Onze eerste volledige dag in Tokyo startte met een tweede naschok, iets minder heftig dan de eerste. Ik ontbeet met misosoep en onigiri, breakfast of champions! Vervolgens trokken we richting metro, want gisteren hadden we al ervaren dat de afstanden in Tokyo toch net iets groter waren dan die in Leuven. We kochten een Suica-kaart, de Japanse versie van de Oysterkaart, Heel erg praktisch, want deze prepaid kaart kan ook nog voor andere zaken dan enkel openbaar vervoer gebruikt worden en je kan er op eender welk moment extra geld op zetten.
Op de metro kwamen we een mevrouw tegen die duidelijk graag een praatje wou slaan. Eerst vroeg ze aan me of ik ok was en toen bood ze me een gezichtsmasker aan. Dit allemaal in erg gebroken Engels. Ik begon al te denken dat ik er behoorlijk ziekelijk uitzag, maar ze wilde ons, buitenlandse toeristen, graag op weg helpen en vooral bedanken omdat we, ondanks de aardbeving en de problemen in de kerncentrale van Fukushima, toch naar Japan gekomen waren.
De metro bracht ons naar Ueno Park, alwaar we ons te buiten gingen aan hanami (cherry blosom viewing). Ondanks de oproep om dit niet te doen (omwille van de verwoestingen van de aardbeving en tsunami), hadden veel Japanners toch een plekje gezocht onder een bloeiende kerselaar om daar samen met vrienden en familie iets te eten. We wandelden op ons gemak rond een vijver met hongerige koi’s en schildpadden. De vijver was omzoomd met kerselaars en we sloten ons aan bij de kersenbloesem fotograferende horde Japanners.
In het park bezochten we het Gojo shrine, de Kiyo-mizu Hall, de tombe van de Shogi Tai, de Rinno-ji Tempel en het Saigo Takamori standbeeld. Het Tosho-gu Shrine was wegens restauratiewerken helaas niet te bezoeken, maar we konden wel een wandeling maken in de aangrenzende tuin. We waren nog net iets te vroeg, want veel bloemen stonden nog in de knop, maar over een week of twee moet die tuin ongetwijfeld één bonte verzameling bloemen zijn.
Als middagmaal aten we op een houten bankje in het zonnetje yakitori met kip en inktvis die we kochten aan een kraampje. Over het weer hebben we hier alleszins niet te klagen, want de zon doet flink haar best en het is warm genoeg om in een t-shirt rond te lopen.
Tijdens onze wandeling werden we tegengehouden door een Japanner die met alle geweld van de wereld een foto van ons vieren wou maken. Met ons eigen toestel wel te verstaan. Mijn vertrouwen in de Japanners mag dan wel hersteld zijn, maar eerdere nare ervaringen indachtig, stond ik toch klaar om hem te tackelen als hij met ons nieuwe fototoestel aan de haal zou gaan. Maar zorgen om niets, hij trok een mislukte foto en deed daarna een babbeltje met ons. Waar we vandaan kwamen. Wat we al gezien hadden, enzovoort. De gesprekken die we tot nu toe hadden, waren telkens een rare mix van Engels en Japans, maar het lukte wel om ons verstaanbaar te maken en dat is het voornaamste. Het eerste wat de mensen hier trouwens zeggen als ze horen dat je van België komt, is: chocolate! Onze chocoladeproducenten zullen het graag horen.
We hadden langer in Ueno Park doorgebracht dan verwacht, maar wilden toch nog graag een blik werpen op de tuinen bij het keizerlijk paleis. We waren er iets voor sluitingstijd en wandelden langs de ruime grasvelden omzoomd door bomen, met inbegrip van de alomtegenwoordige kerselaars. We zagen de massieve, gedeeltelijk heropgebouwde muren van Edo Honmaru en liepen onder de Oteman poort door, de vroegere toegang tot het keizerlijke paleis. De keizer woont trouwens nog steeds in deze gebouwen, maar de parken zijn opengesteld voor het publiek. En toen was het al sluitingstijd. De parken en grote bezienswaardigheden sluiten in Japan rond een uur of vier, vijf uur ten laatste. Veel te vroeg, vind ik persoonlijk.
Terwijl we op zoek waren naar de beroemde stenen Nijubashi brug, liepen we twee enthousiaste Japanse meisjes tegen het lijf, die vanzelfsprekend graag een babbeltje deden met ons, buitenlanders. De Japanners lijken collectief dolblij dat er, ondanks alle negatieve berichtgeving, toch nog toeristen naar hun land komen en degenen die wat Engels kunnen, nemen graag de gelegenheid te baat om enkele woorden te wisselen met ons. Verder blijkt mijn haarkleur hier een groot succes te zijn, want ik word geregeld aangestaard op straat en in de metro. Ofwel ligt het aan mijn on-Japanse outfits, dat kan natuurlijk ook. 😉
We sloten de dag af met een bezoekje aan het Tokyo International Forum, een zeer bijzonder modern gebouw ontworpen door architect Rafael Viñoly. Het glazen atrium is bijzonder indrukwekkend. Het plafond gelijkt op de kiel van een schip, maar dan volledig in staal en er zijn loopbruggen in glas en staal die de verschillende onderdelen van het gebouw met elkaar verbinden. Heel erg mooi.
We besloten ons avondmaal in één van de eetgelegenheden in het Tokyo International Forum te nuttigen. Restaurant Takara beloofde ons traditionele Japanse kost en stelde niet teleur. We aten voor de eerste keer in ons leven sukiyaki: een traditioneel gerecht waarbij vlees en groenten in een grote pan met bouillon aan tafel aan de kook gebracht worden. Terwijl je wacht, wordt je eten gaar. We hadden een supervriendelijke serveerster die ons graag voordeed hoe dit traditionele gerecht te eten. Je vist een stukje vlees of groente uit de pan en dopt die vervolgens in een kommetje met rauw ei. Heel lekker.
Onze serveerster stelde ons, terwijl we aan het eten waren, een ander traditioneel Japans gerecht voor. Uiteraard wilden we dit graag proeven. Het was een soort dikke, zoete omelet die best lekker smaakte. Toen we alle groenten en vlees uit de pan gevist hadden, raadde de serveerster ons aan om udon noedels in de overgebleven bouillon te laten koken. Een verduiveld lekker idee.
Voldaan vatten we de terugweg naar ons hotel aan.