Oud worden

Het is altijd enorm confronterend, zo’n bezoekje aan mijn grootmoeder: rimpels die steeds diepere groeven trekken in haar gelaat, een geheugen dat zich steeds verder terugtrekt in de duistere diepten van haar hersenen, een rug die steeds krommer wordt, het onvermijdelijke krimpen.

Het jaagt me angst aan. De gedachte dat dit mij ook te wachten staat. Dat de ouderdom onontkoombaar is. Dat mijn jeugd me verlaat en nooit meer terug zal komen. Dat ik eens ook zal schuifelen tussen eetkamer en slaapkamer. Aan tafel zal zitten stil te wezen langs mensen die ik niet ken. Vertrouwen moet op vreemden om mijn meeste elementaire behoeften te vervullen.

Neen, ik kan me niet verzoenen met het feit dat ik niet kan ontsnappen aan de gesel van de onverbiddelijk voortschrijdende tijd.

Bomma

Mijn bomma weet niet meer wie ik ben. Het begon een klein jaar geleden. Spullen die ze ergens legde en daarna niet meer kon terugvinden. Vreemde mensen die in haar verbeelding ‘s nachts zomaar haar kamer binnen wandelden. ‘s Nachts wakker worden en zich beginnen aankleden omdat ze dacht dat het tijd is om op te staan. Namen die vergeten werden, mensen die vergeten werden. Het verergde stap voor stap. Eerst langzaam, nu steeds sneller. Elke dag gaat er een stukje geheugen verloren.

Ik zeg: “Dag bomma.” Ze kijkt me aan met grote verbaasde ogen. Ik zeg: “Dag, alles goed?” Mijn broer wijst naar mij en vraagt: “Weet je nog wie dat is?” Mijn bomma zegt: “Oei, ik ben het vergeten.” Ik zie aan haar gezicht dat ze rondzoekt in de diepste, duistere hoekjes van haar geheugen. Ze zoekt wanhopig, maar vindt niks. Ze weet het niet meer. Ze is het vergeten. Ze glimlacht naar mij: “Je komt toch nog eens terug, he? Wanneer kom je weer op bezoek?” Ik zie aan haar ogen dat ze geen flauw idee heeft wie er voor haar staat, maar ze probeer de schijn op te houden. Ik zeg: “Ik kom gauw weer.”

De tijd is genadeloos.