Maandag 11 april: Tokyo

We geraakten vlot in ons hotel. De bediende aan de hotelbalie kon vrij goed Engels en maakte ons snel duidelijk dat het absoluut onmogelijk was om vroeger dan 15.00u in te checken. Stipte jongens, die Japanners. We lieten onze valiezen onder de goede zorgen van het hotelpersoneel achter en gingen op zoek naar iets om te eten.

Vooraleer onze magen te vullen, wilden we ons wat Japanse yens aanschaffen. We stapten de eerste de beste bank binnen, maar daar werden we heel snel doorverwezen naar een postkantoor dat vlakbij zou zijn, maar dat we uiteraard niet vonden. Gelukkig had mijn broertje in België al wat euro’s in yens gewisseld, want de honger begon te knagen. We stapten een udon noedelrestaurant binnen en kozen op het gezicht een gerecht van de kaart. Het was echt heerlijk. We kregen een grote kom dampende bouillon met daarin zeevruchten en dikke rijstnoedels. Jammer genoeg lag de maag van de vriendin van mijn broertje overhoop door de lange reis en het gebrek aan slaap en smaakte het haar niet.

Na de maaltijd rekenden we af met de yens van mijn broertje en keerden we terug naar het hotel om te vragen waar we ergens aan Japanse yens konden geraken. Bleek er een ATM-machine te staan in de 7/11 vlak onder ons hotel. D’oh. Een paar tienduizend yens rijker (en wat euro’s armer) vertrokken we op onze eerste echte verkenningstocht in Tokyo.

En de clichés werden bevestigd: plastic voedsel in de uitstalramen, in het pak gestoken rokende Japanners in een parkje, drankautomaten in bijna alle straten met exotische drankjes met veel cafeïne. De vermoeidheid begon toe te slaan, maar we hielden dapper vol, want we wilden zo snel mogelijk in het juiste ritme geraken.

We trokken richting Akihabara, omdat dit walhalla van de manga- en anime-industrie op de must see lijst stond van mijn broertje. Onderweg viel mijn oog op een kraampje waar ze mochi gevuld met ijs verkochten. Daar kon ik niet zomaar aan voorbij stappen, natuurlijk. En ja, het was heel lekker.

Een honderdtal meten verder kwamen aan bij de eerste winkels van Akihabara. En toen bleek opeens onze reisgids vermist. En aangezien ik de laatste was die hem had vastgehad, keek iedereen natuurlijk met een beschuldigende blik mijn richting uit. De enige plaats waar ik hem had kunnen laten liggen, was bij de mochi-kraam. Ik was er vrij gerust in dat we hem zouden terugvinden, want Japanners staan bekend om hun eerlijkheid.

Helaas bij de mochi-kraam was niets te vinden. In ons beste Japans uitgelegd dat we op zoek waren naar een Engelstalige gids van Tokyo, maar het meisje aan de kraam begreep er niet veel van of ze deed alsof ze het niet begreep. Onze eerste dag in Tokyo en al meteen een gids armer, dat viel tegen. Al bleef zo de traditie in ere gehouden dat ik elke vakantie minstens één maal ergens een reisgids moet laten liggen. Mijn geloof in de legendarische eerlijkheid van de Japanners begon te wankelen.

Inwendig vloekend liep ik nog een stuk van de weg die we hadden afgelegd terug, maar ik was honderd procent zeker dat ik de gids aan de kraam had laten liggen. En toen viel het oog van iemand in ons gezelschap op het lost and found kantoortje van het treinstation waar we vlakbij waren. Ik had er geen goed oog in, maar wie niet waagt niet wint. Naar binnen om heel de uitleg nogmaals in het Japans te doen. Hier werd ik beter begrepen, want uit het telefoontje dat de bediende deed, kon ik afleiden dat hij vroeg of er een Engelstalige gids gevonden was, helaas voor mij was het antwoord negatief. De bediende ging vervolgens kijken in het lokaaltje achteraan en, jawel, tot mijn grote vreugde haalde hij onze gids boven. Al bij al zijn we slechts een half uur gidsloos geweest. Mijn vertrouwen in de Japanners was weer helemaal hersteld.

We slenterden vervolgens verder rond in Akihabara. Mijn broertje vond de manga- en anime-winkel die hij zocht en iedereen was nog steeds moe maar wel tevreden. We besloten de dag niet meer te lang te rekken, want ondertussen was het flink beginnen regenen. We kochten ergens een witte wegwerpparaplu en verorberden ons avondmaal bij een keten die gebak verkocht en de Westerse naam Vie de France droeg. Ik nam een cheesecake (lekker op elk continent) en een warme appelsap, terwijl mijn reisgenoten een vettige pizza oppeuzelden.

We waren ongeveer halverwege onze maaltijd toen we het gevoel kregen dat iemand van ons tegen de tafel aan het sjotten was. Toen het gevoel echter bleef aanhouden en overging in de gewaarwording dat we op een bootje zaten, beseften we dat we onze eerste naschok meemaakten. De lusters in het restaurant zwierden heen en weer en alle aanwezigen hielden op met eten, afwachtend of het zou verergeren of niet, wat gelukkig niet het geval was. Heel speciaal om mee maken.

In het hotel aangekomen hadden we nog net genoeg energie over om onze schoenen, kleren en lenzen uit te doen en uitgeteld op bed neer te vallen in het piepkleine maar ontzettend propere kamertje waar twee katoenen kamerjassen en huisslippers op ons lagen te wachten.

Zondag 10 april: Leuven – Brussels National Airport – Heathrow – Narita

Opstaan om 4 uur, niet bepaald mijn favoriete bezigheid. Maar een mens moet er iets voor over hebben om het land van de rijzende zon te bezoeken. We stegen op om 7.25 in Zaventem en landden tien minuten later om 7.35 in Heathrow (dankzij een uur tijdsverschil). En dan begon het wachten. Zes uur lang de tijd doden op een luchthaven, terwijl het free wifi waarmee overal trots werd uitgepakt, voor geen meter werkte. We geraakten zelfs niet voorbij het loginscherm. Frustrerend. Awoert Boingo.

Ons middagmaal nuttigden we in een Wagamama restaurant op Heathrow, kwestie van meteen al in Oosterse sferen te komen. We slenterden wat langs de veel te dure boetieks en telden de uren af tot we aan boord mochten gaan van de 777 die ons naar Tokyo zou brengen.

De vlucht zelf verliep bijzonder vlotjes. Uiteraard lukte het ons, ondanks onze vermoeidheid, niet de slaap te vatten in die oncomfortabele vliegtuigzetels. Om de tijd te doden keek ik twee films: The tourist en Love and other drugs. Geen van beide films wist me echt te boeien. Het verhaaltje van The tourist is flauw en in tegenstelling tot wat je zou denken, spatten de vonken tussen de hoofdrolspelers niet van het scherm, maar kom, Angelina Jolie en Johny Depp zijn altijd mooi om naar te kijken en dan heb ik het nog niet eens gehad over de glansrol van Venetië. Misschien een volgende reisbestemming? Love and other drugs was een standaard romantische komedie met een voorspelbaar einde. Gelukkig zaten er genoeg seksscènes in om het geheel wat te kruiden.

Tijdens de vlucht kregen we de kans om een eerste gesprek in het Japans te voeren over tempels en sushi. Het was basic (sushi is lekker en tempels zijn mooi), maar kom, het is een begin en de Japans mevrouw vond het duidelijk geweldig om met toeristen te babbelen. Ik kreeg zelfs complimenten van mijn buurvrouw over het feit dat ik mijn middagmaal met stokjes nuttigde. Ja, want dat verwachten ze natuurlijk niet van onhandige buitenlanders.

We geraakten zonder problemen door al de controles op Narita, al moesten we daar wel onze vingerafdrukken en een foto van ons bleek gezicht met wallen voor achterlaten. We hadden iets te veel tijd genomen om ons op te frissen in de toiletten, want tegen dat we klaar waren, was de aankomhal volledig verlaten en werden we nauwlettend in het oog gehouden door een bende geüniformeerde Japanners die onze documenten vervolgens opnieuw aan een grondige inspectie onderworpen.

We wisselden de vouchers van onze Japan Railpass in en kochten meteen ook een Suica-kaart (de Japanse versie van de Oysterkaart) om van het vliegveld naar ons hotel te gaan. De Japan Railpass zullen we pas over een week echt nodig hebben. We waren doodop, maar de eerste aanblik van sakura (kersenbloesems) gaf ons even een energiestoot. Anderhalf uur treinen later zouden we in ons hotel zijn.

Analoge technologieën

De juffrouw Russisch wilde ons tijdens de les een fragment tonen van een theaterstuk. Het fragment in kwestie stond op een ouderwetse VHS-band. Je weet wel, zo’n ding dat na veelvuldig gebruik zwarte strepen op het beeld tevoorschijn tovert. De VHS-cassette werd in een videorecorder gestopt, die zonder twijfel nog uit de vorige eeuw dateerde. Uiteraard werkte het ding niet meer en kwam er bij het uitnemen van de cassette een sliert bruine band achterna. Ach, de herinneringen. En dan te bedenken dat ik al bijna vergeten was dat zulke dingen überhaupt bestonden. Het is verbazingwekkend hoe snel het comfort van al die nieuwe digitale technologieën vanzelfsprekend wordt.

Besmettelijk?

Sinds gisteren heeft mijn vriend keelpijn. Aangezien onze afreisdatum nu wel heel erg dichtbij komt, leek het verstandig om toch maar de dokter op te zoeken. We hebben wel in het Japans geleerd hoe uit te drukken dat de pijn kloppend, zeurend, heftig dan wel stekend is, maar een doktersbezoek is niet ons ideale tijdverdrijf op vakantie. Gelukkig bleek het niet om een angina te gaan, zoals bij mij, en zal veel slapen en op keeltabletjes zuigen volstaan om vanzelf te genezen.

It’s a bumpy road to Japan.

Een onverwachte gast

Deze ochtend (of bijna-middag, het is maar hoe je het bekijkt) openden we de lamellen van het schuifraam naar het balkon en kijk eens wie we daar zagen:

Een zanglijster! Hij zag er een beetje ongelukkig uit en verroerde geen vin. Snel een paar fotootjes genomen en dan plannen gesmeed hoe het diertje te helpen. Het hele voorval deed ons terugdenken aan die keer dat er een gierzwaluw in onze dampkap terecht was gekomen, toen we nog in de Parkstraat woonden. We hebben dat beestje toen gevangen en naar een vogelopvangcentrum gebracht.

Dus haalden we alvast een schoenendoos boven en prikten we daar wat gaatjes in om er zeker van te zijn dat de lijster voldoende lucht zou krijgen. Heel voorzichtig deed ik het schuifraam open en behoedzaam begaf ik me richting lijster, maar voordat ik mijn move kon uitvoeren, besloot het beestje dat die schoenendoos hem toch maar niks leek en koos hij het hazenpad. Het enige souvenir dat ons nog rest van zijn aanwezigheid, zijn wat witte vloeibare uitwerpselen. Hopelijk komt hij niet in de klauwen van één of andere kat terecht.

Interne dialoog

Ik: Ok, laten we afspreken dat het nu welletje is geweest. Ik ben het gehoest en gesnotter en de slapeloze nachten beu.

Tegenspruttelend lichaam: Och, ik begon net te wennen aan die gezellige hoestbuien ‘s nachts. Slapen is zo saai, nietwaar?

Ik: Ik ben nochtans een grote fan van slapen en een nog grotere fan van ononderbroken nachten. (Hoe doen die mensen met baby’s dat toch?)

Tegenspruttelend lichaam: Kweetniet, ik vind dat ik de laatste tijd wat te weinig aandacht krijg. Al die lunchvergaderingen met vettige broodjes, snelle happen op de trein en dat van hot naar haar geren. Ik voel me wat verwaarloosd.

Ik: Maar ik heb je vorige week vrijdag al een dag vrijaf gegeven en het weekend was ook superrustig, dat was toch ook een aangename afwisseling tussen al dat gestress en gehaast door?

Tegenspruttelend lichaam: Misschien wel, maar ik ga hier toch op mijn strepen staan.

Ik: Ok, ik geef op. Naar de dokter it is.

Het verdict van de dokter luidde: angina en een infectie van de luchtwegen. Ik moet gigantische antibioticatabletten inslikken, mijn neus spoelen met zeewater en drie dagen thuis blijven van mijn werk (argl, ik ga al een mailachterstand hebben nog vóór ik op reis vertrek). Waarschijnlijk een kleine wraakactie van mijn lichaam omdat ik zo vermetel ben geweest neer te schrijven dat ik nooit ziek ben.