Niet al te best geslapen. De matras van het logeerbed was niet zo goed en in het midden van de nacht werden mijn vriend en ik gewekt door een gigantisch onweer. Het geroffel van de slagregen op het golfplaten dak afgewisseld met krakende donderslagen was oorverdovend en ik kon de felle bliksemschichten waarnemen door mijn gesloten oogleden heen. Kwam daar nog eens bij dat in het landelijke Ternate de vogels al van ‘s ochtends vroeg aan het fluiten slaan. Ik ben helemaal voor vrolijk fluitende vogeltjes, maar echt optimaal voor onze nachtrust waren deze omstandigheden niet.
We zaten dus met kleine oogjes aan het typisch Italiaanse ontbijt (toast met confituur). Italianen hebben niet echt een uitgebreide ontbijtcultuur, maar voor mij was het toch even aanpassen. Meestal eten mijn vriend en ik ‘s ochtends nogal stevig wanneer we op vakantie zijn, kwestie van voldoende energie te hebben voor een goed gevulde dag.
Op de luchthaven van Zaventem hadden we in de tax free twee grote dozen Duplo gekocht als geschenkje voor de kleine M, het zoontje van onze Belgische vriendin. Hij was in de wolken met zijn Duplo vliegtuigen van Planes en wij waren blij dat we meteen op een goed blaadje stonden bij hem. Het klikte geweldig goed met deze lieve jongen met de prachtige blauwe ogen, lange wimpers en blond haar (die zal later succes hebben, daar in Italië). Het speet ons dan ook dat we na het ontbijt zo snel afscheid moesten nemen, we moesten immers onze trein naar de Expo halen!
De Italiaanse echtgenoot van onze vriendin was zo vriendelijk geweest al de dag voordien treintickets voor ons te gaan kopen (in een plaatselijke bar, van ticketautomaten hebben ze in Italië duidelijk nog nooit gehoord) en ons op tijd aan het station af te zetten. De treintickets leken meer op de dunne blaadjes papier van een kassaticket dan op een treinbiljet, maar ik was wel gecharmeerd door het feit dat je deze zelf moest afstempelen in het station voordat je op de trein stapte.
De treinrit van het oude, verwaarloosde station van Ternate naar het splinternieuwe moderne station van de Expo duurde ongeveer een half uur. Onze treinrit (in een trein die wellicht nog uit de jaren ’70 dateerde) bracht ons langs veel verloederde en leegstaande panden, maar ik vermoed dat deze leegstand zich vooral in de buurt van het spoor situeert, want elders zagen we dit soort toestanden niet.
We waren ongeveer een tiental minuten voor de opening aan de ingang van de Expo. Daar had zich al een massa volk verzameld en het duurde een half uur vooraleer we de security aan de ingang bereikt hadden. Mijn fototoestelrugzak reisde naar goede gewoonte probleemloos door de scanner en ook mijn vriend en ik passeerden zonder te biepen de metaaldetector.
En toen stonden we op het terrein van de Expo en begon ons avontuur. 145 deelnemende landen, 16 organisaties en 5 bedrijven bevonden zich op de site. Het was een utopie om te denken dat we erin zouden slagen al deze paviljoenen in twee dagen te bezoeken. Dus moesten we keuzes maken, en laat dat nu niet meteen mijn sterkste kant zijn. Als ik ergens op uitstap ben, dan wil ik alles bezoeken. Enfin ja, we besloten het allemaal een beetje op ons af te laten komen en ons vooral niet te laten overmannen door keuzestress.
Toevallig bevond het Belgische paviljoen zich vlakbij de ingang en stond er zo kort na de opening nog geen lange rij aan te schuiven, we besloten dus meteen maar eens een kijkje te nemen in het paviljoen van ons moederland. Het paviljoen stond duidelijk in het teken van onze sterke punten: bier, frieten, chocolade en (in mindere mate) wafels. Gelukkig ging het toch ook over duurzame landbouw en vernieuwende technieken om voedsel te kweken. Het thema van deze expo was niet voor niets ‘Feeding the planet – Energy for life’. De architectuur van het Belgische paviljoen vond ik erg geslaagd en van de eerdere troubles die in de pers verschenen waren, was niets te merken.
Volgende land: Vietnam. Mooi paviljoen waar we vooral betoverd werden door de traditionele dans die uitgevoerd werd op live gebrachte traditionele muziek. Erg mooi. De link met het thema was me niet geheel duidelijk, maar hey, Vietnam is alvast toegevoegd aan mijn lijstje met toekomstige reisbestemmingen (dat helaas alleen maar langer en niet korter wordt). We maakten vervolgens een korte wandeling door het Enel paviljoen. Niet echt bijzonder, maar er stond geen volk aan te schuiven (in tegenstelling tot bij de meeste andere paviljoens, waar de rijen zienderogen langer werden.
Mijn vriend en ik delen een liefde voor Azië, dus toen we zagen dat de rij wachtenden bij het Zuid-Koreaanse paviljoen heel goed meeviel, sloten we ons snel aan bij de wachtenden. Ons vierde paviljoen van de dag was een voltreffer. Zeer knap gedaan, geweldige toepassing van nieuwe technologieën (grote fan van de twee robots die met draaiende schermen een voedselchoreografie uitvoerden). Perfect passend bij het thema ook, met een pleidooi om terug te gaan naar een authentieke keuken met eerlijke en zuivere ingrediënten om zwaarlijvigheid en gezondheidsproblemen tegen te gaan, maar ook om de honger uit de wereld te helpen. Mooi.
Onze magen waren erg gaan grommelen na dit bezoekje, alhoewel het nog maar half twaalf was (die toast en confituur waren al lang verteerd). Aangezien ik sinds kort een voorliefde voor de Koreaanse keuken ontwikkeld heb en we een fijn tafeltje spotten in het restaurant van het Koreaanse paviljoen, lieten we ons maar al te graag verleiden door het aanbod aldaar. Die japchae en kimchi soban kon ik toch niet aan mijn neus laten voorbij gaan. Om nog maar te zwijgen van de omija prosecco! Het was Heerlijk (met een hoofdletter h)! Maar dat verwacht je natuurlijk ook wel op een Expo waar elk land zijn beste beentje probeert voor te zetten.
Volgende halte: Litouwen. Mijn vriend heeft veel buitenlandse collega’s en wilde proberen zoveel mogelijk paviljoenen van de moederlanden van zijn collega’s te bezoeken. En ach, Litouwen is ook gewoon een charmant landje met een grote gemene buur. Litouwen bleek niet meteen erg populair bij de andere bezoekers, maar het paviljoen kon mij wel bekoren. Mijn vriend probeerde een Litouws biertje en ik snoepte van een zoetigheid in de vorm van een paddenstoel (niet zo’n succes).
Vlak naast het Litouws paviljoen lag dat van Wit-Rusland (hilarische conversatie met mijn vriend, die ervan overtuigd was dat Wit-Rusland en Belarus twee verschillende landen waren). Het virtuele waterrad en de groen begroeide zijkanten vielen bij mij in de smaak, dus besloten we er eens snel door te lopen. Uiteraard bleven we plakken in de bar, toen bleek dat ze daar authentieke Wit-Russische wodka aan een zeer vriendschappelijk prijsje schonken. Die Wit-Russen kennen iets van wodka, want het glaasje dat we deelden was uitstekend.
We liepen een paar grote paviljoenen voorbij, wegens echt te veel volk en belandden bij het Poolse paviljoen. Ook hier geen wachtrijen (de Italianen zijn duidelijk geen liefhebbers van Oost-Europa). Mijn vriend maakte een fotootje voor zijn Poolse collega en wij bezochten het paviljoen dat van buiten helemaal opgebouwd was uit kratten en van binnen door het slim gebruik van spiegels op een gigantische tuin leek. Knap optisch effect.
En ja, we konden de Poolse bar toch moeilijk passeren zonder en wodka en een honinglikeurtje te drinken, nietwaar? Al moet gezegd dat de Wit-Russische wodka de Poolse moeiteloos klopte. (Ik denk dat ik als tussendoortje ook nog ergens een sorbet met wodka geconsumeerd heb, maar het staat mij niet meer heel helder voor de geest bij welk paviljoen dat wel zou geweest zijn.)
We lieten Oost-Europa even voor wat het was en trokken naar het Iberische schiereiland: Spanje! Dit paviljoen vond ik persoonlijk wat tegenvallen. De architectuur sprak me niet aan en om de één of andere rare reden mochten we geen foto’s maken in de inkomhal. De kamer bekleed met de borden waarop een filmpje geprojecteerd werd, vond ik dan weer wel mooi gedaan.
Al bij al hadden we nog bedroevend weinig future foods gezien, we trokken dus richting de Future Food Coop in de hoop daar toekomstgericht voedsel zoals insecten aan te treffen. Helaas, dit bleek gewoon een fancy supermarkt te zijn dat van displays gebruik maakte om de prijs, afkomst en voedingswaarde van de producten te afficheren. Weinig future aan, wat mij betreft. (Achteraf vernam ik dat er geen insecten op de Expo mochten omdat de voedselinspectie in Italië het verkopen van insecten niet toelaat.)
Verder naar het bijzonder futuristisch ogende Roemeense paviljoen (just kidding, het was gewoon een blokhut). Roemenië moet zowat het minst populaire land van allemaal geweest zijn, want de cafetaria in dit paviljoen was akelig leeg. Ondertussen was het erg warm geworden (meer dan dertig graden) en besloten we uit eerlijke compassie met de Roemenen iets te drinken op het terras. Mijn vriend ging voor een Roemeens bier (een vrij onbekend bier, zo wist zijn Roemeense collega hem achteraf te vertellen), ik voor een watertje. We deelden een stukje apfelstrudel, een authentieke Roemeense specialiteit. 😉
Ondertussen waren we al een tijdje op de Expo en hadden we het gastland zelf nog niet bezocht. Italië had een ganse straat gereserveerd die de hoofdboulevard kruiste voor de 20 verschillende regio’s. Wij bezochten Zuid-Tirol, vooral omwille van de mooie houtsculpturen en het uitzicht op de rest van de Expo.
We bezochten vervolgens het paviljoen van de Europese Unie, dat opgebouwd was rond een romantisch verhaaltje over een wetenschapster die de bakkerij van haar grootmoeder overnam, er (letterlijk) niks van bakte, vervolgens verliefd werd op een boer en daarna een high tech boerin werd. Ik vond het verhaal erg bij de haren getrokken, maar de aanwezige kinderen vonden het heel tof. En oja, we konden de enige echte Nobelprijs voor de vrede bewonderen.
We wandelden verder naar hét kenmerk van deze Expo, de Tree of Life. Die, we moeten daar eerlijk in zijn, leek op een goedkope kopie van de Super Trees in Singapore.
Het was mij bij het bestellen van de tickets niet opgevallen, maar je kan je de vraag stellen waarom een Expo die als thema ‘Feeding the planet’ heeft, sponsorgeld van bedrijven zoals McDonalds, Coca Cola en andere aanvaardt. Ik denk niet dat deze bedrijven een goed voorbeeld zijn van hoe de toekomstige generaties te voeden.
We hadden nog graag het paviljoen van de VS bezocht, maar de menigte wachtenden schrikte ons af. Het Turkse paviljoen bezochten we wel. Ik vond het esthetisch wel een mooi ogend paviljoen, maar inhoudelijk was er niet veel aan.
Bij het Japanse paviljoen stond aangegeven dat de wachttijd 50 minuten was. We waren ondertussen al flink moe van al dat slenteren. We zagen het echt niet zitten om zo lang aan te schuiven voor één van onze favoriete landen in de hele wereld. We hoopten dat we op een herkansing konden rekenen, de eerste juni wanneer we samen met onze vriendin en haar gezin naar de Expo zouden komen.
Naar Rusland dan maar. Een land dat mij uitermate fascineert. Zeer knap paviljoen. Langs de buitenkant wellicht wel het mooiste van allemaal. En ook de expositieruimtes aan de binnenkant stelden niet teleur. Bijna zo boeiend als Zuid-Korea.
Het contrast met het paviljoen van Oman kon amper groter zijn. Ook dit paviljoen vond ik de moeite. Zeer verzorgd, maar qua inhoud iets klassieker. Je kreeg een goed inzicht in de levenswijze van de inwoners van Oman.
Tussen Rusland en Oman in lag Estland (hoe blij Estland was met de nabijheid van Rusland valt te bezien). Dit houten paviljoen kon me vooral bekoren met zijn schommels die in het bouwwerk ingewerkt waren. Ik was ook erg onder de indruk van de blik op de Estse natuur die het paviljoen bood. Jammer genoeg bezochten wij tot op het heden enkel de hoofdstad Tallinn (maar dan wel twee keer). Een reden om nog eens terug te gaan naar deze Baltische staat.
Om de één of andere reden belandden we daarna aan de overkant van de centrale boulevard in het paviljoen van Turkmenistan. Laat ons zeggen dat Turkmenistan een eigenaardig landje is dat in zijn paviljoen vooral te koop liep met hun aardgas- en oliewinningen en hun tapijten. Bizar.
Ondertussen werd het zo langzamerhand tijd voor het avondmaal. De wachttijden aan het Japanse paviljoen waren nog altijd niet verminderd, maar dat nam niet weg dat we wel het restaurant konden bezoeken. Hoera voor soba-noedels en tempura. Beide, uiteraard, volledig volgens de regels van de kunst bereid. Alleen jammer dat de Japanse burgers uitverkocht waren die mijn vriend zo graag had willen proberen.
We waren eigenlijk nog lang niet uitgekeken op alles wat de Expo te bieden had, maar de vermoeidheid sloeg onverbiddelijk toe en we wilden ook niet superlaat bij onze gastheer en gastvrouw aankomen. We vingen dus op ons gemak de terugweg aan, genietend van de kleurrijke paviljoenen en de schitterende lente-avond.
Onderweg passeerden we nog even langs het Franse paviljoen. Het idee van het paviljoen (het plafond versieren met al de gastronomische specialiteiten die Frankrijk te bieden heeft) vond ik leuk gevonden, maar op de één of andere manier vond ik de uitvoering minder geslaagd. Of was ik dan toch van de kaart door die gigantische hamburger die mensen dood bliksemde? (Wat zou sponsor McDonalds daarvan gevonden hebben?)
De zon ging onder en we kregen al een klein voorsmaakje van de mooie verlichting van de avondlijke paviljoens. We besloten echter verstandig te zijn en de trein terug te nemen naar Ternate (niet zonder eerst een foto van mijn vriend met een nutella chocopot groter dan hemzelf genomen te hebben). Volledig bekaf kwamen we aan bij ons gastgezin, die zelf net terug kwamen van het schoolfeest van hun zoontje. Mijn vriendin wilde graag nog een beetje kletsen en hoe tof ik het ook vond om haar terug gezien, ik kon me door de vermoeidheid amper nog concentreren. Na een douche om al het stof van ons af te spoelen, kropen we dan ook in bed. Volledig uitgeteld. Behoorlijk uitputtend, zo’n dagje Expo.