Onze dubbele uitstap naar Kasterlee, was een goeie gelegenheid om nog eens te blijven logeren bij de ouders van mijn vriend (die trouwens dolblij zijn dat we onze geschillen hebben bijgelegd). Na het gezamenlijke ontbijt ‘s ochtends gingen mijn vriend en ik op bezoek bij zijn grootvader, die de laatste maanden erg op de sukkel geraakt is met zijn gezondheid.
Ik moet zeggen dat ik enorm schrok van de aanblik die de oude man bood. Zo fragiel. De arme man kon nog amper praten zonder buiten adem te geraken. Hij straalde een diepe tristesse uit. Wat wil je: de man hoort nog amper, zijn zicht is zo slecht dat hij geen boeken meer kan lezen en hij kan zich enkel schuifelend voortbewegen, zwaar steunend op zijn looprek. Alleen zijn koppige ingesteldheid houdt hem, tegen alle verwachtingen in, overeind. Het deed me zeer om deze intelligente, welbespraakte man helemaal in elkaar gekrompen naar adem te zien happen. Mentaal is hij nochtans prima in orde en misschien is dat net in deze toestand geen zegen. Want hij weet dat het einde nadert en dat elke dag een stap dichter bij de dood is. En ergens denk ik, dat hij er vrede mee heeft.
Maar ikzelf zou zijn huidige toestand gewoon ondraaglijk vinden. Dus ik hoop echt dat hem op korte termijn een vredig afscheid gegund is, liefst in zijn slaap, zodat hij niet meer te lang in de klauwen van de aftakeling moet verblijven.