Candid camera

Toen ik deze middag op weg naar een broodje langs de Koninginnegalerij kwam, waren de grote camera’s mij al opgevallen. Ik vond het een beetje vreemd dat beide camera’s met een zwarte doek afgedekt waren, maar mijn hongerige maag verhinderde mij verder onderzoek in te stellen.

Op de terugtocht merkte ik een vreemd figuur met rode roos op die zich verdacht gedroeg in de buurt van de camera’s. Ik dacht eerst aan de opnames voor een film en stopte even om te kijken of ze een scène zouden opnemen.  Toen de vreemde figuur afstapte op een willekeurige mevrouw om haar de roos aan te bieden, viel mijn frank euro. Een opname voor een verborgen camera programma! Al vond ik persoonlijk de camera’s in kwestie heel duidelijk zichtbaar, toch leken de meeste vrouwen die met een knieval een roos aangeboden kregen, deze niet op te merken.

Het was trouwens erg duidelijk wie, naast de regisseur die continu in een microfoontje stond te babbelen, de belangrijkste persoon was: de gladde kerel die de dames in kwestie hun handtekening moest ontfutselen om toestemming te geven voor het uitzenden van de opname. 😉

Grappigste moment: een vrouw die samen met haar partner door de Koninginnegalerij slenterde en na een beetje aandringen de roos aanneemt, waarop de vreemde figuurt haar hand vastpakt, zich tussen haar en haar man plaatst en ze gezellig met zijn drietjes verder wandelen. En ja, ze gaven allebei hun toestemming om het fragment uit te zenden.

Een ongemakkelijke ontmoeting

Ik was net vertrokken naar de squash, toen er een onfortuinlijk windje opstak. Zo’n windje dat woestijnzand uit de verre Sahara (of van de bouwwerf vlakbij, wie zal het zeggen) met zich mee droeg. Het zand knarste tussen mijn tanden en, erger, nestelde zich onder mijn oogleden. De combinatie harde lenzen – fijn zand, altijd goed voor een spontane, onstuitbare tranenvloed. Om mijn ogen zoveel mogelijk af te schermen van de wind die recht in mijn gezicht blies, hield ik een hand voor mijn ogen, de blik strak gericht op de grond en onderwijl proberend zo dicht mogelijk tegen de huizen aan te lopen.

Tot ik plots recht op een onverwachte fiets die mij de weg versperde, knalde. In een reflex stak ik mijn hand uit en kon nog net voorkomen dat de fiets de grond op donderde. Ik voelde meteen dat deze botsing sporen zou nalaten en vloekte binnensmonds. En net op dat moment, komt er uit de zandwind een knappe jongedame (allez, ik denk dat ze knap was te oordelen aan haar hippe schoenen en het slanke silhouet dat ik kon waarnemen vanuit mijn ene halfdichtgeknepen oog) op mij af. De woorden: “Geen zorgen, het gaat wel,” lagen al op mijn lippen toen bleek dat zij blijkbaar niets gemerkt had van mijn onfortuinlijke botsing en gewoon de weg zocht naar de Molens van Orshoven.

Terwijl het traanvocht uit mijn ogen liep, wees ik welke richting ze moest uitlopen. En gezellig, moest ik toch wel niet dezelfde richting uit, zeker? Ze was heel vriendelijk en begon meteen een gesprek met mij. Ze was helemaal uit Gent gekomen voor een dansvoorstelling en Leuven, neen daar kwam ze niet zo vaak. En kijk, ze wist niet dat hier zo’n industriezone was. Ik verzeker u, een aangenaam gesprek voeren terwijl je ogen er ongetwijfeld uitzien alsof je twee dagen gehuild hebt en je been en knie zeer doen van de botsing ettelijke minuten geleden, ‘t is niet evident. Maar ik ben er toch in geslaagd haar wat Leuvense geschiedenis mee te geven. Aan de rode lichten namen we afscheid van elkaar. Ik denk niet dat ik haar zou herkennen, mocht het lot ons ooit weer samen brengen.

En nu zit ik hier, met de afdruk van een spatbord in mijn rechterscheenbeen en een extra knievormig object naast mijn linkerknie. Blote benen, het zal nog niet voor volgende week zijn.

Mijn instrument

Ik vermoed dat niet veel van mijn lezers op de hoogte zijn van het feit dat ik een instrument bespeel. De dwarsfluit meer bepaald. Waarom dwarsfluit? Tja, om dezelfde reden als zovelen van mijn generatie: Berdien Stenberg. Toendertijd niet weg te branden van de tv. Achja, wat kan ik zeggen? Ik was jong en beïnvloedbaar en de meeste andere instrumenten (buiten piano en viool) waren grote onbekenden voor mij. Pas op, ik heb nooit spijt gehad van mijn keuze, maar moest ik opnieuw voor dezelfde keuze mogen maken, het zou waarschijnlijk hobo worden.

Het is jammer, maar de laatste twee jaar heb ik mijn fluit niet meer aan de lippen gezet. Het komt er niet meer van. Nochtans ben ik best wel trots op mijn kunnen. Ik was alles behalve een natuurtalent, maar heb me zonder al te veel problemen door de eerste jaren dwarsfluitles geworsteld, daar waar mijn medestudentjes het één voor één lieten afweten. Mijn eindexamen dwarsfluit moet zowat het enige examen geweest zijn, in mijn zeer uitgebreide examencarrière, waar ik mij écht voor ingespannen heb. Een jaar lang, elke dag twee uur spelen. Een geweldig technisch stuk van buiten geleerd. Het eindexamen was een triomf: grote onderscheiding. Ik had nooit gedacht dat ik het in me had. Ik beschouwde mezelf altijd als de mindere van mijn medestudentjes, die duidelijk meer muzikaal talent bezaten.

Eens aan de unief hield ik mijn muzikale verleden in ere. Ik speelde jarenlang bij het Arenbergorkest, maar geleidelijk aan kwamen er andere prioriteiten in mijn leven. De dwarsfluit raakte in de verdrukking. Ik bleef rondlopen met vage plannen om mij opnieuw aan te sluiten bij een orkest, maar zette nooit de stap naar daadwerkelijke actie. Die plannen zijn er nog steeds, maar ze zijn nog altijd even vaag. Wie weet, ooit, als ik eens wat meer tijd heb…

De gruwel in Oost-Congo

Onpasselijk wordt ik ervan, van dit artikel in de Standaard. Ik heb het helemaal uitgelezen, omdat het belangrijk is te weten wat voor gruwelen er gebeuren in dat stukje van de wereld. Maar oh my god, ik denk niet dat ik het zou kunnen opbrengen die film te bekijken. Als ik dan vervolgens lees dat minister Charles Michel van België een internationale leider in de strijd tegen het seksueel geweld in Oost-Congo wil maken, hoop ik van harte dat dit geen loze woorden zijn.

Stop de seksuele terreur tegen vrouwen. Stop de verkrachtingen. Stop de wreedheden.

Dood vogeltje

Mijn moeder was een hevige fan van schlagers. Als kind was ik hierdoor helemaal niet mee met de moderne muziekscène. Heel de hype rond Madonna en zo, het ging allemaal aan mij voorbij. Neen, bij ons thuis stond steevast één of andere lokale radio op waar rond de klok plakkers van Benny Neyman, de Zangeres zonder Naam, André Hazes, Paul Severs, Dennie Christian, Conny en de Rekels, Duo X, Willy Sommers en vele anderen gedraaid werden. In die tijd hadden het Vlaamse en Nederlandse levenslied geen geheimen voor mij. Veel van die nummers kan ik nu nog altijd woord voor woord meezingen. Tot mijn eigen ergernis, want een fan van het genre ben ik nooit geweest.

Toch waren er tussen die schlagers nummers die mij tot in het diepste van mijn ziel geraakt hebben. Ik weet niet meer exact hoe oud ik was. Ik kan me nog wel herinneren dat ik achterop de fiets van mijn moeder in een kinderstoeltje zat. Ik vermoed dat ik een jaar of drie geweest zal zijn. We gingen ergens naartoe en ik huilde tranen met tuiten. Ontroostbaar was ik. Achteraf vertelde mijn moeder dat het heel wat moeite had gekost om erachter te komen wat de oorzaak van deze tranenvloed was. En toen kwam het eruit: het vogeltje was dood: hij had te hoog gevlogen. En dode vogeltjes dat was toen ongeveer het triestigste wat ik mij kon voorstellen.

Daar moest ik aan terugdenken, zondag op Erfgoeddag toen we het dode vogeltje met de felle kleuren bemerkten dat zijn eeuwige rustplaats op de trommel van de beiaard gevonden had.

dood vogeltje

Een atypische zaterdag

Zaterdagen hebben de onhebbelijke gewoonte eivol te zitten. Meestal begint mijn zaterdag ‘s ochtends al hollend naar de Russische les en kom ik pas tot rust als ik ergens na middernacht in de warmte van mijn eigen bedje lig. Deze zaterdag zou oorspronkelijk aan hetzelfde jachtige stramien voldoen. Ik was van plan de opendeurdag van het departement waar ik vroeger studeerde, te koppelen aan een reünie met de mensen van mijn jaar. Helaas lieten die het één na één afweten. Het is opvallend dat het enthousiasme om samen te komen met oudstudiegenootjes afneemt naarmate er ons meer jaren scheiden van dat mytische afstudeermoment. Jammer. Iedereen heeft het druk met carrièremaken, kindjes maken, huizen kopen, bouwen of verbouwen. De vriendschapsbanden raken langzaam maar zeker bestoft. Het is onvermijdelijk.

Nuja, ik besloot het niet aan mijn hart te laten komen en deze kans te grijpen om er een gezellige zaterdag samen met mijn vriendje van te maken. ‘s Avonds gingen we dineren in restaurant Imjai (onze tweede keuze, we wilden oorspronkelijk Ethiopisch eten, maar dat restaurant zat stampvol). We genoten van de heerlijk malse eend en het gevoel van rust. Even werden al de “dingen die nog gedaan moeten worden” opzij geschoven. De atmosfeer in het restaurant ademde ook rust en kalmte uit, heel relax. Dat de rode wijn bij het eten niet helemaal mijn smaak was, nam ik er met de glimlach bij. Na het eten wandelden we op ons gemak door de stille avondlijke stad. De schemering zorgde voor een bijzonder licht en de lege winkelwandelstraat maakte het plaatje compleet. Even overwogen we een filmpje mee te pikken, maar we wisten geen van twee of er iets goeds in de zalen speelde en het idee van een ontspannend warm bad leek zoveel aangenamer.

Na het bad kropen we vroeg in bed (jaja, vóór middernacht) en vielen na de nodige bedgymnastiek als een blok in slaap. We zouden dit meer moeten doen.