Pijn

Sinds een week of twee was ik helemaal pijnvrij. De zeurende tandpijn waarvan ik sinds half november last had, volledig verdwenen. Helaas, te vroeg gejuicht. De nacht van laatste werkdag van het jaar (alsof het zo moest zijn) stak de pijn weer de kop op en deze keer bracht de pijn als speelkameraadje een flink gezwollen gehemelte met zich mee (de zwelling heeft ongeveer de afmeting van een half kwartelei). Een abces dus. En dat vlak voor de feestdagen. :-( Ik beet vrijdag nog even door op het werk, maar vandaag moest ik noodgedwongen naar de dokter van wacht voor een antibiotica en ibuprofen voorschrift.

Aftellen tot mijn tandartsafspraak op 3 januari om dan hopelijk definitief van deze miserie verlost te zijn.

Een ongemakkelijke ontmoeting

Ik was net vertrokken naar de squash, toen er een onfortuinlijk windje opstak. Zo’n windje dat woestijnzand uit de verre Sahara (of van de bouwwerf vlakbij, wie zal het zeggen) met zich mee droeg. Het zand knarste tussen mijn tanden en, erger, nestelde zich onder mijn oogleden. De combinatie harde lenzen – fijn zand, altijd goed voor een spontane, onstuitbare tranenvloed. Om mijn ogen zoveel mogelijk af te schermen van de wind die recht in mijn gezicht blies, hield ik een hand voor mijn ogen, de blik strak gericht op de grond en onderwijl proberend zo dicht mogelijk tegen de huizen aan te lopen.

Tot ik plots recht op een onverwachte fiets die mij de weg versperde, knalde. In een reflex stak ik mijn hand uit en kon nog net voorkomen dat de fiets de grond op donderde. Ik voelde meteen dat deze botsing sporen zou nalaten en vloekte binnensmonds. En net op dat moment, komt er uit de zandwind een knappe jongedame (allez, ik denk dat ze knap was te oordelen aan haar hippe schoenen en het slanke silhouet dat ik kon waarnemen vanuit mijn ene halfdichtgeknepen oog) op mij af. De woorden: “Geen zorgen, het gaat wel,” lagen al op mijn lippen toen bleek dat zij blijkbaar niets gemerkt had van mijn onfortuinlijke botsing en gewoon de weg zocht naar de Molens van Orshoven.

Terwijl het traanvocht uit mijn ogen liep, wees ik welke richting ze moest uitlopen. En gezellig, moest ik toch wel niet dezelfde richting uit, zeker? Ze was heel vriendelijk en begon meteen een gesprek met mij. Ze was helemaal uit Gent gekomen voor een dansvoorstelling en Leuven, neen daar kwam ze niet zo vaak. En kijk, ze wist niet dat hier zo’n industriezone was. Ik verzeker u, een aangenaam gesprek voeren terwijl je ogen er ongetwijfeld uitzien alsof je twee dagen gehuild hebt en je been en knie zeer doen van de botsing ettelijke minuten geleden, ‘t is niet evident. Maar ik ben er toch in geslaagd haar wat Leuvense geschiedenis mee te geven. Aan de rode lichten namen we afscheid van elkaar. Ik denk niet dat ik haar zou herkennen, mocht het lot ons ooit weer samen brengen.

En nu zit ik hier, met de afdruk van een spatbord in mijn rechterscheenbeen en een extra knievormig object naast mijn linkerknie. Blote benen, het zal nog niet voor volgende week zijn.

Het leven is niet eerlijk

Terwijl mijn feedreader overspoeld wordt met shoppende vrouwen, krijg ik bericht dat het dochtertje van een kennis in het ziekenhuis is opgenomen. Het meisje is acht maanden en geboren met een genetische afwijking waardoor ze zeer slechtziend is en tumoren op de nieren zal ontwikkelen. Na een scan bleek dat er al abnormaal weefsel aanwezig was op haar nieren, waarna besloten werd over te gaan op chemotherapie voordat dit weefsel kon uitgroeien tot tumoren. De chemotherapie zal een volledig jaar duren.

Weet je, ik beschouw mezelf niet als een bijzonder goed mens, maar ik ken wel zulke mensen. Mensen die altijd het beste in anderen zoeken, die ik nog nooit kwaad heb gezien en steeds bereid zijn om anderen te helpen. X, de vader van N, is zo iemand. Altijd vrolijk, altijd goed gezind. Actief in de jeugdbeweging, slim, muzikaal, vrijgevig. We studeerde samen, gingen naar feestjes van gezamelijke vrienden, maar verloren het contact een beetje nadat hij trouwde met een vrouw, al even lief en zacht als hijzelf, verhuisde en vervolgens kinderen kreeg. Ik wist dat hij een tweede dochtertje had,  kocht een cadeautje, stuurde een kaartje, maar ging niet op bezoek. Geen tijd, jullie kennen het excuus zeker wel.

En nu krijg ik dit bericht. Het gaat niet goed met zijn dochtertje. Ze eet niet, ze slaapt moeilijk, ze heeft pijn. Ze krijgt nu voedingsstoffen via een infuus, maar de dokters willen haar met een sonde voeden. Ze ziet er zo klein, zielig en bleek uit op de foto’s. Een baby nog, geen kindje van acht maanden. Nu is niet de tijd om het contact te vernieuwen, maar ik volg hun verhaal en als het weer beter gaat met kleine N, zal ik er zeker werk van maken. Sommige mensen zijn het waard om tijd voor te maken.