Mijn vriend en ik zijn gisteren mijn bomma in het ziekenhuis gaan bezoeken. Ze ligt er al een tijdje en ze zal er waarschijnlijk nog een tijdje verblijven. Ze heeft een barstje in het heupgewricht in combinatie met botontkalking, enfin zoals gewoonlijk zijn de dokters weer redelijk vaag. Buiten het feit dat ze heel moeilijk kan stappen, is het allemaal niet zo ernstig. Ze heeft geen pijn, maar door haar hoge ouderdom is het een genezingsproces van lange adem.
Haar geestelijk achteruitgang is echter niet meer te stoppen. Ze herhaalt dingen die ze enkele minuten daarvoor al gezegd heeft, herkent ons totaal niet meer, heeft soms woedeaanvallen omdat ze naar huis wil en niet begrijpt waar ze is en sluit elk bezoek af met: “Jullie komen toch gauw terug?” En dat beloof ik dan maar, wetende dat ze ons bezoek tien minuten later toch vergeten is.
En dan denk ik: zo zou ik niet oud willen worden. Langzaam uitdoven tot er niks meer overblijft. Geef mij maar een bang en een boem. Paf, gedaan. En toch zie ik de wil om te leven in de ogen van mijn bomma, ze laat het leven niet los. Komt dit omdat ze de dood al in de ogen gekeken heeft (ze kreeg tientallen jaren geleden het Heilig Oliesel toegediend)? Of klopt het toch dat je met het ouder worden, je beperkte mogelijkheden leert aanvaarden, iets wat ik mij nu nog niet kan voorstellen.
Ik heb geen angst voor de dood, die elk mens vroeg of laat onherroepelijk treft, maar wel voor het proces dat leidt naar de dood. Een proces dat door de moderne geneeskunde, naar mijn mening, vaak te lang gerokken wordt. Ik had mijn bomma een aangenamere weg naar de dood gewenst dan dit totaal vervreemden van alles wat rond haar is.