel te bezichtigen. Maar daar houdt het niet bij op. Archeologen vonden op dezelfde plaats ook een vuurput van de native people terug die waarschijnlijk dateert van 400 voor Christus. Het was echt bijzonder om op zo’n plek van historisch belang te staan en met eigen ogen de overblijfselen van vroeger tijden te kunnen zien. Na de crypte klommen we tot in de klokkentoren om te genieten van het uitzicht over Montreal.

We wandelden verder door de Marché Bonsecours, een overdekte markt in een bijzonder mooi gebouw dat vroeger het parlement van het verenigde Canada was en later het stadhuis. Tijd voor een nieuwe pauze, want ondertussen was het al vier uur in de namiddag. Volgens onze reisgids zou de wandeling die we volgden, twee uur duren. We waren al onderweg vanaf half elf ‘s ochtends…

Place Jacques Cartier leek een ideale plek om even uit te rusten. Het grote plein bood een ruime keuze aan restaurants en cafés. Op het plein zelf stonden kraampjes met souvenirs en straatartiesten maakten portretten en karikaturen. Het deed me vaag aan Montmartre denken. De sfeer in Montreal was ook heel anders dan in Toronto. De Franse invloed vond ik duidelijk merkbaar en je moest overal langer op je eten wachten. 😉

Onze reisgids raadde ons Le Jardin Nelson aan. We kregen een tafeltje op de gezellige binnenplaats en werden erg vriendelijk bediend. Ik koos als vieruurtje een pannenkoek met warme appeltjes en maple sirop (een mens kan toch niet naar Canada gaan zonder maple sirop te proberen), vriend H koos pudding met maple sirop en mijn vriend nam een pizza, een atypisch vieruurtje. 😉 We bestelden een karaf sangria en genoten van het mooie weer. De rainshowers waren nog altijd nergens te bekennen.

Tijdens de wandeling was er een hele discussie ontstaan over de zin en onzin van het dragen van een t-shirt onder een hemd. Vriend H, goed voorzien op het vlak van borsthaar, meende dat mannen die geen t-shirt onder hun hemd droegen macho waren en dat de meeste mannen een t-shirt droegen. Mijn vriend en ik hielden er een andere mening op na. ‘t Is toch niet omdat het bovenste knopje van je hemd open staat dat je een macho bent? De discussie draaide erop uit dat we onderweg elke man met een hemd bestudeerden om na te gaan of hij al dan niet een t-shirt onder zijn hemd droeg. Volgens mij waren de t-shirtlozen in de meerderheid.

Ondertussen was het al vijf uur, maar we wilden toch nog graag het Museum of Archeology and History bezoeken, omdat op deze plek de eerste nederzetting Ville-Marie in 1642 ontstond. Het museum sloot om zes uur. We zouden ons moeten haasten. Het gloednieuwe museum is bovenop archeologische opgravingen van de eerste nederzetting gebouwd. Er werden op deze plek talloze interessante vondsten gedaan. In de kelder van het museum waren de opgravingen te bekijken. Met behulp van multimediale presentaties werd de sfeer van de eerste kolonisten opgeroepen.

Na dit museum was ons verzadigingspunt bereikt. We rustten uit op een bankje aan de oevers van St. Lawrence river. In totaal hadden we acht uur gedaan over een wandeling van twee uur. Ik vermoed dat de reisgids de museumbezoeken niet meegeteld heeft. 😉

Ons avondmaal aten we bij Gandhi, een Indisch restaurant waar ze gratis wifi hadden. Hoera!