We’re back from Japan!

Maar uiteraard vermoedden jullie dit al. De terugreis verliep deze keer vlotjes. We reisden terug in de tijd en ik keek ondertussen wat filmpjes: Barnabas Collins (flauw op enkele grappige onliners na), Prometheus (akelig) en Marie-Antoinette (die jurken, dat eten!). En kijk, onze koffers rolden als één van de allereerste van de bagageband waardoor we nog net de laatste trein naar Leuven konden halen. Aeroflot stelde ditmaal niet teleur.

Van de jetlag had ik naar goede gewoonte niet veel last. Als een mens moe genoeg is, komt de slaap vanzelf.

Staan deze week nog op het programma: een tweedaagse in Luxemburg en een vermoeiende vrijdag in Gent. Mijn koffer staat alweer gepakt.

Hakodate – 6 september 2012

Hakodate was in ons reisschema verzeild geraakt als noodzakelijke tussenstop naar Tokyo. Ik verwachtte een grote drukke havenstad met veel hoogbouw. Maar kijk, Hakodate bleek een aangename verrassing te zijn. Als je ooit naar Hokkaido gaat en je moet kiezen tussen Sapporo en Hakodate, geen minuut twijfelen, maar voluit voor Hakodate gaan.

Maar goed, laat ik starten bij het begin, ‘s ochtend bevonden wij ons nog in ons hotel in Otaru alwaar we het triestigste ontbijt ooit nuttigden: we hadden de keuze uit een drietal soorten vooringepakte sneetjes (jawel, elk sneetje brood was apart in een plastiekje verpakt) en een drietal soorten Hokkaido confituur. Ik koos een groene boterham (altijd voor de groene versie van iets gaan, het thuisfront maakt graag radioactieve grapjes) en bessenkonfituur.

Ik hield het bekeken na één boterham, we zouden wel onigiri kopen in het station van Otaru. We namen een iets vroegere trein dan gepland, waardoor onze tussenstop in Sapporo wat langer duurde en we daar in de ondergrondse een lekkere bentobox voor ‘s middags konden kopen. De rit van Otaru naar Sapporo was erg mooi, de trein reed de ganse tijd langs de kust en we hadden een mooi zicht op de zee die zich bijna op armlengte van ons bevond.

Het was waarlijk een bijzondere dag, want de eerste keer sinds onze aankomst in Japan scheen de zon niet. Donkere wolken die de belofte van regen inhielden, verborgen haar en het was zelfs minder dan dertig graden! Nu, echt erg vonden we dat niet, want we zouden vandaag toch een vijftal uur onderweg zijn naar Hakodate. En effectief, onderweg naar Hakodate zagen we de regen de ruiten van onze trein striemen.

Rond een uur of twee waren we in Hakodate. We waren net het station uit en stonden ons een beetje te oriënteren toen we overvallen werden door een bende schoolkinderen met schriftjes, die ons één voor één dezelfde vragen stelden: “What is your name? Where are you from? What is your favorite Japanese food? Wat is your favorite place in Japan? Who is the most famous Japanese person?” Braaf beantwoordden we hun vragen, hielpen hen onze namen correct schrijven en ondertekenden hun schriftjes. Blij dat ze waren. Tijdens onze vorige reis gebeurde dit regelmatig, maar ik neem aan dat het sowieso moeilijker is een buitenlander te strikken in Hokkaido.

We dropten onze valiezen in het Toyoko Inn hotel (kwam die membership kaart die we in Tokyo hadden laten maken toch nog van pas) en gingen de stad verkennen. De donkere wolken hadden ons gevolgd en ik denk dat het maar een graad of 23 was. En jawel, we waren nog maar een tiental minuten vertrokken of daar vielen de eerste regendruppels al. We gingen schuilen in een tot hotel omgebouwd oud pakhuis dat toevallig een café bezat met de welluidende naam La Mer. In de toog stonden daar prachtige gebakjes naar ons te lonken, dus bestelden we een “cake set”: twee stukjes gebak en een drankje erbij. De gebakjes waren erg lekker, maar niet echt Japans.

De regen trok al snel over en we besloten in de richting van het Motomachi district te gaan. Dit gedeelte dateert uit de periode dat Hakodate een verdragshaven was en officieel opengesteld werd om schepen en gezanten uit het buitenland te ontvangen. De buitenlandse invloeden zijn nog steeds duidelijk zichtbaar door de vele gebouwen in westerse stijl. We waren aangenaam verrast door deze gezellige en groene buurt met huizen die maximaal drie bouwlagen hadden, waardoor de oude gebouwen mooi tot hun recht kwamen.

Heel bijzonder waren de slopes: steile hellingen die me van ver wat deden denken aan San Fransisco. We bezochten een erg bijzondere concentratie van gebedshuizen. In dezelfde blok vond je een Russisch-orthodoxe kerk, een Rooms-katholieke kerk, een evangelische kerk, een Japans shinto-shrine en een Japanse boeddhistisch tempel, bijna broederlijk naast mekaar. Aan de Japanse tempel is een aardig verhaal verbonden: de tempel was de eerste die in gewapend beton gebouwd werd en sommige gelovigen twijfelden aan de stevigheid van het materiaal. Ze vreesden dat het beton niet sterk genoeg zou zijn om het gewicht van het dak te dragen. Daarom huurden ze een geisha in om op het gewapend beton te dansen om de stevigheid van het materiaal aan te tonen. Rare jongens, die Japanners. Ik weet niet hoeveel meer zo’n dak weegt dan een geisha, maar het zal toch ettelijke veelvouden zijn.

Ondertussen maakte het grijs in de lucht langzaam plaats voor blauw en zagen we zelfs af en toe een streepje zon. Dat ging de goede kant uit! Hakodate was, net als Otaru, duidelijk ingesteld op toeristen. Het was de eerste keer deze reis dat we groepen toeristen zagen die rondgeleid werden door een gids en we waren niet meer de enige westerlingen in de ruime omgeving. We kuierden verder in de prachtige wijk, namen in het midden van de weg foto’s van de slopes (veel auto’s passeerden er niet) en genoten van een relaxte wandeling.

We wierpen een blik in de evangelische kerk en de Russisch-orthodoxe kerk. In de Russisch-orthodoxe kerk kwamen we een koppel tegen waarvan de vrouw zo’n hoge naaldhakken droeg dat ik me goed kon voorstellen dat ze even wilde uitrusten op de kerkbanken (in de kerk moesten schoenen uitgedaan worden). Ik kon me haar pijn voorstellen toen ze even later haar tenen, versierd met blinkende steentjes, opnieuw in haar schoenen met hakken van tien centimeter moest wurmen. Ze moest letterlijk steun zoeken bij haar man/vriend toen ze de steile slopes naar beneden liep, anders zou ze beslist omgevallen zijn. Nu ben ik persoonlijk een grote fan van hakken, maar om een stad te bezoeken doen ik toch liever mijn havaianas aan. Die dingen hebben me al kilometers ver gebracht.

Uit mijn vorige verslagen zullen jullie ongetwijfeld afgeleid hebben dat Japanners dol zijn op ijsjes. Zo kwamen we in een mooie historische straat terecht met oude houten huizen, waar de tekenen van een verslechterende economie duidelijk zichtbaar waren. De straat bevatte maar liefst vier ijsjeszaken die mekaar dood concurreerden. Voor elke zaak stonden mensen om je toch maar aan te sporen om naar binnen te gaan en er werden aan elke voorbijganger kortingsbonnen uitgedeeld. Eén van de meisjes die ons een bon in de handen stopte, bezweerde ons dat de zaak waarvoor zij werkte beslist het allerbeste ijs had en benadrukte ons vooral de eerste shop links te laten liggen. Nu, volgens mij smaakt al dat softijs gewoon identiek en wordt dat allemaal op exact dezelfde wijze klaargemaakt. Maar het was tragisch om te zien dat vooral de zaken in het midden duidelijk worstelden om het hoofd boven water te houden. En ik zag de tragiek al voor me van een familiezaak die failliet ging de familieleden zonder erfenis achterlatend.

Wij kochten geen ijsje (we hadden nog maar pas gebak gegeten), maar vonden eindelijk een winkeltje waar ze aanvaardbare kaartjes verkochten. Net als vorig jaar hadden we het kaartjes schrijven uitgesteld tot het allerlaatste moment. Deels ook omdat we nergens kaartjes vonden. Otaru was de eerste plek waar we kaartjes zagen, maar deze waren zo lelijk dat ik het niet over mijn hart kon krijgen deze aan het thuisfront te versturen. Maar kijk, in Hakodate hadden ze erg mooie kaartjes en het viel mee dat Hakodate ons zo goed beviel. Enfin, we hebben de verkoper alleszins de dag van zijn leven bezorgd, want we kochten zowat heel zijn kaartenrek leeg.

Wat het Motomachidistrict voor mij zo bijzonder maakt, is het feit dat je er werkelijk nog de sfeer van de oude verdragshaven kan opsnuiven en natuurlijk het prachtige uitzicht op de haven zelfs vanaf de slopes. Omdat ik opeens dringend naar het toilet moest, kwamen we terecht in het voormalige Brits Consulaat dat nu een Engelse (!) souvenirshop bevatte (je kon er dus wel degelijk allerlei prullaria met de Engelse vlag op kopen) en een “tea room”. Dus bestelde ik een theetje en mijn vriend een Guinness, om helemaal in de sfeer te blijven. Ik kreeg mijn thee geserveerd met een theemuts en een zeefje om de achtergebleven blaadjes op te vangen. Absolutely fabulous. Ik voelde me echt een chique Engelse dame uit de tijd van Jane Austen, alleen mijn wijde baljurk ontbrak nog.

Na deze rustpauze was de zon al bijna ondergegaan. We krijgen maar niet genoeg van deze prachtige wijk en genoten van het vallen van de avond en maakten foto’s van de prachtig verlichte historische gebouwen tijdens het blauwe uurtje. Vooral de voormalige Public Hall was magisch in het avondlicht. Ik was danig onder de indruk.

Op zoek naar een goede plek om te eten, liepen we in de richting van het water, waar in veel oude pakhuizen restaurants gevestigd waren. De thee had echter mijn blaas in werking gezet en dwong ons om snel iets te vinden waar ik de druk op mijn blaas kon verlichten (twee keer op een dag dringend naar het toilet moeten, het was duidelijk dat er minder gezweet werd). Gelukkig was in één van de oude pakhuizen een grote winkel met etenswaren gevestigd (geen levende krabben deze keer, wel trappist cookies) en kon ik daar naar het toilet. Opgelucht (allez, ik toch) zetten we onze zoektocht verder.

We belandden in dezelfde buurt als waar we ‘s middags onze gebakjes hadden gegeten. De omgeving was sfeervol verlicht en er waren enkele restaurants vlak bij mekaar waar veel volk zat. We gingen een noedelrestaurant binnen en genoten even later van een dampend hete kop noedels en een flesje lekkere ijskoude sake daarbij. Noedels zijn echt een prima manier om lekker en niet te duur te eten in Japan.

We wandelden langs het water terug naar ons hotel en genoten van de mooie verlichting. In een dok zagen we twee speedboten liggen, waarmee je een ritje door de haven kon maken. Dat leek ons wel iets, dus we noteerden het voor de dag nadien.

Hakodate bleek helemaal niet te voldoen aan het beeld dat ik initieel had. Ik verwachtte een tweede Sapporo, maar Hakodate bleek ondanks haar grootte een charmante stad op mensenmaat te zijn waar de historische nalatenschap met de nodige zorgvuldigheid behandeld werd. Werkelijk een bezoek meer dan waard.

Otaru – 5 september 2012

Een treinritje van ocharme veertig minuten bracht ons in Otaru. Minpuntje voor mijn voorbereiding: we hadden beter drie nachten gelogeerd in het geweldig hotel Mercure in Sapporo met het al even geweldige ontbijtbuffet ipv een (minder goed) hotel te reserveren in Otaru. Otura had perfect een daguitstap kunnen zijn vanuit Sapporo. We hadden ons het extra gesleur met valiezen en rugzakken kunnen besparen en voor onze volgende bestemming, Hakodate, moesten we toch opnieuw overstappen in Sapporo. Beetje dom, maar niets meer aan te doen.

Otaru is een vissersstadje vooral bekend om wille van haar kanalen. Nuja, kanalen, ze hebben er welgeteld twee: een Noord- en een Zuidkanaal die dan nog eens in mekaar overlopen. Eén kanaal dus. Maar iedereen wil natuurlijk wel op de foto met dat ene, pittoreske kanaal met aan weerszijden oude, imposante pakhuizen. Wat de omgeving van het kanaal ook bijzonder maakt, is het feit dat de verlichting uit authentieke gaslantaarns bestaat. Ik weet niet of ze dat elders in de wereld nog hebben, dus voor wie houdt van een beetje nostalgie: in Otaru moet je zijn.

Wat ze in Otaru ook hebben zijn bootjes! En zoals trouwe lezers van mijn reisverslagen (enfin, ja, die vijf man die de moeite doet om die ellenlange epistels door te worstelen) wel weten, ben ik dol op bootjes. Ons allereerste wapenfeit in Otaru was dus een tochtje op de twee kanalen en door de havengeul. De temperatuur steeg weer vlotjes boven de dertig graden, daarom kregen we bij het instappen een parasol aangereikt om ons te beschermen tegen de zon. Die weigerden we beleefd. In tegenstelling tot de Japanners weet ik een bruin kleurtje wel te appreciëren en we gingen ervan uit dat de lagen zonnecrème die we gesmeerd hadden voldoende waren om ons voor verbranden te behoeden. Zo’n parasol zit in toch maar de weg als je foto’s wil nemen.

We hadden veel geluk, want één van de twee gidsen aan boord van ons bootje sprak Engels en vertaalde de Japanse uitleg voor ons (neen, architectuur en visserij zat ook niet bij de basiswoordenschat in de Japanse les). Of toch bijna alles, want ik ben er zeker van dat hij een paar grapjes niet vertaald heeft. Heel de boot lachte, behalve wij.

Wat ik wél grappig vond was de uitgebreide uitleg over de reddingsvesten. Het leek wel alsof we naar een stewardess in een vliegtuig stonden te kijken, met een mooie uitleg over aan welk touwtje we moesten trekken. Als het bootje zou kantelen, konden we volgens mij bijna te voet naar de oever waden. We leerden tijdens de rondvaart veel bij over de oude pakhuizen, waarvan de architectuur niet enkel functioneel was, maar ook vertrouwen bij potentiële klanten moest wekken. Zo waren er pakhuizen met een nutteloos tweede verdiep, met dakpannen die moeilijk het gewicht van de sneeuw konden dragen en dus vaak vervangen moesten worden en met rare torentjes en ornamenten in de vorm van vissen. De pakhuizen vormden op die manier de beste reclame voor hun eigenaar.

We kwamen ook langs een nogal sinister aandoend pakhuis dat blijkbaar dienst had gedaan als thuisbasis voor de slechteriken in de power rangers. Ik was in mijn jonge jaren niet meteen een fan van dit programma, dus herkende ik het gebouw niet, maar het zag er zeer geschikt uit als decor voor een tv- of filmset. Jaja, sinds we hier zijn hebben we al wat bijgeleerd over de Japanse audiovisuele industrie.

Veel van de oude pakhuizen kregen ondertussen een nieuwe bestemming, als garage, restaurant, brouwerij of zelfs als wedding chapel. Het boottochtje duurde veel te kort, maar het gaf wel een goed idee van de geschiedenis van Otaru en vormde zo een mooi startpunt voor ons bezoek, dat we verder zetten in de drukste en meest bekende wijk van heel Otaru: een tweetal straten vol met historische huizen die nu bijna allemaal ingenomen werden door souvenirshops, restaurants, ijsshops, chocoladeshops en glaswinkels. Want een Japanner kan geen historisch gebouw zien of hij wil er een winkel instoppen. Een paradijs voor shoppers én liefhebbers van softijs. Op sommige plekken kon je een horentje krijgen met maar liefst vijf verschillende smaken. Dat mega-ijsje moest je dan wel aan een sneltempo oplikken, want met deze temperaturen had je al snel milkshake.

Gelukkig waren de restaurants vrij authentiek en was er tussen de souvenirs nog een échte viswinkel te vinden . Het Kitaichi Museum voor Venetiaanse kunst lieten we toch maar voor wat het was. We zullen we eens een keertje in Venetië geraken, zeker? ‘s Middags aten we in één van de restaurants in de buurt een heerlijke rijstbowl met verse rauwe vis en viseieren. Tijdens het boottochtje had de gids ons verteld dat er in de haven zelf gevist werd, omdat het water daar zo proper is. Dit is heel uitzonderlijk, want meestal is het water in havens zo vervuild dat geen enkele vis zich daarin wenst op te houden. Wie weet aten we wel een stukje krab in de haven zelf gevangen.

We liepen wat winkels in en uit, maar het was allemaal wat te commercieel voor ons. Gelukkig was er Kitaichi Hall, een prachtige, volledig houten zaal die enkel door 167 olielampen verlicht werd. Die geur als je de ruimte binnenkwam, een heel aparte ervaring. Bij zo’n stijlvol etablissement hoort een glaasje wijn, dacht ik. Big mistake, of course. De wijn was echt niet te drinken, nog slechter dan al de voorgaande glazen die we geproefd hadden. Hij was zo slecht dat ik gewoon de helft heb laten staan. Zonde, want goedkoop is Japanse wijn niet.

Na onze drankpauze bekeken we de rest van de wijk. Veel tijd hadden we daarvoor niet nodig, aangezien we alle winkels oversloegen. Op de kaart van Otaru werd melding gemaakt van een cruise naar een ander gedeelte van de stad aan de overkant van de baai. Dat leek ons wel wat, dus op goed geluk liepen we naar het startpunt van de cruise. En geluk hadden we, want de allerlaatste boot vertrok om 16.00 en het was exact 15.57 toen we bij de kassa aankwamen. We kochten een ticketje heen en terug naar Shukutsu.

Eens aan boord vertrok ons bootje met een rotvaart terwijl we achternagezeten werden door een troep luid krijsende meeuwen. Aan boord kon je namelijk voeder voor de meeuwen kopen en dat wisten die beestjes maar al te goed. Aangezien ik meeuwen associeer met overlast, kocht ik zelf geen zakje voer, maar ik kreeg wel een beetje voer aangereikt van een vriendelijke Japanner, dat prompt door een meeuw uit mijn hand geplukt werd. Eén van de kleine kindjes aan boord vond het maar niks en zette dan ook haar keel open om nog luider dan de meeuwen te krijsen.

In een zucht waren we aan het andere einde van de baai. Daar stopten we voor vijf minuutjes om wat mensen te laten uitstappen en vervolgens aan een rotvaart terug te keren met alweer een troep meeuwen in ons kielzog. De dag was alvast een succes voor mij, niet één, maar twee boottochtjes. En het laatste tochtje was een echte brok adrenaline geweest, zonder dat we ook maar één seconde uitleg over reddingsvesten hadden gekregen.

Naast bootjes ben ik ook dol op Ropeways en toevallig hadden ze een Ropeway in Otaru. Een bustochtje later zaten we op de Tenguyama Ropeway. We waren net op tijd boven op de berg voor de zonsondergang. Alweer een perfecte timing . We genoten van het kleurenspel van de ondergaande zon terwijl aan onze voeten de lichtjes één voor één aangingen en de grens tussen water en lucht vervaagde. Eén van de top drie uitzichten in Hokkaido, had de gids in het eerste bootje ons gezegd en de Michelingids kende aan dit uitzicht één ster toe. Alleen jammer dat de temperatuur op de berg pijlsnel zakte eens de zon onder was. De allereerste keer kippenvel van deze vakantie was een feit. We namen nog snel wat fotootjes van de Hananade Tengu, een trol met een lange rode neus, en raakten zijn neus aan voor geluk. Daarna namen we de Ropeway naar beneden, want ons nieuw gevonden geluk hield de muggen niet op afstand.

We moesten nog inchecken dus gingen we terug naar het hotel. Omdat we niet veel zin hadden om nog ver te lopen, aten we in de buurt van ons hotel (hoe origineel). We kozen voor iets typisch Japans: kaasfondue! I kid you not, in Hokkaido maken ze lekkere kazen. Tijdens onze fietstocht in Furano stond normaalgezien nog een bezoek aan een cheese factory op het programma, maar de factory in kwestie was al dicht toen wij er arriveerden. Op deze manier maakten we dit gemis een beetje goed.

We hadden echt een communicatieprobleem met de ober die onze bestelling kwam opnemen. Het was de allereerste keer sinds onze aankomst in Japan dat we het gevoel hadden helemaal niet te begrijpen wat hij wilde zeggen en omgekeerd helemaal niet begrepen te worden. De ober haalde dan ook allerlei mooie volzinnen en moeilijke beleefdheidsconstructies boven, in plaats van korte, eenvoudige zinnetjes te gebruiken, zodat we konden verstaan waar het over ging. Enfin, het lukte om de kaasfondue te bestellen, maar wat op de kaart als een portie voor twee personen gepresenteerd werd, viel toch echt aan de kleine kant uit. De gesmolten kaas werd in een uitgehold brood geserveerd met een veel te kleine portie verse groentjes. Echt heel lekker, maar te weinig. Omdat het etablissement zichzelf een wijnbar noemde, besloten we het er nogmaals op te wagen: we bestelden een karaf rode Tazaki Zwiegelt Rebe. De eerste indruk was een beetje zurig, maar de afdronk viel mee en de wijn smaakte lekker bij de kaas. Een bescheiden succes.

Omdat ik na de fondue nog ruimte over had bestelde ik pannenkoekjes met ijs, chocoladesaus en fruit. Ongelooflijk maar waar, mijn pannenkoekje was een exacte kopie van de foto die op de kaart stond. Zelfs de manier waarop de chocoladesaus gedresseerd was, was precies gelijk. Creepy!

En daarmee zat deze dag er ook alweer op en kwam het einde van de vakantie akelig dichtbij.

Sapporo – 4 september 2012

Gisteren hadden we uitgevist dat er een bustoer was door Sapporo die ongeveer alle toeristische bezienswaardigheden aandeed. We waren echter te laat om toen die bus nog te nemen, dus vandaag deden we een nieuwe poging. Na het uitgebreide ontbijtbuffet stapten we naar de busterminal vlakbij het treinstation en kochten daar in de ondergrondse gangen een bentobox voor ‘s middags.

De meeste grote Japanse steden hebben in de buurt van stations en metro’s hele ondergrondse complexen met elk soort winkel dat je je maar kan voorstellen. Als je de metro of de trein neemt, hoef je zelfs niet buiten te komen om je aankopen te doen. Best wel handig. In België probeert de NMBS shoppen in stations te promoten, maar te zien aan de leegloop van de winkels in Brussel-Centraal, lopen deze pogingen niet van een leien dakje. In Japan daarentegen zoeken restaurants en winkels net de buurten van een station op. Waarschijnlijk omdat veel mensen in de stad geen auto’s hebben en op het openbaar vervoer als transportmiddel aangewezen zijn.

Ik kocht nog snel een stukje cheesecake (niet alleen een Amerikaanse, maar ook een Sapporo specialiteit) voor onderweg en we stapten op de bus richting het Okurayama Ski Jump Stadium. Voor alweer een bezoekje aan een dierentuin pasten we liever. Het Ski Jump Stadium werd gebouwd ter gelegenheid van de winterspelen van 1972, maar is nog steeds in prima conditie. We waren bijna de enige toeristen op de site die ook een sportmuseum bevat. Het museum lieten we links liggen, we trokken linea recta naar de stoeltjeslift om boven van het uitzicht te kunnen genieten.

Het uitzicht was werkelijk adembenemend. Het was de eerste keer dat ik zo’n springschans van dichtbij zag, maar oh la la, ik kan me niet voorstellen dat ik de moed zou hebben om daar op twee paar ski’s naar beneden te glijden. Ik zou waarschijnlijk ook te afgeleid zijn door het uitzicht en voorzeker ergens midden tijdens de vlucht op mijn gezicht gaan.

Met uitzicht op de schans en Sapporo aan onze voeten aten we onze bentobox op. Ik bestelde ter plekke een groene fanta (zelfs bovenaan een schans kan je eten en drinken en souvenirs kopen), maar dit bleek toch enigszins tegen te vallen. Zoals alle koolzuurhoudend dranken die ik in Japan dronk, had ook dit drankje een chemisch smaakje. But then again, smaken niet alle frisdranken een beetje chemisch?

Heel veel foto’s rijker, namen we de stoeltjeslift terug naar beneden om ons vervolgens busgewijs naar het Sapporo shrine te laten brengen. We genoten van de rust in het shrine en ik kocht voor 100 yen een fortune dat mij extreme luck voorspelde. Ik ben benieuwd! In het park rond de tempel zagen we ook de eerste herfstkleuren. Dit was zeker een anomalie, want het was het enige takje met rode bladeren in heel het bos, maar toch, herfstkleuren!

Na ons bezoek aan de shrine lieten we de bus ons helemaal aan het begin van Odori park afzetten. We wandelden op ons gemak door het langgerekte park en staken onze voeten nogmaals in het water. Niets verfrissender dan een fijne fontein in het midden van een hete stad. Ik ontdekte een als schuifaf vermomd kunstwerk van Isamu Noguchi en kon het natuurlijk niet laten om langs het zwarte glimmende oppervlak naar beneden te glijden. Soms moet een mens het kind in zich de ruimte gunnen.

We deden opnieuw een poging om een t-shirt van de Japanse nationale voetbalploeg te kopen voor de schoonbroer van mijn vriend. In de vorige winkel die we aandeden waren de shirts uitverkocht. Nu hadden we meer geluk. Al vielen we lichtelijk achterover van de prijs: 100 euro voor een voetbal t-shirt in een maat waarin de zwager in kwestie waarschijnlijk niet eens paste. (Groter dan een large verkopen ze niet in Japan. Wat met die arme sumoworstelaars die een voetbalt-shirt willen kopen!?) We zijn wel zo verstandig geweest dat t-shirt mooi te laten hangen.

Het licht van de zon werd alweer wat roder, maar eigenlijk hadden we in Sapporo al alles gezien wat we wilden zien. Tot ik me herinnerde dat ik niet ver van ons hotel een wolkenkrabber met een reuzenrad op gezien had en elders een foldertje over ‘the only ferris wheel on a rooftop in Hokkaido’. We wisten snel wat gedaan.

Ook op deze attractie was bedroevend weinig volk. Er stond meer volk aan het onthaal kaartjes te scheuren (want kopen diende je weer via een automaat te doen) dan er mensen in het reuzenrad zaten (wijzelf en nog een ander koppel). Ik weet het toch niet, hoor, misschien zijn dit nog de naweeën van de tsunami of zo, maar bij sommige plekken die we bezocht heb, stel ik me serieus vragen of deze op lange termijn rendabel zijn.

We hadden een perfecte timing voor ons ritje met het reuzenrad, prachtig avondlicht en een geweldig mooie blauwe lucht met wolkjes. Zo’n reuzenrad blijft ook altijd een beetje spannend, dat wiebelt, dat kraakt en je voelt het bakje meewiegen op de wind die boven altijd zoveel feller lijkt. Niets voor mensen met hoogtevrees, dus. 😉

We hadden nog helemaal geen honger, maar dorst des te meer. Het toeval wil dat er in de building van het reuzenrad een Italiaans restaurant/bar was. Op goed geluk stapten we er binnen in de hoop een aperitief te scoren. Het grote restaurant was volledig leeg, dus kregen we een mooi plekje in een chique leren zetel aan een groot raam. Helaas was het uitzicht nogal belabberd, we keken uit op een oud en verroest gebouw dat dringend een lik verf kon gebruiken.

De cocktails daarentegen waren voortreffelijk. Ik bestelde een cosmopolitan en mijn vriend liet zich iets met gin aanraden (yakkes, gin). Ik zette me schrap voor het ergste, maar kijk, kreeg ik me daar een perfecte cosmopolitan geserveerd. Dat smaakte naar meer, want goeie cocktails zijn dun gezaaid in Japan. Dus deden we eventjes gek en gingen we voor een tweede rondje: een kamikaze voor mij en voor mijn vriend een matador. Heerlijk!

Voor het avondmaal gingen we naar een krabrestaurant vlakbij ons hotel (tiens, we hebben in Sapporo alleen maar vlakbij ons hotel gegeten). Die gigantische krab op het dak deed het hem voor mij. Na even gewacht te hebben in de inkomhal (waar levende krabben rondzwommen), kregen we een apart lokaaltje helemaal voor ons alleen toegewezen, afgesloten door schuifwanden. Mijn knieën waren blij dat het lokaal ingericht was met tafels en stoelen, al zag ik op foto’s dat er ook echt traditionele ruimten met tatamimatten waren. Ik bestelde een krab set en mijn vriend krabsushi. Het idee was met elkaar te delen. Twee sets zou waarschijnlijk te veel zijn en zo konden we toch van alles proeven. Wat volgde was een overdaad aan potjes en schoteltjes met rauwe krab, krabsushi, dumplings met krab, krab hot pot, krab met eipudding, krabsoep, gegratineerde krab, enzovoort. Allemaal even lekker. En een Hokkaido meloen als dessert, wat wil een mens nog meer.

Toch vond ik Sapporo het minst interessant van de bestemmingen die we tot nu toe aangedaan hebben. We waren oorspronkelijk van plan geweest het Sapporo biermuseum te bezoeken, maar omdat dit nergens bij de highlights vermeld werd en de toeristische bus er niet passeerde, lieten we dit vallen. Misschien was dit niet zo’n goeie beslissing, want buiten de spectaculaire skischans, de TV tower en de vele krabrestaurants valt er niet zoveel te zien in Sapporo.

Sapporo – 3 september 2012

Omdat het buffet in hotel Loisir de dag voordien zo goed was meegevallen (én we het een beetje zielig vonden dat het hotel die avond niets aan ons had verdiend) besloten we voor het nogal dure ontbijtbuffet in ons hotel te gaan. Er waren American pancakes, wat mij behoorlijk blij maakte, zelfs al waren ze een beetje aan de koude kant. Toen we na een riant ontbijt wilden afrekenen, kregen we te horen dat we ter compensatie van de problemen de dag voordien het ontbijt aangeboden kregen van het huis en dat terwijl we ook al ons diner gratis gekregen hadden. Ons hoorde je alvast in klagen over dit gulle gebaar. In totaal spaarden we op die manier 94 euro uit. Da’s een nacht gratis logeren.

Een treinrit van een tweetal uur later waren we in Sapporo. In het station van Sapporo werd ik onweerstaanbaar aangetrokken door de ‘gelato’ van Milkissimo. Ditmaal at ik geen lavendelsoftijsje, maar écht, Italiaans geïnspireerd ijs. Ik ging voor de exotische smaken pompoen en paarse aardappel. ‘t Is eens iets anders dan vanille en chocolade.

De metro bracht ons naar het Mercure hotel, alwaar we onze steeds maar zwaarder wordende koffers achterlieten om op zoek te gaan naar een middagmaal. We trokken naar Ramen Yokocho, een smal straatje midden in een huizenblok vol met piepkleine ramen restaurantjes. We hebben deze reis al soba en udon noedels genoeg gegeten, maar ramen nog niet en laat nu toevallig Sapporo gekend zijn om zijn ramen. We vonden snel een plekje aan een toog en bestelden. Enkele minuten later stond een dampende kop met bouillon, ramen en krab voor mijn neus. Goedkoop, erg lekker en vullend genoeg om er een flink eind mee toe te komen.

Volgende bestemming: Sapporo TV Tower, een grote zendmast die tevens dienst doet als toeristische attractie. Met de lift gingen we naar boven. De liftdame zegde bij het ons naar boven begeleiden een lesje op waar we niet veel van begrepen, gelukkig konden we naar buiten kijken vanuit de liftkooi. Het uitzicht vanaf de toren was echt de moeite. Mijn probleem met uitzichten is dat ik niet goed weet waar eerst kijken en het liefst van al van elk detail en elk mogelijk vergezicht een foto zou nemen. Wat maakt dat ik altijd veel te veel foto’s schiet op zulke locaties. Wat de selectie achteraf dan weer moeilijk maakt. Enfin ja, luxeproblemen.

Oja, elke toren in Japan heeft een eigen mascotte (supercoole torens zoals de Sky Tree hebben zelfs eigen waterflesjes in de vorm van de toren) en alle mascottes zijn even lelijk. Ik snap niet wie zo’n ding mee naar huis zou willen nemen. Ik wil wel eens graag de omzetcijfers van de souvenirshops die we op onze reis tegengekomen zijn, zien. Ik geloof nooit dat die uit de kosten geraken. Meestal loopt er veel personeel rond en weinig kooplustigen en heeft het personeel niets anders te doen dan いっらしゃいませ (‘irrashaimase’ ofte welkom) te roepen. Ofwel zijn de producten zo overprijsd dat de winstmarge van de verkoop van enkele stuks voldoende is om al dat personeel uit te betalen.

Japan is zo’n land waar mensen (in onze ogen) nutteloze jobs doen die bij ons in België geautomatiseerd zijn of gewoonweg niet bestaan. Zo staan er bij alle wegenwerken mannetjes te zwaaien met een vlag en/of lichtjes om aan te geven dat je moet oppassen, zijn er mensen die liftbegeleider spelen, zitten er mensen aan kruispunten om het aantal voertuigen dat passeert manueel te tellen, staan er in de dierentuin mensen bordjes omhoog te houden dat je niet mag flitsen, zijn er hordes jongelingen die tissues, waaiers, flyers, coupons en andere brol staan uit te delen in de uitgaansbuurten,… Verder zijn Japanners dol op mensen die kaartjes knippen, scheuren, afstempelen, enzovoort. Dat levert dan situaties als volgt op: er staat een automaat waaraan je je ticketje voor bvb een museum koopt, de meneer of mevrouw aan het onthaal legt uit hoe je de automaat moet gebruiken, vervolgens moet je het ticketje laten stempelen/scheuren door dezelfde mevrouw aan het onthaal en vaak verder nog eens door een tweede of derde persoon.

Na ons bezoek aan de TV Tower besloten we wat te gaan afkoelen in de fonteinen van het Odori park aan de voet van de TV Tower. Odori park is een prachtig langgerekt stukje groen in het midden van de stad, ideaal om het stof van onze voeten te wassen en ondertussen een ijsgekoeld drankje te drinken dat we kochten aan één van de kraampjes aldaar.

Na wat afgekoeld te zijn, zetten we onze tocht verder naar het alleroudste gebouw van Sapporo: de Klokkentoren die tot op vandaag het symbool is van Sapporo. Bijna niet te geloven dat dit nietige houten gebouw met zijn klokkentoren waarin een Amerikaanse klok werd gehangen en dat je amper ziet liggen tussen al de skyscrapers ooit het hoogste gebouw van Sapporo was. Het gebouw verliest veel van zijn charme doordat het verdrukt wordt door de vele hogere gebouwen rondom. We bezochten het museum in de Klokkentoren, maar de meeste informatie was enkel in het Japans beschikbaar, op een authentieke brief van de Amerikaanse klokkenmaker na. Het filmpje over de restauratie van het gebouw was wel de moeite, zelfs al was het in het Japans. De beelden illustreerden de lange weg en het vakmanschap dat bij de restauratie te pas was gekomen.

Daarna gingen we naar het voormalige Hokkaido Government Office Building. Het was ondertussen al te laat om het gebouw nog te bezoeken, dus liepen we rond deze Europees aandoende constructie (wikipedia noemt de stijl Amerikaans neo-barok) en de mooie tuin daarrond. De zon ging langzaam onder, we vonden een romantisch bankje in het park waarop we ons net wilden nestelen, onttrokken aan het oog van voorbijgangers, toen de muggen hun aanval lanceerden. We konden niet snel genoeg weg zijn.

Op zoek naar een niet al te grote hap (de ramen van ‘s middags was nog niet volledig verteerd) kwamen we in een simpele kaiten-zushi terecht vlakbij ons hotel. Een kleine zaak met maar één sushichef erin en nog één bijkomend personeelslid die warme gerechten zoals soep en noedels maakte in de achterkeuken. De chef maakte in zijn eentje voldoende sushi om de loopband te vullen en nam ook verzoekjes aan. Spijtig dat we de Japanse namen van al die soorten vis niet goed kennen en zelf niets konden bestellen. Gelukkig hadden we voldoende aan wat er op de band voorbij kwam. Niet de meest verfijnde sushi die we tot nu toe aten, maar de zaak had wel een authentieke uitstraling en de sushichef was bliksemsnel.

Het was nog niet al te laat, dus deden we nog eens een poging om iets te gaan drinken. Het blijkt dat het concept ‘iets gaan drinken’ nog niet helemaal op punt staat in Japan. Cafés zoals wij dat kennen, waar je met vrienden afspreekt om gezellig iets te drinken, hebben ze niet (of wij hebben ze althans niet gevonden). De meeste horecazaken zijn gefocust op eten (dat wel heel lekker is, natuurlijk) en bieden daarnaast nog een drankenkaart aan. Dus besloten we iets te gaan drinken in de bar van hotel Mercure. Bleek dat wij ongeveer de enigen waren in de verder erg stijlvol ingerichte bar. We bestelden een glas rode wijn (Franse, we hadden ons lesje ondertussen wel geleerd) dat heerlijk smaakte, maar zo’n lege bar, tja echt gezellig is dat niet. Zeker niet als je subtiele signalen krijgt, dat je maar beter geen tweede bestelling meer plaatst. We hielden het dus op één glas waar we vervolgens superlang over deden.

 

Asahikawa – 2 september 2012

Chuck stond stipt om 9.00u aan de receptie van het Natulux hotel in Furano. Tijdens de rit naar Asahikawa praatten we na over de fiets- en wandeltochten van de voorbije dagen. We spraken ook over zijn thuisland Australië en dan meer bepaald Tasmanië waar hij oorspronkelijk vandaan komt. Hij vertelde dat hij een tijd bij zijn schoonouders in Tokyo had ingewoond op een appartementje van 40 vierkante meter, waar dan ook nog eens in het weekend de zuster van zijn vrouw en haar gezin kwamen logeren. Niet echt comfortabel, zeker niet als je de leegheid van een land als Australië gewoon bent. Onze gesprekken deden me alvast terug verlangen naar onze reis door Australië.

Rond half elf konden we inchecken in hotel Loisir in Asahikawa en begon het derde gedeelte van onze Japanreis. Dit was het minst goed voorbereide gedeelte van de reis. De informatie in mijn reisgids was erg summier tot onbestaande, dus moesten we het doen met de foldertjes die we ter plekke konden vinden en de informatie op tripadvisor. Blijkbaar was Asahiyama zoo één van de topattracties van Asahikawa, gekend voor de manier waarop de dieren getoond worden aan het publiek.

Omdat we niet goed wisten wat anders doen, namen we de bus naar de zoo. Misschien was het de terugslag van de voorbije dagen, maar de hitte leek nog zwaarder dan anders. We voelden ons allebei niet echt in topvorm en ook de zoo kon ons maar matig inspireren. Een zoo blijft een plek waar dieren opgesloten zitten om getoond te worden aan de mensen. En het is waar dat er duidelijk inspanningen gedaan werden om de leefomstandigheden van de dieren te verbeteren en sommige leefomgevingen waren erg leuk: de klimpalen voor de apen, de buis waarin de zeeleeuwen zwommen, de sproeiers voor de arme pinguins die duidelijk evenveel last hadden van de warmte als wijzelf, maar andere kooien waren nog een erfenis uit een vorig tijdperk en konden een make-over gebruiken.

Er was ook veel te weinig groen in de tuin, waardoor je moest zoeken naar een plek met schaduw en dat terwijl het meer dan dertig graden was. Dé populairste attractie in deze dierentuin is het voederen van de dieren. Tijdens het voederen vertelden de verzorgers allerlei bijzonderheden over de dieren. Vooral de oerang-oetans waren kostelijk terwijl ze om voedsel bedelden en demonstreerden hoe ze werktuigen konden gebruiken. Omdat de uitleg enkel in het Japans was en gedragingen van dieren niet echt tot onze courante woordenschat in de Japanse les behoorden, verstonden we er quasi niks van.

De hitte bleef drukkend en zelfs een ijsje kon me niet beter doen voelen. We namen dan maar de bus terug naar het stadscentrum om daar nog wat rond te lopen. Voor wie ooit de bus in Japan wil nemen: je stapt bij de deuren in het midden op en betaalt bij het uitstappen aan de chauffeur. Betalen kan met een Suica-kaart (als de busmaatschappij in kwestie dit aanvaardt, wat in Hokkaido niet het geval is) of gewoon cash. Je geeft het juiste bedrag van de rit aan de chauffeur. Hoeveel je moet betalen kan je aflezen op het bord boven de chauffeur. De prijs is afhankelijk van het aantal haltes dat je meereist.

Voor het avondmaal hadden we niet zoveel inspiratie. Na de douche om al het zweet van ons lijf te spoelen, besloten we dan maar gewoon het buffet van het hotel zelf te proberen. Dat was een goeie beslissing, want het aanbod was overdadig. Er was zelfs een chef die enkel maar krab klaarmaakte voor de gasten. Als je ooit naar Hokkaido gaat, moet je zeker krab proberen. Elke viswinkel verkoopt er verse krab en de krab wordt in allerlei verschillende gerechten en op wel honderd verschillende manieren verwerkt. Een ander favoriet gerecht van mijn vriend en mezelf is warme rijst met daarop rauwe vis, vooral viseieren zijn heel lekker op die manier.

We waren net aan het bedenken wat we als dessert zouden nemen, toen we merkten dat de bediening de mensen aan de tafels begon aan te spreken om weg te gaan. We hadden niet meteen door wat er aan de hand was, tot één van de bedienden in haar beste Engels kwam zeggen dat het hotel geëvacueerd werd (evacuatie behoort ook niet tot onze courante Japanse woordenschat). Wat de reden voor de evacuatie was, wist ze niet te zeggen. Nu, als iemand mij zegt dat ik moet evacueren, dan doe ik dat ook.

En zo stonden we even later met alle mensen die in het hotel waren (en dat waren er veel, want hotel Loisir is erg groot en heeft drie restaurants) op een pleintje te kijken naar het gebouw. We zagen nergens rook en ook geen brandweerwagens, dus een brand leek ons uitgesloten. Er was wel veel politie opgetrommeld. Spijtig genoeg verstonden we niks van wat er door de luidsprekers van de politie-auto meegedeeld werd. Gelukkig was er een vriendelijke bediende van het hotel die ons regelmatig in het Engels kwam uitleggen wat er aan de hand was.

We vernamen dat er een bommelding geweest was met dit hotel als doelwit. Blijkbaar was dit niet de eerste bommelding in Asahikawa, want een ander hotel was eerder diezelfde week ook het slachtoffer geweest van zo’n melding. Gelukkig bleek de melding toen vals, maar natuurlijk neemt de politie in zo’n geval geen enkel risico. Mijn vriend en ik waren echt onder de indruk van de professionaliteit van de staf van het hotel. Ze brachten handdoeken voor de oudere mensen en de kinderen om hen warm te houden. Beetje vreemd als je bedenkt dat het ongeveer 26 graden was op dat moment, maar wel vriendelijk.

De hele evacuatie duurde ongeveer een uur en toen mochten we het gebouw opnieuw binnen. Wij namen opnieuw plaats in het buffetrestaurant en kozen een dessertje uit. Het zou zonde zijn om al dat lekkere eten te laten slecht worden. Toen we wilden afrekenen, zei men ons dat we gegeten en gedronken hadden op kosten van het hotel. Ter compensatie van het ongemak. Erg vriendelijk, maar absoluut niet nodig voor mij. Het is immers niet de schuld van het hotel dat iemand een valse bommelding doet.

Wij maakten ons verder niet al te veel zorgen meer en sliepen die nacht als een roosje.

Furano – 1 september 2012

47 kilometer voor de boeg, daar begonnen we niet aan zonder stevig ontbijt. Ik ging voor een traditioneel Japans ontbijt (alhoewel ik de gefermenteerde sojabonen en het rauwe ei aan mij liet voorbij gaan), mijn vriend kapituleerde voor een westers ontbijt. Grappig: de dame die ons bediende, wist van ons bezoek aan de izakaya de dag voordien af. Blijkbaar was haar man er gisteren ook tegelijkertijd met ons. Ik kan me voorstellen dat het bezoek van die twee rare westerlingen een heel event was in dit eenvoudige restaurant. Waarschijnlijk spreekt de chef er nu nog van. Niet moeilijk, want we waren ongeveer de enige westerse toeristen in heel Furano.

We besloten in de voormiddag goed door te fietsen tot aan het verste punt van de rondrit: de Jam Factory. Deze dag had ik voor het eerst last van zadelpijn (toch blij dat we allebei een padded bikeshort gekocht hebben) en tintelingen in mijn vingers (van het dichtknijpen van de remmen vermoed ik). Mijn lichaam vond vijf dagen na mekaar fietsen blijkbaar welletjes. Ik negeerde deze kleine ongemakken en genoot van de allerlaatste fietstocht door de prachtige landschappen van Hokkaido.

Op voorhand was het een beetje moeilijk inschatten, maar deze formule is ons geweldig goed is meegevallen. Met dank aan het fantastische weer en Bike Tours Japan voor de goede organisatie. Ik mag er niet aan denken dat we al die kilometers in de regen hadden moeten fietsen, zelfs niet met onze fancy splinternieuwe regenjasjes. We hadden op voorhand nooit verwacht dat we elke dag temperaturen van tegen de dertig graden zouden hebben. Aan deze vakantie zullen we alleszins een mooi kleurtje overhouden (op voorwaarde dat we geen te korte broeken/rokjes dragen, de bovenkant van onze dijen ziet nog altijd akelig wit).

Mooi op schema kwamen we bij de Jam Factory aan. Op dezelfde locatie als de Jam Factory bevond zich een mangashop van Anpanman, een cartoonfiguurtje voor kinderen dat een hoofd van gebak (?) heeft. Blijkbaar enorm populair in Japan bij de kleinsten. We liepen wat rond in de shop en kochten souvenirs voor onze petekindjes.

Daarna proefden we de konfituur van de Jam Factory. Nog nooit in één ruimte zoveel verschillende soorten konfituur bij mekaar gezien. Het was wel jammer dat de productie-eenheid stil lag omdat het weekend was, want nu beperkte ons bezoek zich enkel tot proeven. Al bleek uit de inrichting van de site dat dit duidelijk het hoofddoel van de meeste bezoekers was. We kochten een paar konfituurrariteiten (konfituur van wortel, iemand?) voor het thuisfront, snackten met gefrituurde inktvisballetjes (net kaasballetjes, maar dan lekkerder) om een klein hongertje te bedwingen en keerden op onze stappen terug naar Rokugo.

We passeerden langs een verlaten tv-set waar de immens populaire reeks Kita no Kunikara (Van het Noordland) werd opgenomen. Aangezien we de reeks niet kenden, vonden we het niet de moeite om een paar honderd yen te betalen om wat verlaten verroeste bussen en skiliften te bezoeken.

We stopten wel in het Furano Glass Forest vlakbij. Nog zo’n winkel waar je ogen niet wisten waar eerst kijken. Kamers en kamers vol met kunstwerkjes gemaakt uit glas in alle vormen, kleuren en groottes. Impressionant. Ik kocht een mini-pinguin zo groot als het vingerkootje van mijn pink, gewoon omdat het figuurtje zo schattig was. En ja, dit soort winkels doet er natuurlijk alles aan om de bezoeker tot kopen aan te zetten, maar kom, zo steunden we de Japans economie een beetje, die toch harde klappen gekregen heeft na de ramp in Fukushima.

Als middagmaal aten we een noedelsoepje. Op de terugrit naar Furano kwamen we velden en velden geoogste ajuinen tegen die in de zon lagen te drogen. Bij het afdalen naar Furano stopten we op een prachtig uitzichtpunt. De zon stond al wat lager aan de hemel en zorgde voor een warme gloed. We voelden ons echte bofkonten.

En toen was het half vijf en zat onze allerlaatste fietstocht erop. Met spijt in het hart namen we afscheid van onze fietsen. We keken al het materiaal na en borgen alles netjes op voor de volgende fietsers. De fietstocht door Hokkaido was alleszins een onvergetelijke ervaring, die beslist naar meer smaakt. Wie weet waar we volgend jaar terechtkomen, te fiets of niet te fiets?

Voor het avondmaal gingen we naar restaurant Kumagera voor een hot pot diner. Het was heel erg lekker, maar niet vergelijkbaar met de authentieke ervaring die we de dag voordien in de izakaya hadden. Kumegera was een groot restaurant met veel bediening, en geen eenmanszaak zoals de izakaya. Al kwam de uitbater van Kumagera na het afrekenen wel een praatje met ons maken om te vragen van welk land we kwamen (in het Japans uiteraard). Ik vraag me af hoeveel Japanners die we op onze trip zijn tegengekomen effectief weten waar België ligt.

We wilden na het avondmaal nog iets drinken in ons hotel, maar blijkt dat de meeste plekken die we in Hokkaido bezochten er niet meteen en wild uitgaansleven op nahouden. Het bar-restaurant bij ons hotel was al gesloten. Gelukkig was er een souvenirshop waar je een likeur van een plaatselijke universiteit kon kopen. We dronken het flesje leeg op onze kamer en gingen, o verrassing, opnieuw vroeg slapen. Morgen zou Chuck ons al om negen uur komen ophalen om ons naar ons hotel in Asahikawa te brengen.

Van Biei naar Furano – 31 augustus 2012

Ontbeten met een omelet, zonder rijst! Dat zijn we niet meer gewoon. Er was zelfs een sneetje brood voorzien!

39 kilometer voor de boeg, plus eventueel nog een bijkomende 13,7 kilometer op het einde, afhankelijk van ons humeur op dat moment. Eerste stop: alweer een flower farm, dit keer naar eentje waar ze alpaca’s kweekten. We hebben geen alpaca gezien omdat ze daar extra inkomgeld voor vroegen. We werden daarentegen wel uitvoering digitaal vastgelegd tegen een achtergrond van bloeiende bloemen door de plaatselijke fotograaf-met-ladder. En natuurlijk at ik een lavendelijsje. Misschien moet ik overwegen mijn eigen lavendelijsshop te openen in Leuven, een gegarandeerde hit.

Het fietsen ging vlotjes, we lasten zelfs een kleine omweg in naar een reuzensupermarkt waar ze reuzenperziken verkochten en jaja, een verlengkabel, want Chuck was wel zo vriendelijk om ons zijn convertor te lenen, binnen enkele dagen zouden we die moeten teruggeven en de reis was nog niet gedaan.

Middagpauze hielden we in een schattige soba café waar we een heerlijke kom hete noedels voor onze neus gezet kregen. We bedwongen nog wat heuveltjes en stopten bij Farm Tomita, een grote lavendelboederij. Farm Tomita is één van de weinig overgebleven lavendelboerderijen in Hokkaido. In de jaren zeventig sloten de andere boerderijen één voor één de deuren wegens steeds minder vraag naar lavendelextract en de concurrentie van kunstmatige geurtjes. De boer van Farm Tomita kreeg het echter niet over zijn hart zijn velden lavendel te vernietigen en vormde zijn landgoed om tot een toeristische bezienswaardigheid.

Werken op de lavendelvelden is typische een vrouwentaak. De werksters op de lavendelvelden zijn hierbij van kop tot teen bedekt. Japanse vrouwen willen immers dat hun huid zo blank mogelijk blijft en doen er alles aan om de zon te vermijden. In de winkels heb je dan ook rekken vol met allerlei spul om je huid bleker te maken. De omgekeerde wereld, want wij westerlingen zien maar al te graag een gezond bruin kleurtje. Op de farm dronken we heerlijke lavendellimonade en twijfelden lang in de shop of we al dan niet naar lavendel geurende souvenirs zouden meenemen. Omdat het allemaal wat duur was (spijtig van de hoge koers van de yen) en onze valiezen al vol genoeg zaten, besloten we het zo te laten.

Wat verder op onze fietstocht kwamen we wijnvelden tegen en een gloednieuw gebouw in het midden van die wijnvelden waar je allerhande zoete lekkernijen kon kopen. Wij kochten een doosje met gedroogde aardbeien omgeven met chocolade. Verrassend lekker. Wel jammer dat al die lekkere koekjes en zoetigheden in lagen en lagen verpakking verstopt worden. Niet echt milieuvriendelijk. Een klein voorbeeldje van een standaardverpakking voor koekjes met een zoete crème ertussen: elk koekje is afzonderlijk verpakt in een plastieken zakje. De plastieken zakjes zijn per drie aan elkaar verbonden door een smal plastiekje errond. De plastieken zakjes in stapeltjes van drie liggen in een plastieken doos aangepast aan hun vorm. Rond de plastieken doos zit een kartonnen doos, rond de kartonnen doos is een laag inpakpapier aangebracht. En als je zo’n doos koopt, wordt je doos nog eens in een aangepast plastieken zakje gestopt. It is just too much.

Volgende stop: Chateau Furano, waar we de plaatselijk gemaakte wijn konden proeven. Laat het ons erop houden dat Japanners niet veel kaas gegeten hebben van wijn maken en er nog heel wat marge voor verbetering is. Maar trots zijn ze wel, op hun Hokkaido wijnen.

En daarmee zaten onze 37 kilometer erop. We waren vroeg genoeg in Furano en besloten die bijkomende 13,7 er nog aan te plakken. Dit tochtje zou ons naar de Ningle terrassen voeren en wij zijn altijd te vinden voor een mooi uitzicht. Wat dat uitzicht betreft, bleken we ons echter vergist te hebben. De klim naar de terrassen was veel te steil en de zon ging sneller onder dan verwacht. We haalden de top, maar niet zonder het nodige gezeur, gezaag en gepuf. Daar aangekomen bleek er van een mooi uitzicht niet echt sprake, we zagen een gigantisch vijfsterrenhotel en een bos met houten huisjes erin. We hadden ook te weinig tijd om naar een mooi uitzicht te zoeken, want het was al bijna donker. Teleurgesteld lieten we ons dan maar weer naar beneden bollen. Al die inspanning voor niks.

We dropten onze fietsen en fietstassen af in ons hotel. Ditmaal hadden we een gewone westerse kamer met bedden en matrassen. Jay voor matrassen! We namen een douche op onze eigen kamer en trokken de stad in voor het avondmaal. Al moet ik toegeven dat we ons dagelijks bad in een hete onsen misten. Een betere manier om een fysiek zware dag af te sluiten, is moeilijk denkbaar. Zelfs aan de naakte wijzende kinderen voor wie blonde mensen duidelijk erg exotisch zijn, raakte ik op den duur gewoon.

Furano bleek een vrij doods stadje te zijn. De straten waren er ‘s avonds zowat uitgestorven. We hadden een aantal restaurantsuggesties meegekregen, maar de Korean barbecue die we wilden proberen was niet open. Zo kwamen we in ons meest authentieke restaurant van de hele reis terecht: een izakaya gerund door een kranige zestiger die dit werk duidelijk al tientallen jaren deed. Het restaurantje wat piepklein en er was enkel zitruimte aan een toog rond een centraal vuur waarop een grote pot sake werd warmgehouden. Hoe klein ook, de izakaya was van vloer tot plafond volgestouwd met allerlei prullaria, kookgerief en sakeflessen. Heel gezellig.

Buitenlanders frequenteerden deze zaak duidelijk niet vaak, afgaande op de reactie van de uitbater en de andere aanwezigheden. En ook hier werd hardop gelachen toen we sake bestelden. De uitbater kon een stuk of tien woorden Engels, maar we trokken onze plan in een mengeling van gebrekkig Japans met hier een daar een Engels woord. Voor mensen die graag Hokkaido willen bezoeken: op dit eiland vind je echt bijna niemand die Engels verstaat, laat staan spreekt. Een beperkte basiskennis Japans is dus heel erg handig. Laat je hier echter niet door afschrikken, met handen en voeten iets uitleggen gaat ook.

Een menukaart had deze izakaya niet, dus zeiden we tegen de chef dat hij mocht klaarmaken wat hij wilde. Hij vroeg of we grote honger hadden, wat we bevestigden en toog aan het werk. We kregen eerst sashimi van inktvis, daarna een volledige hokke (vis uit Hokkaido), zalmsoep en teryaki. Meer dan genoeg om onze honger te stillen.

Met goed gevulde magen namen we afscheid van de vriendelijke uitbater en zijn klanten. Op tijd in bed voor wat onze laatste dag fietsen zou worden.

Van Tokachidake naar Biei – 30 augustus 2012

37 kilometer voor de boeg vandaag, mostly downhill. Een makkie! Volgens de beschrijving die we meekregen, was er meer dan tijd genoeg om een paar wandelingen te maken. Na het ontbijt (buffet!) startten we met een wandeling die begon aan ons hotel. Het was even zoeken naar het beginpunt en zelfs de vriendelijke man aan de receptie van het hotel kon ons, ondanks zijn inspanningen niet echt verder helpen. Dat is wel een beetje vervelend aan Japanners: ze willen je zo graag helpen dat ze moeilijk durven toegeven dat ze iets niet weten.

Enfin, na een kwartiertje zoeken vonden we het startpunt. Duidelijk niet het meest begane pad, want het was dichtbegroeid en niet zo goed onderhouden. We voelden ons bijna echte woudlopers, zo helemaal alleen in het groen. Het tweede stuk van de wandeling was radicaal anders. Omhoog langs de canyon was er een breed rotsig pad aangelegd dat je zelfs met een 4×4 zou kunnen doen. Een mooie wandeling bracht ons naar het uiterste puntje van de canyon. Onderweg kwamen we een blinkend zwarte slang tegen die zich gecamoufleerd had als zwarte elektriciteitsbuis. Totdat de buis begon te bewegen. Ik kon niet voorkomen dat me een gil ontsnapte, waardoor het beest natuurlijk snel wegkroop en ik enkel nog maar de staart kon fotograferen.

Dat de belletjes die alle wandelaars hier dragen niet enkel voor de show zijn, bleek toen een Japanse wandelaar ons met handen en voeten probeerde uit te leggen dat hij onderweg een beer had gezien. Het duurde even voordat onze eurocent viel, want zijn uitspraak van ‘bear’ vertoonde weinig gelijkenissen met het Engels. We waren echter niet van plan de canyon over te steken om de beer te gaan zoeken, want er moest nog wat gefietst worden.

De terugweg van de wandeling voerde ons weer het bos in. Dit was een tricky stuk, want de ondergrond was nat en de houten balken die aangebracht werden, waren verraderlijk glad. Na een slippertje van mijn kant (gelukkig heb ik een schokbestendig achterwerk) lieten we het tempo wat zakken. De steile afdeling was op bepaalde plekken echt gevaarlijk en we wilden niet dat Chuck ons zou moeten komen zoeken in de jungle.

De wandeling had langer geduurd dan de anderhalf uur die voorzien waren en het was ondertussen al bijna middag. We zagen het niet zitten om aan de fietstocht te beginnen zonder brandstof, dus aten we snel een noedelsoepje en een curry in het restaurant.

Het eerste stuk van de rit was weer een zalige afdaling. We raceten de berg af, terwijl de wind voor wat afkoeling zorgde. Onderweg wilden we nog een tweede wandeling maken (the Pika Walk) bij Bogakudai Lookout. Bogakudai Lookout bevond zich echter bovenaan een steile klim. Steiler dan gisteren of was het misschien nog warmer? Deze keer moesten we toch een stukje te voet naast onze fiets stappen, zelfs de kleinste versnelling bracht geen soelaas.

Bij Bogakudai Lookout hadden we een mooi uitzicht op vulkaan Tokachi en de gestolde lavastroom die getuigde van een recente uitbarsting. De Pika Walk zou maar een dertig minuten duren, uiteraard deden wij er langer over door onderweg foto’s te nemen en de wandeling niet al joggend af te leggen. Enfin, het idee om nog tien kilometer extra aan deze fietstocht te plakken, lieten we al snel varen. We waren de klim naar Bogakudai amper boven geraakt.

Terug op de fiets het tempo wat opgevoerd, want we hadden nog aardig wat kilometers voor de boeg en het begon al wat later te worden. We stopten nog bij twee watervallen: een door het zwavel van de vulkaan blauw gekleurde waterval en een ander exemplaar gelegen aan een Boeddhistisch pad versierd met allerlei beelden. Erg mooi, die laatste waterval. Maar het hoogtepunt van de dag moest nog komen: Blue Pond, een sureëel blauwe vijver die ontstaan is door de bouw van een dam om de modderstromen tegen te houden. In het water staan stammen van dode bomen die weerkaatst worden in het diepblauwe water. Wat deze kleur veroorzaakt is niet helemaal duidelijk. De Blue Pond werd pas echt beroemd toen een foto van dit wonder als Apple-background beschikbaar werd.

We treuzelden te lang bij de Blue Pound, ondertussen waren de schaduwen langer geworden en hadden we nog zo’n twintig kilometer voor de boeg. Er volgde een flink aantal kilometers in de vallei op ultravlakken wegen, waardoor we makkelijk een tempo van gemiddeld vijfendertig kilometer per uur konden aanhouden en onze achterstand wat konden wegwerken. Op het einde werd er van ons weer enig klimwerk verwacht, gelukkig waren de hellingen deze keer kort en begonnen we de klimtechniek onder de knie te krijgen.

We waren net op tijd om op de heuvels van de flower farm vlakbij onze hostel van de zonsondergang te genieten. Terwijl wij van de zonsondergang stonden te genieten had Chuck al gebeld naar onze gsm (goed weggestopt in de rugzak) en naar het hostel, duidelijk ongerust dat we onderweg ergens verongelukt waren. We stelden hem snel op zijn gemak.

We hadden het hostel, gevestigd in een voormalige Trading Post, helemaal voor ons alleen. We namen snel een douche in de gemeenschappelijke badkamer (helaas beschikte het hostel niet over een onsen) en kregen toen het avondmaal voorgeschoteld dat de gastvrouw voor ons bereid had: gerechten met Franse invloeden en één van de weinige keren dat we rundsvlees als hoofdgerecht aten. Alles superlekker! Bij het avondmaal dronken we een flesje Furano wijn van 375 ml. Een tegenvaller, die plaatselijke wijn. Wat zurig van smaak en geen lekkere afdronk. Al goed dat we maar een klein flesje besteld hadden.

De rest van de avond brachten we door in de rust van het hostel waar er, hoera!, free wifi was. Tergend traag free wifi, maar beter dan niks. De mi-fi die we bij het begin van onze trip door Japan hadden gehuurd, liet het wat afweten in Hokkaido. Het ding had vaker niet dan wel 3G-ontvangst, dus het plan om altijd online te zijn, is hierdoor wat in het water gevallen.

Van Tenninkyo naar Tokachidake – 29 augustus 2012

We ontbeten om zeven uur ‘s morgens, maar eer dat we goed en wel gepakt en gezakt waren en alle verbrande lichaamsdelen overvloedig met zonnecrème ingesmeerd hadden, was het negen uur voordat we op de fiets zaten. We draaiden acht halveliterflesjes uit de drankautomaat om te vermijden dat we onderweg gedehydrateerd geraakten en werden uitgewuifd door de hoteleigenaar die ons toch zo’n mooi koppel vond. Ik denk dat ik nog nooit in mijn leven zo uitbundig uitgewuifd ben. De man bleef maar zwaaien met beide armen boven zijn hoofd en wij maar terugzwaaien al zwalpend op onze fiets.

53 kilometer voor de boeg onder een loeiend hete zon. Gelukkig zorgde de fietshelm ervoor dat mijn hoofdhuid niet nog meer kon verbranden. Het leek ons alleszins een strak plan om minstens om de twee uur te smeren en onderweg nog een extra bus zonnecrème in te slaan.

Het eerste stuk van de rit was supermakkelijk: bergaf bollen aan een strak tempo. Het enige wat we moesten doen was onze remmen dichtknijpen om te vermijden dat we de controle over onze fiets kwijtraakten. We stopten bij een stuwdam en genoten van het prachtig groene landschap van Hokkaido. We fietsten langs rijstvelden omringd door blauwe bergen en lieten ons overdonderen door de pracht en de uitgestrektheid van het landschap.

Rond de middag lasten we een korte pauze in bij een flower farm. Op een flower farm vind je niet alleen bloemen, je kan er ook met quads rondrijden, je laten rondrijden in een zo’n treintje op wielen, een ijsje of andere snack eten en allerlei prullaria kopen. Een extra bron van inkomsten voor de boerderij, zullen we maar denken. Ik proefde er mijn allereerste lavendelijsje (lekker!) en we kochten een raar blauw geleiachtig drankje met zachte witte stukjes erin. Dat blauw zouden we later op onze trip nog terugzien.

We maakten een kleine omweg langs een seven-eleven in de hoop een verlengsnoer te vinden. De convertor die wij vorig jaar gans onze reis gebruikt hadden, bleek namelijk waardeloos in Hokkaido. De convertor heeft een aardingspin en nergens in gans Hokkaido was er een stopcontact met aarding te vinden. Gelukkig hadden we een reservebatterij bij waaraan we voorlopig nog onze gsm’s konden opladen, maar de laptops kwamen zo landzamerhand zonder stroom te zitten. En als de batterij van het fototoestel leeg zou geraken, konden we deze niet meer opnieuw opladen. Probleem! Helaas vonden we nergens een verlengsnoer of een andere convertor. We zouden de hulp van Chuck moeten inroepen om ons elektriciteitsprobleem op te lossen.

Na een vruchteloze zoektocht fietsten we verder. We hadden wat tijd verloren, waardoor we pas rond half twee in het Pink café waren voor onze lunch. Afgaande op de prentjes (een volledig Japanse menukaart kunnen we onmogelijk lezen, de dranken in katakana lukken nog net), bestelden we een allebei een setmenu. Ik kreeg hartige pannenkoeken met kaas en worstjes en mijn vriend een soort tortilla met kaas en spek. Best lekker en voldoende om ons van brandstof voor het laatste stuk van onze trip te voorzien.

Zoals gewoonlijk zat het venijn in de staart. We begonnen aan een behoorlijk heuvelachtig gedeelte van de tocht en dat in combinatie met temperaturen van meer dan dertig graden zorgde ervoor dat er aardig wat afgezweet werd. Op sommige hellingen moesten we halverwege stoppen om even op adem te komen en wat te drinken. Vooral die ene helling van 8% was er bijna te veel aan. Maar ik ben trots te kunnen zeggen dat we allebei boven geraakt zijn zonder te moeten naar boven stappen. In de allerkleinste versnelling, dan wel. 😉

De route die we met de fiets deden, is een bekende sightseeing route in Hokkaido. We werden door traag rijdende auto’s gepasseerd die regelmatig stopten om foto’s te nemen van het landschap en er waren langs de kant van de weg speciaal plekken voorzien om veilig te parkeren.

Onderweg zagen we twee Japanners in een cute autootje die duidelijk te zeer van het landschap aan het genieten waren om op te letten waar ze reden. De Japanse dame was met één van haar voorwielen in een betonnen afvoergeul terecht geraakt. Mijn vriend en ik stopten om onze hulp aan te bieden, maar verder dan een halfslachtige poging om de wagen uit de geul te tillen, geraakten we niet. Hier zou een takelwagen aan te pas moeten komen. We staakten onze pogingen en fietsten verder. Even later zagen we vanuit de verte dat er ondertussen andere behulpzame Japanners gestopt waren. Hopelijk is het goed gekomen.

We passeerden regelmatig bordjes die passanten wezen op een beroemde heuvel, beroemde boom, beroemd landschap, bekend uit reclame voor tabaksproducten. Japanners zijn duidelijk dol op hun sigaretje (restaurants zijn er bijvoorbeeld nog niet verplicht rookvrij). Voor de famous Oak Tree was er zelfs een aparte parking aangelegd voor auto’s en bussen.

We beten nog even door de allerlaatste loodjes (die ene stevige helling die er te veel aan was) om aan te komen op de plaats van afspraak, waar Chuck ons stond op te wachten. We laadden de fietsen in de bestelwagen en reden met de auto verder naar hotel Kamihoro in Tokachidake. Ik was tevreden dat we ondanks de hitte de heuvels zonder problemen waren overgeraakt.

In vergelijking met landschap dat we nu inreden waren de zacht glooiende heuvels die we achter ons lieten, echter klein bier. Steile bergen rezen voor ons op en Chuck bracht ons naar een hotel op een bergflank.

De zon had alweer ongenadig toegeslagen. Mijn beide oren en de achterkant van mijn nek waren verbrand. Mijn oren was ik vergeten in te smeren, omdat ik dit niet gewoon ben. Deze stukjes huid zijn meestal bedekt door mijn haar of toch plukken haar die loskomen uit mijn haarspeld, maar de strakke staart (met antislip haarrekjes nog gekocht in Cairns in Australië) en de zon die op onze rug scheen, zorgden voor een gloeiend rood resultaat. Pijnlijk. Gelukkig hadden we onderweg een extra bus zonnecrème op de kop getikt.

Ook in dit hotel sliepen we in een traditioneel Japanse kamer. Erg bijzonder was de muurdecoratie die uit levend mos bestond. We trokken zo snel mogelijk onze kleren uit, deden onze yukata aan en gingen onze vermoeide spieren laten weken in het hete water van de rotenburo, een prachtige, in de buitenlucht gelegen, volledig houten onsen met zicht op de ondergaande zon. Adembenemend. Ik voelde mijn spieren ontspannen in het hete water terwijl de lucht boven de vallei langzaam rood werd. Mijn verbrande kuiten prikten in het warme water, maar ik voelde dat het goed zou komen. Spijtig dat ik dit moment niet kon delen met mijn vriend, die zich in de onsen voor mannen bevond.

Het avondmaal was traditioneel Japans, maar wel in buffetvorm, zodat we konden kiezen wat we graag wilden eten. In mijn geval: van alles een beetje! Uiteraard namen we weer een hot pot en aten we de lekkerste tempura ooit: heel licht en perfect krokant. Bij het avondmaal dronken we een glaasje warme sake. Dat hadden we wel verdiend na de inspanningen van de voorbije dag.

Blijkbaar vinden Japanners het erg grappig als een buitenlander sake besteld, want telkens we sake bestelden deze reis werden we op een lachsalvo onthaald. Het is me nooit duidelijk geworden waarom de Japanners dit zo grappig vonden.