15 juni: Van Inverness naar Fort William – de Great Glen

Het ontbijt in de Premier Inn is in orde: een uitgebreid buffet met meer dan voldoende keuze. Oef!

Vandaag staat één van de belangrijkste roadtrips van de reis op het programma: we volgen de route van Inverness naar Fort William langs de Great Glen. Normaal doe je anderhalf uur over deze afstand, wij hebben er een hele dag voor uitgetrokken. De Great Glen volgt een geologische breuk en is een prachtige route om langs te rijden. Het breukdal ontstond 400 miljoen jaar geleden toen de landmassa spleet en uit mekaar schoof om zo vier lochs te vormen. Het meest bekende van de vier lochs is uiteraard Loch Ness, u weet wel, van het monster.

Het Caledonisch kanaal (dat we al eerder op onze trip tegenkwamen) vormt de verbinding tussen de lochs en is een populaire toeristische vaarroute. Wij hebben helaas geen boottocht gepland, wel een autoritje.

Toen ik hier voor het eerst was met mijn schoolgenootjes van het vierde middelbaar maakten deze lochs en hun omgeving een onuitwisbare indruk op mij. Benieuwd hoezeer de herinnering vervormd en geromantiseerd werd met de tijd.

Onze eerste stop ligt uiteraard aan de oevers van Loch Ness. Ook vandaag ziet het ernaar uit dat we aan de regen zullen ontsnappen. De zwaarbewolkte hemel is langzaam aan het opentrekken en kijk, daar komt al een stukje zon piepen. Wij speuren het water af naar een spoor van het beroemde monster, maar Nessie lijkt ook vandaag niet veel zin hebben om zich te vertonen. Ach, niets dat photoshop niet kan oplossen, natuurlijk.

Het Loch Ness Centre in Drumnadrochit laten we aan ons voorbij gaan. Uiteindelijk heeft zo’n centrum vooral als doel de mythe rond het monster intact te houden, want zonder mythe, geen bezoekers en zonder bezoekers, geen centrum… Al zal men in het centrum natuurlijk wel zijn uiterste best doen om heel mooie wetenschappelijke verklaringen te geven.

Wel op het programma: Urquhart Castle, één van de levendigste herinneringen die ik heb aan mijn schooltrip vele jaren geleden. In vergelijking met toen is er nu een heel visitor center bijgebouwd, met de obligate souvenirshop met overprijsde items. Nuja, als met de winst van zo’n shop zo’n unieke site als die van Urquhart Castel in stand gehouden kan worden, dan kan ik daar alleen maar voor zijn. Het kasteel is nog net zoals ik mij herinner. Alleen ervaar ik jammer genoeg niet dezelfde betovering als toen ik tiener was. Al te veel gewoon, zeker?

Al de uitlegbordjes (met artistic impressions van hoe het kasteel er zou kunnen uitgezien hebben) herinner ik me ook niet. Dat zou wel eens kunnen kloppen, want de meeste van de bordjes zien er nog vrij nieuw uit. De uitleg helpt me wel om een beeld te vormen van de grootsheid van dit kasteel aan de oever van Loch Ness en de tragische geschiedenis die uiteindelijk tot de ondergang van die kasteel leidde.

Het kasteel verwisselde tijdens de Schotse onafhankelijkheidoorlogen geregeld van hand en werd uiteindelijk in 1692 vernietigd door het toenmalige regeringsleger om te verhinderen dat het in handen van de jacobieten zou vallen. De toenmalige eigenaar Ludovick Grant kreeg van het parlement 2000 Schotse pond als schadevergoeding toegekend, maar dit geld werd nooit uitbetaald en het kasteel bijgevolg nooit hersteld. Nu is het enige wat van Urquhart overblijft een indrukwekkende ruïne en veel straffe verhalen.

Ook heel boeiend: de reconstructie van een trebuchet, een soort van gigantische katapult die massief stenen ballen meters ver kon slingeren om zo de muren en torens van een kasteel aan te vallen. De reconstructie dateert van 1998 en werd gebouwd voor een tv-programma.

In de ruïne krijgen we een toelichting van een Schot in krijgstenu die zich voorstelde als Andrew Moray. Hij vertelt ons over de ontelbare historische onjuistheden in de film Braveheart en hoe de echte geschiedenis van William Wallace in mekaar zit. Stoere Schotse helden inspireerden Hollywoord wel vaker, denk maar aan Rob Roy. We krijgen een zeer interessante uitleg over de wapens die in de middeleeuwen gebruikt werden en op het einde krijgen we een ridder in vol ornaat te zien. Het valt op dat de gidsen hier allemaal zeer goed zijn. Echt een plezier om naar te luisteren.

Na het uitgebreid verkennen van de ruïne, bekijken we in het visitor center nog een korte film die de geschiedenis van Urquhart uitlegt. Dat helpt om de puzzelstukken in mekaar te passen, want zoals ik al eerder zei, de Engelse en Schotse geschiedenis behoort niet tot mijn parate kennis en op den duur begin je allemaal door elkaar te slaan wie nu weer tegen wie aan het vechten is om welke redenen. We onthouden: heetgeblakerde kerels, die Highlanders.

Voor het middagmaal houden we halt in Fort Augustus, volgens mijn gids een fraai dorp ten zuiden van Loch Ness, volgens ons een veel te drukke tourist trap. Het lijkt wel of elke toeristische bus haar menselijke inhoud hier heeft leeg gekieperd. Zoveel volk! En opvallend veel Chinezen. Onze zoektocht naar een restaurantje blijkt niet zo evident, alle menu’s lijken op mekaar. Bij toeval vinden we een supermarkt met daaraan een broodjeszaak en een koffiebar (MacVeans) waar we soep en voorverpakte broodjes kunnen krijgen.

De koffiebar heeft bovendien een magnifiek terras in de zon, als dat geen ideale plek is voor een snelle lunch! De paddenstoelencrèmesoep is zo zwaar dat ik daarna geen zin meer heb in mijn voorverpakte wrap met kip. Die wrap smaakt trouwens naar karton, dus ik heb helemaal geen spijt dat ik het merendeel laat liggen. Gelukkig maakt de zon op het terras veel goed. Die bus zonnecrème is hier al goed van pas gekomen!

Zo snel als we kunnen, laten we Fort Augustus achter ons en keren we terug naar Loch Ness. We rijden langs de andere oever naar de Falls of Foyers. Het is duidelijk dat dit de minder toeristische kant is van Loch Ness. Op de smalle wegjes komen we geen enkele toeristische bus tegen. Toch is deze oever zeker zo interessant als de andere, met het schitterende Suidhe viewpoint dat een magnifieke blik op de highlands biedt.

Rond half drie zijn we aan het vertrekpunt van het pad naar de Falls of Foyers. We dalen een flink stuk om de schitterende waterval te zien. Deze waterval diende als inspiratie voor poëten als Robert Burns, John Keats en William Wordsworth. De waterval wordt nu voor een deel afgeleid om energie op te wekken, wat maakt dat we het door de poëten beschreven machtige gedonder in een afgezwakte versie te horen krijgen.

Wij zijn alleszins onder de indruk van de waterval en de omgeving. Een prachtige plek, veel boeiender dan Fort Augustus. Alleen moet je wel wat trappen overwinnen om als beloning de waterval te zien.

We rijden verder naar Loch Lochy en stoppen even om de brug van Oich te bewonderen vlakbij het Caledonische kanaal. Een prachtig staaltje van ingenieurstechnieken ontworpen door James Dredge. In onze tijd is de brug enkel nog decoratief, een ideaal onderwerp voor een fotosessie.

Langs de oevers van Loch Lochy stoppen we even om een paar foto’s te maken van de mooie witte keien en de zon die het wateroppervlak doet glinsteren. Zo rond tien voor vijf krijgen we de Ben Nevis in het visier. In Spean Bridge met uitzicht op de Ben Nevis staat een indrukwekkend gedenkteken voor alle commando’s die sneuvelden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een monument om even bij stil te staan, maar ook een plek om te genieten van al het natuurschoon dat ons omringt.

We zijn rond half zes in Fort William en laten onze valiezen achter bij B&B Rhu Mhor, waar we worden welkom geheten door een stokoud wit kromgetrokken vrouwtje met haar op haar kin. ’t Is dat ik niet bijgelovig ben. 😉 De kamer in de B&B lijkt in de tijd te zijn blijven stilstaan, met nog een échte bedsprei en lakens met bloemetjes. Er hangt ook een wat muf geurtje in de kamer, dus we zetten dadelijk een paar vensters open om de boel te laten verluchten. Gelukkig is de badkamer wel mee geëvolueerd met de tijd, die is splinternieuw.

Dineren doen we in het centrum van Fort William. Fort William heeft zijn ligging als grootste troef (aan Loch Linnhe en vlakbij de Ben Nevis), toch is het duidelijk dat het dit stadje niet voor de wind gaat. Wij zien veel leegstand en er loopt voor een zaterdagavond bijna geen volk op de straten. Fort William straalt daardoor een zekere tristesse uit. Zeker niet mijn favoriete plek van deze reis!

Ook in het restaurant waar we dineren No4 is bijna geen volk. Spijtig, want het eten is er best wel lekker. Ik bestel opnieuw een groot glas witte wijn voor bij de cray fish tails (waarop de kok iets te veel sweet chili saus gedaan had, na het voorgerecht stond mijn mond bijna in brand) en de West Coast Mussels. De mosselen zijn wat aan de kleine kant, maar wel heel smakelijk. Mijn vriend houdt het op gerookte zalm en tortellini met ricotta en spinazie.

Fort William nodigt niet echt uit tot een avondlijke wandeling. We trekken dus terug naar onze B&B waar we ons nestelen in de ouderwetse sofa’s in de lounge, omringd door poppen en allerhande prullaria en boeken uit een andere eeuw. We kijken er onze ogen uit. Om elf uur komt de gastheer binnen, een Schot met spierwit haar gekleed in een authentieke kilt, om te vragen of we thee willen. Natuurlijk willen we dat! Al is het maar om te snoepen van de koekjes, want de thee vind ik hier meestal aan de straffe kant, gelukkig wordt er altijd warm water bij geserveerd om de thee te verdunnen.

De thee wordt geserveerd in een antiek servies. Ik hou mijn kopje en schoteltje maar stevig vast, stel je voor dat ik zo’n stuk antiek laat vallen!

Na de thee kruipen we in bed. Op naar de volgende dag!

PS: We hebben eindelijk door hoe de Schotse toiletten werken. Tot nu toe hadden we soms moeilijkheden om de toiletten doorgespoeld te krijgen. Er kwam altijd maar een kleine hoeveelheid water uit de spoelbak. Niet ideaal om een grote boodschap weg te werken. Blijkt nu dat je de hendel aan de spoelbak niet gewoon naar beneden moet drukken, maar dat je een soort pompende beweging moet maken om een waterstortvloed te veroorzaken die krachtig genoeg is. Een aha-erlebnis!

14 juni: Van Isle of Skye naar Inverness

Met spijt in het hart nemen we afscheid van Otterburn, de werkelijk uitstekende B&B van Wendy en Alisdair. De reis is nog maar half, maar ik kan nu al met de hand op het hart zeggen dat Otterburn met voorsprong de beste B&B van onze trip is en zal zijn.

Alisdair is er vandaag wel in geslaagd smoked haddock te bemachtigen en we smullen volop. Spijtig genoeg is de verkoudheid van mijn vriend nu in alle hevigheid doorgebroken en heeft hij, net als ik een paar dagen geleden, last van een verschrikkelijke loopneus. Zo spijtig dat we deze reis alletwee ziek geworden zijn, maar niets aan te doen. De fabrikanten van papieren zakdoekjes zullen er wel bij varen.

Op weg naar het vasteland (naar een groter eiland is in feite correcter) rijden we langs dezelfde route als twee dagen geleden. Ditmaal zien we wel bergtoppen en heuvels. Een wereld van verschil! Via de brug bij Kyleakin verlaten we Skye, met spijt in het hart, want het ziet ernaar uit dat de zon is teruggekeerd naar dit prachtige eiland.

We hebben een rit van meer dan tweeëneenhalf uur voor de boeg naar Strathpeffer, een voormalig Victoriaans kuuroord dat zijn charme heeft weten te behouden. Vroeger stroomden hier leden van de Europese vorstenhuizen en gewone lieden samen bij de ijzer- en zwavelrijke bronnen, die geacht werden tuberculose te verlichten. Onderweg naar Strathpeffer genieten we van de pracht van de Schotse natuur. De Schotse landschappen, we geraken er maar niet op uitgekeken.

Zo rond kwart voor één zijn we in Strathpeffer, dat inderdaad een charmant stadje met mooie oude huizen en ouderwetse lantaarnpalen blijkt te zijn. Een ideale plek voor ons middagmaal. We lopen tot aan het Victoriaanse station waarin nu het Highland Museum of Childhood gevestigd is. We kiezen een plekje op het terras en bestellen een chicken noodle soup en een cheeseburger (jullie mogen raden wie wat at). De zon begint opeens op volle kracht te schijnen en ik heb het bijzonder warm met mijn lange laarzen en onderlijfje. Snel die laarzen uitgespeeld en even van de zon op mijn blote huid genieten. Ik koop nog een ijsje en ik ben helemaal klaar voor het vervolg van onze rit.

Ik plande onze route zo dat we een omweg zouden maken langs het schiereiland Black Isle, gelegen aan de Cromarty Firth. Het brede schiereiland bestaat voornamelijk uit akkers en vissersdorpen, wat een heel bijzonder contrast oplevert met de booreilanden die in de Cormarty Firth liggen ter reparatie. De Cromarty Firth is ook een belangrijk natuurgebied waar veel trekvogels komen overwinteren. We kijken onze ogen uit.

Volgende halte: Fort George. Wat minder goed gepland van mij, want onze uiteindelijke bestemming vanavond is Inverness en eigenlijk passeren we daar min of meer langs wanneer we van het Black Isle naar Fort George rijden. Maar ik vond niet zo snel een elegantere oplossing. Dus doen we het maar zo. Spijtig genoeg hebben we onderweg file omdat er wegenwerken zijn aan een brug in de buurt van Inverness.

Door deze vertraging komen we pas om half vijf aan bij Fort George. Geen erg, want in mijn reisgids staat dat dit fort open is tot half zes. Wij naar de kassa om een toegangsticket te kopen. De jongedame aan de kassa doet alle moeite van de wereld om ons te overtuigen dat we echt geen tijd genoeg meer hebben om alles te bezoeken, want de meeste ruimten die te bezoeken zijn, worden al om vijf uur gesloten. Het zal aan mij liggen, maar ik vind dat als de openingsuren zeggen dat je om half zes sluit dat je dan geen half uur op voorhand al alles moet beginnen afsluiten.

Nu, die jongedame kent ons nog niet goed. Natuurlijk kopen wij een ticket om vervolgens al joggend dit inderdaad gigantische fort te verkennen. Fort George is een fraai voorbeeld van Europese militaire architectuur en wordt tot op de dag van vandaag als militaire vesting gebruikt. Het fort werd voltooid in 1769 om verdere rebellie van de Highlanders na de jacobitische opstanden te ontmoedigen.

Ik ben echt onder de indruk van de uitgestrektheid van dit fort. Enkele delen van de kazerne zijn ingericht om de leefomstandigheden na te bootsen van soldaten die hier zo’n tweehonderd jaar geleden gelegerd waren. Met twee in één bed slapen, was toen heel gewoon. Privacy = nul. Alleen officieren waren beter af. Gelukkig zijn de leefomstandigheden voor militairen er een pak op vooruit gegaan.

Ook heel boeiend: het museum van het Highlanders Regiment. Normaal zou dit sluiten om vijf uur, maar het personeel daar was een pak vriendelijker dan de jongedame aan de kassa en liet ons ongehinderd rondlopen terwijl zij zelf aan het stofzuigen en schoonmaken waren. Supersympathiek!

Het fort is ook prachtig gelegen op een kaap die uitsteekt in de Moray Firth. Echt een aanrader om te bezoeken als je in de buurt bent. Trek wel minstens twee uur uit voor een bezoek, om te vermijden dat je net als wij alles aan een rotvaart moet bekijken. We zijn zo enthousiast over de kazerne dat we er nog bijna opgesloten geraken. Wanneer we de kazerne langs dezelfde weg willen verlaten als we gekomen zijn, heeft het persoon die uitgang al op slot gedaan. Gelukkig is er een zijuitgang die eigenlijk voor personeel en militairen bedoeld is, die we nog kunnen nemen. We negeren de giftige blik van de jongedame aan de kassa en spoeden ons langs deze weg buiten. De security kijkt een beetje raar op als ze twee toeristen langs hun venster zien passeren, maar gelukkig zien zowel mijn vriend als ikzelf er extreem on-terroristisch uit. We lachen eens vriendelijk en zijn blij dat we de kans hadden dit fort te bezoeken.

Vanaf Fort George is het een half uurtje terugrijden naar Inverness. In Inverness boekte ik een hotel ipv een B&B: hotel Premier Inn Inverness Centre. Niet dat het hotel niet in orde is, maar ik mis toch de persoonlijke behandeling die je in B&B krijgt. Al doet de jongedame aan het onthaal extreem goed haar werk, want ze weet ons ervan te overtuigen om voor een gunstprijs de combinatie diner + ontbijt te nemen. Het lijkt ons wel makkelijk om ’s ochtends niet te moeten zoeken naar een ontbijtplek en in combinatie met de aangeboden driegangenmenu ’s avonds is het echt een koopje.

Voor het diner kunnen we kiezen uit verschillende gerechten. Als voorgerecht nemen we allebei de garnaalcocktail, die, we moeten daar eerlijk in zijn, zwaar tegenvalt na al het verse seafood dat we eerder op de reis gegeten hebben. De garnalen zijn smakeloos en hun smakeloosheid wordt gemaskeerd door er extra cocktailsaus over te doen. Gelukkig valt mijn hoofdgerecht, de chicken curry, beter mee. Pittig sausje, kip, rijst en naan-brood, veel kan een mens daar niet verkeerd mee doen. Als dessert kies ik warme appeltaart met een bolletje ijs en toffeesaus. Niet waw, maar best ok. Onze magen zijn gevuld, maar niet in vervoering gebracht. Ik ben ervan overtuigd dat je elders in Inverness veel beter kan eten.

Tijdens ons avondmaal krijg ik het bericht dat één van mijn medewerkers mijn team gaat verlaten. Een donderslag bij heldere hemel waar ik toch even niet goed van ben. Soms weet je dat mensen op zoek zijn naar een andere job, maar van deze medewerker had ik dit totaal niet zien aankomen. De nieuwe job van mijn bijna ex-medewerker kan onmogelijk verder liggen van haar huidige jobinvulling. Dit nieuws verpest mijn toch al niet zo’n geweldige maaltijd wel een beetje en ik begin meteen in mijn hoofd te bedenken wat hiervan de consequenties zijn voor mijn team. Alleszins kan deze bijkomende werklast onmogelijk zonder vervanging opgevangen worden. Dus op korte termijn zal ik weer stapels CV’s kunnen doorworstelen.

Ons hotel bevindt zich aan de Ness en om mijn hoofd wat tot rust te laten komen, maken we een wandeling. Inverness (of toch het stuk dat wij ervan te zien krijgen) is een tof stadje met de rivier die er dwars doorheen loopt. Midden in de stad wordt er op zalm gevist, geen alledaags gezicht. We bewonderen Inverness Castle, een Victoriaans gebouw van rode zandsteen dat het centrum domineert en kijken naar de vele pubs en restaurants waar we iets hadden kunnen eten.

Het lijkt de ganse tijd alsof het zal gaan regenen, maar de donkere wolken beperken zich tot enkel dreigen. We kuieren over de loopbrug naar de andere oever van de rivier en gaan iets drinken in de bar Abstract. Ik kies voor een whisky sour, mijn eerste cocktail deze reis, maar meer dan nodig om het onverwachte nieuws door te spoelen. Mijn zieke vriendje houd zich bij zijn vertrouwde medicijn: whisky. Abstract blijkt een poepchique zaak te zijn met bijzonder inefficiënt personeel. Het is ons op andere plaatsen ook al opgevallen. Veel volk achter de toog waarvan niemand goed weet wat te doen, waardoor ze mekaar voor de voeten lopen en alles veel langer duurt dan nodig.

De whisky sour smaakt naar meer, maar we houden het bij één drankje. Morgen is er nog een dag.