Bomma,
Volgende maand zou je 96 geworden zijn. Een respectabele leeftijd. Een leeftijd waarop geen enkel afscheid onverwacht komt. En toch, toch leek het alsof jouw lichaam elke storm trotseerde. Ergens geloofde ik dat je het geheim van het eeuwige leven gevonden had. Het telefoontje dat het niet goed met jou ging, kwam zo toch nog onverwacht.
Graag blik ik even terug op wat we samen beleefden. Ik was jouw eerste kleinkind en in de herinneringen van mijn eerste levensjaren, lijkt het wel alsof we onafscheidelijk waren. Je huis, jouw ouderlijk huis, stond vlak naast het mijne. Je was nooit meer dan een paar stappen verwijderd.
Uren hebben we samen gespeeld: winkeltje (ik was de verkoopster, jij de klant, nooit omgekeerd), kaarten, samen om ter mooist kleuren, gezelschapsspellen (mens erger je niet, ganzenbord, natuurlijk won ik, of misschien liet je mij wel winnen…). Mijn moeder vertelde me dat ik, die zeldzame keren dat je uit logeren ging bij jouw zoon, mijn nonkel, hartverscheurend stond te wenen aan jouw gesloten voordeur, niet begrijpend waarom je me in de steek liet en wie er nu met mij zou spelen.
Fijne herinneringen heb ik aan die momenten dat we samen de kerstboom versierden. Rommelen in de kleurrijke, blinkende ornamenten (dat blauwgroene vogeltje met de ondeugende oogjes was mijn favoriet). De lange, zelf gehaakte slinger die ik mocht ophangen in het midden van de leefruimte, met daaraan de meest kitscherige kerstballen die je in huis had. De kakafonie was compleet, maar jij protesteerde nooit.
Je kon erg genieten van het buiten zijn. Vele zomeravonden zaten mijn moeder en jij ‘s avonds in een zetel te genieten van de laatste zonnestralen op de warme klinkers langs de kant van het huis. Je was nooit veel van zegs. Maar ik had het gevoel dat we elkaar wel begrepen.
En de zondagen met Limburgse vlaai in jouw huis, ja, die waren legendarisch. Vlaai en bomma, dat was een onlosmakelijke twee-eenheid. Een djatz kaffie (mijn Limburgs dialect is nooit al te fameus geweest) mocht daarbij niet ontbreken. Met melk, altijd met melk.
Ik groeide op, zocht mijn eigen weg in het leven, alles veranderde, alleen jij leek onveranderlijk. Mijn bomma die woonde in het ouderwetse, smetteloos schone huis met de vele bloemen en planten (je hebt me nooit verklapt hoe je erin slaagde die planten zo prachtig te laten groeien en bloeien). Dat huis vol met kussens, tafelkleedjes en gordijnen die je zelf gehaakt had. De foto’s van de kleinkinderen aan de muren spraken je stille trots uit. Met z’n zessen zijn we, jouw kleinkinderen. Allemaal koesteren we mooie herinneringen: aan paaseieren rapen in de tuin, aan bessen eten recht van de struiken, aan zomers die eindeloos leken en zoveel warmer dan de zomers van nu.
Toen je geheugen je langzaam in de steek begon te laten en het echt niet meer ging, moest je je huis verlaten. Het huis met de lemen muren, op elke vensterbank een geranium. Zonder jouw aanwezigheid, zou het nooit meer hetzelfde zijn.
De laatste jaren werden de gaten in je geheugen steeds groter. De blik van herkenning in je ogen doofde langzaam uit. Wij werden vreemden voor elkaar. De gedeelde herinneringen gewist. Maar zelfs al wist je niet meer wie ik was, jouw voorliefde voor vlaai herkende ik nog steeds. Sommige dingen veranderen nooit.
Vandaag voel ik me dankbaar, omdat je was wie je was. Dankjewel, bomma.