– schriftelijk examen Japans
– lamellen voor groot schuifraam
– inbouwkast voor vestiare
Een vruchtbare dag, zowaar.
– schriftelijk examen Japans
– lamellen voor groot schuifraam
– inbouwkast voor vestiare
Een vruchtbare dag, zowaar.
Nu we het toch hebben over dingen waar ik een hekel aan heb: mensen die zich niet aan afspraken houden, staan op mijn lijstje nog boven banken en geldzaken.
Wij stonden vandaag om half zes met de raad van beheer en de syndicus te wachten op de bouwheer. Bedoeling was met de bouwheer het ganse gebouw door te lopen en te bespreken welke gebreken nog dienen opgelost te worden voordat er overgegaan kan worden tot de voorlopige oplevering. Drie kwartier hebben we gewacht. Geen spoor te bekennen van de bouwheer. Zijn gsm stond naar goeie gewoonte af en zijn voicemail kon geen bijkomende berichten meer verwerken. We zijn dan maar zonder hem het gebouw rondgegaan. De lijst met gebreken zal hij via een administratieve tussenpersoon van ons ontvangen. Ik ben ondertussen de tel kwijt geraakt hoe vaak we hem deze lijst al bezorgd hebben.
En heb ergste is dat ik mij nog zo gehaast heb om op tijd terug te zijn uit de cursus. En dat terwijl ik diep van binnen wést dat de bouwheer niet zou komen opdagen. Mensen die zich niet aan afspraken houden zijn in de bouwsector enorm goed vertegenwoordigd.
Als er één ding is waar ik een hartsgrondige hekel aan heb, dan is het wel aan geldzaken (en banken, aan banken heb ik ook een hartsgrondige hekel). Budgetteren, begroten, het is niet echt aan mij besteed. Voordat ik weer totaal verkeerd begrepen word: ik ben niet spilziek, ik zie het nut van sparen heus wel in, ik hou rekening met de toekomst, etcetera. Ik hou mij gewoon niet graag met geldelijke zaken bezig. Vandaar misschien dat afbieden niet aan mij besteed is en ik zelden prijsvergelijkingen maak, terwijl ik dit beter wel zou doen. Ik kan het gewoon niet opbrengen om twintig verschillende winkels af te lopen op zoek naar hét goedkoopste item.
Vandaar dat ik erg bij ben dat de vergadering vanavond met de syndicus en de raad van beheer erg vlotjes ging. De eensgezindheid was ontroerend. Het opstellen van de begroting heeft in totaal maar een dik half uur in beslag genomen. En achteraf was de voldoening groot. Alweer een vervelend karwei geklaard.
Eergisteren zijn de mannen van de verwarming en het sanitair langsgeweest om een probleem met onze verwarmingsketel te fixen. Het ding verwarmde een beetje te enthousiast waardoor de temperaturen in ons flatje meestal tropisch te noemen waren. Er was blijkbaar een communicatieprobleem tussen de thermostaat en de ketel waardoor de ketel maar bleef verwarmen terwijl het eigenlijk al warm genoeg was, maar geen erg, het was zo gefixt. En salut en graag gedaan.
En nu zitten we al twee dagen kou te lijden. De radiatoren blijven ijskoud en dat terwijl de thermostaat mooi op 22 graden staat. Geef mij dan maar de tropische temperaturen van weleer… Al een geluk dat we nog warm water hebben en we ons kunnen troosten met een lekker warm bad.
Mijn eerste vergadering als voorzitter van de raad van beheer is goed verlopen. Er werd zo nu en dan wat van de agenda afgeweken, maar dat is normaal met zo’n grote groep. Al bij al kostte het weinig moeite om ze weer tot de orde te roepen. Op tweeënhalf uur hebben we een aantal belangrijke knopen doorgehakt, waarvan veruit de belangrijkste de aanstelling van een syndicus is. Nu zal er hier eindelijk gekuist worden in de gangen! En kan dat kapotte licht in de inkomhal eindelijk gerepareerd worden. Ik ben erg tevreden dat de kandidaat waar ik achter stond het gehaald heeft. Ik denk dat we een goede keuze gemaakt hebben. De vier kandidaten hebben zich mogen voorstellen en mijn favoriete kandidaat kwam het beste over. Na één stemronde was het pleit beslecht. Eindelijk wat licht aan het einde van de tunnel! Al staan er voor volgende week alweer twee nieuwe vergaderingen in mijn agenda…
Voor niks beschaamd, de heren van onze bouwfirma. Op de vorige algemene vergadering (waarbij ik tot mijn groot verdriet tot voorzitter van de raad van beheer werd gekozen) brachten we hen voor de zoveelste keer de uitgebreide lijst van nog te voltooien zaken onder de aandacht. Twee maanden lang hebben die mannen niks aan die lijst gedaan. Gewoon naast zich neergelegd. Tot er vanochtend (terwijl ik in de Russische les zat) plots wat Polen voor de deur stonden die het ontbrekende kastje in de berging kwamen monteren (twee planken en de klus was geklaard, een mens snapt niet waarom we daar zo lang op hebben moeten wachten). Qua timing kan het tellen, zo twee dagen voor de volgende algemene vergadering. ‘t Zijn sluwe vossen, de heren van de bouwfirma. Maar ‘t zal niet pakken.
En dat is, ondanks het feit dat ik deze week al elke ochtend gewekt werd door geklop, geboor en het geluid van betonmolens, helemaal niet sarcastisch bedoeld. Ik kan niet wachten tot het moment is aangebroken dat de bouwwerf naast ons is omgetoverd tot een schitterend nieuw appartementsgebouw. En hopelijk metselen ze nu snel een tweede muurtje naast onze enige overgebleven zijmuur.
Ze zijn hiernaast weer druk aan het boren en het hameren in onze enige overblijvende zijmuur. Wij voelen ons niet zo echt op ons gemak (understatement). Alles wat enigzins breekbaar is of schade kan oplopen, hebben we ondertussen al verhuisd weg van de muur. Nu maar hopen dat er nog een muur staat als we straks van het driekoningenfeestje terugkomen.
Dat we de tafel die vlak onder het kersverse gat stond en die normaal tsjokvol drank en glaswerk staat, leeggemaakt hadden om onze drankvoorraad voor Nieuwjaar te inventariseren.
Een mens vraagt zich af of er in de bouw werkelijk alleen maar idioten werken. Een waar zitten die werfopzichters?
NOT.
Liggen we deze ochtend zalig onwetend in ons bed, worden we opeens ruw wakker gemaakt door het geluid van een boor, zo luid dat het wel leek alsof ze bij ons in de slaapkamer stonden te boren. Enige irritatie was ons deel, maar we trokken het kussen over ons hoofd en probeerden opnieuw de slaap te vatten. Wat niet lukte, dus stond ik maar op. Ik was nog geen vijf minuten uit bed of er werd luid op de deur gebonkt. Een bang voorgevoel overviel mij. Het gebons klonk dringend en voorspelde niet veel goeds.
En ja, nadat ik (in pyama, met mijn dikke confituurpotbrillenglazen op mijn neus en mijn haar nog helemaal in de war) de deur had open gedaan, stonden er twee werkmensen voor de deur. “Jah, euh mevrouw, wij denken dat we door uw muur geboord hebben.” Ikke: “Wablieft?””Ja, we dachten dat we dat toch beter kwamen zeggen.” Ik spoed mij naar de muur die al zoveel te verduren gehad heeft, de enige muur die ons nog scheidt van de buitenwereld en ja, er is een groot gat in ons pleisterwerk en een prachtig rond gat waardoor ik de blauwe lucht kan zien.
Reactie van de werkmensen: “Och, ‘t is maar een klein gaatje. Dat valt nog mee. Ja, kijk, we waren bezig met het bevestigen van een plastic afdeklaag om de binnenmuur tegen vocht te beschermen.” Zenuwachtig lachje. Ik kon er alleszins niet mee lachen. Mijn vriend (die nog poedelnaakt was op het moment dat de heren kwamen aankloppen) had ondertussen ergens wat kleren bijeengescharreld en kwam erbij staan. Mijn vriend kende de werkmensen nog van de opruimingswerken vlak na de instorting, maar echt hartelijk was het weerzien niet.
Wat doe je op zo’n moment? Ik had veel zin om de heren uit te kafferen. De zoveelste stommiteit op een rij. Wanneer eindigt het? Maar goed, dat zou ons niet veel verder gebracht hebben. We hebben onze gegevens opgegeven om door te geven aan de verzekering en nu maar hopen dat het euvel zo snel mogelijk hersteld wordt.
Ter uwer vermaak, een foto van het gat:
Prettige feesten, of zoiets.