Van Biei naar Furano – 31 augustus 2012

Ontbeten met een omelet, zonder rijst! Dat zijn we niet meer gewoon. Er was zelfs een sneetje brood voorzien!

39 kilometer voor de boeg, plus eventueel nog een bijkomende 13,7 kilometer op het einde, afhankelijk van ons humeur op dat moment. Eerste stop: alweer een flower farm, dit keer naar eentje waar ze alpaca’s kweekten. We hebben geen alpaca gezien omdat ze daar extra inkomgeld voor vroegen. We werden daarentegen wel uitvoering digitaal vastgelegd tegen een achtergrond van bloeiende bloemen door de plaatselijke fotograaf-met-ladder. En natuurlijk at ik een lavendelijsje. Misschien moet ik overwegen mijn eigen lavendelijsshop te openen in Leuven, een gegarandeerde hit.

Het fietsen ging vlotjes, we lasten zelfs een kleine omweg in naar een reuzensupermarkt waar ze reuzenperziken verkochten en jaja, een verlengkabel, want Chuck was wel zo vriendelijk om ons zijn convertor te lenen, binnen enkele dagen zouden we die moeten teruggeven en de reis was nog niet gedaan.

Middagpauze hielden we in een schattige soba café waar we een heerlijke kom hete noedels voor onze neus gezet kregen. We bedwongen nog wat heuveltjes en stopten bij Farm Tomita, een grote lavendelboederij. Farm Tomita is één van de weinig overgebleven lavendelboerderijen in Hokkaido. In de jaren zeventig sloten de andere boerderijen één voor één de deuren wegens steeds minder vraag naar lavendelextract en de concurrentie van kunstmatige geurtjes. De boer van Farm Tomita kreeg het echter niet over zijn hart zijn velden lavendel te vernietigen en vormde zijn landgoed om tot een toeristische bezienswaardigheid.

Werken op de lavendelvelden is typische een vrouwentaak. De werksters op de lavendelvelden zijn hierbij van kop tot teen bedekt. Japanse vrouwen willen immers dat hun huid zo blank mogelijk blijft en doen er alles aan om de zon te vermijden. In de winkels heb je dan ook rekken vol met allerlei spul om je huid bleker te maken. De omgekeerde wereld, want wij westerlingen zien maar al te graag een gezond bruin kleurtje. Op de farm dronken we heerlijke lavendellimonade en twijfelden lang in de shop of we al dan niet naar lavendel geurende souvenirs zouden meenemen. Omdat het allemaal wat duur was (spijtig van de hoge koers van de yen) en onze valiezen al vol genoeg zaten, besloten we het zo te laten.

Wat verder op onze fietstocht kwamen we wijnvelden tegen en een gloednieuw gebouw in het midden van die wijnvelden waar je allerhande zoete lekkernijen kon kopen. Wij kochten een doosje met gedroogde aardbeien omgeven met chocolade. Verrassend lekker. Wel jammer dat al die lekkere koekjes en zoetigheden in lagen en lagen verpakking verstopt worden. Niet echt milieuvriendelijk. Een klein voorbeeldje van een standaardverpakking voor koekjes met een zoete crème ertussen: elk koekje is afzonderlijk verpakt in een plastieken zakje. De plastieken zakjes zijn per drie aan elkaar verbonden door een smal plastiekje errond. De plastieken zakjes in stapeltjes van drie liggen in een plastieken doos aangepast aan hun vorm. Rond de plastieken doos zit een kartonnen doos, rond de kartonnen doos is een laag inpakpapier aangebracht. En als je zo’n doos koopt, wordt je doos nog eens in een aangepast plastieken zakje gestopt. It is just too much.

Volgende stop: Chateau Furano, waar we de plaatselijk gemaakte wijn konden proeven. Laat het ons erop houden dat Japanners niet veel kaas gegeten hebben van wijn maken en er nog heel wat marge voor verbetering is. Maar trots zijn ze wel, op hun Hokkaido wijnen.

En daarmee zaten onze 37 kilometer erop. We waren vroeg genoeg in Furano en besloten die bijkomende 13,7 er nog aan te plakken. Dit tochtje zou ons naar de Ningle terrassen voeren en wij zijn altijd te vinden voor een mooi uitzicht. Wat dat uitzicht betreft, bleken we ons echter vergist te hebben. De klim naar de terrassen was veel te steil en de zon ging sneller onder dan verwacht. We haalden de top, maar niet zonder het nodige gezeur, gezaag en gepuf. Daar aangekomen bleek er van een mooi uitzicht niet echt sprake, we zagen een gigantisch vijfsterrenhotel en een bos met houten huisjes erin. We hadden ook te weinig tijd om naar een mooi uitzicht te zoeken, want het was al bijna donker. Teleurgesteld lieten we ons dan maar weer naar beneden bollen. Al die inspanning voor niks.

We dropten onze fietsen en fietstassen af in ons hotel. Ditmaal hadden we een gewone westerse kamer met bedden en matrassen. Jay voor matrassen! We namen een douche op onze eigen kamer en trokken de stad in voor het avondmaal. Al moet ik toegeven dat we ons dagelijks bad in een hete onsen misten. Een betere manier om een fysiek zware dag af te sluiten, is moeilijk denkbaar. Zelfs aan de naakte wijzende kinderen voor wie blonde mensen duidelijk erg exotisch zijn, raakte ik op den duur gewoon.

Furano bleek een vrij doods stadje te zijn. De straten waren er ‘s avonds zowat uitgestorven. We hadden een aantal restaurantsuggesties meegekregen, maar de Korean barbecue die we wilden proberen was niet open. Zo kwamen we in ons meest authentieke restaurant van de hele reis terecht: een izakaya gerund door een kranige zestiger die dit werk duidelijk al tientallen jaren deed. Het restaurantje wat piepklein en er was enkel zitruimte aan een toog rond een centraal vuur waarop een grote pot sake werd warmgehouden. Hoe klein ook, de izakaya was van vloer tot plafond volgestouwd met allerlei prullaria, kookgerief en sakeflessen. Heel gezellig.

Buitenlanders frequenteerden deze zaak duidelijk niet vaak, afgaande op de reactie van de uitbater en de andere aanwezigheden. En ook hier werd hardop gelachen toen we sake bestelden. De uitbater kon een stuk of tien woorden Engels, maar we trokken onze plan in een mengeling van gebrekkig Japans met hier een daar een Engels woord. Voor mensen die graag Hokkaido willen bezoeken: op dit eiland vind je echt bijna niemand die Engels verstaat, laat staan spreekt. Een beperkte basiskennis Japans is dus heel erg handig. Laat je hier echter niet door afschrikken, met handen en voeten iets uitleggen gaat ook.

Een menukaart had deze izakaya niet, dus zeiden we tegen de chef dat hij mocht klaarmaken wat hij wilde. Hij vroeg of we grote honger hadden, wat we bevestigden en toog aan het werk. We kregen eerst sashimi van inktvis, daarna een volledige hokke (vis uit Hokkaido), zalmsoep en teryaki. Meer dan genoeg om onze honger te stillen.

Met goed gevulde magen namen we afscheid van de vriendelijke uitbater en zijn klanten. Op tijd in bed voor wat onze laatste dag fietsen zou worden.

Van Tokachidake naar Biei – 30 augustus 2012

37 kilometer voor de boeg vandaag, mostly downhill. Een makkie! Volgens de beschrijving die we meekregen, was er meer dan tijd genoeg om een paar wandelingen te maken. Na het ontbijt (buffet!) startten we met een wandeling die begon aan ons hotel. Het was even zoeken naar het beginpunt en zelfs de vriendelijke man aan de receptie van het hotel kon ons, ondanks zijn inspanningen niet echt verder helpen. Dat is wel een beetje vervelend aan Japanners: ze willen je zo graag helpen dat ze moeilijk durven toegeven dat ze iets niet weten.

Enfin, na een kwartiertje zoeken vonden we het startpunt. Duidelijk niet het meest begane pad, want het was dichtbegroeid en niet zo goed onderhouden. We voelden ons bijna echte woudlopers, zo helemaal alleen in het groen. Het tweede stuk van de wandeling was radicaal anders. Omhoog langs de canyon was er een breed rotsig pad aangelegd dat je zelfs met een 4×4 zou kunnen doen. Een mooie wandeling bracht ons naar het uiterste puntje van de canyon. Onderweg kwamen we een blinkend zwarte slang tegen die zich gecamoufleerd had als zwarte elektriciteitsbuis. Totdat de buis begon te bewegen. Ik kon niet voorkomen dat me een gil ontsnapte, waardoor het beest natuurlijk snel wegkroop en ik enkel nog maar de staart kon fotograferen.

Dat de belletjes die alle wandelaars hier dragen niet enkel voor de show zijn, bleek toen een Japanse wandelaar ons met handen en voeten probeerde uit te leggen dat hij onderweg een beer had gezien. Het duurde even voordat onze eurocent viel, want zijn uitspraak van ‘bear’ vertoonde weinig gelijkenissen met het Engels. We waren echter niet van plan de canyon over te steken om de beer te gaan zoeken, want er moest nog wat gefietst worden.

De terugweg van de wandeling voerde ons weer het bos in. Dit was een tricky stuk, want de ondergrond was nat en de houten balken die aangebracht werden, waren verraderlijk glad. Na een slippertje van mijn kant (gelukkig heb ik een schokbestendig achterwerk) lieten we het tempo wat zakken. De steile afdeling was op bepaalde plekken echt gevaarlijk en we wilden niet dat Chuck ons zou moeten komen zoeken in de jungle.

De wandeling had langer geduurd dan de anderhalf uur die voorzien waren en het was ondertussen al bijna middag. We zagen het niet zitten om aan de fietstocht te beginnen zonder brandstof, dus aten we snel een noedelsoepje en een curry in het restaurant.

Het eerste stuk van de rit was weer een zalige afdaling. We raceten de berg af, terwijl de wind voor wat afkoeling zorgde. Onderweg wilden we nog een tweede wandeling maken (the Pika Walk) bij Bogakudai Lookout. Bogakudai Lookout bevond zich echter bovenaan een steile klim. Steiler dan gisteren of was het misschien nog warmer? Deze keer moesten we toch een stukje te voet naast onze fiets stappen, zelfs de kleinste versnelling bracht geen soelaas.

Bij Bogakudai Lookout hadden we een mooi uitzicht op vulkaan Tokachi en de gestolde lavastroom die getuigde van een recente uitbarsting. De Pika Walk zou maar een dertig minuten duren, uiteraard deden wij er langer over door onderweg foto’s te nemen en de wandeling niet al joggend af te leggen. Enfin, het idee om nog tien kilometer extra aan deze fietstocht te plakken, lieten we al snel varen. We waren de klim naar Bogakudai amper boven geraakt.

Terug op de fiets het tempo wat opgevoerd, want we hadden nog aardig wat kilometers voor de boeg en het begon al wat later te worden. We stopten nog bij twee watervallen: een door het zwavel van de vulkaan blauw gekleurde waterval en een ander exemplaar gelegen aan een Boeddhistisch pad versierd met allerlei beelden. Erg mooi, die laatste waterval. Maar het hoogtepunt van de dag moest nog komen: Blue Pond, een sureëel blauwe vijver die ontstaan is door de bouw van een dam om de modderstromen tegen te houden. In het water staan stammen van dode bomen die weerkaatst worden in het diepblauwe water. Wat deze kleur veroorzaakt is niet helemaal duidelijk. De Blue Pond werd pas echt beroemd toen een foto van dit wonder als Apple-background beschikbaar werd.

We treuzelden te lang bij de Blue Pound, ondertussen waren de schaduwen langer geworden en hadden we nog zo’n twintig kilometer voor de boeg. Er volgde een flink aantal kilometers in de vallei op ultravlakken wegen, waardoor we makkelijk een tempo van gemiddeld vijfendertig kilometer per uur konden aanhouden en onze achterstand wat konden wegwerken. Op het einde werd er van ons weer enig klimwerk verwacht, gelukkig waren de hellingen deze keer kort en begonnen we de klimtechniek onder de knie te krijgen.

We waren net op tijd om op de heuvels van de flower farm vlakbij onze hostel van de zonsondergang te genieten. Terwijl wij van de zonsondergang stonden te genieten had Chuck al gebeld naar onze gsm (goed weggestopt in de rugzak) en naar het hostel, duidelijk ongerust dat we onderweg ergens verongelukt waren. We stelden hem snel op zijn gemak.

We hadden het hostel, gevestigd in een voormalige Trading Post, helemaal voor ons alleen. We namen snel een douche in de gemeenschappelijke badkamer (helaas beschikte het hostel niet over een onsen) en kregen toen het avondmaal voorgeschoteld dat de gastvrouw voor ons bereid had: gerechten met Franse invloeden en één van de weinige keren dat we rundsvlees als hoofdgerecht aten. Alles superlekker! Bij het avondmaal dronken we een flesje Furano wijn van 375 ml. Een tegenvaller, die plaatselijke wijn. Wat zurig van smaak en geen lekkere afdronk. Al goed dat we maar een klein flesje besteld hadden.

De rest van de avond brachten we door in de rust van het hostel waar er, hoera!, free wifi was. Tergend traag free wifi, maar beter dan niks. De mi-fi die we bij het begin van onze trip door Japan hadden gehuurd, liet het wat afweten in Hokkaido. Het ding had vaker niet dan wel 3G-ontvangst, dus het plan om altijd online te zijn, is hierdoor wat in het water gevallen.

Van Tenninkyo naar Tokachidake – 29 augustus 2012

We ontbeten om zeven uur ‘s morgens, maar eer dat we goed en wel gepakt en gezakt waren en alle verbrande lichaamsdelen overvloedig met zonnecrème ingesmeerd hadden, was het negen uur voordat we op de fiets zaten. We draaiden acht halveliterflesjes uit de drankautomaat om te vermijden dat we onderweg gedehydrateerd geraakten en werden uitgewuifd door de hoteleigenaar die ons toch zo’n mooi koppel vond. Ik denk dat ik nog nooit in mijn leven zo uitbundig uitgewuifd ben. De man bleef maar zwaaien met beide armen boven zijn hoofd en wij maar terugzwaaien al zwalpend op onze fiets.

53 kilometer voor de boeg onder een loeiend hete zon. Gelukkig zorgde de fietshelm ervoor dat mijn hoofdhuid niet nog meer kon verbranden. Het leek ons alleszins een strak plan om minstens om de twee uur te smeren en onderweg nog een extra bus zonnecrème in te slaan.

Het eerste stuk van de rit was supermakkelijk: bergaf bollen aan een strak tempo. Het enige wat we moesten doen was onze remmen dichtknijpen om te vermijden dat we de controle over onze fiets kwijtraakten. We stopten bij een stuwdam en genoten van het prachtig groene landschap van Hokkaido. We fietsten langs rijstvelden omringd door blauwe bergen en lieten ons overdonderen door de pracht en de uitgestrektheid van het landschap.

Rond de middag lasten we een korte pauze in bij een flower farm. Op een flower farm vind je niet alleen bloemen, je kan er ook met quads rondrijden, je laten rondrijden in een zo’n treintje op wielen, een ijsje of andere snack eten en allerlei prullaria kopen. Een extra bron van inkomsten voor de boerderij, zullen we maar denken. Ik proefde er mijn allereerste lavendelijsje (lekker!) en we kochten een raar blauw geleiachtig drankje met zachte witte stukjes erin. Dat blauw zouden we later op onze trip nog terugzien.

We maakten een kleine omweg langs een seven-eleven in de hoop een verlengsnoer te vinden. De convertor die wij vorig jaar gans onze reis gebruikt hadden, bleek namelijk waardeloos in Hokkaido. De convertor heeft een aardingspin en nergens in gans Hokkaido was er een stopcontact met aarding te vinden. Gelukkig hadden we een reservebatterij bij waaraan we voorlopig nog onze gsm’s konden opladen, maar de laptops kwamen zo landzamerhand zonder stroom te zitten. En als de batterij van het fototoestel leeg zou geraken, konden we deze niet meer opnieuw opladen. Probleem! Helaas vonden we nergens een verlengsnoer of een andere convertor. We zouden de hulp van Chuck moeten inroepen om ons elektriciteitsprobleem op te lossen.

Na een vruchteloze zoektocht fietsten we verder. We hadden wat tijd verloren, waardoor we pas rond half twee in het Pink café waren voor onze lunch. Afgaande op de prentjes (een volledig Japanse menukaart kunnen we onmogelijk lezen, de dranken in katakana lukken nog net), bestelden we een allebei een setmenu. Ik kreeg hartige pannenkoeken met kaas en worstjes en mijn vriend een soort tortilla met kaas en spek. Best lekker en voldoende om ons van brandstof voor het laatste stuk van onze trip te voorzien.

Zoals gewoonlijk zat het venijn in de staart. We begonnen aan een behoorlijk heuvelachtig gedeelte van de tocht en dat in combinatie met temperaturen van meer dan dertig graden zorgde ervoor dat er aardig wat afgezweet werd. Op sommige hellingen moesten we halverwege stoppen om even op adem te komen en wat te drinken. Vooral die ene helling van 8% was er bijna te veel aan. Maar ik ben trots te kunnen zeggen dat we allebei boven geraakt zijn zonder te moeten naar boven stappen. In de allerkleinste versnelling, dan wel. 😉

De route die we met de fiets deden, is een bekende sightseeing route in Hokkaido. We werden door traag rijdende auto’s gepasseerd die regelmatig stopten om foto’s te nemen van het landschap en er waren langs de kant van de weg speciaal plekken voorzien om veilig te parkeren.

Onderweg zagen we twee Japanners in een cute autootje die duidelijk te zeer van het landschap aan het genieten waren om op te letten waar ze reden. De Japanse dame was met één van haar voorwielen in een betonnen afvoergeul terecht geraakt. Mijn vriend en ik stopten om onze hulp aan te bieden, maar verder dan een halfslachtige poging om de wagen uit de geul te tillen, geraakten we niet. Hier zou een takelwagen aan te pas moeten komen. We staakten onze pogingen en fietsten verder. Even later zagen we vanuit de verte dat er ondertussen andere behulpzame Japanners gestopt waren. Hopelijk is het goed gekomen.

We passeerden regelmatig bordjes die passanten wezen op een beroemde heuvel, beroemde boom, beroemd landschap, bekend uit reclame voor tabaksproducten. Japanners zijn duidelijk dol op hun sigaretje (restaurants zijn er bijvoorbeeld nog niet verplicht rookvrij). Voor de famous Oak Tree was er zelfs een aparte parking aangelegd voor auto’s en bussen.

We beten nog even door de allerlaatste loodjes (die ene stevige helling die er te veel aan was) om aan te komen op de plaats van afspraak, waar Chuck ons stond op te wachten. We laadden de fietsen in de bestelwagen en reden met de auto verder naar hotel Kamihoro in Tokachidake. Ik was tevreden dat we ondanks de hitte de heuvels zonder problemen waren overgeraakt.

In vergelijking met landschap dat we nu inreden waren de zacht glooiende heuvels die we achter ons lieten, echter klein bier. Steile bergen rezen voor ons op en Chuck bracht ons naar een hotel op een bergflank.

De zon had alweer ongenadig toegeslagen. Mijn beide oren en de achterkant van mijn nek waren verbrand. Mijn oren was ik vergeten in te smeren, omdat ik dit niet gewoon ben. Deze stukjes huid zijn meestal bedekt door mijn haar of toch plukken haar die loskomen uit mijn haarspeld, maar de strakke staart (met antislip haarrekjes nog gekocht in Cairns in Australië) en de zon die op onze rug scheen, zorgden voor een gloeiend rood resultaat. Pijnlijk. Gelukkig hadden we onderweg een extra bus zonnecrème op de kop getikt.

Ook in dit hotel sliepen we in een traditioneel Japanse kamer. Erg bijzonder was de muurdecoratie die uit levend mos bestond. We trokken zo snel mogelijk onze kleren uit, deden onze yukata aan en gingen onze vermoeide spieren laten weken in het hete water van de rotenburo, een prachtige, in de buitenlucht gelegen, volledig houten onsen met zicht op de ondergaande zon. Adembenemend. Ik voelde mijn spieren ontspannen in het hete water terwijl de lucht boven de vallei langzaam rood werd. Mijn verbrande kuiten prikten in het warme water, maar ik voelde dat het goed zou komen. Spijtig dat ik dit moment niet kon delen met mijn vriend, die zich in de onsen voor mannen bevond.

Het avondmaal was traditioneel Japans, maar wel in buffetvorm, zodat we konden kiezen wat we graag wilden eten. In mijn geval: van alles een beetje! Uiteraard namen we weer een hot pot en aten we de lekkerste tempura ooit: heel licht en perfect krokant. Bij het avondmaal dronken we een glaasje warme sake. Dat hadden we wel verdiend na de inspanningen van de voorbije dag.

Blijkbaar vinden Japanners het erg grappig als een buitenlander sake besteld, want telkens we sake bestelden deze reis werden we op een lachsalvo onthaald. Het is me nooit duidelijk geworden waarom de Japanners dit zo grappig vonden.

Van Asahidake naar Tenninkyo – 28 augustus 2012

Redelijk goed geslapen op mijn futon. De truc met het zitkussentje ter ondersteuning van mijn bekken heeft gewerkt. Wanneer we om half acht naar beneden gaan, staat het ontbijt al klaar voor ons. We genieten van een mooi verzorgd Japans ontbijt met jaja, alweer rijst. Ondertussen jaag ik het jongetje aan onze tafel nog wat de stuipen op het lijf, de zielepoot, een trauma voor het leven. Rijst is een basisingrediënt in de Japanse keuken. Japanners eten traditioneel driemaal per dag rijst, al is dit langzaamaan aan het veranderen, met het doordringen van de westerse keuken en gewoonten in Japan.

We laten onze valiezen achter in de lodge (Chuck zal deze later komen oppikken) en maken ons klaar voor ons eerste fietstochtje: haar in een staartje, fietshelm op het hoofd, zonnebril op de neus , teva’s aan de voeten en een padded bikeshort om de zadelpijn tegen te gaan. Wij zijn er klaar voor!

Ons eerste fietstochtje is een korte klim van een tiental minuten naar de Asahidake Ropeway. We staan al goed in het zweet, want het is zo vroeg op de dag al aardig warm. We nemen de Ropeway naar boven en genieten van het prachtige uitzicht. Boven aangekomen blijkt dat onze outfit nogal verschilt van die van de gemiddelde Japanner op de berg. De Japanners die komen om te wandelen en de Asahi-dake te beklimmen zien eruit als professionele bergbeklimmers: bergschoenen, rugzakken, lange broeken, kledij in laagjes die zoveel mogelijk huid bedekt, hoeden en belletjes om de beren af te schrikken (geen grap, er zitten hier beren). Wij vallen als enige westerlingen op onze sandalen en met onze blote benen en armen nogal hard op.

Een bezorgde bediende van de Ropeway komt ons dan ook afraden de berg te beklimmen. Dat waren we gelukkig niet van plan, want Chuck had al gezegd dat we voor die klim op een helling met vulkanische as niet het geschikte schoeisel hadden. We zijn echter wel van plan een flinke wandeling te maken rond de basis van deze berg, maar dit zeggen we niet met zoveel woorden. Je kan je wandelroutes achterlaten in een travel log, zodat je makkelijker terug te vinden bent als er iets gebeurt, maar we achten de kans dat iemand hier ons Engels zal begrijpen minimaal en we wagen het erop. We kopen water voor onderweg (lang leve de automaten die werkelijk overal te vinden zijn) en vertrekken.

We beginnen met een kort wandelingetje vlakbij de Ropeway, kwestie van de spieren wat op te warmen. De Asahi-dake is de hoogste berg in Hokkaido en vol ontzag kijken we naar de stoom die op de flanken ontsnapt en de weerkaatsing van de top in de vijvers met smeltwater.

Daarna beginnen we aan het grote werk: een flinke wandeling naar de natuurlijke onsen die Chuck ons had aangeraden. We genieten van de natuur rondom ons:het zicht op de bergen, de steeds wisselende vergezichten, de bloeiende bergbloemen. Ik haal mijn fotografenhartje op.

Het eerste stuk van de weg is vrij makkelijk, met hier en daar een klim en houten wandelpaden op de stukken die wat drassiger zijn, maar hoe verder we van de Ropeway verwijderd geraken, hoe lastiger. De klim wordt steiler en ik kan mijn fototoestel niet meer om mijn hals hangen, omdat ik mijn handen nodig heb om me vast te grijpen aan struiken en rotsblokken. Mijn vriend doet een uitschuiver die ervoor zorgt dat zijn benen vol modder hangen. Die bergschoenen lijken opeens toch niet meer zo’n slecht idee. Gelukkig komt er veel water van de berg en is het makkelijk om onze voeten weer proper te krijgen. Da’s dan weer een voordeel van teva’s, je kan onbezorgd met je voeten in een bergriviertje gaan staan.

Het loopt ondertussen tegen het middaguur en we beginnen ons wat zorgen te maken over onze timing. De onsen is nog niet in zicht en we moeten echt wel tijdig beneden zijn, want er wacht ons nog een fietstocht van twintig kilometer die we liever niet in het donker zouden willen doen. We spreken wat Japanse wandelaars aan die ons verzekeren dat het niet ver meer is. We zetten door, klauteren over rotsen en komen uiteindelijk aan bij een kleine uitholling in de rotsen, waar melkachtig wit water rijk aan zwavel samenkomt. We trekken onze sandalen uit en nemen een voetbad. Ik moet toegeven lichtelijk teleurgesteld te zijn, ik had me deze onsen een tikkeltje groter voorgesteld.

Bij de onsen eten we de onigiri die de uitbaters van de lodge voor ons hebben klaargemaakt. Aan een snelwandeltempo vatten we de terugweg naar de Ropeway aan. Gelukkig is het nu minder klimmen en kunnen we het tempo hoog houden omdat we onderweg niet meer stoppen om foto’s te nemen. De terugweg duurt bijgevolg maar anderhalf uur. We hebben zelfs nog tijd om nog wat fotootjes met de Asahi-dake op de achtergrond te nemen en even te poseren met wat Japanners die graag met ons op de foto willen.

We drinken iets in het restaurant bij de Ropeway. Die ijskoude Appletiser smaakt als een godendrank! We doen onze fietsbroeken aan in het toilet en beginnen aan de rit van twintig kilometer. Twintig kilometer downhill! Alleen helemaal op het einde moeten we een beetje trappen. De wind zoeft langs onze oren en we genieten. We zijn een half uur voor zonsondergang in hotel Shikishima, laten onze fietsen daar achter en maken nog een korte wandeling naar de waterval vlakbij.

Hotel Shikishima is eveneens een traditioneel Japans hotel. Ditmaal hebben we wel een toilet en een lavabo op de kamer, maar om je te wassen moet je naar de onsen. De onsen in het hotel heeft een strikte scheiding tussen mannen en vrouwen. Onze eerste échte onsen ervaring deze reis. Op onze slaapkamer trekken we allebei een yukata aan en we gaan naar beneden op de slippers van het hotel.

In de kleedruimte van de onsen laat ik eerst mijn kleren achter in een rieten mandje. Poedelnaakt ga ik naar de wasruimte tussen de Japanse vrouwen, die mij discreet proberen te negeren. Op een krukje gezeten zeep ik me van top tot teen in en spoel ik me af, waarna ik mijn haren was. Helemaal proper geboend laat ik me zakken in het hete water en merk ik dat mijn kuiten en voeten flink verbrand zijn op de plaatsen waar ze met het zwavelhoudende water in aanraking gekomen zijn. Ook mijn haarscheiding is vuurrood door een overdosis UV-stralen. Onze tere blanke huidjes zijn de hevige zon op grote hoogte natuurlijk niet gewoon.

Na heerlijk geweekt te hebben in de onsen smeren we ongeveer een ganse bus aftersun leeg op onze verbrande plekken en gaan we al blinkend naar de eetzaal. Een waar feestmaal wacht ons daar: een overvloed aan potjes en schoteltjes en bekertjes gevuld met de lekkerste Japanse specialiteiten. Allemaal even heerlijk, al moet ik zeggen dat ik van de helft niet eens weet wat ik gegeten heb. Hoofdgerecht was een hot pot: een pot op een waxinelichtje waarin zich rauwe groenten, noedels en vlees bevinden in een bouillon die langzaam aan de kook gebracht wordt. Zalig.

Veel energie hadden we na deze maaltijd niet meer en we kropen dan ook snel in bed. De volgende dag stond de langste rit op het programma en Chuck had ons op het hart gedrukt vroeg genoeg te vertrekken, want het zou “a very hot day” worden. Ja, die splinternieuwe regenjasjes hebben tot nu toe enkel nog maar de binnenkant van de fietstassen gezien.

Aankomst in Hokkaido – 27 augustus 2012

Te vroeg moeten uitchecken om nog te kunnen ontbijten in het hotel. Geen erg, we kopen wel een onigiri op Narita. Taxi en trein brengen ons zonder problemen naar de luchthaven. We moeten bijbetalen omdat onze koffers te zwaar zijn voor deze binnenlandse vlucht. Dat belooft voor de terugreis naar België. De vlucht naar Asahikawa verloopt zonder incidenten. Vandaag begint het tweede deel van onze trip: een vijfdaagse fietstocht door Hokkaido. Op de luchthaven worden we opgewacht door Charles (Chuck voor de vrienden), een vrolijke Australiër die in Hokkaido samen met zijn Japanse vrouw fietsreizen organiseert in de zomer en skilessen geeft in de winter.

Met wat moeite krijgen we al onze bagage in de bestelwagen van Chuck en we zijn vertrokken voor wat onze eerste kennismaking met Hokkaido zal worden. Op weg naar Asahidake Onsen, waar we onze eerste nacht zullen doorbrengen, stoppen we onderweg in een klein restaurant bij een boer. We eten er rijst met kakelvers ei (het is een kippenboer) en Chuck maakt ons wegwijs in de gps en de verschillende kaarten. In de gps zijn alle ritten voorgeprogrammeerd en per dag zijn er keycards die ons van punt naar punt moeten brengen. Het ziet er allemaal tot in de puntjes voorbereid uit, we zien het helemaal zitten.

Chuck brengt ons naar Lodge Nutapukaushipe in Asahidake Onsen, een klein dorp aan de voet van de machtige Asahi berg. De Lodge is een wonderlijk geheel bijna volledig uit hout opgebouwd, vol met zelfgemaakte houten meubels, boomstammen, muziekinstrumenten en prullaria. Je weet amper waar eerst kijken. We slapen op tatamimatten en futons en moeten zelf onze futons opmaken (a first!).

Het sanitair is gemeenschappelijk met van die metalen wasbakken zoals je dat vroeger zag in gebouwen voor jeugdbewegingen en op jeugdvakanties. Maar de toiletten (eentje voor de mannen en eentje voor de vrouwen) zijn wel uitgerust met alle nodig sproeiers (voor vanvoor en voor vanachter), we zijn in Japan, he! Onze Lodge heeft drie onsens: twee binnen, mannen en vrouwen gescheiden, en eentje buiten die gemengd is, helemaal in hout en midden in het groen. Erg mooi!

We brengen onze bagage naar boven en proberen de fietsen uit. Chuck heeft ook voor fietstassen gezorgd. Handig om water mee te nemen, want tegen onze verwachtingen in, is de temperatuur in Asahidake Onsen niet veel koeler dan in Tokyo. Ook hier loopt de temperatuur tegen de dertig graden. De fietsen zien er robuust uit en hebben genoeg versnellingen om ons de heuvels over te helpen, althans dat hopen we toch, want onze fietsvoorbereiding is eerder minimaal te noemen.

Chuck bezorgt ons ook een gsm waarop we hem kunnen bereiken als we problemen hebben. Handig, want in tegenstelling tot vorig jaar, slagen noch mijn vriend noch ikzelf erin met onze gsm op een gsm-netwerk te connecteren. Zelfs een sms’je versturen naar het thuisfront zit er niet in. We spreken met Chuck af dat we hem na aankomst van elke rit zullen bellen. We nemen afscheid en besluiten nog een wandelingetje te maken in de omgeving van de lodge. We stappen de wildernis in die vlak achter onze lodge begint en klimmen tot aan de Asahidake Ropeway die we morgen zullen nemen naar de top van de rokende Asahi-dake.

Als we terug in de lodge zijn, is er nog voldoende tijd om de onsen uit te proberen. Zoals het hoort, wassen we ons eerst buiten het bad en gaan dan in de onsen zitten. De onsen wordt gevuld met geothermisch verwarmd water (veel vulkanen in Japan). Het water is wat aan de hete kant, waardoor we het niet al te lang uithouden, maar man, wat moet het heerlijk zijn om hier te ontspannen in de winter wanneer er een paar meter sneeuw ligt.

Het avondmaal wordt in traditioneel Japanse stijl geserveerd op een vast uur voor alle gasten tegelijkertijd. We komen binnen in de gezellige eetkamer en krijgen een plaats toegewezen aan een houten tafel waar al een Japans koppel met een kindje van een jaar of drie zit. Ons avondmaal staat al op ons te wachten en bestaat uit verschillende potjes met vlees, soep, maïs, allerlei al dan niet opgelegde groenten, rijst en meloen. De inwoners van Hokkaido zijn erg trots op hun meloenen en je kan ze dan ook bijna overal als snack kopen, in stukjes voorgesneden. En terecht, want de meloenen zijn sappig en smaakvol.

Het ventje aan onze tafel blijkt niet erg opgezet met mijn aanwezigheid. Ik vermoed dat dit de eerste maal is dat hij iemand met blond haar en blauwe ogen in het echt ziet, want hij blijft met een blik vol horror naar mij kijken en dat terwijl ik toch allerliefst naar hem glimlach. Wanneer ik hem vriendelijk Konnichiwa zeg, zoekt hij bescherming achter de rug van zijn mama. Yab, schrik der Japanse kinderen!

Na het avondmaal doen we niet zoveel meer. We kruipen vroeg in bed. We zullen onze energie nog nodig hebben!

Tokyo – 26 augustus 2012

Bij het ontbijt namen we afscheid van het bruidspaar, de vader van de bruidegom en kameraad P. Zij zouden verder reizen naar Nikko, terwijl wij nog een dagje langer in Tokyo bleven. We ontbeten met onze Japanse vriendin M en trokken eropuit om samen met haar het bloedhete Tokyo te verkennen.

Eerste stop van de dag: Kappabashi, een wijk vol met winkels specifiek gericht op koks en restaurants, maar voor een toerist valt er ook heel wat te bekijken. Vooral de winkels vol met plastieken eten zijn de moeite. Je kan het je zo gek niet bedenken of de Japanners maken er wel een “food sample” van. Als toerist moet ik zeggen dat het best wel handig is, die food samples in de uitstalramen van restaurants. In één oogopslag kan je zien welke gerechten het restaurant te bieden heeft. En echt waar, de food samples zijn amper te onderscheiden van het echte eten.

We hadden gehoopt in Kappa-bashi zelf een eigen plastieken scampi te kunnen maken, maar helaas bleek dit niet mogelijk te zijn op een zondag. Jammer. Gelukkig waren er nog genoeg interessante winkels vol met vlijmscherpe messen, aardewerk in alle soort en maten, potten, pannen, koffiebonen, you name it en dat straten en straten ver.

Japanse winkels halen in het algemeen (tenzij er poepchique westerse merken zoals Louis Vuitton worden verkocht) het maximum uit de beschikbare oppervlakte. Dat wil zeggen dat werkelijk elke vierkante centimeter van de vloer tot het plafond wordt volgestouwd met koopwaar. Sensory overload voor deze westerling.

Ons middagmaal nuttigden we in een kaiten-sushi (回転寿司) zaak. Kaiten-sushi is sushi die je zelf neemt van een lopende band (conveyor belt). Aan een gezapig tempo komt er sushi voorbij getuft en je neemt wat je lekker vindt. Elk tafeltje is bovendien voorzien van groenetheepoeder en een kraantje met heet water om een gezond mengsel te brouwen (gratis). Via een touch screen kan je bijzondere bestellingen plaatsen die niet op de band voorbij komen. Heel erg leuk en zo kan iedereen zijn eigen sushi uitkiezen.

Na het middagmaal gingen we verder naar Roppongi Hills, een gloednieuw stadsgedeelte met chique gebouwen waar je alles wat je ook maar zou willen, vindt op een zeer beperkte oppervlakte. Roppongi Hills werd gebouwd naar de visie van Minoru Mori die een geïntegreerde wijk wilde bouwen waar mensen konden leven, werken, spelen en winkelen zonder tijd te verliezen met pendelen.

Er was een Bon-odori festival aan de gang in Roppongi Hills. We slenterden wat tussen de vele eetkraampjes en dronken iets op een terras in de schaduw. Spijtig genoeg moesten we al rond vijf uur ‘s avonds afscheid nemen van onze Japanse vriendin M, die samen met haar drie flessen Belgisch bier vanop Narita het vliegtuig naar haar woonplaats moest nemen. We hebben veel geluk dat we haar leren kennen hebben, want het is duidelijk dat een Japanse blik zoveel andere dingen ziet dan een Westerse.

We bleven met z’n tweeën achter en keerden na afscheid genomen te hebben terug naar het festival. Een Bon-odori is een Japanse versie van een boombal. Een mooi versierd podium staat in het midden van een open ruimte, op het podium (de yagura) staan een zanger, een trommelaar, een instructeur en danseressen. De trommelaar staat helemaal bovenaan in een soort toren en geeft de maat aan. De zanger zingt de melodie, ondersteund door een vooropgenomen tape en de instructeur schreeuwt instructies (links, rechts, boven, onder, handen in de lucht). De danseressen doen de eenvoudige danspasjes voor met een kamerbrede glimlach op hun gezicht (volgens mij doen hun kaken pijn na zo’n avondje dansen). Het publiek doet mee met de danseressen en danst rond het podium. Jong, oud iedereen danst mee. Wij beslisten toch maar te passen.

Het liep ondertussen tegen zonsondergang en bestaan er betere plekken om een zonsondergang door te brengen dan bovenop een building van 54 verdiepingen? We moesten toch iets doen om ons gefaalde bezoek aan de Tokyo Sky Tree te compenseren? Dus namen we de lift naar het dakterras van de Mori Tower. What a view! Ongelooflijk. Niet te vergelijken met het uitzicht in het Tokyo Metropolitan Government Building, waar je door vuile ramen moet kijken en je geen 360 graden zicht hebt. Neen, hier stonden we boven op het dak in de open lucht met rondom ons Tokyo. De zon ging onder en Fuji-san tekende zich duidelijk af aan de horizon. Magisch!

Iets minder magisch was de “show” op het dakterras ter ere van de 110-de verjaardag van Walt Disney. Blinkende Disney-figuurtjes begonnen om de zoveel minuten om hun as te draaien onder begeleiding van de bekende Disney-melodietjes. Na een zestal keer “It’s a small world after all” gehoord te hebben, voelde ik een sterke drang om de figuurtjes te molesteren. Enkel de aanwezigheid van een hele hoop securitymensen weerhield me hiervan.

Maar het uitzicht, dat was onvergetelijk. Echt een aanrader als je Tokyo bezoekt en betaal gerust extra om het dakterras te bezoeken, je zal het je niet beklagen.

Voor het avondeten beperkten we ons tot een snelle hap in een noodle-shop. Snel en goedkoop. We wilden op tijd in bed liggen, want de dag nadien ging onze fietsvakantie in Hokkaido van start.

Tokyo wedding – 25 augustus 2012

What a beautiful day for a Tokyo wedding! Vijfendertig graden of meer, stralend blauwe hemel en van de hitte zinderende straten. Lang leve de airco!

We ontbeten samen met de toekomstige bruid en bruidegom en gaven na het ontbijt onze cadeaus af. Geen enkele reden om al die flessen bier naar de feestzaal te sleuren in deze temperaturen, als het koppel in de kamer naast je overnacht. We wilden iets typisch Belgisch geven en omdat chocolade afviel vanwege de tropische temperaturen, werd het bier. Gekocht in de tax free in Zaventem en zonder problemen door de security in Moskou geraakt.

We hadden nog een vrije voormiddag voordat het feest begon, dus gingen we samen met kameraad P naar het Meiji shrine. Een plek die veel meer sereniteit en introspectie uitstraalt dan de veel te commerciële Senso-ji tempel. Het prachtige groene park rondom maakt het plaatje compleet.

Het was erg druk in het station vlakbij de tempel en al snel bleek waarom: er was een festival aan de gang, het Super Yosakoi festival, volgens de vele vlaggen die er hingen. Het liep er vol met groepen Japanners in kleurige klederdracht gestoken. In het park waren twee podia opgesteld waar de verschillende groepen na mekaar een choreografie uitvoerden op moderne Japanse muziek met live zang, terwijl één lid van de groep instructies door een microfoon schreeuwde om de choreografie in goed banen te leiden. Een hele belevenis.

We waren er zeker langer gebleven om naar de optredens te kijken, ware het niet dat we ons nog moesten optutten voor het feest. We aten snel een kom met noedels en namen de metro terug naar ons hotel. Een verkwikkende douche later waren we er helemaal klaar voor. Het was ons nog steeds onduidelijk wat exact te verwachten van de ceremonie en het feest, maar we waren wel zo slim om een taxi te nemen naar de feestzaal. Kwestie van niet helemaal bezweet aan te komen voordat het feest goed en wel begonnen was.

We hadden geluk. We wandelden met ons drietjes net over de binnenplaats van de tempel toen het bruidspaar daar rondliep om in vol ornaat foto’s te laten nemen. Het paar zag er prachtig uit. Allebei in kimono gestoken: zij in het wit, met een rare witte hoed (een Tsunokakushi, heeft onze Japanse vriendin ons verteld) die zogezegd haar ‘hoorns’ moest verbergen en hij in het zwart. Ze leken uit een ander tijdperk afkomstig. De professionele fotograaf was zo vriendelijk om een paar fotootjes van ons met het bruidspaar te nemen. Een geweldig aandenken.

Daarna begaven we ons naar de feestzaal. Het feest vond plaats in een groot gebouw vlakbij het shrine waar een tiental huwelijken tegelijkertijd gevierd werden. In elke ruimte liep er wel een bruidspaar rond. Trouwen is duidelijk big business in Japan.

Misschien is dit ook het juiste moment om iets te zeggen over de manier waarop in Japan cadeaus aan het bruidspaar gegeven worden. Iedereen geeft een cadeau in de vorm van geld en het bedrag is voor iedereen gelijk: zo’n 50.000 yen per koppel of 30.000 yen voor een alleenstaande. Het geld wordt gegeven wanneer de gasten bij aankomst geregistreerd worden. Iedereen krijgt vervolgens een cataloog waar je een cadeau voor jezelf uitkiest dat iets meer dan de helft van het geschonken bedrag waard is. Omgerekend naar euro’s zou dit voor ons neerkomen op zo’n 500 euro. Een smak geld. Gelukkig werden we door de bruidegom vrijgesteld van dit systeem.

Ondertussen waren we in een soort wachtzaal terechtgekomen waar we een fruitsapje of een koude thee konden drinken. De westerlingen waren duidelijk in de minderheid, maar we hadden niets anders verwacht. Om half drie werden we naar het shrine geleid. Wij mochten plaatsnemen op de eerste rij aan de kant van de bruidegom. Vervolgens kwam het bruidspaar binnen gevolgd door hun beider ouders. Het bruidspaar nam plaats in het midden van de ruimte met achter zich hun ouders. Daarna begon de ceremonie.

Ik moet eerlijk zeggen dat ik geen woord verstond van wat er gezegd werd, maar het was heel bijzonder om dit ritueel te kunnen meemaken. A once in a lifetime experience. De rituelen waren anders, maar minder ver verwijderd van een katholiek huwelijk dan ik had verwacht. Zo dronken bruid en bruidegom bijvoorbeeld van hetzelfde kopje sake en sprak de bruidegom een soort huwelijksgeloften uit. Een stresserend moment voor de bruidegom, want alles gebeurde uiteraard in het Japans. Gelukkig fluisterde zijn bruid hem de stukken in die hij moeilijk kon lezen. Opvallend: de bruid werd niet aan het woord gelaten, een kort ‘hai’ van haar kant volstond. Voor mij een illustratie van het diepgewortelde machismo in de Japanse samenleving.

De ceremonie was erg kort en er was geen ruimte voor vrije invulling van het bruidspaar, alles gebeurde volgens de geijkte formules, zoals dit waarschijnlijk al eeuwen vastligt. Na de ceremonie werden we naar een andere zaal gebracht en kon het feest echt beginnen. De bruidegom had ons op voorhand gezegd dat we ons aan een soort receptie konden verwachten, maar Japanners verstaan toch iets anders onder een receptie dan wij.

Wij kwamen terecht in een poepchique zaal waar iedereen een aparte plaats toegewezen kreeg aan ronde tafels. We kregen al een drankje en dan was het wachten op het bruidspaar. De bruid moest namelijk uit haar witte kimono geholpen worden om een ander meer kleurrijk exemplaar aan te trekken. Iedereen zat aan tafel toen dan eindelijk het bruidspaar binnenkwam. Beiden schreden door de zaal langs de tafels zodat iedereen hen goed kon bekijken, om vervolgens plaats te nemen aan een aparte tafel met hun gezicht naar de gasten gericht.

Na een kort welkomstwoord van de bruid en bruidegom, werd de eerste gang opgediend. En na de eerste de tweede en de derde en de vierde en de… Enfin, ik raakte de tel kwijt. De gangen volgende zo snel op elkaar dat ik op een gegeven moment drie gangen achter stond. Ik denk dat we in totaal een tiental gangen kregen. Allemaal kleine hapjes, allemaal even lekker, in totaal meer dan voldoende om een volwaardige maaltijd te vormen.

Tijdens het eten werd door de gastvrouw, verbonden aan de feestlocatie, een soort biografie van het bruidspaar voorgelezen. Zo werd ettelijke keren vermeld wat het beroep was van de bruidegom en hoeveel talen hij wel niet sprak. Een huwelijk met ondertitels, zoals kameraad P het treffend uitdrukte. Stil werd het nooit, want als de ondertitels even uitrustten werden de grootste westerse muzikale plakkers uit de kast gehaald om de romantiek van het moment te benadrukken.

Opvallend: hoewel sake werd aangeboden als drank, dronken al de Japanners bier. Wij, als westerlingen dronken uiteraard sake. :-) Het arme bruidspaar werd geen moment rust gegund, iedereen wou met hen op de foto, terwijl de verschillende gerechten die zich opstapelden op hun tafel, onaangeroerd bleven. In het midden van het feestmaal verliet de bruid opnieuw de zaal, ditmaal begeleid door haar moeder, om een half uur later opnieuw te verschijnen in een witte westerse bruidsjurk met heel veel bling bling (Japanners houden nogal van kitsch).

Daarna werd de taart aangesneden: een wit exemplaar met rode aardbeien, zo perfect gelijk van vorm dat het hele ding wel uit plastic gemaakt leek. Bruid en bruidegom voerden elkaar een stukje van de taart, onder luid gejuich van de aanwezigen en er kon zelfs een zedig kusje op de wang vanaf (Japanners kussen niet in het openbaar).

Ik had wel een beetje medelijden met het echtpaar dat amper de tijd had om te genieten van hun moment, hun eigen gerechten moesten laten koud worden (als ze dat al niet waren) en voortdurend krampachtig moesten blijven glimlachen voor al die foto’s. De bruid moest zich dan ook nog eens de helft van de tijd verkleden. Niet mijn idee van een leuk feestje.

Stipt om 18.00 uur ‘s avonds (!) werd het feest afgesloten. We kregen nog allemaal een klein cadeautje mee naar huis als aandenken en bedankten het bruidspaar en hun ouders voor de heerlijke (up tempo) maaltijd. Daarna werd er nog een kleine fotosessie gehouden in de tuin bij de tempel. Een tuin met een vijver en wie houdt er zich graag op in de buurt van vijvers na zonsondergang? Juist, ja. Het resultaat: een stuk of vijftien kanjers van muggenbeten. En jeuken dat die bulten deden, verschrikkelijk.

Tijdens de fotosessie maakten we kennis met een koppel sympathieke Russen die hun woonplaats in Moskou ingeruild hadden voor Tokyo. Op mijn vraag of ze Rusland niet misten, antwoordden ze volmondig neen. Heel interessante mensen. Allebei waren ze naar Fukushima geweest vlak na de ramp om er te tolken voor nieuwsploegen. Dat betekent dat ze een verhoogde stralingsdosis hebben opgelopen tijdens hun verblijf daar. Nu, de risico’s die ze liepen zijn beperkt, omdat ze niet lang daar zijn geweest. Maar toch.

Met de bruidegom hadden we afgesproken dat we na het feest nog samen iets zouden drinken. Wij (kameraad P, de vader van de bruidegom en zijn vriendin en nog een andere Belg) vormden de voorhoede. We trokken naar Shibuya (even een scary moment toen mijn vriend dacht zijn portefeuille kwijt te zijn, gelukkig bleek het ding gewoon in een ander deel van de rugzak te steken, ik vermeld dit hier omdat ik normaalgezien degene ben die vanalles kwijtspeelt). We vonden een gezellige tafel in een soort Irish pub en dronken een glas op de gezondheid van het bruidspaar.

Even later sloot onze Japanse vriendin M bij ons gezelschap aan. M was speciaal om ons nog eens te zien van haar thuisbasis op een ander eiland helemaal naar Tokyo gereisd. Fantastisch vind ik dat. En eerlijk, het is altijd handig om een native speaker bij de hand te hebben.

Toen het bruidspaar arriveerde, stelde de bruidegom voor om een andere bar op te zoeken. Karaoke kreeg hij niet verkocht aan de aanwezigen. 😉 Het werd The Lock-up, een thema-bar waar je eerst een kronkelige weg met spookhuisachtige taferelen moest passeren om vervolgens in een donkere ruimte terecht te komen die aan een cel deed denken. Niet echt mijn ding. Ik hou meer van stijlvolle gezelligheid.

Het grootste obstakel was dat we gehurkt aan een lange tafel kwamen te zitten met absoluut geen beenruimte. Het kan zijn dat Japanners makkelijk uren op hun knieën zitten, de lange westerlingen in ons gezelschap zuchtten en kreunden. Doordat we aan een lange tafel zaten was het ook absoluut onmogelijk het gesprek aan het andere eind te volgen. Gelukkig waren de Russen aangesloten bij ons gezelschap en had ik een tof gesprek in gebrekkig Russisch met de Russische dame.

De cocktails pasten ook in het thema. Je kon er eentje bestellen met een drijvend oog in of een fluoriserend groene mojito of shots uit proefbuisglaasjes. Beetje flauw allemaal. Geef mij maar een echte cocktail volgens de regels van de kunst. Deze cocktails waren gewoon gemaakt voor het optische effect en smaakten flets

Toen er na een anderhalf uur opeens een sirene minutenlang begon te loeien en iemand met losse flodders kwam schieten in onze kamer, had ik het wel gehad. Enfin, leuk als je van dit soort dingen houdt, niet aan mij besteed.

Tokyo – 24 augustus 2012

Zonder problemen in slaap gevallen, maar rond een uur of half vijf plaatselijke tijd (zo’n half tien ’s avonds in België) was ik klaarwakker en met geen stokken meer in slaap te krijgen. Het spook der verloren koffers waarde door mijn hoofd. Dan maar wat rondgehangen op social media sites allerhande. Wat doet een mens anders midden in de nacht met een slapende vriend naast zich?

Ons eerste ontbijt was er eentje dat bestond uit onigiri en miso soep. Exact waar ik al zo lang naar uitgekeken had! We hadden afgesproken om die dag met z’n allen (vriend P, vader van de bruidegom, vriendin van de vader en de bruidegom zelf) naar Tsukiji vismarkt te gaan. Normaalgezien bezoek je deze vismarkt bij voorkeur op een hemeltergend vroeg uur, maar de bruidegom had ons verzekerd dat er wat later op de dag ook nog genoeg te zien zou zijn.

Dat was ook zo, maar ik denk dat het zeker de moeite loont om vroeger op te staan om de bedrijvigheid op deze bijzondere plek op te snuiven en een rondleiding te krijgen van een ingewijde. Vis, vis, vis, zover het oog reikte, We zagen zelfs enkele vishandelaars bevroren tonijn in stukken kappen. Ontzagwekkende beesten. Bijzonder jammer dat sommige soorten bijna uitgestorven zijn. Vooral de blauwvintonijn is er erg aan toe en ik vrees dat ik niet kan garanderen dan alle sashimi en sushi die ik hier in Japan voorgeschoteld krijg ecologisch verantwoord zijn.

Nog een tip voor wie de vismarkt wil bezoeken: pas op dat je als toerist niet voor één van de karretjes die vis vervoeren, terecht komt. De Japanners die deze dingen besturen rijden als gekken en zijn allesbehalve dol op toeristen. En draag dichte schoenen. Na een tocht op flipflops tussen de kraampjes hingen mijn benen helemaal vol met modder. Lang leve de vochtige doekjes.

Na onze, wat mij betreft vele te korte, rondgang op de vismarkt en de straten rondom, schoven we aan tafel om van al dat lekkers te proeven. In de omgeving van de vismarkt vind je tal van restaurants die kraakverse sushi serveren voor een redelijke prijs. Echt een aanrader. Omdat het nog vrij vroeg op de dag was en mijn onigiri nog niet volledig verteerd, hielden mijn vriend en ik het bij een bescheiden portie. Maar lekker was het zeker. Ook een dikke pluim voor de pa van de bruidegom en zijn vriendin die dit soort eten duidelijk niet gewoon waren, maar de moeite deden om alles te proeven en de techniek van het eten met stokjes onder de knieën te krijgen.

Om de sushi te laten verteren, wandelden we door de aangenaam groene Hama Rikyu Gardens, een mooi en rustig park omgeven door hoge kantoorgebouwen. Het contrast tussen het romantische theepaviljoen in het midden van het park en de hoogbouw kon moeilijk groter zijn. Door de hitte (>35 graden) was het erg rustig in het park, maar we zagen wel een pasgehuwd koppel in traditionele kledij poseren voor hun huwelijksfotograaf. Er was een aparte assistente voorzien om de kimono van de bruid goed te leggen en zo nu en dan het zweet van het bruidspaar af te wissen.

In het theepaviljoen nam ik voor het eerst deel aan een authentieke Japanse theeceremonie. Een heel ritueel waarbij alles in de juiste volgorde en op de juiste manier moet gebeuren. Een handleiding van een pagina lang moest ook de barbaarse westerling de knepen van de theeceremonie leren. Gelukkig konden we kiezen voor koude thee, maar ik was vooral fan van het mooie versierde mochi-achtige gebakje dat we bij de thee kregen.

Vanuit het park namen we de waterbus naar Asakusa. Een aangenaam ritje, dat we ondanks de hitte op het bovendek doorbrachten. Airco is voor watjes, nietwaar? Hoogtepunt was het schitterende zicht vanaf het water op de onlangs geopende Tokyo Skytree. Dat ik niet de enige was, die dit vond, bleek toen er zich vliegensvlug een groepje Japanners met fotocamera’s rond mij vormde vanaf het moment dat de naam Skytree viel.

We stapten uit aan de Asahi flamme d’or en trokken van daaruit naar de Senso-ji tempel waar het ondanks de hitte een overrompeling was. Te veel volk en te veel kraampjes met te veel prullaria, maar de tempel zelf moet je wel gezien hebben, want de oudste van Tokyo. Toen wij er de vorige keer waren, beleefden we er een naschok van de grote aardbeving, maar ditmaal bleef het rustig. Vriend P en ik hadden ons na de wandeling die in het vooruitzicht lag een ijsje beloofd om af te koelen, maar hey, wie kan weerstaan aan een waterijsje met rode bonen?

Na alweer een blitzbezoek (de bruidegom wilde natuurlijk op korte tijd zoveel mogelijk van Tokyo aan zijn vader laten zien), wandelden we naar het Edo-Tokyo museum om wat bij te leren over de tijd toen Tokyo nog Edo heette. We waren er één uur voor sluitingstijd en dit was uiteraard veel te weinig om dit museum grondig te bezoeken. Voor een bezoek moet je minstens twee uur rekenen en drie uur ben je er makkelijk zoet als je op je gemak alle uitleg wil lezen.

Nu liepen we snel snel door het enorme gebouw om hier en daar stil te staan bij de replica’s op ware grootte van de Nihonbashi brug en een kabukitheater. De schaalmodellen die taferelen uit het vroegere Edo uitbeeldden, spraken mij het meeste aan. Erg knap gedaan. Je kon er ook poseren in een riksja, wat ik uiteraard deed. Je bent toerist of je bent het niet. Mijn vriend was trouwens niet de enige die met een foto van mij in een riksja naar huis ging. Blond haar, het blijft een ongelooflijke aantrekkingskracht uitoefenen op Japanners.

In het museum kregen we het bericht dat onze valiezen in ons hotel waren aangekomen. Ik geef toe dat ik een klein vreugdesprongetje gemaakt heb.

We sloten de avond af in Akihabara. Niet meteen mijn favoriete plek in Tokyo, maar natuurlijk wel een must see. Ik was gewoon blij dat ik terug kon keren naar de plek waar ik vorig jaar kennis maakte met mochi ijs. Zo lekker! En deze keer liet ik onze gids er niet liggen. Hoera!

Als avondmaal stelde de bruidegom voor een hamburger te eten bij de MOS-keten. Ik probeerd een rice burger. Tot mijn grote verbazing kreeg ik een burger waarvan het broodje vervangen was door twee platte schijven samengedrukte rijst. Al moet ik toegeven dat het geheel lang niet slecht smaakte.

Na de burger splitste onze groep op. De vader van de bruidegom moest nog een nieuwe broek en hemd hebben voor het huwelijksfeest en wij keerden terug naar het hotel om aldaar verenigd te worden met onze valiezen. We fristen ons een beetje op, trokken andere kleren aan en gingen nog iets in de buurt drinken met kameraad P. Onze eerste kennismaking met frozen beer, al hield ik het op een frozen mojito. Die gekke Japanners toch.

Daarna klopten we op de deur van bruid en bruidegom in spé, die ondertussen zelf ook in ons hotel waren ingecheckt, om wat meer details over het huwelijk te vernemen (bvb wanneer we verwacht werden en waar we juist moesten zijn, toch wel handig om weten). Het werd een beetje een vreemd gesprek omdat de bruid de deur open deed, terwijl de bruidegom een bad aan het nemen was en de bruid zelf maar beperkt Engels kon. Het bleef allemaal een beetje vaag, te meer daar de vader van de bruidegom er op een ander tijdstip moest zijn dan wij, maar op welk tijdstip dat dan was, daar geraakten bruid en bruidegom niet uit. Enfin, we zouden wel zien, de dag nadien.

Aankomst in Tokyo – 23 augustus 2012

Prelude: De nacht voor ons vertrek bijzonder weinig geslapen. Wat stress voor de lange vlucht en tegelijkertijd schrik dat de overstap in Moskou te kort was om ook onze bagage op het vliegtuig te krijgen. Ondanks het feit dat onze vlucht naar Moskou pas ‘s middags vertrok, was ik dus allesbehalve uitgeslapen.

De belangrijkste reden voor deze trip naar Japan was het huwelijk van onze Belgische kameraad met zijn Japanse vriendin. Een unieke kans die we niet konden laten liggen. In de luchthaven van Zaventem maakten we kennis met de vader van de bruidegom en zijn vriendin. Het was voor de vader de eerste keer dat hij een transatlantische vlucht nam. Hij was in zijn leven nooit verder geraakt dan Spanje en zag op tegen de lange vlucht. Dat deed ik zelf ook. Zo lang verplicht met een hoop mensen samen zitten in een kleine, oncomfortabele ruimte is niet aan mij besteed. Spijtig dat de concorde niet meer vliegt.

De overstap in Moskou verliep zonder problemen. We hadden iets minder dan anderhalf uur de tijd om ons van Terminal F naar Terminal D te verplaatsen en die tijd konden we goed gebruiken. Moskou is een reusachtige, drukke luchthaven vol met boos kijkende Russen. I loved it! Ik kan niet wachten om een écht bezoek aan Moskou te brengen.

De rest van de vlucht verliep zonder noemenswaardige incidenten. Van het Japans herhalen op het vliegtuig kwam echter niet veel in huis. In de plaats daarvan keek ik naar ‘Mission Impossible: Ghost Protocol’ (best wel te pruimen, vooral de scènes in en rond de Burj Khalifa in Dubai waren indrukwekkend, ik kreeg er klamme handjes van), ‘This means war’ (een flauwe romantische komedie over twee knappe spionnen die allebei verliefd werden op hetzelfde meisje) en een stuk van een film met Charlize Theron waarvan de naam me ontglipt. Ik probeerde tussendoor wat te slapen, maar zoals gewoonlijk lukte dit niet al te best.

Op Narita airport hadden we afgesproken met kameraad P die vanuit Frankfurt naar Tokyo vloog. Hij kwam tweeëneenhalf uur vroeger dan ons aan, maar wilde graag samen met ons naar het hotel reizen. De bruidegom had al zijn Belgische gasten in hetzelfde business hotel (Toyoko Inn in Shinjuku) ondergebracht en zo’n eerste kennismaking met Tokyo en zijn openbaar vervoer kan best heftig zijn.

Spijtig genoeg moest kameraad P een beetje langer dan verwacht op ons wachten. Zoals ik had gevreesd bleven de vader van de bruidegom, zijn vriendin, mijn vriend en ikzelf als laatste bij de transportband achter. Geen spoor van onze valiezen. Gelukkig kwam daar een behulpzame Japanse Aeroflot-dame aangedwarreld met een papier met onze naam op. Dat onze valiezen de overstap in Moskou niet gehaald hadden en sorry, sorry, sorry en of we deze papieren konden invullen.

Toch even hard moeten nadenken of onze valiezen al dan niet een cijferslot hadden en of ze nu zwart dan wel donkergrijs waren. Na een ellenlange vragenlijst (die we ook nog eens naar het Nederlands moesten vertalen voor onze Engelsonkundige mede-passagiers) mochten we beschikken. Maar eerst nog de douane passeren die erg argwanend keek naar alle flessen bier die we meezeulden (cadeau voor de bruid en bruidegom en onze Japanse vriendin met wie we later hadden afgesproken).

Gelukkig was vriend P nog niet met zijn stoeltje vergroeid geraakt, konden we (letterlijk) op de eerstvolgende trein naar Shinjuku springen, aten we snel iets in het station van Shinjuku en kwamen we een kleine taxirit later in het hotel aan. Met in onze handbagage twee fototoestellen, twee computers, een hoop lenzen voor deze fototoestellen, een kluwen aan kabels en opladers, een zonnebril, twee brillen, twee propere onderbroeken (de mijne, want ik was vooruitziend geweest), tien flessen bier en verder helemaal niks.

Tot overmaat van ramp konden we nog niet inchecken in ons hotel (slechts mogelijk vanaf 16.00u en het was op dat moment 15.00u) en we wilden ons dolgraag opfrissen. Dan maar iets gaan drinken (hmm, frozen mango) om de tijd te doden en nog snel een haarborstel voor mij gekocht, want die paste niet meer in de handbagage en je wil mij echt niet met ongekamd haar zien.

Gelukkig zijn Japanse hotels allemaal voorzien van de nodige toiletartikelen zodat we onze tanden konden poetsen nadat we eindelijk konden inchecken. Ondertussen waren we al ettelijke uren wakker, maar we wilden het nog wat rekken om zo snel mogelijk in het juiste ritme te vallen. Daarom bezochten we het Tokyo Metropolitan Government building (de kantoren van het gemeentebestuur van Tokyo gebouwd door architect Tange Kenzo). Megalomane gebouwen met een magnifiek uitzicht dat gratis te bezichtigen valt. We waren hier vorig jaar al geweest, maar dit jaar kregen we als bonus het uitzicht op de Fuji-san bij ondergaande zon.

Boven in het Metropolitan Government building ontmoetten we onze bruidegom in spé, super ontspannen en een paar kilootjes lichter dan de vorige keer dat we hem zagen. De liefde en het Japanse eten hadden hem duidelijk deugd gedaan.

Voor het avondmaal trokken we naar een traditionele izakaya, een soort Japanse taverne, maar dan met heerlijk gezond eten voor een erg schappelijk prijs. Eten bestellen deden we via een touch screen (of hoe tradities en moderniteit elkaar ontmoeten). De bruidegom bestelde een leuke variatie aan gerechtjes, waarvan de één al beter in de smaak viel dan de andere. De kippenlevertjes bleken niet populair, de kippentenen evenmin. De gefrituurde garnalen die je in zijn geheel kon opeten vond ik dan weer zalig lekker.

Na het eten was onze pijp uit en trokken we voor een welverdiende nachtrust naar ons hotel, hopende dat we de volgende dag, zoals beloofd, met onze valiezen herenigd zouden worden.

Kopenhagen – 16 juli 2012

Onze laatste dag in Kopenhagen. Op zondag hadden we al afscheid genomen van onze vrienden, dus dit zou een dagje voor ons tweetjes worden. Nuja, half dagje, want om 20.00u vertrok onze vlucht naar Brussel. We hadden nog allerlei plannen voor onze laatste uren in Kopenhagen, maar de meeste daarvan konden we niet uitvoeren, omdat maandag in Kopenhagen alle musea gesloten zijn. Als alternatief dachten we de toren van de Marmorkirken te beklimmen, want we hadden nog geen enkel fabuleus uitzicht vanop grote hoogte gehad deze trip. Een schandelijk hiaat! De toren beklimmen kon echter maar op twee tijdstippen en daarvoor speciaal naar de kerk terugkeren zagen we niet zitten.

Volgens mijn reisgids konden we de Davids Samling wél bezoeken op maandag, dus trokken we daarheen. Helaas, natuurlijk hield ook dit museum zich aan de maandag=sluitingsdag conventie. Dan maar via Strøget, het winkelwandelgebied met de vele winkels (waaronder een fantastische Lego-winkel) in hartje Kopenhagen naar het Rådhus, het stadhuis van Kopenhagen, een fantastisch pompeus nepgotisch gebouw ontworpen door Martin Nyrop. Een megalomaan gebouw, maar echt de moeite om van binnen te bekijken.

En het geluk was aan onze kant. Want die donkere dreigende regenwolken die ons al drie dagen achtervolgden, besloten eindelijk hun lading te lossen in een heftige regenbui net op het moment dat we fijn binnen in het stadhuis zaten. Om de regenbui de gelegenheid te geven over te trekken, bekeken we, naast het gebouw zelf, ook de astronomische klok die een plek kreeg in een aparte kamer in het stadhuis. De klok werd in 1872 ontworpen door sloten- en horlogemaker Jens Olsen. Vijftig jaar moest die laatste wachten op financiering. In 1943 begon Olsen dan eindelijk te werken aan zijn magnum opus, maar hij overleed voordat de klok voltooid was. In 1955 werd de klok officieel in beweging gezet door zijn kleindochter. Het mechanisme bestaat uit 14.000 delen en is zo accuraat dat de klok maar één seconde per eeuw verliest. Eén seconde per eeuw, laat dit even inzinken.

In de namiddag besloten we het Tycho Brahe planetarium te bezoeken, een beetje bij gebrek aan alternatieven en ook omdat we schrik hadden nogmaals een regenbui over onze hoofden te krijgen. Maar eerst moest er iets gedaan worden aan onze rammelende maag. We vonden een schitterende plek om te eten in restaurant Cassiopeia, in hetzelfde gebouw als het planetarium met uitzicht op de meren van Kopenhagen. We gingen voor de verrassing van de chef, ons laatste middagmaal mocht wel een beetje bijzonder zijn, en beklaagden ons dit absoluut niet. We kregen vier kleine gerechtjes voorgeschoteld die een staal waren van de favorieten van de chef. Heerlijk.

Onze maaltijd was net op tijd geëindigd om de 3D-film in het planetarium mee te pikken. Een teleurstelling, ik moet daar eerlijk in zijn. De 3D-effecten waren zwak. De planeten waren eerder ellipsvormig dan bolvormig. De film was zo saai dat ik in het midden van de ontstaansgeschiedenis van de melkweg ergens wegdutte door de monotone uitleg in mijn oren. En de tentoonstelling in het planetarium zelf was niet veel beter. Neen, dan was de ruimtevaart-afdeling in het Museum of Science and Industry in Chicago toch van een heel ander kaliber. De hele opstelling voelde gedateerd aan. Met de nieuwe technologieën, die je toch verwacht in zo’n planetarium, kan je veel toffere interactieve manier bedenken om de mensen iets te laten bijleren over ruimtevaart, de planeten en de sterren.

Na het bezoek aan het planetarium vonden we dat we wel een vieruurtje verdiend hadden. Volgens mijn reisgids was La Glace, bekend om zijn heerlijke taarten, de beste banketbakker van de stad. Jammer genoeg, was mijn reisgids niet de enige waarin dit etablissement vermeld werd. Drommen mensen stonden aan te schuiven om hun bestelling te plaatsen, een volgnummer in de hand. Gelukkig zijn die Denen erg efficiënt en ging het bestellen en afrekenen vlotjes. Opgelet, je kan in La Glace niet met een credit card betalen, enkel met cash geld (euro’s namen ze gelukkig wel aan, maken ze lekker veel winst op, natuurlijk). Met het nummertje gingen we naar een tafeltje en kijk, na een korte wachttijd kregen we de beste chocoladetaart ever voorgeschoteld. Man, man, wat een genot.

En daarmee zat onze trip naar Kopenhagen erop. De saaie beschrijving van het ophalen van de valiezen en de tocht naar het luchthaven zal ik jullie besparen. De laatste Deense kronen werden in de tax free opgedaan aan chocolaatjes van de hofleverancier voor de collega’s en een smoothie. Aan alle mooie liedjes komt een einde.