A Short History of Tractors in Ukrainian

Ik heb van dit boek van Marina Lewycka genoten van de eerste tot en met de laatste bladzijde. Ik smulde van het krakkemikkerige Engels van de Oekraïense fortuinzoekster (Crap car), van de tussen haakjes weergegeven gedachten van het hoofdpersonage, van de ontroerende verliefdheid van de oude man en van de sappige beschrijvingen over hoe het allemaal mis gaat. Een grappig, maar tegelijkertijd ontroerend boek. De rode draad doorheen het boek, de terugblik op de belevenissen van de familie tijdens WOII, geven het boek een diepgang die ik niet verwacht had in een roman die vooral als komisch wordt aangeprezen.

Slechts één advies: lezen die handel!

Moe

Na twee vergaderingen en een workshop in Gent, een avondje Russische les in Leuven, een veel te korte nacht gevolgd door een conferentie en ‘s avonds een rondleiding in de Gentse boekentoren, zullen jullie mij het ongetwijfeld niet kwalijk nemen dat ik vanavond niet veel productiefs meer doe.

De stank van urine en menselijke uitwerpselen

De liftdeur gaat open, ik stap de gang op met de bordjes “Wilgenlaan” en “Notenlaan”. De stank overvalt me. Mijn eerste reflex is me omdraaien en de lift weer instappen. Maar ik verman me en ga naar het kleine kamertje dat mijn bomma deelt met een onbekende vrouw. In dit kamertje zal ze de laatste jaren van haar leven slijten. Ze is blij dat ze ons ziet en ik denk dat ze deze keer zelfs weet wie ik ben. Of steeds beter wordt in het doen alsof.

Een oude heer ziet ons aan voor artsen begint spontaan zijn hemd uit zijn pyamabroek te trekken. We kunnen hem nog op het laatste nippertje tegenhouden. De aanblik van verschrompeld mannenvlees, daar heb ik nu echt geen behoefte aan. Hij geeft ons een hand en druipt af.

We praten wat met bomma. Stappen mee in haar fantasiewereld. Ze heeft de hele dag hard gewerkt en gekookt. We vragen wat ze gekookt heeft. Dat weet ze niet meer, maar dat ze hard gewerkt heeft, dat staat vast. Ze vertrouwt ons toe dat er hier veel rare mensen zijn, die roepen en ruzie maken. En dan moet zij het altijd oplossen.

Het tv-toestel in de gemeenschapsruimte staat keihard. Een andere oude heer wil de bewegende poppetjes op het scherm vastpakken. Dat lukt niet. Hij kijkt teleurgesteld.

We nemen afscheid. Bomma begeleid ons tot aan de lift. Ze zwaait en blijft voor het oog van de lift staan. De deuren gaan niet dicht. We zwaaien nogmaals. Ze stapt naar achter. De liftdeuren sluiten zich. Ik haal diep adem en probeer de stank uit mijn neusgaten te verdrijven.

Littekens

Een hele tijd geleden schreef Greet een stukje over littekens. Omdat achter elk litteken een verhaal schuil gaat, pik ik haar idee en krijgen jullie vandaag te lezen waar ik zoal gekrast en gedeukt ben.

  • Mijn oudste litteken, moet wel datgene zijn dat zich net onder de wenkbrauw van mijn linkeroog bevindt. Als kind was ik nogal gesteld op avontuur en op een goeie dag ontsnapte ik aan het ouderlijk toezicht op weg naar de paarden die achter onze tuin in een mooie grote weide stonden. Zo’n weide is meestal voorzien van stevig prikkeldraad om de paarden daar te houden waar ze horen. In een poging om zo dicht mogelijk bij de paarden te geraken, heb ik onder de prikkeldraad  willen doorkruipen. Dit op het eerste zicht fantastische plan faalde echter jammerlijk waardoor ik in de prikkeldraad bleef hangen en ei zo na een oog verloor. Ik herinner mij niets meer van dit hele voorval, maar ik vermoed dat de wonde vrij spectaculair geweest moet zijn.
  • Ik beschik over een mooi rijtje littekens boven de knokkels van mijn linkerhand, boven elke knokkel eentje. Op een mooie zonnige lentedag fietste ik ‘s middags opgewekt naar de basisschool op mijn vouwfietsje. Plots zag ik daar een helicopter blinken in de lucht. Blijgezind wierp ik mijn hoofd in mijn nek om dit vliegende wonder te bekijken en pats, boem, patat, daar lag ik op de grond te bloeden. Op zich waren de wonden helemaal niet groot, maar de plaats van de wondes zorgde ervoor dat ze heel langzaam dichtgroeiden en het is dus nooit meer volledig goed gekomen.
  • Ik heb een broertje dat zes jaar jonger is. Toen hij nog een peuter was, was hij een bijzonder aaibaar kind met mooie blauwe ogen en prachtige krulletjes (de blauwe ogen en de krulletjes heeft hij nog altijd, aaibaar is hij iets minder tegenwoordig). Hij moet anderhalf of zo geweest zijn toen het accident zich voordeed. Ik pakte hem op en op de één of andere manier haakte het metalen stukje van de gesp van zijn sandaal dat je normaal door het leren riempje met gaatjes steekt, zich vast aan de binnenkant van mijn rechterdij. Gevolg: een snee van meer dan een centimeter diep en ongeveer een middelvinger lang. Het ding heeft ongeveer nog een hele dag gebloed en het litteken is nu nog altijd stevig zichtbaar. Daarna heb ik mijn broertje nooit meer opgepakt. 😉
  • Toen ik nog jong en ontstuimig was, was ik aan het spingen in de zetels, ondanks het feit dat dit mij al ettelijke keren uitdrukkelijk verboden was. Ik gleed uit en viel met mijn kin op de armlening waarbij mijn voortanden in mijn onderlip doordrongen. Gevolg: stevige snee aan de binnenkant van mijn onderlip, veel bloed en genaaid worden zonder verdoving bij de dokter. Je ziet niks van het litteken omdat het aan de binnenkant van mijn lip zit, maar ik voel de aanwezigheid nog altijd als ik er met mijn tong over ga.
  • In mijn jonge jaren was ik nogal een driftkikker. Naar het schijnt is iets daarvan blijven plakken, maar ik kan u verzekeren dat ik er tegenwoordig beter in slaag mijn lichtontvlambaarheid onder controle te houden (écht waar). Wat ik mij herinner van het accident is dat ik om de één of andere reden heel boos was, heel erg verschrikkelijk boos. Zo boos dat deze boosheid naar een uitweg zocht en ik heel hard op de deur klopte. Zo hard dat het gebloemde glas van de deur (het was zo’n ouderwetse deur met twee ruitjes in) waartegen ik geklopt had, het begaf en mij een snee in mijn rechterpols opleverde. Ik besef dat dit een redelijk domme move was en dat als er een groter stuk glas op die plaats mijn lichaam was binnengedrongen dit niet zo’n prettige afloop had kunnen hebben. Daarna heb ik dan ook nooit meer op glazen voorwerpen geklopt.
  • En dan was er die keer dat ik tijdens de examenperiode aan de unief omvergereden ben door een auto aan een kruispunt. Ik stak over aan de Naamsepoort, de wagen die van de Naamsesteenweg kwam en rechts de ring opdraaide  zag mij niet en pats ik lag op de grond. Souvenirs van dit voorval: litteken op mijn kin, een kroon op mijn achterste kies en een deuk in mijn linkerdij die gelukkig enkel zichtbaar is onder de juiste lichtinval.

Hoestsiroop

Alles was uitzonderlijk goed gegaan. De champignons gevuld met pesto, zongedroogde tomaatjes en kaas, de pasta met scampi in currysaus, de banario smoothie (met banaan en oreokoekjes), het viel allemaal in de smaak. Totdat ik vol trots, zoals het een goede gastvrouw betaamt, de jassen van de schoonfamilie ging halen en hen met de nodige zoenen uitgeleide wilde doen.

Tot mijn grote verbazing hoorde ik opeens het geluid van brekend glas. Op de vloer aan mijn voeten vormde zich in twee tellen een mooie dikke plakkerige plas met bruinrood spul. Ik: “euh, what the hell happened?” Want dat plakkerige spul kwam mij helemaal niet bekend voor. Bleek dat de vader van mijn vriend een ganse fles hoestsiroop in zijn jaszak had zitten. 

Een fles hoestsiroop. Origineel. Kuch.

Moet er nog sangria zijn?

Mijn vriend en ik zijn gisteren samen met 18 litere sangria en drie potten vol met fruit richting midwinterblogbecue getrokken. Veel en veel te veel natuurlijk, want we zijn met 9 liter en één nog voor driekwart volle pot fruit weer naar huis getrokken. Dat zal hier de komende week elke avond een vrolijke boel worden. 😉

Het was trouwens een uitermate geslaagde edite, veel schoon volk, veel vuur (jay, vuur), veel vlees, veel desserts en veel ambiance. Her en der duiken al verslagjes op van andere aanwezigen en ik kan me alleen maar aansluiten bij hun loftuigingen. Het was plezant. Het was gezellig. Het smaakte naar meer. Een beetje chaotisch, zo nu en dan, maar dat hoort bij de charme van zo’n event.

Ik heb (what’s new) met veel leuke en interessante mensen gesproken en zag voor het eerst Leuvense blogster Flora Fleempaard in levenden lijve. Een charmante dame, die haar blogbecuevuurdoop met glans doorstaan heeft. Met Anne en Elise heb ik nog even over couchsurfing gepraat. Een fenomeen dat mij een erg leuke manier lijkt om interessante mensen te leren kennen. Al vrees ik dat voor mij de stap te groot is om bij wildvreemden te gaan logeren.

Drie standup comedians probeerden ons aan het lachen te brengen, al slaagde alleen Seppe daar werkelijk in. Hij had wel het geluk een fantastische sparringpartner gevonden te hebben in het zoontje van Christophe. Zo jong en al zo’n gevoel voor komische timing, die jongen daar gaan we nog van horen. En ja, wat doet een mens zoal als je met vier bent en maar één touw hebt? BBBart liet ons in het ongewisse. Maar wie weet verschijnt binnenkort wel ergens het antwoord online…

Nadat het merendeel van het volk huiswaarts was getrokken, werden de gesprekken rond het vuur iets pikanter. Zo hadden sommige aanwezigen wel héél interessante dingen te vertellen over stoute dingen die men in een auto kan doen. 😉

Danku Antoon voor de organisatie! Ik kijk al uit naar de volgende editie.