Afgelast

Deze ochtend voor dag en dauw: een telefoontje van vrienden E en C. Hun dochtertje is ziek en onze lunchafspraak voor vandaag kan niet doorgaan. Aan de ene kant jammer, want ik keek al uit naar bijpraten onder het genot van een stukje quiche, maar aan de andere kant is het ook wel leuk: een onverwachte vrije namiddag. Die we meteen opgevuld hebben met een bezoekje aan de stripwinkel om een nieuwe voorraad strips in te slaan. 😉

Hebben jullie dat ook?

Dat wanneer bepaalde personen hun mond openen om iets te zeggen of uit te leggen, je enkel “blablablablabla” hoort? Bijzonder vervelend, ik kan het jullie verzekeren. Vooral omdat na enkele minuten die “blablabla” vervangen wordt door een inwendig stemmetje dat zegt: “Ik moet beter luisteren. Ik moet beter luisteren. Shit, mislukt.”

Lang leve de democratie

Naast gelachen, werd er ook serieus gediscussieerd in de Japanse les. De juffrouw vindt het boek dat we momenteel in de les gebruiken niet goed en zou graag naar een ander boek overschakelen. Maar veranderen van boek houdt in dat we heel wat achterstallige woordenschat moeten inhalen. Het nieuwe boek bouwt namelijk voort op een eerste deel dat meer en andere woordenschat bevat dan die we tot nu toe gezien hebben. De meeste van de leerlingen waren direct gewonnen voor het idee om Japanese for Busy People in te ruilen voor een ander boek. Japanese for Busy People concentreert zich namelijk op Japans voor op de werkvloer, iets waar wij en onze medecursusten niet direct iets mee zijn.

Maar toen kwam het dilemma: ofwel zouden we volgend jaar dadelijk met deel twee starten en zouden we tijdens de grote vakantie 45 pagina’s vocabulaire moeten inhalen (zot!) ofwel zouden we in het vierde jaar starten met het eerste boek, dat we er dan in een sneltreinvaart zouden doorjagen tijdens het eerste semester. Deze laatste keuze impliceerde dan wel dat we het  eerste semester voor een groot deel aan herhaling zouden besteden. Uiteraard leek optie één mij volledig out of the question. Dat zie je van hier dat ik tijdens mijn grote vakantie Japanse woordjes ga blokken. Zo zot ben ik nu ook weer niet. Gelukkig dacht er een kleine meerderheid van de medestudenten ook zo over. Al waren er dus een stuk of vijf strevers die het echt ende werkelijk zagen zitten om 45 pagina’s vocabulaire in hun vrije tijd te blokken. Zot, ik zeg het u.

Pietje

De Japanse les, altijd goed voor een lachbui of twee. Dit keer was het niet de übergrappige stagiair die mij met zijn grappige maniertjes tot tranen toe aan het lachen bracht, maar wel een nogal stom misverstand. Ik vroeg aan een medestudent wat すこし betekende. Waarop hij zijn duim en wijsvinger op ongeveer twee centimeter van mekaar hield en iets fluisterde dat ik verstond als “pietje”, terwijl het eigenlijk “beetje” moest zijn. Mijn dirty mind kwam niet meer bij van het lachen en de papieren zakdoekjes moesten bovengehaald worden om de tranen weg te wissen. Jaja, als een mens oververmoeid is, wordt er met de stomste dingen eerst gelachen.

Grote lente-opruimactie

kast1 kast2

Het resultaat van een ganse week zwoegen en zweten. Wat eens dozen waren, zijn nu kasten. De logeerkamer was na onze verhuis langzaam geëvolueerd naar een rommelkot. Je kent dat wel, na de verhuis blijven er een paar onuitgepakte dozen staan, die beslist later wel eens uitgepakt zullen geraken.  En er komen nog wat dozen bij en nog wat rommel en nog een beetje meer tot er slechts een klein pad overblijft en je al een evenwichtskunstenaar moet zijn om de overkant van de kamer te bereiken. Tot mijn vriend er genoeg van had en we naar de ikea reden… En ja, dat zijn pc’s.

Snooker

Vanavond waren we uitgenodigd voor een diner bij vrienden (de vriendschap gaat bij ons echt wel door de maag ;-)) met drie kleine kinderen, goed voor heel wat decibels en kleine brandjes die voortdurend geblust moesten worden. Zo werd er gevochten om een sjaal, gesprongen op voetbankjes, gesmeekt om nog een paaseitje en ging er een hoop voedsel tegen de grond. En de ouders bleven de hele tijd kalm en beheerst glimlachen. Ik zie het mezelf nog niet doen.

Anyway, ik wilde het niet hebben over mijn opvoedkundige kwaliteiten die zich beperken tot heel veel theorie en bijzonder weinig praktijk, maar wel over het prachtige huis waarin onze vrienden wonen. Ik denk dat ons appartementje er ongeveer vijf keer in kan (in Limburg is er nog heel veel plaats). Het pronkstuk is de kamer onder het dak, waar een heuse snookertafel staat. Nu, is snooker niet meteen één van de sporten waarin ik uitblink, maar met een glaasje wijn op, gaat alles beter. Ik slaagde er zelfs in een gekleurde bal te potten, die, ik geef het toe, nog maar een tikje nodig had om in de pocket te rollen, maar toch.

Can’t win ‘m all

Wij hadden gisteravond dus moeilijke eters over de vloer en omdat ik het niet leuk vind dat mijn gasten kokhalzend naar het toilet moeten hollen, kozen we voor een aangepaste menu. Twee gerechten die we nog nooit gemaakt hadden. Mijn favoriete voorgerechten werden geschrapt en vervangen door een eenvoudige soepje met tomaat en groenten. En ‘t is jammer dat ik het moet zeggen, ik vond het zelf niet bijster lekker. Het smaakte te veel naar tomatenpuree en voorgesneden groenten, wat, samen met de kalfsfond, dan ook de enige ingrediënten waren. Het was poepsimpel om klaar te maken, maar het zal toch meteen de laatste keer geweest zijn dat we dit recept van de Colruyt bereidden. We hadden nog beter soep uit blik kunnen maken.

Gelukkig viel het hoofdgerecht (kip met spinazie, prei en cannellinibonen) veel beter mee. (Danku, Jamie Oliver.) Verder was het een gezellige avond. Al vrees ik dat het  voor de verloofde van vriend C soms een beetje te technisch werd. Dat risico bestaat natuurlijk als je drie computernerds samen zet. ‘k Zag haar soms een beetje verveeld voor zich uit staren. En ik probeerde dan wel een ander onderwerp aan te snijden, maar tja, het bloed kruipt waar het niet gaan kan.

Moeilijke eters

Deze weekend komt er weer een bevriend koppel bij ons eten. Geleerd uit vorige ervaringen (het incident met de gaste met notenallergie, terwijl wij een gerecht met noten bereid hadden, staat me nog levendig voor de geest), vraag ik altijd na of er iets is wat onze gasten niet lusten of waar ze allergisch voor zijn. Het verbaast me telkens weer dat ik dan een waslijst terug krijg met dingen die ze niet lusten.

Ik snap dat echt niet. Dat je als volwassene zegt: “ik lust geen fruit” (álle fruit? komaan zeg!) of “ik lust geen rauwe/gekookte groenten” of “ik lust geen vis”. Dat er mensen zijn die geen kaas lusten, daar kan ik nog ergens inkomen, vanwege de bijzondere smaak en textuur, alhoewel de variëteit aan kazen quasi grenzeloos is. Ik vind het altijd een beetje pijnlijk: te gast zijn bij iemand en dan moeten zeggen: “Sorry, ik lust dit niet.” Van een kind kan ik dit begrijpen, als volwassene vind ik dat je moet eten wat de pot schaft. Of toch tenminste een hapje proeven van het aangebodene.

Soms voel ik gewoon plaatsvervangende schaamte. Zo ken ik mensen die geen barbecuevlees willen eten als er daarvoor scampi op de barbecue gelegen hebben of die niet meer willen eten van een bord als er mayonaise op ligt. Ik snap niet dat ze niet door de grond zakken van schaamte om dit te moeten toegeven. Zulk gedrag, dat zit toch tussen de oren?

Misschien heb ik makkelijk praten. Ik ben altijd al een makkelijke eter geweest. Er zijn maar twee dingen die ik echt niet lust: koffie en bier. En dat feit heeft mij nog nooit in ongemakkelijke situaties gebracht. Het is makkelijk om een tasje koffie af te slaan en in de plaats daarvan thee te vragen. ‘t Is zelfs gezonder. En er zijn zoveel smakelijke alternatieven voor bier, dat ik nog nooit de behoefte gevoeld heb om mij de smaak eigen te maken. Al kan ik me er wel nog toe bewegen zo’n zoet vrouwenbiertje als framboise of kriek te drinken.

Eetgewoontes, het blijft me verbazen.