Ik durf al eens sakkeren op de hoeveelheid vergaderingen op mijn werk en ‘s morgens gaat opstaan vaak met het nodige gezucht gepaard (vooral omdat ik ‘s avonds niet op tijd in bed geraak). Maar tijdens de treinrit op weg naar mijn werk, ben ik goedgezind en blij om aan de nieuwe dag te beginnen, zij het niet aanspreekbaar omdat ik me wegsteek in mijn metrokrantje of andere lectuur. En ik moet toegeven dat ik het stiekem wel een beetje leuk vind, gevraagd te worden voor werkgroepen en adviescommissie allerhande, want dat wil zeggen dat mijn inbreng geapprecieerd wordt. En heb ik al eens een slechte dag op het werk, dan wordt die ruimschoots gecompenseerd door fijne dagen.
Wat een verschil, wat een hemelsbreed verschil met mijn eerste job. Ik herinner mij mijn allereerste werkdag nog levendig. Wat een tegenvaller. Wat een afknapper. Hoe helemaal anders dan ik mij had voorgesteld. Ik kwam ‘s avonds thuis en heb ongeveer een ganse rivier bij elkaar geweend. Als u weet dat ik mijn tranen meestal opspaar voor ronduit dramatische situaties, zegt dit genoeg. Ik wilde de volgende dag niet meer gaan werken, maar ben toch gegaan. Heb er het beste van proberen maken, maar na een half jaar wist ik het, dit is niet wat ik wil, ik moet hier weg. Toen was elke ochtend een lijdensweg: opstaan, tegen je zin naar het werk gaan.
Wat een verschil met nu. Een hemelsbreed verschil.