Wakker om 5.30u. Er is verbetering in zicht! Het weer is alweer helemaal omgeslagen. Het regent. Al kan ik me voorstellen, gebaseerd op het vele rosse gras dat we gisteren zagen, dat de mensen in Vancouver erg blij zijn met deze paar druppels regen.
Na het ontbijt is het gestopt met regenen, maar we nemen voor de zekerheid toch maar een regenjas mee. We kopen een dagpas voor de bus in de drug store vlakbij ons hotel en nemen de bus naar het UBC Museum of Anthropology. We stappen af op de campus van de University of British Columbia. Die regenjas bleek lichtelijk overbodig te zijn, want de grijze wolken hebben plaatsgemaakt voor een stralend zonnetje. Mooie campus, trouwens, schitterend gelegen in het groen.
Naar goede gewoonte zijn we voor openingstijd bij het museum. Nog tien minuutjes wachten en dan mogen we binnen. Het UBC Museum of Anthropology is een absolute aanrader. Ik ben zwaar onder de indruk van de collectie totempalen. Erg indrukwekkend om tussen de fantastische kunstwerken van de First Nations rond te lopen. Tegelijktijd straalt dit museum iets van schuldgevoel uit. Veel van de schitterende cultuur van de First Nations werd in het verleden verboden. De Canadese overheid voerde een bewuste politiek van assimilatie door kinderen weg te nemen uit hun gezinnen, op internaat te sturen en hen in te prenten dat hun cultuur verkeerd was.
Sommige artefacten in het museum mogen volgens de gebruiken van de First Nations eigenlijk niet tentoongesteld worden, maar dit wordt getolereerd opdat de huidige generatie First Nations kunstenaars kunnen leren van de kunstwerken uit het verleden. Al bestaat hier toch wat controverse over. Tijdens de rondleiding beklemtoont de gids dat het museum veel samenwerkt met First Nations kunstenaars, maar het blijft een lastige evenwichtsoefening.
Wat dit museum verder nog bijzonder maakt, is de open storage ruimte. In het hart van het museum ligt een opslagplaats waarbij alle artefacten achter glas zichtbaar zijn. Vele musea stellen slechts een percentage van hun collectie tentoon. De rest wordt opgeslagen in een depot dat niet toegankelijk is voor bezoekers. Open storage lost dat probleem op. Je kan gans de collectie bekijken, maar er is wel geen uitleg voorzien per object.
We eindigen de rondleiding in de rotonde waar een schitterend kunstwerk pronkt van Bill Reid: De raaf en de eerste mensen uit 1980. Het beeld is een interpretatie van een Haidamythe en stelt de sluwe raaf voor die de mensheid uit een grote schelp de wereld probeert in te lokken. Bill Reid sneed niet alleen veel totempalen hij maakte ook prachtige juwelen met motieven die verwijzen naar de First Nations.
Mijn vriend en ik zijn zo enthousiast over het museum dat we ons ook aansluiten bij de rondleiding van 12.30u doorheen de tijdelijke tentoonstelling ‘Portugal. Heaven, hell and somewhere in between’. Het Museum of Anthrophology ziet zijn missie ruimer dan enkel het tonen van First Nations kunstwerken, het wil volkskunst vanuit heel de wereld tonen door middel van tijdelijke tentoonstellingen. Ik moet zeggen dat ik aangenaam verrast was door de Portugese tentoonstelling. Vooral de prachtige poppen uit het figurentheater en de politiek geïnspireerde werken spraken mij aan.
Aangezien het aanbod in het museumcafé ons niet echt inspireerde, besluiten we ons geluk te wagen bij Sage Bistro op een paar minuten wandelen van het museum. Het café bevindt zich op een prachtige locatie met een schitterend uitzicht. Spijtig genoeg waren alle tafeltjes op het terras buiten volzet. We krijgen gelukkig een tafeltje toegewezen vlak aan het raam waardoor we toch van het uitzicht kunnen genieten. We bestellen allebei een visgerecht. Het eten zag er fantastisch uit, maar de smaak is eerder middelmatig. Beide vissen zijn te droog. Onze verwachtingen worden niet ingelost.
Na ons middagmaal keren we terug naar het museum voor een wandeling in de tuin waar twee traditionele First Nations houten bouwsels staan. Eén van de twee is een traditioneel familiehuis waarin we een korte uitleg van een gids krijgen. We merken dat de temperatuur ondertussen flink gestegen is, iets waar we geen van beiden echt op gekleed zijn. Ik kan nog een topje uitspelen, maar mijn vriend zweet zich kapot in zijn jeansbroek.
We nemen de shuttle van het museum terug naar de bushalte van de universiteit en nemen vervolgens de bus naar het Queen Elisabeth Park (die buspas moet renderen, he). Eens in het park realiseren we ons dat we mijn anti-muggenstick kwijt zijn. Waarschijnlijk op de bus uit het zijzakje van het fototoestel gerold. Dikke ramp, want de muggen hebben mij die paar momenten dat ik niet ingesmeerd was al flink te pakken gehad.
Het Queen Elisabeth Park is prachtig. We genieten van het uitzicht op Vancouver (het park bevindt zich op het hoogste punt van Vancouver) en kopen een organische limonade om de dorst te lessen. Heerlijk verfrissend! In het park bevindt zich het Bloedel Conservatory, een grote tropische volière met schitterende vogels en planten. We weten niet waar eerst kijken.
Op wandelafstand van het Queen Elisabeth Park ligt de VanDusen Botanical Garden. Voordat we het park gaan verkennen tanken we even bij op het zonnige terras van Café Truffels. Het is erg warm, wat extra vocht is welkom. Net zoals in de US krijg je in Canada bij elke maaltijd of elk drankje dat je bestelt een gratis glas water (en zelfs refills) aangeboden. Ik zou het enorm appreciëren, mocht deze gewoonte ook ingang vinden in België. De in het groot geafficheerde mimosa die ik bestelde aan de toog, blijkt helaas uitverkocht, dus bestel ik in de plaats een glaasje wijn uit B.C. Correct dat het prijsverschil kwijtgescholden werd, aan de bar had men immers moeten signaleren dat de mimosa uitverkocht was. Het is zo heerlijk op het terras dat we onszelf een schop onder ons gat moeten geven om overeind te komen.
Het Queen Elisabeth Park is mooi, maar de VanDusen Botanical Garden overtreft alles. Zonder overdrijven één van de mooiste botanische tuinen die ik al bezocht heb in mijn leven. Door het iets te lang uitgelopen drankje hebben we eigenlijk te weinig tijd om alles rustig op ons gemak te bezoeken. Een beetje op een drafje volgen we de self guided tour door het park, waarbij het ons opvalt hoe droog alles is. Gelukkig hebben de talrijke eekhoorns (grijze, zwarte en rode) niet al te veel last van de droogte. In de helft van de wandeling komen we een enthousiaste man tegen die ons een foto toont die hij zonet gemaakt heeft van een coyote. Hoe cool zou het zijn om dit beest zelf tegen het lijf te lopen. We schatten de kans daarop niet al te hoog in. Maar kijk, het geluk is aan onze kant, een coyote loopt op zijn dooie gemak over het pas gemaaide grasveld en blijft mooi staan om te poseren voor de foto.
Om 19.45u, een kwartier voor sluitingstijd, beëindigen we onze wandeling. We twijfelen. Echt groot is de honger nog niet omdat we ’s middags vrij laat aten. We besluiten een bus richting de luchthaven te nemen alwaar we onze huurauto moeten ophalen en onderweg te stoppen voor eten. Helaas bij de busstop waar we afstappen zijn niet veel aanvaardbare eetgelegenheden te bespeuren. Dan maar verder naar de luchthaven met de bus en vervolgens de trein. Stom trouwens dat we helemaal terug naar de luchthaven moeten voor de huurwagen. Toen ik de auto boekte voor onze trip via rentalcars.com was dit echter de enige optie. Een verhuurlocatie dichter bij ons hotel behoorde niet tot de mogelijkheden. Slecht gepland, ik geef het toe.
Om 21.15 komen we aan in de luchthaven en handelen we de administratieve rompslomp af die nu eenmaal bij een huurwagen hoort. We maken de fout om niet simpelweg iets te eten op de luchthaven, maar te hopen onderweg iets tegen te komen. Uiteindelijk zitten we om 22u aan tafel bij Chinees restaurant House of Canton, zowat het enige restaurant dat nog klanten wil bedienen op dit uur. Honger is de beste saus, zeggen ze, het eten is simpel, maar de porties zijn groot en het smaakt mij.
Het is nog een kleine uitdaging om onze huurwagen veilig in de parkeergarage van ons hotel te parkeren, maar na dit huzarenstuk tot een goed einde gebracht te hebben, kunnen we om 23u uitgeput in bed kruipen.