10 wijze raadgevingen voor het huwelijk

  1. Blijf altijd het jawoord trouw.
  2. Leef in liefde als man en vrouw
  3. Nooit klagen of elkaar vervelen
  4. Geluk en leed samen delen
  5. Have en goed om bestwil beheren
  6. Geldzaken overleg je minstens 7 keren
  7. Koken zal ‘t vrouwtje voor haar man
  8. Hij, nooit klagen dat het beter kan
  9. Liedevol zullen jullie paren
  10. Om gezonde nakomelingskens te baren.

Wat men zoal niet in familie-albums vindt (let op, niet in die van míjn familie ;-)).

Dood vogeltje

Mijn moeder was een hevige fan van schlagers. Als kind was ik hierdoor helemaal niet mee met de moderne muziekscène. Heel de hype rond Madonna en zo, het ging allemaal aan mij voorbij. Neen, bij ons thuis stond steevast één of andere lokale radio op waar rond de klok plakkers van Benny Neyman, de Zangeres zonder Naam, André Hazes, Paul Severs, Dennie Christian, Conny en de Rekels, Duo X, Willy Sommers en vele anderen gedraaid werden. In die tijd hadden het Vlaamse en Nederlandse levenslied geen geheimen voor mij. Veel van die nummers kan ik nu nog altijd woord voor woord meezingen. Tot mijn eigen ergernis, want een fan van het genre ben ik nooit geweest.

Toch waren er tussen die schlagers nummers die mij tot in het diepste van mijn ziel geraakt hebben. Ik weet niet meer exact hoe oud ik was. Ik kan me nog wel herinneren dat ik achterop de fiets van mijn moeder in een kinderstoeltje zat. Ik vermoed dat ik een jaar of drie geweest zal zijn. We gingen ergens naartoe en ik huilde tranen met tuiten. Ontroostbaar was ik. Achteraf vertelde mijn moeder dat het heel wat moeite had gekost om erachter te komen wat de oorzaak van deze tranenvloed was. En toen kwam het eruit: het vogeltje was dood: hij had te hoog gevlogen. En dode vogeltjes dat was toen ongeveer het triestigste wat ik mij kon voorstellen.

Daar moest ik aan terugdenken, zondag op Erfgoeddag toen we het dode vogeltje met de felle kleuren bemerkten dat zijn eeuwige rustplaats op de trommel van de beiaard gevonden had.

dood vogeltje

Verschuivingen

Deze middag na het examen nam ik even de tijd voor een wandeling in de Parkstraat en omgeving. Vijf jaar hebben mijn vriend en ik daar gewoond, in een klein flatje op een studentenresidentie. Leuk en gezellig, maar wel wat krapjes voor twee personen. Koken voor gasten was er een ware uitdaging met twee kleine vuurtjes en helemaal geen werkblad om groenten en vlees op te snijden. Ik denk dat daar onze voorliefde voor wokgerechten is ontstaan. 😉  Sinds we verhuisd zijn, kom ik nog zelden in die buurt. Uit het oog, uit het hart, zo gaat dat. Al mis ik de goeie bakker en slager die we toen op loopafstand hadden, nog steeds. In de plaats daarvan hebben we het comfort van een station op kruipafstand gekregen. Erg, erg handig. En wonen we nu wat dichter bij de winkelstraten.

Ik zal niet zeggen dat ik nostalgisch werd, daarstraks, al kon ik het niet laten een paar meergranenkoeken met chocolade te gaan halen bij Bakkerij van Huyck-Vandenplas. Al knabbelend wandelde ik verder (het gebeurt niet vaak dat ik de tijd neem om rustig te wandelen, ik zou dat vaker moeten doen). Het viel me op hoeveel nieuwe huizen er waren bijgekomen en hoeveel bouwputten de plaats van oude, vervallen huizen hadden ingenomen. Er komt geen einde aan de bouwwoede in Leuven. In elke straat staan er wel een paar kranen.

De campus Sociale Wetenschappen ziet er ook steeds beter uit. Wat een metamorfose. Ik herinner me de lelijke parking en de afstandse gebouwen van vroeger nog goed. Die hebben nu plaats geruimd voor een nieuwe aula, een nieuwe studentenresidentie, een binnenplein met rare, groot uitgevallen molshopen en een mooie glazen ingang voor de gebouwen van de campus zelf. Het beeld van hoe het vroeger was wordt echter steeds vager en moeilijker op te roepen. Het wordt verdrongen door het nieuwe uitzicht. Een mens zou wat meer moeten fotografisch vastleggen, want mijn geheugen is te klein om al deze informatie te bewaren.

Back to the future

En vandaag bevond ik mij plots weer in het gebouw waar ik ooit nachtjes doordeed met collegastudenten, zwoegend op één of ander werkje dat af moest. Deadlines zijn er om te halen met een minuut of twee overschot, daarover waren we het allemaal roerend eens. Waarom hebben ze dat anders deadlines genoemd? Of waar we die keer met gans de richting samen een opdracht maakten voor het meest gehate vak. Een opdracht die we normaalgezien in groepjes van twee moesten maken, maar niemand die daar zin in had. Klassikaal maakten we het vervelende werkje, gingen chinees halen om op te eten tussen de pc’s en dienden één oplossing in voor gans de richting (zo’n vijfentwintig personen). We kregen allemaal een zestien. Of toen midden in de nacht het brandalarm afging, terwijl wij nog in de pc-klassen zaten te werken. Een stomme pipo bekende lijkbleek dat hij per ongeluk het glas van het alarm gebroken had. Toen na tien minuten de veiligheidsdienst nog altijd niet gearriveerd was, bliezen we de aftocht wegens verregaande concentratieproblemen door het doordringende geluid van het brandalarm.

Deze ochtend nam ik de bus naar de plek die mij zo vertrouwd was om een focusvergadering bij te wonen (don’t worry, ik weet ook niet wat een focusvergadering is). En vond een gebouw dat een totale metamorfose had ondergaan. Een extra verdieping erbij, een mooi terras, een grote ontvangstruimte. Lucht, licht en moderniteit straalden mij tegemoet. Een geslaagde metamorfose, dat zeker, een onherkenbare metamorfose, dat ook. Weg waren de pc-klassen, de ietwat benauwde gangen, het kopieerapparaat waar de eerste versie van mijn thesis uitrolde. Gelukkig vond ik verspreid over bureaus her en der in het gebouw nog wat oude studiegenootjes terug. Ik voelde mij meteen weer thuis.

Verzonken verleden

Een week geleden kreeg ik een mailtje van Schoolbord.be in mijn inbox. ‘k Was eerlijk gezegd al helemaal vergeten dat ik daar op een blauwe maandag een account aangemaakt had in de hoop wat oude schoolkameraadjes terug te vinden (quod non). Nadat ik via de link “paswoord vergeten” mijn paswoord gerecupereerd had, voelde ik mij opeens zomaar zonder reden aangesproken om mijn steentje bij te dragen in de vorm van een oude klasfoto.

Het toeval wil dat ik hier op ons appartement één fotoalbum van mijn kindertijd heb liggen (iets met een discussie over smurfin). Dus hup, na heel wat gepruts de klasfoto van het eerste leerjaar uit het album verwijderd gekregen, ingescand en geüpload naar Schoolbord.be. ‘k Werd bij het terugzien van die oude foto’s zowaar een beetje nostalgisch en ja, toen begon ik mij af te vragen wat er van mijn ex-klasgenootjes geworden zou zijn. Hoe zou het hen vergaan zijn in de grote boze wereld? Zou ik ze nog herkennen als ik ze op straat tegenkwam?

Bij zulke acute aanvallen van nieuwsgierigheid kan maar één medicijn helpen. Google to the rescue! Gelukkig heb ik een fenomenaal geheugen voor trivialiteiten. Ik kende nog van alle kindjes in mijn klasje de voor- en achternaam en dat terwijl ik de meesten sinds het zesde studiejaar nooit meer gezien heb. De Google-zoektocht leverde echter bijzonder bedroevende resultaten op: van slechts vijf van de éénentwintig vond ik een spoor terug (mezelf inbegrepen) en die sporen waren bijzonder magertjes. Al de rest is gewoon onbestaande in het online wereldje (of blogt anoniem, wie weet). Jammer, want nu is mijn nieuwsgierigheid nog steeds niet bevredigd.

Stokjes (the sequel)

Zie, dat komt ervan als je je eigen principes met voeten treedt. Dan is de stokjes-lawine niet veraf. Omdat ik mijn maandelijkse stokjesrantsoen al overschreden heb, zal ik dit stokje dan ook aan mij voorbij laten gaan. Want zeg nu zelf, zit er iemand te wachten op verhalen over hoe ik in mijn kindertijd op het kerkhof ging spelen en over hoe ik mijn eigen religie uitgevonden heb?

Niemand? Dat dacht ik al.