Dingen die ik niet lekker vind

Ik zeg vaak van mezelf dat ik alles lust, maar eigenlijk is dat een leugen. Er zijn best wel veel dingen die ik niet lekker vind. Dus bij deze, een lijstje.

Dingen die ik enkel zal eten of drinken als ik sterf van de honger of dorst:

  • koffie (in eender welke vorm, zelfs in chocolade en mokka-ijs wordt deze smaak niet door mij op prijs gesteld)
  • bier (tja, nooit leren drinken, zeker?)
  • ouzo en Ricard: anijssmaak, geen fan van
  • Martini: sorry, George
  • nougat: vies plakspul

Dingen die ik kan eten, maar waar ik absoluut geen fan van ben:

  • boter en margarine (nooit begrepen waarom mensen dat spul per sé op hun brood willen smeren)
  • cola, fanta, sprite: frisdranken in het algemeen
  • zuurtjes, beertjes, veters: van dat chemisch smakend spul bestaande uit kleurstoffen en suiker dat mensen kopen voordat ze naar de cinema gaan en dat zo heerlijk aan je tanden plakt
  • smoutebollen: enfin, ik kan die dingen wel eten, maar na twee happen ben ik ze al beu
  • doughnuts: waarschijnlijk omdat die dingen me te veel aan smoutebollen doen denken
  • hamburgers van MacDonalds, Quick en aanverwanten: ik heb een hekel aan die fluffy broodjes en verlepte sla; fast food is mijn ding niet
  • chorizo
  • nutella
  • rijstwafels: stinkboel
  • mayonaise
  • slagroom (met slagroomtaartjes doet u mij beslist geen plezier)

En dan heb ik waarschijnlijk nog een paar dingen over het hoofd gezien.

Overspoeld door een mail-tsunami

Zo voel ik me sinds mijn terugkeer uit Japan. Het ging vrij vlot om de meer dan 550 werkmails terug te brengen tot een dikke 200, maar nu schijn ik te blijven steken op zo’n 100 ongelezen mails. Er blijven dagelijks maar mails bijkomen en er wordt langs alle kanten aan mijn mouwen getrokken voor input alhier en vergaderingen aldaar. Ik heb het gevoel dat ik aan het verdrinken ben. Eigenlijk zou ik eens een weekend moeten doorwerken om voorgoed komaf te maken met die mailachterstand, maar dat conflicteert dan weer met mijn voornemen om in het weekend aan mijn achterstand Russisch (twee gemiste lessen) te knabbelen.

Ellep.

Een onverwachte gast

Deze ochtend (of bijna-middag, het is maar hoe je het bekijkt) openden we de lamellen van het schuifraam naar het balkon en kijk eens wie we daar zagen:

Een zanglijster! Hij zag er een beetje ongelukkig uit en verroerde geen vin. Snel een paar fotootjes genomen en dan plannen gesmeed hoe het diertje te helpen. Het hele voorval deed ons terugdenken aan die keer dat er een gierzwaluw in onze dampkap terecht was gekomen, toen we nog in de Parkstraat woonden. We hebben dat beestje toen gevangen en naar een vogelopvangcentrum gebracht.

Dus haalden we alvast een schoenendoos boven en prikten we daar wat gaatjes in om er zeker van te zijn dat de lijster voldoende lucht zou krijgen. Heel voorzichtig deed ik het schuifraam open en behoedzaam begaf ik me richting lijster, maar voordat ik mijn move kon uitvoeren, besloot het beestje dat die schoenendoos hem toch maar niks leek en koos hij het hazenpad. Het enige souvenir dat ons nog rest van zijn aanwezigheid, zijn wat witte vloeibare uitwerpselen. Hopelijk komt hij niet in de klauwen van één of andere kat terecht.

Interne dialoog

Ik: Ok, laten we afspreken dat het nu welletje is geweest. Ik ben het gehoest en gesnotter en de slapeloze nachten beu.

Tegenspruttelend lichaam: Och, ik begon net te wennen aan die gezellige hoestbuien ‘s nachts. Slapen is zo saai, nietwaar?

Ik: Ik ben nochtans een grote fan van slapen en een nog grotere fan van ononderbroken nachten. (Hoe doen die mensen met baby’s dat toch?)

Tegenspruttelend lichaam: Kweetniet, ik vind dat ik de laatste tijd wat te weinig aandacht krijg. Al die lunchvergaderingen met vettige broodjes, snelle happen op de trein en dat van hot naar haar geren. Ik voel me wat verwaarloosd.

Ik: Maar ik heb je vorige week vrijdag al een dag vrijaf gegeven en het weekend was ook superrustig, dat was toch ook een aangename afwisseling tussen al dat gestress en gehaast door?

Tegenspruttelend lichaam: Misschien wel, maar ik ga hier toch op mijn strepen staan.

Ik: Ok, ik geef op. Naar de dokter it is.

Het verdict van de dokter luidde: angina en een infectie van de luchtwegen. Ik moet gigantische antibioticatabletten inslikken, mijn neus spoelen met zeewater en drie dagen thuis blijven van mijn werk (argl, ik ga al een mailachterstand hebben nog vóór ik op reis vertrek). Waarschijnlijk een kleine wraakactie van mijn lichaam omdat ik zo vermetel ben geweest neer te schrijven dat ik nooit ziek ben.

Spaans theater

Ik wist niet goed wat ik ervan moest verwachten, maar het theater deze avond is supergoed meegevallen. Twee acteurs brachten zes korte scènes met een humoristische toets. Niets om schuddebuikend van over de grond te rollen, maar wel genoeg om een glimlach op de gezichten te toveren. De acteurs articuleerden beiden bijzonder goed, wat het voor de eerste- en tweedejaars studentjes Spaans in de zaal bijzonder makkelijk maakte om de tekst te volgen, zelfs al verstonden we niet elk woord.

Dit theaterstuk sluit alvast perfect aan bij ons voornemen om in onze schaarse vrijetijd eens wat meer Spaanse films te zien. Er staan nog een aantal Almodóvar-films op mijn zeker-te-zien lijstje en ons Spaans kan er maar wel bij varen.

Ziek

Mijn strategie om om te gaan met vervelende zaken als keelpijn, hoofdpijn, lekkende neuzen en slijmerige hoestbuien, is door de band genomen simpel: gewoon negeren en verder doen alsof er niets aan de hand is. En oja, papieren zakdoekjes, heel veel papieren zakdoekjes. Maar vrijdag voelde ik me zo belabberd dat ik wijselijk besloot mijn twee afspraken van die dag af te zeggen, me een dag ziek te melden en gewoon weer in bed te kruipen. Gelukkig zijn er dit weekend twee afspraken (één wegens dubbele boeking, de andere wegens ziekte) weggevallen, waardoor er veel tijd overblijft om gewoon eens bij te slapen. Ik kan het gebruiken.

Carnaval

Gisteren ben ik naar de carnavalstoet in Leuven gaan kijken. Een stoet met kleurrijke figuren en wagens die tegelijkertijd een ongelooflijke tristesse uitstralen. De verklede mensen in de stoet kijken vaak zo ongelukkig dat ik me afvraag wie hen gedwongen heeft om gekke pakjes aan te trekken en met snoepgoed rond te gooien. Hier en daar doet er iemand een poging om een vrolijk dansje in te zetten, maar het enthousiasme slaat niet over naar de rest van de deelnemers. En de toeschouwers kijken al even bedrukt. Je ziet aan de gezichten van de volwassenen dat ze liever elders waren geweest, maar goed, hopelijk duurt die stoet niet te lang, zodat ze snel weer naar huis kunnen. De enigen die echt plezier aan zo’n stoet lijken te beleven zijn de kinderen. Die zich vol enthousiasme op het snoepgoed gooien en vol bewondering naar de kleurrijke wagens (dezelfde als van het jaar daarvoor en het jaar dáárvoor) kijken. Kinderlijk enthousiasme, wat mis ik dat in het volwassen leven.