Dingen die ik niet lekker vind

Ik zeg vaak van mezelf dat ik alles lust, maar eigenlijk is dat een leugen. Er zijn best wel veel dingen die ik niet lekker vind. Dus bij deze, een lijstje.

Dingen die ik enkel zal eten of drinken als ik sterf van de honger of dorst:

  • koffie (in eender welke vorm, zelfs in chocolade en mokka-ijs wordt deze smaak niet door mij op prijs gesteld)
  • bier (tja, nooit leren drinken, zeker?)
  • ouzo en Ricard: anijssmaak, geen fan van
  • Martini: sorry, George
  • nougat: vies plakspul

Dingen die ik kan eten, maar waar ik absoluut geen fan van ben:

  • boter en margarine (nooit begrepen waarom mensen dat spul per sé op hun brood willen smeren)
  • cola, fanta, sprite: frisdranken in het algemeen
  • zuurtjes, beertjes, veters: van dat chemisch smakend spul bestaande uit kleurstoffen en suiker dat mensen kopen voordat ze naar de cinema gaan en dat zo heerlijk aan je tanden plakt
  • smoutebollen: enfin, ik kan die dingen wel eten, maar na twee happen ben ik ze al beu
  • doughnuts: waarschijnlijk omdat die dingen me te veel aan smoutebollen doen denken
  • hamburgers van MacDonalds, Quick en aanverwanten: ik heb een hekel aan die fluffy broodjes en verlepte sla; fast food is mijn ding niet
  • chorizo
  • nutella
  • rijstwafels: stinkboel
  • mayonaise
  • slagroom (met slagroomtaartjes doet u mij beslist geen plezier)

En dan heb ik waarschijnlijk nog een paar dingen over het hoofd gezien.

Zarza

Vrijdagavond brachten we door in restaurant Zarza in het gezelschap van vriend K en minister Inge Vervotte. (Wel niet aan dezelfde tafel. ;-)) Het werd een gezellige en relaxte avond met veel stof om bij te praten: onze reis naar Japan en zijn reis naar Egypte.

Dat is iets wat ik toch wel miste in Japan, die bourgondische eetcultuur van ons: de gewoonte om een ganse avond te tafelen met een stuk of vier gangen en aangepaste wijnen en nog een afzakkertje om het geheel af te ronden. In Japan eet je je maaltijd en daarna kras je op. Aperitieven, digestieven, daar doen ze niet zo aan. Vaak wordt het dessert ook gewoon tegelijkertijd met de hoofdmaaltijd gebracht, allemaal samen op één groot dienblad.

Ik vermoed dat zo’n uitgebreide maaltijd in Japan ook wel mogelijk moet zijn en we hebben ook geen echt chique eetgelegenheden bezocht, maar het was wel opvallend dat wij, westerlingen altijd veel langer aan tafel zaten dan de Japanners zelf.

Na de maaltijd dronken we nog iets op ons appartement en toonde ik wat foto’s en filmpjes van onze reis en zo was het twee uur ‘s nachts voor we er goed en wel erg in hadden.

Overspoeld door een mail-tsunami

Zo voel ik me sinds mijn terugkeer uit Japan. Het ging vrij vlot om de meer dan 550 werkmails terug te brengen tot een dikke 200, maar nu schijn ik te blijven steken op zo’n 100 ongelezen mails. Er blijven dagelijks maar mails bijkomen en er wordt langs alle kanten aan mijn mouwen getrokken voor input alhier en vergaderingen aldaar. Ik heb het gevoel dat ik aan het verdrinken ben. Eigenlijk zou ik eens een weekend moeten doorwerken om voorgoed komaf te maken met die mailachterstand, maar dat conflicteert dan weer met mijn voornemen om in het weekend aan mijn achterstand Russisch (twee gemiste lessen) te knabbelen.

Ellep.

Een zaterdag in Planckendael

De vriendelijke mensen van adhese stuurden me een tijdje geleden kaarten op voor een bezoekje aan de dierentuin. Dit naar aanleiding van een nieuwe actie van de Zoo van Antwerpen en Planckendael om de voordelen van een abonnement in de kijker te zetten. Een abonnement is ideaal voor mensen met kleine kinderen die in een stedelijke omgeving wonen of gewoon voor dierenliefhebbers die graag de primeur hebben van een wakker wordende leeuw.

Enfin, de kaarten bleven een Japan-reis lang ongebruikt in de schuif liggen, maar deze zonnige zaterdag was het dan zover. We hadden afgesproken met vrienden L en J en hun schattige dochter V dat we elkaar om een uur of vier zouden ontmoeten in Planckendael. Zelf zouden mijn vriend en ik al rond het middaguur vertrekken, maar uiteraard niet op een lege maag. Dus besloten we nog even snel een terrasje op het Martelarenplein te doen. En wat wil het toeval? Kwamen we daar Joke, Vincent en hún schattige dochter Emma tegen die zich ingeschreven hadden voor een wandeling door het Leuvense. Gelukkig was er nog wat plek aan ons tafeltje. 😉

Na een snelle lunch trokken we naar Planckendael. Het domein leek minder groot dan ik me herinnerde en er werd druk gewerkt aan een nieuw verblijf voor Kai-Mook en haar familie. En jawel, ook hier kwamen we bekenden tegen: een oud-studiegenoot en zijn vrouw, ondertussen in verwachting van nummer drie. Grote gezinnen zijn weer helemaal in de mode.

We zagen leeuwen, flamingo’s, ooievaars, neushoorns, aapjes, maar helaas geen olifanten. En tussendoor bewonderden we de stapkunsten van V. Spijtig dat het domein al sloot om zes uur, want het was er aangenaam wandelen in een groene omgeving. Omdat we al wat honger begonnen te krijgen, zochten we 3G-gewijs via tripadvisor een leuk restaurantje op in Mechelen. Zo kwamen we bij eetcafé Madeleine terecht. Een klein dispuut over of we al dan niet op het terras mochten zitten later (blijkbaar worden buggybezitters niet toegelaten op het terras of zoiets), genoten we van een heerlijke maaltijd met uitzicht op het water.

Kleine V gedroeg zich beeldig tot we onze maaltijd beëindigden, maar toen sloeg de vermoeidheid toe. We besloten af te reken en de mooie zomeravond verder te zetten in de tuin van L en J met een goed glas wodka. Dat goed glas werden een paar goeie glazen en zo gingen we vrolijk de nacht in. (En iets minder vrolijk de volgende ochtend in.)

Zondag 1 mei: Afscheid

Om zes uur uit bed om op tijd op Narita luchthaven te geraken. Een kort treinritje bracht ons naar Tokyo station waar we de Narita Express namen. Had ik al vermeld hoe geweldig goed het Japanse openbaar vervoer geregeld is? Bijna niet te geloven dat alle transportsystemen volledig in privéhanden zijn en door uiteenlopende bedrijven worden uitgebaat.

It’s a small world afterall, want op de luchthaven liepen we kameraad C tegen het lijf die net terug was van een doorgedreven cursus Japans en afscheid van zijn Japanse vriendin aan het nemen was. We wisten dat hij tegelijkertijd met ons in Japan was, maar het was niet gelukt onderweg af te spreken. Bleken we ook nog eens op dezelfde vlucht te zitten. Niet te geloven.

De vlucht was saai en duurde te lang. Ik gebruikte de lange uren om bij te pennen met mijn verslagen en keek tussendoor naar een behoorlijk goeie film: The fighter. Schitterende film, met werkelijk een glansprestatie van Christian Bale. Ongelooflijk hoe hij erin slaagt zich telkens helemaal te transformeren. Van slapen kwam echter niet veel in huis. Dus keek ik, toen de batterij van mijn laptop helemaal leeg was, achtereenvolgens Little Miss Sunshine en The American. Little Miss Sunshine is een geweldige comedy over losers die eigenlijk toch winners zijn en van The American kreeg ik spontaan zin om in Italië op vakantie te gaan. De film is gewoon één langgerekte reclamefilm voor de prachtige dorpjes en heuvelachtige schoonheid die Italië te bieden heeft.

Helaas wachtten ons weer vijf lange uren op Heathrow, de luchthaven die reclame maakt voor free wireless dat niet free is en waarvan ongeveer alle stopcontacten buiten gebruik zijn (geloof me, we hebben ze bijna allemaal geprobeerd). En oja, het is er verschrikkelijk vuil. En dat voor een luchthaven met internationale uitstraling.

Anyway, we waren opgelucht toen we op de vlucht naar Brussel zaten. En uiteraard had onze trein naar Leuven vertraging. De dienstverlening van de NMBS is constant gebleven tijdens onze afwezigheid.

Rond middernacht lagen we in ons eigen bed. Slaapt toch beter dan een futon. 😉

Zaterdag 30 april: Tokyo

Voor onze laatste dag in Tokyo stond een bezoek aan het Nationaal Museum in het Uenopark op het programma. De totale collectie van het Nationaal Museum omvat meer dan 110.000 stukken. We waren erg benieuwd naar de hoogtepunten van de Japanse kunst.

Spijtig genoeg bleken een paar gebouwen van het Nationaal Museum gesloten te zijn. Het Honkan (het hoofdgebouw) en het Heiseikan waren gelukkig wel te bezoeken. En extra punten voor het nationaal museum: het was toegelaten foto’s te nemen van de kunstwerken.

Toch voelde ik me een beetje underwhelmed bij het zien van de gepresenteerde kunst. Niet dat er geen mooie stukken stonden. Vooral de Haniwa, terracotta mensen- en dierenfiguren uit de zesde eeuw, vond ik erg bijzonder. De kunst was gewoon niet zo overdonderend als die van andere nationale musea die ik al bezocht. Veel van de tentoongestelde objecten waren kalligrafiewerken en ik denk dat het moeilijk is dit als niet-Japanner ten volle appreciëren als je de kanji al simpelweg niet kan lezen. Heel mooi vond ik dan weer de illustraties bij enkele klassiekers uit de Japanse literatuur zoals The Tale of Genji.

‘s Middags aten we een typisch Japanse lunch in het restaurant op het terrein van het Nationaal Museum. Ik had koude groene noedels, misosoep, gebakken rundsvlees, tempura en sashimi. Een kleine compilatie van alles wat de Japanse keuken te bieden heeft.

We bleven in het museum tot rond sluitingstijd (16.00u) en kregen toen het geniale idee om nog snel een bezoek aan Odaiba te brengen. Odaiba is een groot kunstmatig eiland in de baai van Tokyo. Om daar te geraken namen we de monorail. Het was de eerste maal dat we dit transportmiddel gebruikten in Tokyo en we genoten van de prachtige uitzichten op de de baai van Tokyo en hypermoderne gebouwen zoals dat van Fuji Television en Big Sight .

We stapten uit aan Tokyo Big Sight, een beetje de Brussels Expo van Tokyo, maar dan groter en mooier. Hier worden onder andere grote manga- en anime-conventies gehouden, dus mijn broertje was in zijn sas. Blijkbaar was er die dag een poppenbeurs geweest. We zagen hordes als poppen uitgedoste meisjes met hun rolwagentjes terug komen van de expositieruimte.

We liepen wat rond in de verlaten tentoonstellingsruimten van Big Sight. Omdat er verder niet veel te beleven viel, keerden we met de monorail één halte terug voor een ritje in het reuzenrad. De Daikanransha verloor zijn titel van grootste reuzenrad ter wereld eind 1999 aan de London Eye. In tegenstelling tot de London Eye was er hier in het geheel geen wachtrij en vijf minuten later zaten we in een cabine. Er stond een stevig windje dat ons bakje vervaarlijk deed schommelen, maar het uitzicht op de baai was fenomenaal. Het was net valavond dus de lichtjes van de stad gingen één voor één aan.

Vlakbij de Daikanransha bevond zich een Toyota showroom met de allernieuwste snufjes op het vlak van autotechnologie. Mijn broertje zag er zijn droomwagen die helaas niet op de Europese markt verkrijgbaar is. Het is voor mijn broertje met zijn lengte (bijna 2 meter) niet zo evident om een confortabele wagen te vinden en dit hoekig model met hoog dak was ideaal voor hem. Invoeren met een container dan maar?

We zetten ons tocht verder naar Aqua City een shopping center dat eruit ziet als een stad vol met Romeinse palazzo’s onder een eeuwig blauwgeschilderde hemel met witte schapenwolkjes. De plafondschilderingen waren zo realistisch dat je bijna geloofde echt onder een prachtig blauwe hemel te lopen. Aqua City heeft verder een protserige fontein en een pleintje met een fake kerk. Je kan het zo gek niet bedenken.

We slenterden wat rond in het winkelcentrum en besloten in deze gezellige nepomgeving ons laatste avondmaal te nuttigen: een lekkere Italiaanse pasta met een glaasje prosecco erbij. Heel erg on-Japans, maar wel een gezellige afsluiter van een meer dan geslaagde vakantie.

Vrijdag 29 april: Tokyo

Jaja, het is zover. De futon gewenning is ingetreden! Best wel goed geslapen vannacht. De matras was dikker dan in Nikko, wat het mogelijk maakte om op mijn zij te slapen. Mijn integratie in de Japanse samenleving is nu officieel gestart!

Het ontbijt was echt slecht. Zelfs de misosoep was niet lekker. Alles wat geserveerd werd, leek al dagen oud. Echt abominabel. Een ryokan onwaardig. Al een geluk dat we korting hadden gekregen op de kamer, ontbijt inbegrepen.

De voormiddag stond er een wandeling in Ginza op het programma. Ginza was in 1590, toen Ieyasu zijn militaire hoofdstad naar Edo (Tokyo) verplaatste, nog één groot moeras. Nadat het gebied was ingericht, trok het veel handelslieden. De zilvermunterij, waaraan Ginza zijn naam dankt, dateert van 1812. In 1872 werd de wijk volledig verwoest door een brand en tijdens de Meijirestauratie gaf de Japanse regering de Engelse architect Thomas Waters de opdracht om de wijk opnieuw op te trekken in baksteen. Sinds die tijd staat Ginza onder invloed van het Westen en de moderne tijd.

Ginza is een grote verzameling van chique INNO’s maar dan tien keer zo groot als een normale INNO. De warenhuizen nemen ganse huizenblokken in beslag. De wandeling bracht ons langs dure merkkledijwinkels en het Mitsukoshi en het Matsuya warenhuis. In het Mitsukoshi warenhuis zagen we een poepchique kimonowinkel en dronken we iets op het dak. Het mooie dakterras in de zon (mét tempel) was een ideale plaats om even te verpozen. Lunchen deden we op het dak van het Matsuya warenhuis. Ik kocht dezelfde sushi gewikkeld in bladeren die we eerder aten in Nara. Heerlijk.

Toen we opnieuw beneden stonden, bleek dat de ganse straat verkeersvrij gemaakt was. Een fijne ervaring om in het midden van wat anders ongetwijfeld een superdrukke straat was, te kunnen wandelen.

Laatste halte op onze wandeling was de Sony Showroom. Op de hoogste verdieping kregen we een demonstratie van enkele 3D-technologieën. Het is duidelijk dat Sony voluit de 3D-kaart getrokken heeft. En het is waar, sommige demonstraties waren echt zeer knap. Al zie ik me nog niet een ganse dag met zo’n 3D-bril op mijn neus rondlopen.

Na ons bezoek aan de Sony Showroom namen we afscheid van mijn broertje en zijn vriendin die graag een namiddag wilden shoppen in Akihabara. Mijn vriend en ik namen de trein naar Oost-Shinjuku, het uitgaanscentrum van Tokyo. Spijtig genoeg had de zon het ondertussen laten afweten. Gelukkig werd onze wandeling enkel verstoord door één klein buitje. Geen reden tot klagen, dus.

Het was behoorlijk druk in de gedeeltelijk verkeersvrij gemaakte straten. Grappig: we kwamen het meisje tegen dat ons de dag ervoor bediend had in het Meido café, maar nu in een normale outfit en zonder twintig lagen make-up. Ze zag er een pak beter uit. 😉 We twijfelden nog even of we zouden zwaaien naar haar, maar beslisten dat toch maar te laten. Ze was in gezelschap en had ons niet opgemerkt.

We bezochten het Isetan warenhuis alwaar we ons weer konden vergapen aan dure merkkledij en een voedingsafdeling die ons het water in de mond deed krijgen. Midden tussen de grote warenhuizen vonden we het Hanazonoheiligdom. Dit shintoheiligdom, dat rond 1650 werd opgericht is een oase van rust tussen de hoogbouw. Het contrast kon amper groter zijn. Dat de huidige tempel een reconstructie is, deed niets af aan het gevoel van rust en vrede dat er heerste op enkele meters van het bruisende winkelcentrum.

Nog een paar honderd meter verder kwamen we terecht in de Golden Gai, kleine smalle straatjes die zo verschilden van de rest van Tokyo dat het leek alsof we in een totaal andere stad terecht gekomen waren. De Golden Gai is een verzameling van smalle bars en cafeetjes van maximaal drie verdiepingen hoog. Elke bar heeft zo zijn eigen stamgasten en vreemdelingen worden er niet meteen met open armen ontvangen. Al hebben we dat zelf niet uitgeprobeerd. In de straatjes van de Golden Gai hing de geur van oud bier en verschaalde rook en ik moet zeggen dat de drinkgelegenheden er niet bepaald aantrekkelijk uitzagen. Aan de andere kant was het een heel boeiende ervaring om dit deel van Tokyo te leren kennen. Tokyo is echt een vat vol tegenstellingen.

Toen we uit de Golden Gai kwamen stootten we op een hele hoop politie-agenten. Het was ons niet meteen duidelijk wat er aan de hand was. We dachten aan een betoging of zo. Nog een straat verder zagen we tientallen leden van de oproeppolitie en twee witte bestelwagens met opschriften die we niet konden lezen. Uit de luidsprekers van de witte bestelwagens kwam een door merg en been dringend geschreeuw van een hysterische man. De oproerpolitie versperde de bestelwagens de weg, terwijl het geschreeuw bleef voortduren. Ondertussen verzamelde zich een grote groep nieuwsgierigen rond dit opstootje. Wij probeerden wat omstaanders aan te spreken om wat uitleg te vragen, maar niemand in onze buurt verstond Engels. Uiteindelijk werd de bestelwagen doorgelaten en vervolgden we onze weg zonder wijzer te zijn geworden.

Om de dag in schoonheid af te sluiten kozen we een restaurant uit in Oost-Shinjuku. Het restaurant dat we op het oog hadden, was helaas volzet en zo kwamen we een verdieping lager terecht in een sfeervol restaurant dat met gordijnen in verschillende onderdelen verdeeld kon worden. We verstonden geen woord van de kaart. Er stonden wel een paar afbeeldingen bij de gerechten, maar geen enkel gerecht was in het Engels vertaald. We konden wel uitmaken wat hoofd- en voorgerecht was, maar wisten van de meeste gerechten niet eens of het vis of vlees was. Het was duidelijk dat toeristen niet tot het doelpubliek van deze eetgelegenheid behoorden.

Gelukkig bleek één van de diensters een jaar in Canada gewoond te hebben en was ze zo vriendelijk ons wat toelichting bij de gerechten op de kaart te geven. Bleek dat we in een soort fushion cooking restaurant waren terechtgekomen. We bestelden allerlei tapas die de dienster ons aanraadde. Haar persoonlijke favoriet was zoete aardappel met mayonaise en maple sirup. We twijfelden, maar lieten ons overtuigen. Eén van de gerechten op de kaart waarvan een foto stond afgebeeld zag eruit als een soort witte sushi. Dat wilden we graag proberen, maar de dienster leek te twijfelen of we dit wel zouden lusten. Zelf leek ze er niet bepaald een fan van te zijn. We lieten ons niet uit het lood slaan en bestelden toch dit gerecht. Als het zou tegen vallen, konden we het nog altijd laten staan.

Omdat het één van onze laatste avonden in Tokyo was, besloten we ons te laten gaan en bestelden we een glaasje Jacob’s Creek, mijn favoriete sparkling wine uit Australië (en nog eentje en nog eentje). Een maaltijd waarbij je Jacob’s Creek drinkt, daar kan al niet veel meer bij misgaan. En dat bleek ook zo te zijn. Alle gerechten waren om duimen en vingers af te likken. De verschillende gerechten werden één voor één aan tafel gebracht. Te beginnen met een salade met rauwe witte vis, cornflakes en de beste dressing ooit. Een vreemde combinatie die zalig smaakte. Daarop bracht onze Canadese dienster een slaatje van rauwe zalm, advocado en tomaat, gefrituurde inktvisballetjes met katsuobushi en een zoetig sausje, witte deegrolletjes met rauwe tonijn, een groene groente die me wat aan selder deed denken en een gedroogde kers (het gerecht dat ze ons afraadde, maar dat we allebei erg lekker vonden). En ja, die zoete aardappel met maple sirup, verdorie wat was dat lekker.

Helemaal voldaan keerden we terug naar het hotel, waar even later mijn broertje en zijn vriendin ook aankwamen. Terug van een succesvolle shopping trip en een bezoekje aan de MacDonalds. 😉 Mijn broertje had zelfs een figure gevonden die nog aan zijn collectie ontbrak. Iedereen tevreden.

Donderdag 28 april: Back to Tokyo

Vandaag zou het grootste deel van onze dag in beslag genomen worden door de treinrit van Hiroshima naar Tokyo. Zo’n vijf uur zouden we erover doen. Gelukkig brachten we die vijf uur door in de gerieflijke en ruime zetels van de Shinkansen. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe geweldig reizen met het openbaar vervoer in Japan is. Je reserveert op voorhand je zitplaats in eender welk station. Je trein arriveert stipt op tijd. Doordat de trein perfect stopt op de daarvoor voorziene plaats, staat iedereen mooi klaar aan de wagon waarin ze een zitje gereserveerd hebben en is het opstappen een fluitje van een cent. Je plaatst je bagage in de daarvoor voorziene ruimte achteraan in het compartiment. Je gaat naar je zetel en dut weg, leest, eet of werkt wat op de computer. Een zalige luxe.

We ontbeten in een café/bakkerij in het station van Hiroshima. Ik hou koppig vol en neem een Japans ontbijt (zalm, warme rijst, misosoep en wat opgelegde groenten en zeewier). Geen koffiekoeken voor mij. Het is fijn om te kunnen ontbijten aan een tafeltje zonder vrees sojasaus over je kleren te morsen. 😉

De treinrit verliep alweer supervlotjes met als hét hoogtepunt van de rit: Fuji-sama die het verwaardigt zijn besneeuwde top even te laten zien. Met dank aan mijn vriend die al een ganse tijd uit het raam zat te staren, want anders hadden we dé bekendste berg van Japan zeker gemist. Snel, snel wat fotootjes genomen, want vijf minuten later was de Fuji alweer uit het zicht verdwenen. Maar nu kunnen we tenminste zeggen dat we Fuji-sama gezien hebben!

In Tokyo aangekomen begonnen we aan onze ondertussen routineuze valiezensleurtocht. We vonden het Edoya hotel zonder problemen. Al stonden we goed in het zweet doordat het laatste stuk flink bergop was. Edoya hotel stond in één van onze reisgidsen aangeprezen als “a real treat”. Dat viel toch wat tegen, al moet ik zeggen dat het meubilair dat duidelijk uit de jaren zeventig stamde, wel zijn charmes had. Maar dat cederhouten bad, daar zijn we toch wijselijk uitgebleven. En het is jammer dat het concept van mengkranen blijkbaar nog niet tot Japan is doorgedrongen, het zou heel wat water besparen.

De badkamer was zo ingericht dat er plaats was om je vóór het bad te wassen, zoals de Japanse traditie dit wenst. Jammer van die houten deur vlakbij de douchekop die zo kromgetrokken was door het vocht dat hij niet meer dichtging. En het toilet had een extra feature (geen kontsproeiers deze keer): als je doortrok begon er boven op het toilet automatisch een kraantje te lopen om je handen te wassen. Volautomatisch stopte het ook alweer van zodra de spoelbak was volgelopen. Mijn hart bloedde bij het zien van zoveel verspilling van drinkbaar water. Een geweldig manier om water uit te sparen!

Hotel Edoya is een klassieke ryokan mét futons op tatamimatten en een onsen op de hoogste verdieping. Ik moet zeggen dat ik getwijfeld heb om onze Japanese style room om te zetten naar een Western style room. Want met nog drie nachten in het vooruitzicht die even slecht zouden zijn als die in Nikko, vreesde ik een wrak zijn tegen dat het vliegtuig in Narita Airport zou opstijgen. Maar we besloten toch het risico te nemen. Als het echt niet ging, konden we nog altijd een andere kamer vragen, het was niet dat het hotel vol met mensen zat of zo (we kregen zelfs korting omdat we één van de weinige klanten waren).

Een groot voordeel van dit hotel was, tot grote vreugde van mijn broertje, dat het vlakbij Akihabara (of Akiba, zoals het elektronicadistrict liefkozend wordt genoemd) lag. En in Akihabara hebben ze alles en nog veel meer om de stoutste dromen van manga- en animefans in vervulling te laten gaan. Eén van zulke zaken was het @Home café. Mijn broer had al veel gelezen over dit café dat hij dolgraag wilde bezoken. Na een kleine zoektocht vonden we het @Home café ergens op de vijfde verdieping tussen games en ander lawaaierig tuig.

@Home is een Meido café. Het concept van zo’n café is simpel: de bediening is uitsluitend vrouwelijk, jong en uitgedost als anime-meisje. Black stockings, white apron, zoiets. In de meeste cafés(niet allemaal) moet je een “entrance fee” betalen. Vervolgens betaal je (te veel) voor (te zoete) drankjes die je gebracht worden door meisjes die je aanspreken met “master” of “mistress” en hun best doen om onder de lagen schmink “kawaii” te zijn. Om te zorgen dat de dingen niet uit de hand zouden lopen, is het strikt verboden de meisjes aan te raken.

Enfin, niet mijn ding (understatement). Maar ook dit is Japan. Dus gingen we naar het café. Wachtten we braaf buiten op een stoeltje tot we een plek toegewezen kregen aan een lelijke toog in een spuuglelijk stukje van het gebouw. Maar de vaste klanten komen uiteraard niet voor de mooie inrichting, die komen voor de meisjes met valse wimpers en teddybeertjes aan hun riem.

We bestelden vier maal een cocktail van het huis. De cocktail werd ons gebracht door drie meisjes die een soort dansje deden en “Moe moe kyun” (spreek uit mojè, mojè, kjún) zeiden. We moesten de gebaren die ze maakten nadoen en dan zou het drankje superkrachten krijgen of zoiets. Enfin, zoals te verwachten trok de cocktail op niks (Japanners zijn geen volk van cocktaildrinkers, zoveel is duidelijk), maar de drankjes zagen schattig blauw, groen, geel en roze.

De meeste meisjes vermeden onze stoeltjes als de pest, omdat ze geen Engels konden, gelukkig was er eentje dat Engels aan de universiteit studeerde. Zoals we dat ondertussen gewoon waren, bleek dat Engels nogal beperkt, maar voldoende om een paar algemeenheden uit te wisselen. Natuurlijk vond ze alles wat we zeiden schitterend en geweldig en was chocolade haar favoriete eten.

Voor wat extra geld kon je ook een spelletje spelen met de meisjes en zelfs op de (slecht genomen polaroid) foto met hen! Zo’n spelletje kostte een paar honderd yen en duurde (met de chronometer ernaast) drie minuten. De spelletjes zijn van het niveau “rock paper scissors”. Omdat we nu toch daar waren, moedigden we mijn broertje aan om zo’n spelletje te spelen. Het werd een spelletje waarbij je botjes uit een bakje voor een hond moest vissen. Als je echter te diep of te hard in het bakje graaide, sprong er een veer los en beet de hond. (Echt waar, je kan het zelf zo zot niet bedenken. En vergeet niet dat men op een publiek van volwassen mannen mikt.)

Tot onze grote verrassing (not) won mijn broer het spelletje en kreeg hij een prijs. Een lelijke polaroid waarop we met z’n vieren mochten poseren met het meisje dat een beetje Engels sprak. Mijn geluk kon niet op. Zelf foto’s nemen van de meisjes wass volstrekt verboden, maar je kon (uiteraard) altijd nog foto’s van de meisjes kopen in de fanshop.

Nu, voor ik helemaal sarcastisch word, ik kan er helemaal inkomen dat zo’n drink- en eetgelegenheid een belangrijke sociale functie te vervullen heeft. De mannen die er zaten, leken niet bepaald van het soort dat snel van straat zou geraken (en dan blijf ik beleefd). We zagen zelfs één kerel die vergezeld werd door zijn ouders. Naast ons zat een jongeman die duidelijk afwijkend gedrag vertoonde (in zichzelf praten, niet kunnen stilzetten). Hij bladerde de ganse tijd in een map die bijna vol zat met polaroids van hem en de meisjes (aan zoveel honderd yen per foto).

Hoewel zo’n Meido café vrolijkheid zou moeten uitstralen, voelde ik eerder een gevoel van diepe tristesse. Hoe zielig als je meisjes moet betalen om gewoon een paar woorden tegen jou te zeggen.

Enfin ja, het was interessant om dit eens gezien te hebben. Manga en anime zijn een subcultuur waar ik geen kaas van heb gegeten. Misschien moet ik opnieuw een poging ondernemen om nog eens een manga ter hand te nemen.

Voor het avondeten keerden we voor een snelle hap terug naar de Vie de France waar we de eerste dag onze allereerste aardschok meemaakten.

Benieuwd hoe de nacht op de futon zou meevallen.