Donderdag 28 april: Back to Tokyo

Vandaag zou het grootste deel van onze dag in beslag genomen worden door de treinrit van Hiroshima naar Tokyo. Zo’n vijf uur zouden we erover doen. Gelukkig brachten we die vijf uur door in de gerieflijke en ruime zetels van de Shinkansen. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe geweldig reizen met het openbaar vervoer in Japan is. Je reserveert op voorhand je zitplaats in eender welk station. Je trein arriveert stipt op tijd. Doordat de trein perfect stopt op de daarvoor voorziene plaats, staat iedereen mooi klaar aan de wagon waarin ze een zitje gereserveerd hebben en is het opstappen een fluitje van een cent. Je plaatst je bagage in de daarvoor voorziene ruimte achteraan in het compartiment. Je gaat naar je zetel en dut weg, leest, eet of werkt wat op de computer. Een zalige luxe.

We ontbeten in een café/bakkerij in het station van Hiroshima. Ik hou koppig vol en neem een Japans ontbijt (zalm, warme rijst, misosoep en wat opgelegde groenten en zeewier). Geen koffiekoeken voor mij. Het is fijn om te kunnen ontbijten aan een tafeltje zonder vrees sojasaus over je kleren te morsen. 😉

De treinrit verliep alweer supervlotjes met als hét hoogtepunt van de rit: Fuji-sama die het verwaardigt zijn besneeuwde top even te laten zien. Met dank aan mijn vriend die al een ganse tijd uit het raam zat te staren, want anders hadden we dé bekendste berg van Japan zeker gemist. Snel, snel wat fotootjes genomen, want vijf minuten later was de Fuji alweer uit het zicht verdwenen. Maar nu kunnen we tenminste zeggen dat we Fuji-sama gezien hebben!

In Tokyo aangekomen begonnen we aan onze ondertussen routineuze valiezensleurtocht. We vonden het Edoya hotel zonder problemen. Al stonden we goed in het zweet doordat het laatste stuk flink bergop was. Edoya hotel stond in één van onze reisgidsen aangeprezen als “a real treat”. Dat viel toch wat tegen, al moet ik zeggen dat het meubilair dat duidelijk uit de jaren zeventig stamde, wel zijn charmes had. Maar dat cederhouten bad, daar zijn we toch wijselijk uitgebleven. En het is jammer dat het concept van mengkranen blijkbaar nog niet tot Japan is doorgedrongen, het zou heel wat water besparen.

De badkamer was zo ingericht dat er plaats was om je vóór het bad te wassen, zoals de Japanse traditie dit wenst. Jammer van die houten deur vlakbij de douchekop die zo kromgetrokken was door het vocht dat hij niet meer dichtging. En het toilet had een extra feature (geen kontsproeiers deze keer): als je doortrok begon er boven op het toilet automatisch een kraantje te lopen om je handen te wassen. Volautomatisch stopte het ook alweer van zodra de spoelbak was volgelopen. Mijn hart bloedde bij het zien van zoveel verspilling van drinkbaar water. Een geweldig manier om water uit te sparen!

Hotel Edoya is een klassieke ryokan mét futons op tatamimatten en een onsen op de hoogste verdieping. Ik moet zeggen dat ik getwijfeld heb om onze Japanese style room om te zetten naar een Western style room. Want met nog drie nachten in het vooruitzicht die even slecht zouden zijn als die in Nikko, vreesde ik een wrak zijn tegen dat het vliegtuig in Narita Airport zou opstijgen. Maar we besloten toch het risico te nemen. Als het echt niet ging, konden we nog altijd een andere kamer vragen, het was niet dat het hotel vol met mensen zat of zo (we kregen zelfs korting omdat we één van de weinige klanten waren).

Een groot voordeel van dit hotel was, tot grote vreugde van mijn broertje, dat het vlakbij Akihabara (of Akiba, zoals het elektronicadistrict liefkozend wordt genoemd) lag. En in Akihabara hebben ze alles en nog veel meer om de stoutste dromen van manga- en animefans in vervulling te laten gaan. Eén van zulke zaken was het @Home café. Mijn broer had al veel gelezen over dit café dat hij dolgraag wilde bezoken. Na een kleine zoektocht vonden we het @Home café ergens op de vijfde verdieping tussen games en ander lawaaierig tuig.

@Home is een Meido café. Het concept van zo’n café is simpel: de bediening is uitsluitend vrouwelijk, jong en uitgedost als anime-meisje. Black stockings, white apron, zoiets. In de meeste cafés(niet allemaal) moet je een “entrance fee” betalen. Vervolgens betaal je (te veel) voor (te zoete) drankjes die je gebracht worden door meisjes die je aanspreken met “master” of “mistress” en hun best doen om onder de lagen schmink “kawaii” te zijn. Om te zorgen dat de dingen niet uit de hand zouden lopen, is het strikt verboden de meisjes aan te raken.

Enfin, niet mijn ding (understatement). Maar ook dit is Japan. Dus gingen we naar het café. Wachtten we braaf buiten op een stoeltje tot we een plek toegewezen kregen aan een lelijke toog in een spuuglelijk stukje van het gebouw. Maar de vaste klanten komen uiteraard niet voor de mooie inrichting, die komen voor de meisjes met valse wimpers en teddybeertjes aan hun riem.

We bestelden vier maal een cocktail van het huis. De cocktail werd ons gebracht door drie meisjes die een soort dansje deden en “Moe moe kyun” (spreek uit mojè, mojè, kjún) zeiden. We moesten de gebaren die ze maakten nadoen en dan zou het drankje superkrachten krijgen of zoiets. Enfin, zoals te verwachten trok de cocktail op niks (Japanners zijn geen volk van cocktaildrinkers, zoveel is duidelijk), maar de drankjes zagen schattig blauw, groen, geel en roze.

De meeste meisjes vermeden onze stoeltjes als de pest, omdat ze geen Engels konden, gelukkig was er eentje dat Engels aan de universiteit studeerde. Zoals we dat ondertussen gewoon waren, bleek dat Engels nogal beperkt, maar voldoende om een paar algemeenheden uit te wisselen. Natuurlijk vond ze alles wat we zeiden schitterend en geweldig en was chocolade haar favoriete eten.

Voor wat extra geld kon je ook een spelletje spelen met de meisjes en zelfs op de (slecht genomen polaroid) foto met hen! Zo’n spelletje kostte een paar honderd yen en duurde (met de chronometer ernaast) drie minuten. De spelletjes zijn van het niveau “rock paper scissors”. Omdat we nu toch daar waren, moedigden we mijn broertje aan om zo’n spelletje te spelen. Het werd een spelletje waarbij je botjes uit een bakje voor een hond moest vissen. Als je echter te diep of te hard in het bakje graaide, sprong er een veer los en beet de hond. (Echt waar, je kan het zelf zo zot niet bedenken. En vergeet niet dat men op een publiek van volwassen mannen mikt.)

Tot onze grote verrassing (not) won mijn broer het spelletje en kreeg hij een prijs. Een lelijke polaroid waarop we met z’n vieren mochten poseren met het meisje dat een beetje Engels sprak. Mijn geluk kon niet op. Zelf foto’s nemen van de meisjes wass volstrekt verboden, maar je kon (uiteraard) altijd nog foto’s van de meisjes kopen in de fanshop.

Nu, voor ik helemaal sarcastisch word, ik kan er helemaal inkomen dat zo’n drink- en eetgelegenheid een belangrijke sociale functie te vervullen heeft. De mannen die er zaten, leken niet bepaald van het soort dat snel van straat zou geraken (en dan blijf ik beleefd). We zagen zelfs één kerel die vergezeld werd door zijn ouders. Naast ons zat een jongeman die duidelijk afwijkend gedrag vertoonde (in zichzelf praten, niet kunnen stilzetten). Hij bladerde de ganse tijd in een map die bijna vol zat met polaroids van hem en de meisjes (aan zoveel honderd yen per foto).

Hoewel zo’n Meido café vrolijkheid zou moeten uitstralen, voelde ik eerder een gevoel van diepe tristesse. Hoe zielig als je meisjes moet betalen om gewoon een paar woorden tegen jou te zeggen.

Enfin ja, het was interessant om dit eens gezien te hebben. Manga en anime zijn een subcultuur waar ik geen kaas van heb gegeten. Misschien moet ik opnieuw een poging ondernemen om nog eens een manga ter hand te nemen.

Voor het avondeten keerden we voor een snelle hap terug naar de Vie de France waar we de eerste dag onze allereerste aardschok meemaakten.

Benieuwd hoe de nacht op de futon zou meevallen.