Terugblik op een afscheid

Het was best wel een emotionele dag, woensdag. Ik had van mezelf niet verwacht dat de afscheidsviering van mijn bomma me zo zou aangrijpen. Per slot van rekening was ze heel oud en had ik er vrede mee dat ze gestorven was. Ik denk dat het vooral de terugblik op haar en tegelijkertijd mijn leven was, die me van mijn stuk bracht. Een belangrijke persoon uit mijn kindertijd die nu voorgoed uit mijn leven verdwenen is. Mijn kindertijd definitief een afsloten hoofdstuk.

Tegelijkertijd kijk ik met een blij gevoel terug op deze dag. De viering was prachtig. In intieme kring namen we afscheid, vijf van de zes kleinkinderen en haar zoon blikten terug op hun herinneringen aan bomma of lazen iets voor. Langs haar bleke eikenhouten kist lagen twee bloemstukken met witte orchideeën. Tijdens de zorgvuldig gekozen muzikale intermezzo’s werd een slideshow met foto’s getoond van de mooie momenten die we samen met haar beleefd hebben. Ik kreeg meermaals de krop in de keel, maar slaagde er gelukkig in mijn tekst vlot af te lezen.

Na de viering trokken we met het ganse gezelschap naar het kerkhof. Voor een allerlaatste groet. Daarna was het tijd om de inwendige mens te sterken. In het Wendelenhof praatten we na en genoten we van een fijne maaltijd met aspergeroomsoep, zeebaars of entrecôte. Natuurlijk werd de maaltijd afgesloten met Limburgse vlaai. Ons bomma zou het niet anders gewild hebben.

Een mooier afscheid had ik voor haar niet kunnen wensen.

Afscheid

Bomma,

Volgende maand zou je 96 geworden zijn. Een respectabele leeftijd. Een leeftijd waarop geen enkel afscheid onverwacht komt. En toch, toch leek het alsof jouw lichaam elke storm trotseerde. Ergens geloofde ik dat je het geheim van het eeuwige leven gevonden had. Het telefoontje dat het niet goed met jou ging, kwam zo toch nog onverwacht.

Graag blik ik even terug op wat we samen beleefden. Ik was jouw eerste kleinkind en in de herinneringen van mijn eerste levensjaren, lijkt het wel alsof we onafscheidelijk waren. Je huis, jouw ouderlijk huis, stond vlak naast het mijne. Je was nooit meer dan een paar stappen verwijderd.

Uren hebben we samen gespeeld: winkeltje (ik was de verkoopster, jij de klant, nooit omgekeerd), kaarten, samen om ter mooist kleuren, gezelschapsspellen (mens erger je niet, ganzenbord, natuurlijk won ik, of misschien liet je mij wel winnen…). Mijn moeder vertelde me dat ik, die zeldzame keren dat je uit logeren ging bij jouw zoon, mijn nonkel, hartverscheurend stond te wenen aan jouw gesloten voordeur, niet begrijpend waarom je me in de steek liet en wie er nu met mij zou spelen.

Fijne herinneringen heb ik aan die momenten dat we samen de kerstboom versierden. Rommelen in de kleurrijke, blinkende ornamenten (dat blauwgroene vogeltje met de ondeugende oogjes was mijn favoriet). De lange, zelf gehaakte slinger die ik mocht ophangen in het midden van de leefruimte, met daaraan de meest kitscherige kerstballen die je in huis had. De kakafonie was compleet, maar jij protesteerde nooit.

Je kon erg genieten van het buiten zijn. Vele zomeravonden zaten mijn moeder en jij ‘s avonds in een zetel te genieten van de laatste zonnestralen op de warme klinkers langs de kant van het huis. Je was nooit veel van zegs. Maar ik had het gevoel dat we elkaar wel begrepen.

En de zondagen met Limburgse vlaai in jouw huis, ja, die waren legendarisch. Vlaai en bomma, dat was een onlosmakelijke twee-eenheid. Een djatz kaffie (mijn Limburgs dialect is nooit al te fameus geweest) mocht daarbij niet ontbreken. Met melk, altijd met melk.

Ik groeide op, zocht mijn eigen weg in het leven, alles veranderde, alleen jij leek onveranderlijk. Mijn bomma die woonde in het ouderwetse, smetteloos schone huis met de vele bloemen en planten (je hebt me nooit verklapt hoe je erin slaagde die planten zo prachtig te laten groeien en bloeien). Dat huis vol met kussens, tafelkleedjes en gordijnen die je zelf gehaakt had. De foto’s van de kleinkinderen aan de muren spraken je stille trots uit. Met z’n zessen zijn we, jouw kleinkinderen. Allemaal koesteren we mooie herinneringen: aan paaseieren rapen in de tuin, aan bessen eten recht van de struiken, aan zomers die eindeloos leken en zoveel warmer dan de zomers van nu.

Toen je geheugen je langzaam in de steek begon te laten en het echt niet meer ging, moest je je huis verlaten. Het huis met de lemen muren, op elke vensterbank een geranium. Zonder jouw aanwezigheid, zou het nooit meer hetzelfde zijn.

De laatste jaren werden de gaten in je geheugen steeds groter. De blik van herkenning in je ogen doofde langzaam uit. Wij werden vreemden voor elkaar. De gedeelde herinneringen gewist. Maar zelfs al wist je niet meer wie ik was, jouw voorliefde voor vlaai herkende ik nog steeds. Sommige dingen veranderen nooit.

Vandaag voel ik me dankbaar, omdat je was wie je was. Dankjewel, bomma.

Samen rond het sterfbed

Het was een ontroerend mooi moment, gisteren, in het kleine kamertje van mijn bomma in het rusthuis. Al haar kinderen en kleinkinderen verzameld rond het bed waarin ze haar laatste adem had uitgeblazen. Iedereen nam de tijd om rustig afscheid te nemen, stil te staan bij de vele herinneringen en haar roerloze lichaam nog een laatste keer aan te raken, als ze daar behoefte aan hadden.

Daarna was het wachten tot de begrafenisondernemer haar koude lichaam kwam weghalen. We zakten van de tweede verdieping af naar de cafetaria om de praktische afspraken te maken voor de afscheidsviering en het rouwbericht. En dan blijkt eens te meer hoe fijn het is een mooi geordend fotoarchief te hebben met daarin vele mooie momenten gevangen.

Volgende maand zou mijn bomma 96 jaar geworden zijn. Na een lang leven gestorven in haar slaap, zonder pijn. Zo zou het altijd moeten zijn.

The end

Deze ochtend vroeg rond zeven uur kwam het verwachte telefoontje. Bomma is in de vroege ochtend overleden. Ik was voorbereid op het slechte nieuws, al had de timing moeilijk slechter kunnen zijn.

Mijn vriend en ik zouden vandaag gaan zeilen met vrienden op het Grevelingenmeer. Het was tevens de eerste keer dat de twee kinderen van onze vrienden zouden meegaan. Mijn vriend stelde voor de zeiltocht te annuleren, maar dat zou automatisch betekenen dat onze vrienden ook niet konden gaan zeilen, want één onervaren zeiler die de ganse boot moet bedienen is niet zo veilig.

Dus hakte ik de knoop door: ik zou met de trein richting Hasselt trekken en mijn vriend zou, zoals gepland richting Grevelingenmeer rijden. Ik stelde me voor dat de kinderen van onze vrienden al lang naar dit tripje uitgekeken hadden en ik zou het bijzonder sneu vinden om de uitstap te moeten annuleren op het moment dat ze al vertrekkensklaar stonden.

Gelukkig lijken de treinen nu weer min of meer op tijd te rijden, ondanks het feit dat deze ochtend op de radio gezegd werd dat de stakingsactie verder gezet zou worden. Toch nog een kleine meevaller.

De grijsgrauwe mistige ochtend die ik zie vanuit mijn treinwagon past alvast bij de huidige toestand van mijn gemoed.

Tussen leven en dood

Vanavond in de Koreaanse les stroomden opnieuw de whatsapp berichten binnen dat het opnieuw slechter ging met mijn oma. Met één oog op mijn gsm probeerde ik mijn hoofd bij de les te houden en tegelijkertijd de uren van de treinen van Brussel naar Hasselt op te zoeken. Zo laat op de avond bleek het echter sneller om eerst met de trein naar Leuven te sporen en van daaruit samen met mijn vriend naar Hasselt te rijden.

Zo snel ik kon, rende ik weg uit de Koreaanse les om al puffend op het nippertje de trein naar Leuven te halen (wel gedegene die over de luchthaven reed, maar hey, ik was al blij dat ik op een trein zat).

Mijn vriend brak ongetwijfeld een paar snelheidsrecords onderweg naar Hasselt, want we waren er verrassend snel. Toen we bij het rusthuis aankwamen, bleek het niet zo evident om daar binnen te geraken. Het gebouw was zo rond half elf ‘s avonds volledig afgesloten. Na op een paar keer op een belletje gedrukt te hebben en de situatie via de intercom uitgelegd te hebben, werden we uiteindelijk binnen gelaten door de nachtploeg.

In de kamer van mijn bomma, waren mijn vader, mijn broer en zijn vriendin, mijn nonkel en mijn tante verzameld. De lichten in de kamer waren gedoofd, de kamer rook muf en de sfeer was bedrukt. De morfinepomp deed haar werk en soms bewoog mijn oma vrij heftig en klonk er een soort jammerklacht. Misschien kon ze zelf niet geloven dat het einde nu toch echt nabij was of was ze aan het ijlen door de morfine. Moeilijk om te zeggen.

Veel konden we niet doen. De toestand leek niet te verslechteren, maar beterschap zat er natuurlijk ook niet in. We spraken stilletjes met elkaar rond haar ziekbed. Over de toekomstige begrafenis, over wat er nog diende te gebeuren. En wachtten.

Haar lichaam wilde echter nog van geen wijken weten en rond half twaalf vertrokken we allemaal samen, om de nachtploeg niet te veel extra werk te bezorgen. Iederen naar zijn eigen huis, wachtend op het onvermijdelijke.

Levenswil

Mijn vriend en ik zijn gisteren mijn bomma in het ziekenhuis gaan bezoeken. Ze ligt er al een tijdje en ze zal er waarschijnlijk nog een tijdje verblijven. Ze heeft een barstje in het heupgewricht in combinatie met botontkalking, enfin zoals gewoonlijk zijn de dokters weer redelijk vaag. Buiten het feit dat ze heel moeilijk kan stappen, is het allemaal niet zo ernstig. Ze heeft geen pijn, maar door haar hoge ouderdom is het een genezingsproces van lange adem.

Haar geestelijk achteruitgang is echter niet meer te stoppen. Ze herhaalt dingen die ze enkele minuten daarvoor al gezegd heeft, herkent ons totaal niet meer, heeft soms woedeaanvallen omdat ze naar huis wil en niet begrijpt waar ze is en sluit elk bezoek af met: “Jullie komen toch gauw terug?” En dat beloof ik dan maar, wetende dat ze ons bezoek tien minuten later toch vergeten is.

En dan denk ik: zo zou ik niet oud willen worden. Langzaam uitdoven tot er niks meer overblijft. Geef mij maar een bang en een boem. Paf, gedaan. En toch zie ik de wil om te leven in de ogen van mijn bomma, ze laat het leven niet los. Komt dit omdat ze de dood al in de ogen gekeken heeft (ze kreeg tientallen jaren geleden het Heilig Oliesel toegediend)? Of klopt het toch dat je met het ouder worden, je beperkte mogelijkheden leert aanvaarden, iets wat ik mij nu nog niet kan voorstellen.

Ik heb geen angst voor de dood, die elk mens vroeg of laat onherroepelijk treft, maar wel voor het proces dat leidt naar de dood. Een proces dat door de moderne geneeskunde, naar mijn mening, vaak te lang gerokken wordt. Ik had mijn bomma een aangenamere weg naar de dood gewenst dan dit totaal vervreemden van alles wat rond haar is.

Achtentachtig jaar

Zo oud is mijn bomma vandaag geworden. Een respectabele leeftijd. We vierden het gisterenavond in intieme kring met al haar kinderen en kleinkinderen. Een klein mirakel dat het gelukt was iedereen bijeen te krijgen, want het is niet evident mijn vier neefjes (de kleinste is een meter vijfentachtig of zo) allemaal op dezelfde dag vrij te vinden.

Mijn bomma wist het merendeel van de tijd niet goed wie al dat jong volk was, maar ik denk dat ze er toch van genoten heeft. Iedereen krijgt graag cadeautjes, nietwaar? Elk cadeautje heeft ze met de grootste zorg uitgepakt, erop lettend om toch zeker maar niet de verpakking te scheuren, die naderhand natuurlijk gewoon bij het oud papier belandt. Mijn broer had me een aantal goeie tips voor cadeautjes gegeven, want bloemen en planten heeft ze al meer dan genoeg en ik wist niet goed wat ze nog kon gebruiken had.

Het was een gezellige avond. We smulden van de gourmet en luisterden naar de reisverhalen van neefje X, die al de halve wereld heeft afgereisd. Hij was net terug uit India en nog herstellend van de typische toeristenziekte. Al viel dat niet te zien aan de hoeveelheid voedsel die hij tot zich nam. Hij was vorig jaar in Australië geweest, dus kon hij ons wat tips geven voor onze komende reis. Als dessert genoten we van ijs uit Averbode en toen kon ik echt geen pap meer zeggen.

Bomma

Mijn bomma weet niet meer wie ik ben. Het begon een klein jaar geleden. Spullen die ze ergens legde en daarna niet meer kon terugvinden. Vreemde mensen die in haar verbeelding ‘s nachts zomaar haar kamer binnen wandelden. ‘s Nachts wakker worden en zich beginnen aankleden omdat ze dacht dat het tijd is om op te staan. Namen die vergeten werden, mensen die vergeten werden. Het verergde stap voor stap. Eerst langzaam, nu steeds sneller. Elke dag gaat er een stukje geheugen verloren.

Ik zeg: “Dag bomma.” Ze kijkt me aan met grote verbaasde ogen. Ik zeg: “Dag, alles goed?” Mijn broer wijst naar mij en vraagt: “Weet je nog wie dat is?” Mijn bomma zegt: “Oei, ik ben het vergeten.” Ik zie aan haar gezicht dat ze rondzoekt in de diepste, duistere hoekjes van haar geheugen. Ze zoekt wanhopig, maar vindt niks. Ze weet het niet meer. Ze is het vergeten. Ze glimlacht naar mij: “Je komt toch nog eens terug, he? Wanneer kom je weer op bezoek?” Ik zie aan haar ogen dat ze geen flauw idee heeft wie er voor haar staat, maar ze probeer de schijn op te houden. Ik zeg: “Ik kom gauw weer.”

De tijd is genadeloos.

Bomma op bezoek

Vandaag is mijn bomma in ons nieuwe appartementje op bezoek geweest. Met dank aan mijn broertje die zo vriendelijk is geweest haar een lift te geven vanuit het verre Limburg. We hadden voor koffie en taart (geen Limburgse vlaai, maar het leek er toch op) gezorgd, want een bezoekje van de bomma is niet compleet zonder koffie en taart. Al een geluk dat mijn vriendje gisteren het koffiezetapparaat na jaren inactiviteit heeft uitgekuist. 😉

Toen ik nog een mini-yabje was, zorgde mijn bomma voor mij wanneer mijn mama er niet was. Ze woonde naast mijn ouderlijk huis en daar woont ze nu nog steeds. Vroeger waren we erg close, maar helaas is die band in de loop der jaren verwaterd. Ik probeer haar nog steeds te zien als de energieke oma met wie ik samen kleurwedstrijdjes hield (en ja, natuurlijk won ik altijd…), maar de tol der jaren valt van haar gezicht af te lezen. Het lichaam sputtert tegen, allerlei kleine en minder kleine (ouderdomssuikerziekte) kwaaltjes steken de kop op. Het ergste is echter dat ze geestelijk fel achteruit gegaan is. Ze is in de war, weet soms niet meer goed wie ik ben en ziet mensen die er niet zijn. Ze vraagt twee tot drie keer hetzelfde en beseft van zichzelf niet dat ze in herhaling valt.

En ik moet bekennen: het hele ouderdomsproces jaagt mij angst aan. Het lijkt me vreselijk te beseffen dat je lichaam niet meer mee wilt. Of te merken dat je vergeetachtig begint te worden. Niet meer zelfstandig te kunnen zijn en voor de gewoonste zaken (een bad nemen, eten klaarmaken) op een ander aangewezen te zijn. Gelukkig kan mijn bomma met externe hulp (dienstencheques, familiehulp, de nabijheid van familie,…) in haar eigen huis blijven wonen. Maar ik weet dat er een dag zal komen dat thuiszorg niet meer mogelijk is. En ik vrees dat het haar hart zal breken om het huis te moeten achterlaten waarin ze geboren is, waarin ze haar kinderen heeft grootgebracht en waar haar man gestorven is.

Ik ben blij dat we samen deze gezellige namiddag hebben kunnen doorbrengen. En dat mijn bomma ons appartementje mooi vond. “Amai, zoiets heb ik nog nooit gezien. Amai, je hebt toch wel geluk dat je zo mooi woont.” In sappig Limburgs dialect, natuurlijk. Want wie weet is ze er binnenkort niet meer. 87 worden, het is niet iedereen gegeven.