2 juli 2009: New York State Capitol in Albany en dineren bij Daniel in New York

Bij het opstaan deze ochtend werd duidelijk hoe geliefd ik ben bij de Adirondack muggen. Geloof het of niet, in totaal telde ik meer dan twaalf muggenbeten, waarvan er vier een mooi rijtje op mijn billen vormden. Nu vraag ik je! Hoe komt zo’n mug daar terecht? Het ergste is dat ik erg allergisch reageer op die beten, waardoor ze jeuken als gek en de huid twee centimeter rondom vuurrood, hard en dik wordt. Niet leuk.

We pakten alweer onze valiezen. Vandaag stond New York op het programma. Eerst maakten we een korte stop bij het New York State Capitol in Albany. De lucht was dreigend grijs en al gauw werd die dreiging realiteit. Yep, stortregen. We haastten ons het gebouw binnen.

Binnen wachtte ons een waar doolhof aan gangen en zalen. We moesten verschillende keren de weg vragen, want we bleven maar in cirkels ronddraaien. Uiteindelijk vonden we de monumentale trap die het centrum van het state capitol vormde. De trap was inderdaad indrukwekkend en kostte een fortuin, maar mooi, neen, daarvoor vond ik het net iets te protserig.

Via de trap geraakten we in de barokke senaatskamer, het hart van de staat New York. Een gigantische zaal die perfect paste bij het protserige, kitcherig aandoende karakter van de rest van het gebouw. We hadden de senaatskamer helemaal voor ons alleen. Blijkbaar slaagden andere toeristen er niet in tot in het hart van dit gebouw door te dringen. 😉 Natuurlijk bleven we weer langer dan gepland en vertrokken we uit Albany met vertraging op ons schema.

De reis naar New York werd bemoeilijkt door het slechte weer, gelukkig gebeurden er geen ongelukken. We zagen nog enkele herten langs de kant van de weg en ik werkte naarstig verder aan mijn reisverslag. Rond het middaguur aten we iets in zo’n typisch Amerikaanse diner, waarvan het interieur waarschijnlijk al twintig jaar niet meer veranderd was. Geleerd door mijn eerdere ervaring in Malone, hield ik me ver van de sandwiches en bestelde ik een wrap met kip, waarvan ik de helft moest laten liggen wegens veel te groot.

Hoe dichter we New York naderden, hoe drukker het verkeer en al gauw zaten we in de file. Rond twee uur in de namiddag, stel je voor. Hoffelijkheid in het verkeer heeft in New York nog geen opgang gemaakt, want onze wagen werd om de haverklap de pas afgesneden, niemand liet ons ertussen als we van baanvak moesten veranderen en knipperlichten gebruiken was blijkbaar optioneel. Ik was blij dat ik niet achter het stuur zat. Gelukkig heeft vriend H stalen zenuwen en had hij de beste co-piloot ter wereld. 😉

Toen we Manhatten binnenreden, brak het wolkendek open en scheen zowaar de zon. Symbolisch? We slaakten een zucht van verlichting toen we de verkeerschaos achter ons konden laten en de auto bij het Belvedere hotel parkeerden. We laadden onze bagage uit en namen afscheid van de wagen die ons een week trouw gediend had.

We spoelden de modder en het zweet van de reis van ons af en maakten ons klaar voor onze dinnerdate. Twee dagen voordien waren de ouders en het zusje van vriend H in New York geland. Om het weerzien met hun zoon te vieren, hadden ze een tafel gereserveerd in het poepchique restaurant Daniel. Zo’n restaurant waar een kostuum met das verplicht is en er bijna evenveel personeel rondloopt als er klanten zijn.

We zagen er een beetje verfromfraaid uit. Bijna drie weken reizen en telkens opnieuw je koffer moeten maken, is niet echt bevorderlijk om er ongekreukt uit te zien. Maar dat lieten we niet aan ons hart komen. Helemaal opgedirkt, volgde de hereniging met de ouders van vriend H, die ons uitgebreid verslag deden van hun bagageperikelen. Bij aankomst in New York bleek dat hun bagage niet met hen was meegereisd. Tot nu toe is dit ons gelukkig nog nooit overkomen, maar telkens als ik aan een bagageband sta, hou ik mijn hart vast tot ik onze koffers zie aangerold komen. Het lijkt me vreselijk om enkele dagen zonder je bagage te zitten. De ouders van H namen het al bij al nog goed op. Ze hadden een ganse dag mogen winkelen, gedeeltelijk terugbetaald door de reisverzekering en vooral het zusje van H had het geweldig gevonden.

En hoe was het eten bij Daniel? Subliem. We kozen voor een driegangenmenu met aangepaste wijnen en werden door de staf werkelijk in de watten gelegd. We dronken in de bar een cocktail voordat we naar onze tafel gebracht werd. Onze cocktails werden achterna gebracht door het personeel en werden één voor één bij de juiste personen geplaatst. Ik had een cocktail met een grote ijsbol met daarin een bevroren orchidee. Een originele serveertruc die ik zelf ook eens moet proberen. 😉

Het eten was prachtig geserveerd en smaakte verrukkelijk. Ik had een heel bijzonder voorgerecht: een soort taartje van spruitjes gecombineerd met Sint-Jacobsvruchten. Zeer verfijnd. De eend als hoofdgerecht was al even lekker. Als dessert deed ik lekker zondig met kersen en veel chocolade.

Op een zeker moment kwam de ober naar onze tafel en vroeg hij of we een bijzondere gelegenheid vierden. De papa van H zei al grappend, op mij wijzend: “Ja, de verjaardag van deze jongedame.” Natuurlijk beaamde ik dit al gekscherend. De ober lachte wat en ging weg. Waarna ik niet één, maar twee desserts kreeg. Het tweede dessert was opgesmukt met een brandend kaarsje en er stond “Happy Birthday” op geschreven in chocoladeletters. En zo komt het dat ik in New York opnieuw mijn éénentwintigste verjaardag gevierd heb. 😉

De avond was geslaagd op alle vlakken. Het weerzien tussen H en zijn ouders en zusje was hartelijk. Het klikte goed met ons gezelschap, onze smaakpapillen werden verwend en de papa van H stond erop om de rekening te betalen. Ons verblijf in New York was goed van start gegaan.

1 juli 2009: Adirondack

Vroeg opgestaan en ontbeten in het hotel, want er stond een lange rit van Montreal naar Albany op het programma. We kozen ervoor de highway te vermijden en dwars door Adirondack park naar het zuiden te rijden om te genieten van het natuurschoon. Een beetje afwisseling na al die steden kon geen kwaad.

‘s Middags stopten we in het godvergeten stadje Malone om ons middagmaal te nuttigen. De dienster in Hostler’s Family restaurant dacht dat we Canadezen waren. Blijkbaar zien ze in Malone niet veel Europeanen, te oordelen aan haar verraste uitroep “ You’re Europeans?”. Kunnen ze de komende maand tegen al hun klanten zeggen: “Did you know we had Europeans in our restaurant?”

Ik bestelde een sandwich met kalkoen. Een mens zou denken dat je daar niets mis mee kan doen. Think again. Ik kreeg slap wit brood met daartussen een paar plakjes kalkoen dat dreef in een plas smaakloze lichtgele saus die vaag iets weg had van sause Hollandaise. Het trok op niks en ik liet het merendeel dan ook staan.

We lieten Malone achter ons en reden verder naar het Visitor Interpretive Center van Adirondack park in Paul Smiths. We waren van plan om enkele trails te wandelen in het prachtige natuurpark. In het Visitor Center kregen we van de vriendelijke meneer aan het onthaal een plannetje van de wandelroutes. We vroegen hem of er soms regen verwacht werd, want onderweg hadden we de lucht donkerder zien worden. Hij keek live op de radar en zei dat het waarschijnlijk zou meevallen. Misschien een paar kleine regenbuitjes, want er waren wat kleine wolkjes te zien op de radar. Voor de zekerheid namen we toch maar onze paraplu mee. Ervan uitgaand dat wie een paraplu meeneemt, hem meestal niet nodig heeft.

Het eerste kwartier van de wandeling was erg aangenaam. We zagen een reiger, keken uit over moerasgrond en genoten van het gekwaak van de kikkers en het gefluit van de vogels. Iets minder leuk was de interesse die de muggen voor ons hadden. Er waren niet veel wandelaars in het park, dus zochten ze massaal onze armen en benen op.

Na een kwartier begon het lichtjes te druppelen. We lieten ons door die paar druppels niet van de wijs brengen en wandelden verder tot aan de Shingle Mill Falls. Daar zagen we onze tweede reiger. Ik was net volop bezig met het dier te vereeuwigen toen de hemelsluizen opengezet werden. Het regende niet, het goot, het gutste, het was een regelrechte wolkbreuk. We openden onze paraplu’s en hoopten dat de bui snel zou over waaien. Deze hoop bleek tevergeefs te zijn. De regen gutste uit de hemel en noodzaakte ons een schuilplaats te zoeken in een houten hut langs het trail.

We wachtten en wachtten tot de regen zou minderen. Toen dit niet gebeurde, stapten we met onze paraplu’s en doorweekte kleren de regen in en beten we door tot het Visitor Center opnieuw in zicht was. Mijn benen hingen tot aan mijn knieën vol met modder, mijn sandalen waren doorweekt en mijn kleedje was er niet veel beter aan toe. Gelukkig was het rond de vijfentwintig graden waardoor het niet koud was. Na ons een beetje gefatsoeneerd te hebben in de toiletten, kropen we met onze bemodderde schoenen in de auto. De andere trails die we nog wilden doen, lieten we wijselijk voor wat ze waren.

De rest van de rit reden we door de mooiste landschappen van de ganse reis: groene, glooiende bossen met veel meren en vijvers. Prachtig. We stopten onderweg om de benen even te strekken en, jawel, een cheesecake te eten. Jammer dat we te laat waren, want je kon er voor maar 70 dollar met drie personen een vlucht met een klein watervliegtuigje over het meer maken. Dat had ik dolgraag eens gedaan.

Onderweg kwamen we nog een hert tegen dat langs de kant van de weg naar de auto’s stond te kijken (of zo leek het toch). We maakten een U-turn en waren nog net op tijd om enkele foto’s van haar hoog in de lucht stekende, wegsnellende staartje te maken.

Na een lange dag in de auto zitten, kwamen we rond half negen in het Holiday Inn hotel in Albany aan. Het was nog steeds wolkbreukweer, dus veel zin om de omgeving te verkennen hadden we niet. We hadden trouwens een berg vuile was die nog verwerkt moest worden. Gelukkig had dit hotel wel een laundry room. We bestelden take-away Thai, terwijl we de was- en droogmachines aan het werk zetten. Met z’n drietjes op het bed voor de tv met plastic bestek Thai food eten. Het had wel iets.

Maandag 29 juni: Vertrek uit Toronto, Fort Henry, Kingston en aankomst in Montreal

Na een uitgebreid ontbijt in het hotel, pakten we onze koffers en maakten we ons klaar om Toronto te verlaten. Voor ons vertrek wilden we nog snel een bezoek brengen aan de City Hall, vlakbij ons hotel. Aan de ingang werden we echter de weg versperd door stakende gemeente-ambtenaren, die slechts druppelsgewijs mensen het gebouw binnen lieten. We informeerden bij één van de wachtende in de rij of het gemeentehuis van binnen de moeite was. De vriendelijke meneer klonk niet echt enthousiast. We namen wat foto’s van de gezellig van het zonnetje genietende stakers en vertrokken richting Montreal.

Onderweg stopten we nog even aan St Lawrence Market. Jammer genoeg was op maandag de overdekte markt gesloten en konden we niet veel meer doen dan de niet zo indrukwekkende buitenkant bewonderen en eens door de ramen naar binnen gluren. Op naar Montreal.

De rit van Toronto naar Montreal zou zo’n vijf uur en veertig minuten duren. Een lange tijd om in de wagen te zitten. We planden onze tocht zo dat we ergens halverwege een oud fort zouden bezoeken dat door de Unesco als werelderfgoed erkend was. Tijdens onze rit naar Fort Henry werden de hemelsluizen weer opengezet, maar toen we aankwamen was de hemel opgeklaard en scheen het zonnetje behoorlijk fel.

Fort Henry is een oud Canadees fort dat gebouwd werd om Canada en de waterwegen te beschermen tegen eventuele Amerikaanse invallen. Het fort is echter nooit aangevallen geweest waardoor het nog in perfecte staat verkeerde. We kregen een rondleiding in het fort van een jongeling uitgedost in soldatenplunje daterende uit de tijd dat het fort nog in gebruik was. Even was er wat verwarring onder ons gezelschap omdat hij tijdens zijn verhaal verschillende keren naar zichzelf verwees met de woorden “a soldier like me”. Mijn vriend dacht dat hij een echt soldaat was, ik was van het tegenovergestelde overtuigd. Ik ben het dan maar gaan vragen en natuurlijk had ik gelijk. En zo heb ik, dankzij mijn vriend, waarschijnlijk bij die gids zijn vooroordelen over blondines bevestigd.

Tijdens de rondleiding kregen we een goed zich op het verschil tussen officieren en gewone soldaten. Officieren waren meestal welgestelde jongelingen die hun positie kochten. Ze kregen mooie vertrekken met prachtig meubilair en konden zich allerlei privileges veroorloven. Als je een gewone soldaat was, had je geen enkele privacy. Je deelde je vertrekken met de andere soldaten en zelfs de koffer voor je weinige persoonlijke bezittingen, mocht je niet op slot doen. Na veertien jaar gediend te hebben, mocht je huwen en dan samen met je vrouw en kroost naar een ander vertrek verhuizen. In één vertrek huisden een viertal families, slechts van elkaar gescheiden door een gordijn.

In het fort liepen allerlei verklede figuren rond. Om vier uur werd er zelfs een heuse parade georganiseerd. Met trommels en fluiten marcheerden de nepsoldaten voor de nepcommandant van het fort. Heel leuk: de mascotte van het fort was er ook bij. Een spierwitte geit waarmee alle toeristen op de foto konden. 😉 Het fort heeft bovendien een mooi uitzicht op het stadje Kingston, aan de andere kant van de rivier.

We bleven langer in het Fort dan verwacht. Ondertussen was het al vier uur geworden en begonnen onze magen hevig te protesteren. We besloten dan maar een niet voorziene stop in te lassen. Kingston, dat gezellig lag te blinken in de zon, zag er bijzonder gastvrij uit. We vonden een gezellig binnentuintje bij het restaurant Chez Piggy. De naam alleen al was genoeg reden om er een plekje onder de parasol te zoeken.

Ik bestelde een caipirinha (mijn vertrouwen in de Canadese cocktails is nog niet beschadigd geweest) en een cheesecake. Lekker decadent. Mijn vriend had iets gekozen waarvan hij dacht dat het zachte gevulde tortilla’s waren, maar het bleken van die harde tacochips met een soort dipsaus met kip te zijn. Gelukkig smaakte het wel lekker. Mijn cheesecake was alleszins dik in orde en de caipirinha viel zo in de smaak dat ik er een tweede bestelde.

Kingston bleek een gezellig en mooi stadje te zijn. Jammer dat we geen tijd hadden om er langer te blijven rondhangen. We betaalden de rekening en keerden terug naar onze huurwagen.
Op weg naar Montreal viel het op dat niemand van onze medeweggebruikers zich aan de (strenge) snelheidslimieten hield. When in Rome…

Traditiegetrouw waren we veel later dan gepland in Montreal. Alwaar tot ons verdriet de regen ons opnieuw ingehaald had. We hadden die dag nog niet veel gegeten, dus zochten we snel een restaurantje op in de buurt van ons hotel. Veel was er niet meer open na tien uur ‘s avonds, maar gelukkig vonden we een paar straten verder Boris Bistro. Ik at een risotto die heerlijk smaakte, maar ‘s nachts serieus op mijn maag lag. Laat eten, niet gezond.