Ik: Ok, laten we afspreken dat het nu welletje is geweest. Ik ben het gehoest en gesnotter en de slapeloze nachten beu.
Tegenspruttelend lichaam: Och, ik begon net te wennen aan die gezellige hoestbuien ‘s nachts. Slapen is zo saai, nietwaar?
Ik: Ik ben nochtans een grote fan van slapen en een nog grotere fan van ononderbroken nachten. (Hoe doen die mensen met baby’s dat toch?)
Tegenspruttelend lichaam: Kweetniet, ik vind dat ik de laatste tijd wat te weinig aandacht krijg. Al die lunchvergaderingen met vettige broodjes, snelle happen op de trein en dat van hot naar haar geren. Ik voel me wat verwaarloosd.
Ik: Maar ik heb je vorige week vrijdag al een dag vrijaf gegeven en het weekend was ook superrustig, dat was toch ook een aangename afwisseling tussen al dat gestress en gehaast door?
Tegenspruttelend lichaam: Misschien wel, maar ik ga hier toch op mijn strepen staan.
Ik: Ok, ik geef op. Naar de dokter it is.
Het verdict van de dokter luidde: angina en een infectie van de luchtwegen. Ik moet gigantische antibioticatabletten inslikken, mijn neus spoelen met zeewater en drie dagen thuis blijven van mijn werk (argl, ik ga al een mailachterstand hebben nog vóór ik op reis vertrek). Waarschijnlijk een kleine wraakactie van mijn lichaam omdat ik zo vermetel ben geweest neer te schrijven dat ik nooit ziek ben.