De zijdehandelaar door Tash Aw

Nog een boek dat ik oppikte op het boekenfestijn. Het is jammer dat de tijd die ik aan lezen kan spenderen tegenwoordig beperkt blijft tot enkele minuten voor het slapengaan en gestolen tussendoortjes in de auto. En sinds ik begonnen ben met het herhalen van Italiaans op de trein, moet ook dat dagelijkse leesmoment eraan geloven. Waar is de tijd dat ik het mij kon permitteren om van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat mij in een boek te verdiepen?

De zijdehandelaar, dus. Ik kocht het boek op goed geluk. Van de schrijver had ik nog nooit gehoord. Het rood op de kaft en het exotisme dat het boek beloofde, trokken me over de streep. Het bleek een onverwachte voltreffer.

Het boek is opgebouwd uit drie delen. Elk deel vertelt het verhaal van Johnny Lim vanuit het standpunt van een andere verteller. Het verhaal speelt zich af in Malakka (nu Maleisië) ten tijde van de Tweede Wereldoorlog en de bezetting door de Japanners. De eerste verteller is zijn zoon die een heel zwart en negatief beeld schetst van de man die zijn vader was. Toch krijg je als lezer al bij het eerste deel het gevoel dat het oordeel van de zoon te zwaar is, te eenzijdig negatief. De twee volgende delen nuanceren het beeld van Johnny Lim. Het wordt van zwart steeds grijzer en soms zelfs wit.

Het boek is bijzonder vlot geschreven en je blijft lezen, want je wil zo graag het raadsel van de mens Johnny Lim doorgronden. Wat ging er nu echt in hem om? Was hij een vuile collaborateur? Een moordenaar? Een idealist die het communistische ideaal wilde verwezenlijken? Maar zelfs na het lezen van de laatste bladzijde blijft het raadsel overeind. Het beeld dat we krijgen van Johnny Lim is fragmentarisch, zoals het beeld van een andere mens steeds fragmentarisch is, hoe goed je iemand ook denkt te kennen.

Het exotische kader waarin het verhaal zich afspeelt, vond ik een extra pluspunt. Maleisië is een onbekend land voor mij. De beschrijvingen in het boek deden me dromen van palmbomen, witte stranden, oerwouden en moessonregens. Iemand die mijn reis naar daar wil sponsoren?

Stoffig

Sinds vorige week probeer ik tijdens de dagelijkse treinritten van en naar het werk mijn Italiaans wat op te frissen. In september trekken we namelijk naar Noord-Italië om het huwelijksfeest van vriendin C met haar Italiaanse lover te vieren. En ‘t zou fijn zijn, mocht ik tegen dan weer in staat zijn een conversatie met de locals te voeren.

Twee jaar een taal niet spreken of lezen, zijn echter nefast voor kennis van woordenschat en grammatica. Verstaan lukt nog wel, maar spreken, da’s een ander paar mouwen. Vandaar dat ik besloten heb door te bijten en weer helemaal vanaf nul te beginnen. Mi chiamo yab. Di dove sei? Sono belga di Lovagno.

Gentse Feesten

Een fijne jaarlijkse traditie, die Gentse Feesten. Ook dit jaar konden we weer beroep doen op de gastvrijheid van Peter en Lynn en het uitmuntende gezelschap van Joke en Vincent.

We kozen voor een sportief programma: een bierwandeling in de namiddag en een nachtelijke wandeling met als hoogtepunt een bezoek aan de Sint-Baafsabdij. Tijdens de bierwandeling verkenden we op wetenschappelijk verantwoorde wijze enkele cafés om de bieren aldaar aan een vergelijkend onderzoek te onderwerpen. Of dat was althans het idee, want – nu komt het – ik lust helemaal geen bier. Gelukkig vond ik in ons gezelschap bereidwillige mannen genoeg die mij verlosten van mijn overtollige bier. 😉 Ik denk dat ik als niet-bierdrinker na een stuk of tien brouwerijbezoeken meer over het bierbrouwen weet dan de gemiddelde bierliefhebber. Bij de laatste halte op onze bierwandeling was ik dan ook behoorlijk opgelucht om naast een ganse rij bieren, ergens verdrukt in een hoekje een caipirinha op de kaart te zien staan. Die ik, tot groot jolijt van mijn gezelschap, meteen bestelde.

Tussen de wandelingen door gingen we op zoek naar voedsel bij één van de vele kraampjes op de Gentse Feesten. We brachten ook even en blitzbezoek aan Bataclan, maar veel vond ik er niet aan. Misschien was de tijd om één pintje op te drinken gewoon niet lang genoeg om de absurditeiten te laten inwerken.

De nocturne bracht ons terug naar de tijd dat Gent nog met enkele schaarse gaslantaarns verlicht werd en fakkeldrager een beroep was. We wierpen zelfs even een blik op het beruchte Glazen Straatje. Hoogtepunt en orgelpunt van de nocturne was het bezoek aan de Sint-Baafsabdij. De refter is werkelijk adembenemend. De rest van de ruïnes bezochten we in het pikkedonker, omdat de gids door een communicatiefoutje met de stad er niet in slaagde het licht aan te steken. Lekker spooky, zo in het duister tussen eeuwenoude graven staan.

De avond sloten we af in het centrum met wat fastfood en toen sloeg de vermoeidheid toe. We waren nog net op tijd om op de laatste tram die richting stelplaats reed te springen, alwaar we bijna midden in de maaginhoud van een zatte feestvierder trapten. Yak.

Slapen deden we in een éénpersoonsbedje onder het dak van Peter en Lynn. Ik moet zeggen dat mijn vriend en ik de éénpersoonsbedjes ontgroeid zijn. Goed heb ik niet geslapen. En dan te bedenken dat we jaren met z’n tweeën in zo’n bedje geslapen hebben. Waar is de tijd?

Zondag deden we het rustigaan met een ontbijt in het SMAK, wat racen op de Wii en een boottochtje in het centrum.

Op naar de volgende editie!

Public Enemies

Toen we in Amerika waren, werden we letterlijk platgebombardeerd met reclame voor Public Enemies. We spraken af dat we, zodra we weer thuis waren, deze film zeker gingen zien. We moesten iets langer wachten dan gedacht, want bij onze thuiskomst speelde de film nog niet in de Belgische zalen. Het was het wachten echter meer dan waard. Public Enemies is een boeiende verfilming van het (hier en daar wat geromantiseerde) leven van John Dillinger. Michael Mann heeft weer maar eens een visueel verbluffende film afgeleverd.

Het verhaal op zich is natuurlijk gefundenes fressen voor een verfilming. De beruchte bankrover van tijdens de depressie had een iets spannender leven dan de doorsnee mens. Johnny Depp speelt de sympathieke schurk op een zeer geloofwaardige en menselijke manier en er is zelfs plaats voor een streepje romantiek. Ondanks al de moorden die hij op zijn geweten heeft, blijf je tot het laatste moment toe hopen dat hij zijn noodlot zal ontspringen. Quod non. In de film krijg je ook een goed zicht op de methodes van een steeds machtiger wordende FBI onder J. Edgar Hoover. Methodes die het boekje vaak te buiten gaan en dan blijf ik beleefd.

Een echte aanrader.

Een anoniem bericht in de krant

Een gezinsdrama. Het derde deze week al. Je leest het artikel vluchtig. Man (43)  schiet zwangere ex-vriendin (34) door. Het is triestig om te zeggen, maar tegenwoordig kijkt niemand nog echt op van zo’n drama. De paar regels in de krant wijzen op het geringe belang. Het artikel is al uit je gedachten wanneer je aan het volgende begint.

En dan krijg je bericht van het thuisfront. Het anonieme artikel krijgt plots een gezicht. Dat van je vroegere overbuurmeisje. Met wie je nog samen gespeeld hebt op straat. Naar wiens verjaardagsfeestje je geweest bent. Het contact is al jaren geleden verbroken. De herinnering aan haar is vervaagd. Voor mij zal ze altijd het niet zo slimme meisje met de lange, bruine haren blijven. En nu is dat meisje dood. Op een afschuwelijke manier uit het leven gerukt. Mijn gedachten gaan uit naar haar familie en vrienden.

Banaliteit

Als kind denk je dat je de wereld gaat veranderen, want jij, ja, jij bent uniek. Er is niemand zo bijzonder als jij, je ouders zeggen het elke dag. Maar met het ouder worden, komt langzaamaan het besef dat je ouders niet enkel over Sinterklaas gelogen hebben. Je bent helemaal niet zo bijzonder. You’re just another brick in the wall.

En dat is moeilijk om te verteren.

Memories of the Old Plantation Home

Toen we tijdens ons verblijf in Baton Rouge de Laura Plantation bezochten, vertelde de gids ons dat ze zoveel wisten over de geschiedenis van het huis en de plantation, omdat ze de memoires van de vrouw naar wie de plantation genoemd was, teruggevonden hadden. De memoires van Laura Locoul Gore, die pas stierf in 1963, 101 jaar oud boden een interessante blik op een verloren tijdperk, dat van de Creoolse family business. De memoires waren via een hele omweg in handen gekomen van de nieuwe eigenaars van de plantation. De nieuwe eigenaars restaureerden het huis en goten de memoires in boekvorm, geïllustreerd met talrijke foto’s die Laura had nagelaten.

Ik kon het niet laten na het bezoek aan de Laura Plantation het boek te kopen, als aandenken, maar ook omdat het verhaal van Laura die de erfenis van haar familie weigerde me fascineerde. Het boek was minder interessant dan ik verwacht had. Veeleer een opsomming van geboortes en overlijdens, gevolgd door een aaneenschakeling van feestjes waarop Laura te maken kreeg met verschillende aanbidders tot ze de ware tegenkwam in de vorm van (o schande!) een protestantse jongeling. Het bleef nogal aan de oppervlakte en het is duidelijk dat Laura geen echt schrijverstalent bezat. Toch ben ik blij dat ik het gelezen heb, omdat het een interessant document is en omdat het zo vol met foto’s staat van een tijd die we ons nu nog met moeite voor de geest kunnen halen. Het bood me de kans kennis te maken met een wereld die verdwenen is, door de ogen van iemand die het meegemaakt heeft.