Zaterdag 30 april: Tokyo

Voor onze laatste dag in Tokyo stond een bezoek aan het Nationaal Museum in het Uenopark op het programma. De totale collectie van het Nationaal Museum omvat meer dan 110.000 stukken. We waren erg benieuwd naar de hoogtepunten van de Japanse kunst.

Spijtig genoeg bleken een paar gebouwen van het Nationaal Museum gesloten te zijn. Het Honkan (het hoofdgebouw) en het Heiseikan waren gelukkig wel te bezoeken. En extra punten voor het nationaal museum: het was toegelaten foto’s te nemen van de kunstwerken.

Toch voelde ik me een beetje underwhelmed bij het zien van de gepresenteerde kunst. Niet dat er geen mooie stukken stonden. Vooral de Haniwa, terracotta mensen- en dierenfiguren uit de zesde eeuw, vond ik erg bijzonder. De kunst was gewoon niet zo overdonderend als die van andere nationale musea die ik al bezocht. Veel van de tentoongestelde objecten waren kalligrafiewerken en ik denk dat het moeilijk is dit als niet-Japanner ten volle appreciëren als je de kanji al simpelweg niet kan lezen. Heel mooi vond ik dan weer de illustraties bij enkele klassiekers uit de Japanse literatuur zoals The Tale of Genji.

‘s Middags aten we een typisch Japanse lunch in het restaurant op het terrein van het Nationaal Museum. Ik had koude groene noedels, misosoep, gebakken rundsvlees, tempura en sashimi. Een kleine compilatie van alles wat de Japanse keuken te bieden heeft.

We bleven in het museum tot rond sluitingstijd (16.00u) en kregen toen het geniale idee om nog snel een bezoek aan Odaiba te brengen. Odaiba is een groot kunstmatig eiland in de baai van Tokyo. Om daar te geraken namen we de monorail. Het was de eerste maal dat we dit transportmiddel gebruikten in Tokyo en we genoten van de prachtige uitzichten op de de baai van Tokyo en hypermoderne gebouwen zoals dat van Fuji Television en Big Sight .

We stapten uit aan Tokyo Big Sight, een beetje de Brussels Expo van Tokyo, maar dan groter en mooier. Hier worden onder andere grote manga- en anime-conventies gehouden, dus mijn broertje was in zijn sas. Blijkbaar was er die dag een poppenbeurs geweest. We zagen hordes als poppen uitgedoste meisjes met hun rolwagentjes terug komen van de expositieruimte.

We liepen wat rond in de verlaten tentoonstellingsruimten van Big Sight. Omdat er verder niet veel te beleven viel, keerden we met de monorail één halte terug voor een ritje in het reuzenrad. De Daikanransha verloor zijn titel van grootste reuzenrad ter wereld eind 1999 aan de London Eye. In tegenstelling tot de London Eye was er hier in het geheel geen wachtrij en vijf minuten later zaten we in een cabine. Er stond een stevig windje dat ons bakje vervaarlijk deed schommelen, maar het uitzicht op de baai was fenomenaal. Het was net valavond dus de lichtjes van de stad gingen één voor één aan.

Vlakbij de Daikanransha bevond zich een Toyota showroom met de allernieuwste snufjes op het vlak van autotechnologie. Mijn broertje zag er zijn droomwagen die helaas niet op de Europese markt verkrijgbaar is. Het is voor mijn broertje met zijn lengte (bijna 2 meter) niet zo evident om een confortabele wagen te vinden en dit hoekig model met hoog dak was ideaal voor hem. Invoeren met een container dan maar?

We zetten ons tocht verder naar Aqua City een shopping center dat eruit ziet als een stad vol met Romeinse palazzo’s onder een eeuwig blauwgeschilderde hemel met witte schapenwolkjes. De plafondschilderingen waren zo realistisch dat je bijna geloofde echt onder een prachtig blauwe hemel te lopen. Aqua City heeft verder een protserige fontein en een pleintje met een fake kerk. Je kan het zo gek niet bedenken.

We slenterden wat rond in het winkelcentrum en besloten in deze gezellige nepomgeving ons laatste avondmaal te nuttigen: een lekkere Italiaanse pasta met een glaasje prosecco erbij. Heel erg on-Japans, maar wel een gezellige afsluiter van een meer dan geslaagde vakantie.

Vrijdag 29 april: Tokyo

Jaja, het is zover. De futon gewenning is ingetreden! Best wel goed geslapen vannacht. De matras was dikker dan in Nikko, wat het mogelijk maakte om op mijn zij te slapen. Mijn integratie in de Japanse samenleving is nu officieel gestart!

Het ontbijt was echt slecht. Zelfs de misosoep was niet lekker. Alles wat geserveerd werd, leek al dagen oud. Echt abominabel. Een ryokan onwaardig. Al een geluk dat we korting hadden gekregen op de kamer, ontbijt inbegrepen.

De voormiddag stond er een wandeling in Ginza op het programma. Ginza was in 1590, toen Ieyasu zijn militaire hoofdstad naar Edo (Tokyo) verplaatste, nog één groot moeras. Nadat het gebied was ingericht, trok het veel handelslieden. De zilvermunterij, waaraan Ginza zijn naam dankt, dateert van 1812. In 1872 werd de wijk volledig verwoest door een brand en tijdens de Meijirestauratie gaf de Japanse regering de Engelse architect Thomas Waters de opdracht om de wijk opnieuw op te trekken in baksteen. Sinds die tijd staat Ginza onder invloed van het Westen en de moderne tijd.

Ginza is een grote verzameling van chique INNO’s maar dan tien keer zo groot als een normale INNO. De warenhuizen nemen ganse huizenblokken in beslag. De wandeling bracht ons langs dure merkkledijwinkels en het Mitsukoshi en het Matsuya warenhuis. In het Mitsukoshi warenhuis zagen we een poepchique kimonowinkel en dronken we iets op het dak. Het mooie dakterras in de zon (mét tempel) was een ideale plaats om even te verpozen. Lunchen deden we op het dak van het Matsuya warenhuis. Ik kocht dezelfde sushi gewikkeld in bladeren die we eerder aten in Nara. Heerlijk.

Toen we opnieuw beneden stonden, bleek dat de ganse straat verkeersvrij gemaakt was. Een fijne ervaring om in het midden van wat anders ongetwijfeld een superdrukke straat was, te kunnen wandelen.

Laatste halte op onze wandeling was de Sony Showroom. Op de hoogste verdieping kregen we een demonstratie van enkele 3D-technologieën. Het is duidelijk dat Sony voluit de 3D-kaart getrokken heeft. En het is waar, sommige demonstraties waren echt zeer knap. Al zie ik me nog niet een ganse dag met zo’n 3D-bril op mijn neus rondlopen.

Na ons bezoek aan de Sony Showroom namen we afscheid van mijn broertje en zijn vriendin die graag een namiddag wilden shoppen in Akihabara. Mijn vriend en ik namen de trein naar Oost-Shinjuku, het uitgaanscentrum van Tokyo. Spijtig genoeg had de zon het ondertussen laten afweten. Gelukkig werd onze wandeling enkel verstoord door één klein buitje. Geen reden tot klagen, dus.

Het was behoorlijk druk in de gedeeltelijk verkeersvrij gemaakte straten. Grappig: we kwamen het meisje tegen dat ons de dag ervoor bediend had in het Meido café, maar nu in een normale outfit en zonder twintig lagen make-up. Ze zag er een pak beter uit. 😉 We twijfelden nog even of we zouden zwaaien naar haar, maar beslisten dat toch maar te laten. Ze was in gezelschap en had ons niet opgemerkt.

We bezochten het Isetan warenhuis alwaar we ons weer konden vergapen aan dure merkkledij en een voedingsafdeling die ons het water in de mond deed krijgen. Midden tussen de grote warenhuizen vonden we het Hanazonoheiligdom. Dit shintoheiligdom, dat rond 1650 werd opgericht is een oase van rust tussen de hoogbouw. Het contrast kon amper groter zijn. Dat de huidige tempel een reconstructie is, deed niets af aan het gevoel van rust en vrede dat er heerste op enkele meters van het bruisende winkelcentrum.

Nog een paar honderd meter verder kwamen we terecht in de Golden Gai, kleine smalle straatjes die zo verschilden van de rest van Tokyo dat het leek alsof we in een totaal andere stad terecht gekomen waren. De Golden Gai is een verzameling van smalle bars en cafeetjes van maximaal drie verdiepingen hoog. Elke bar heeft zo zijn eigen stamgasten en vreemdelingen worden er niet meteen met open armen ontvangen. Al hebben we dat zelf niet uitgeprobeerd. In de straatjes van de Golden Gai hing de geur van oud bier en verschaalde rook en ik moet zeggen dat de drinkgelegenheden er niet bepaald aantrekkelijk uitzagen. Aan de andere kant was het een heel boeiende ervaring om dit deel van Tokyo te leren kennen. Tokyo is echt een vat vol tegenstellingen.

Toen we uit de Golden Gai kwamen stootten we op een hele hoop politie-agenten. Het was ons niet meteen duidelijk wat er aan de hand was. We dachten aan een betoging of zo. Nog een straat verder zagen we tientallen leden van de oproeppolitie en twee witte bestelwagens met opschriften die we niet konden lezen. Uit de luidsprekers van de witte bestelwagens kwam een door merg en been dringend geschreeuw van een hysterische man. De oproerpolitie versperde de bestelwagens de weg, terwijl het geschreeuw bleef voortduren. Ondertussen verzamelde zich een grote groep nieuwsgierigen rond dit opstootje. Wij probeerden wat omstaanders aan te spreken om wat uitleg te vragen, maar niemand in onze buurt verstond Engels. Uiteindelijk werd de bestelwagen doorgelaten en vervolgden we onze weg zonder wijzer te zijn geworden.

Om de dag in schoonheid af te sluiten kozen we een restaurant uit in Oost-Shinjuku. Het restaurant dat we op het oog hadden, was helaas volzet en zo kwamen we een verdieping lager terecht in een sfeervol restaurant dat met gordijnen in verschillende onderdelen verdeeld kon worden. We verstonden geen woord van de kaart. Er stonden wel een paar afbeeldingen bij de gerechten, maar geen enkel gerecht was in het Engels vertaald. We konden wel uitmaken wat hoofd- en voorgerecht was, maar wisten van de meeste gerechten niet eens of het vis of vlees was. Het was duidelijk dat toeristen niet tot het doelpubliek van deze eetgelegenheid behoorden.

Gelukkig bleek één van de diensters een jaar in Canada gewoond te hebben en was ze zo vriendelijk ons wat toelichting bij de gerechten op de kaart te geven. Bleek dat we in een soort fushion cooking restaurant waren terechtgekomen. We bestelden allerlei tapas die de dienster ons aanraadde. Haar persoonlijke favoriet was zoete aardappel met mayonaise en maple sirup. We twijfelden, maar lieten ons overtuigen. Eén van de gerechten op de kaart waarvan een foto stond afgebeeld zag eruit als een soort witte sushi. Dat wilden we graag proberen, maar de dienster leek te twijfelen of we dit wel zouden lusten. Zelf leek ze er niet bepaald een fan van te zijn. We lieten ons niet uit het lood slaan en bestelden toch dit gerecht. Als het zou tegen vallen, konden we het nog altijd laten staan.

Omdat het één van onze laatste avonden in Tokyo was, besloten we ons te laten gaan en bestelden we een glaasje Jacob’s Creek, mijn favoriete sparkling wine uit Australië (en nog eentje en nog eentje). Een maaltijd waarbij je Jacob’s Creek drinkt, daar kan al niet veel meer bij misgaan. En dat bleek ook zo te zijn. Alle gerechten waren om duimen en vingers af te likken. De verschillende gerechten werden één voor één aan tafel gebracht. Te beginnen met een salade met rauwe witte vis, cornflakes en de beste dressing ooit. Een vreemde combinatie die zalig smaakte. Daarop bracht onze Canadese dienster een slaatje van rauwe zalm, advocado en tomaat, gefrituurde inktvisballetjes met katsuobushi en een zoetig sausje, witte deegrolletjes met rauwe tonijn, een groene groente die me wat aan selder deed denken en een gedroogde kers (het gerecht dat ze ons afraadde, maar dat we allebei erg lekker vonden). En ja, die zoete aardappel met maple sirup, verdorie wat was dat lekker.

Helemaal voldaan keerden we terug naar het hotel, waar even later mijn broertje en zijn vriendin ook aankwamen. Terug van een succesvolle shopping trip en een bezoekje aan de MacDonalds. 😉 Mijn broertje had zelfs een figure gevonden die nog aan zijn collectie ontbrak. Iedereen tevreden.

Donderdag 28 april: Back to Tokyo

Vandaag zou het grootste deel van onze dag in beslag genomen worden door de treinrit van Hiroshima naar Tokyo. Zo’n vijf uur zouden we erover doen. Gelukkig brachten we die vijf uur door in de gerieflijke en ruime zetels van de Shinkansen. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe geweldig reizen met het openbaar vervoer in Japan is. Je reserveert op voorhand je zitplaats in eender welk station. Je trein arriveert stipt op tijd. Doordat de trein perfect stopt op de daarvoor voorziene plaats, staat iedereen mooi klaar aan de wagon waarin ze een zitje gereserveerd hebben en is het opstappen een fluitje van een cent. Je plaatst je bagage in de daarvoor voorziene ruimte achteraan in het compartiment. Je gaat naar je zetel en dut weg, leest, eet of werkt wat op de computer. Een zalige luxe.

We ontbeten in een café/bakkerij in het station van Hiroshima. Ik hou koppig vol en neem een Japans ontbijt (zalm, warme rijst, misosoep en wat opgelegde groenten en zeewier). Geen koffiekoeken voor mij. Het is fijn om te kunnen ontbijten aan een tafeltje zonder vrees sojasaus over je kleren te morsen. 😉

De treinrit verliep alweer supervlotjes met als hét hoogtepunt van de rit: Fuji-sama die het verwaardigt zijn besneeuwde top even te laten zien. Met dank aan mijn vriend die al een ganse tijd uit het raam zat te staren, want anders hadden we dé bekendste berg van Japan zeker gemist. Snel, snel wat fotootjes genomen, want vijf minuten later was de Fuji alweer uit het zicht verdwenen. Maar nu kunnen we tenminste zeggen dat we Fuji-sama gezien hebben!

In Tokyo aangekomen begonnen we aan onze ondertussen routineuze valiezensleurtocht. We vonden het Edoya hotel zonder problemen. Al stonden we goed in het zweet doordat het laatste stuk flink bergop was. Edoya hotel stond in één van onze reisgidsen aangeprezen als “a real treat”. Dat viel toch wat tegen, al moet ik zeggen dat het meubilair dat duidelijk uit de jaren zeventig stamde, wel zijn charmes had. Maar dat cederhouten bad, daar zijn we toch wijselijk uitgebleven. En het is jammer dat het concept van mengkranen blijkbaar nog niet tot Japan is doorgedrongen, het zou heel wat water besparen.

De badkamer was zo ingericht dat er plaats was om je vóór het bad te wassen, zoals de Japanse traditie dit wenst. Jammer van die houten deur vlakbij de douchekop die zo kromgetrokken was door het vocht dat hij niet meer dichtging. En het toilet had een extra feature (geen kontsproeiers deze keer): als je doortrok begon er boven op het toilet automatisch een kraantje te lopen om je handen te wassen. Volautomatisch stopte het ook alweer van zodra de spoelbak was volgelopen. Mijn hart bloedde bij het zien van zoveel verspilling van drinkbaar water. Een geweldig manier om water uit te sparen!

Hotel Edoya is een klassieke ryokan mét futons op tatamimatten en een onsen op de hoogste verdieping. Ik moet zeggen dat ik getwijfeld heb om onze Japanese style room om te zetten naar een Western style room. Want met nog drie nachten in het vooruitzicht die even slecht zouden zijn als die in Nikko, vreesde ik een wrak zijn tegen dat het vliegtuig in Narita Airport zou opstijgen. Maar we besloten toch het risico te nemen. Als het echt niet ging, konden we nog altijd een andere kamer vragen, het was niet dat het hotel vol met mensen zat of zo (we kregen zelfs korting omdat we één van de weinige klanten waren).

Een groot voordeel van dit hotel was, tot grote vreugde van mijn broertje, dat het vlakbij Akihabara (of Akiba, zoals het elektronicadistrict liefkozend wordt genoemd) lag. En in Akihabara hebben ze alles en nog veel meer om de stoutste dromen van manga- en animefans in vervulling te laten gaan. Eén van zulke zaken was het @Home café. Mijn broer had al veel gelezen over dit café dat hij dolgraag wilde bezoken. Na een kleine zoektocht vonden we het @Home café ergens op de vijfde verdieping tussen games en ander lawaaierig tuig.

@Home is een Meido café. Het concept van zo’n café is simpel: de bediening is uitsluitend vrouwelijk, jong en uitgedost als anime-meisje. Black stockings, white apron, zoiets. In de meeste cafés(niet allemaal) moet je een “entrance fee” betalen. Vervolgens betaal je (te veel) voor (te zoete) drankjes die je gebracht worden door meisjes die je aanspreken met “master” of “mistress” en hun best doen om onder de lagen schmink “kawaii” te zijn. Om te zorgen dat de dingen niet uit de hand zouden lopen, is het strikt verboden de meisjes aan te raken.

Enfin, niet mijn ding (understatement). Maar ook dit is Japan. Dus gingen we naar het café. Wachtten we braaf buiten op een stoeltje tot we een plek toegewezen kregen aan een lelijke toog in een spuuglelijk stukje van het gebouw. Maar de vaste klanten komen uiteraard niet voor de mooie inrichting, die komen voor de meisjes met valse wimpers en teddybeertjes aan hun riem.

We bestelden vier maal een cocktail van het huis. De cocktail werd ons gebracht door drie meisjes die een soort dansje deden en “Moe moe kyun” (spreek uit mojè, mojè, kjún) zeiden. We moesten de gebaren die ze maakten nadoen en dan zou het drankje superkrachten krijgen of zoiets. Enfin, zoals te verwachten trok de cocktail op niks (Japanners zijn geen volk van cocktaildrinkers, zoveel is duidelijk), maar de drankjes zagen schattig blauw, groen, geel en roze.

De meeste meisjes vermeden onze stoeltjes als de pest, omdat ze geen Engels konden, gelukkig was er eentje dat Engels aan de universiteit studeerde. Zoals we dat ondertussen gewoon waren, bleek dat Engels nogal beperkt, maar voldoende om een paar algemeenheden uit te wisselen. Natuurlijk vond ze alles wat we zeiden schitterend en geweldig en was chocolade haar favoriete eten.

Voor wat extra geld kon je ook een spelletje spelen met de meisjes en zelfs op de (slecht genomen polaroid) foto met hen! Zo’n spelletje kostte een paar honderd yen en duurde (met de chronometer ernaast) drie minuten. De spelletjes zijn van het niveau “rock paper scissors”. Omdat we nu toch daar waren, moedigden we mijn broertje aan om zo’n spelletje te spelen. Het werd een spelletje waarbij je botjes uit een bakje voor een hond moest vissen. Als je echter te diep of te hard in het bakje graaide, sprong er een veer los en beet de hond. (Echt waar, je kan het zelf zo zot niet bedenken. En vergeet niet dat men op een publiek van volwassen mannen mikt.)

Tot onze grote verrassing (not) won mijn broer het spelletje en kreeg hij een prijs. Een lelijke polaroid waarop we met z’n vieren mochten poseren met het meisje dat een beetje Engels sprak. Mijn geluk kon niet op. Zelf foto’s nemen van de meisjes wass volstrekt verboden, maar je kon (uiteraard) altijd nog foto’s van de meisjes kopen in de fanshop.

Nu, voor ik helemaal sarcastisch word, ik kan er helemaal inkomen dat zo’n drink- en eetgelegenheid een belangrijke sociale functie te vervullen heeft. De mannen die er zaten, leken niet bepaald van het soort dat snel van straat zou geraken (en dan blijf ik beleefd). We zagen zelfs één kerel die vergezeld werd door zijn ouders. Naast ons zat een jongeman die duidelijk afwijkend gedrag vertoonde (in zichzelf praten, niet kunnen stilzetten). Hij bladerde de ganse tijd in een map die bijna vol zat met polaroids van hem en de meisjes (aan zoveel honderd yen per foto).

Hoewel zo’n Meido café vrolijkheid zou moeten uitstralen, voelde ik eerder een gevoel van diepe tristesse. Hoe zielig als je meisjes moet betalen om gewoon een paar woorden tegen jou te zeggen.

Enfin ja, het was interessant om dit eens gezien te hebben. Manga en anime zijn een subcultuur waar ik geen kaas van heb gegeten. Misschien moet ik opnieuw een poging ondernemen om nog eens een manga ter hand te nemen.

Voor het avondeten keerden we voor een snelle hap terug naar de Vie de France waar we de eerste dag onze allereerste aardschok meemaakten.

Benieuwd hoe de nacht op de futon zou meevallen.

Woensdag 27 april: Hiroshima

Grijze wolken aan de hemel vandaag. Het zag ernaar uit dat onze voorraad paraplu’s goed van pas zou komen. Ontbijten deden we op een parking met koffiekoeken en sushi (ik). Japaners hebben iets tegen bankjes, dit besef is langzaam tot mij doorgedrongen tijdens deze reis. Tegen bankjes en vuilnisbakken. Beide objecten zijn schaars goed in de Japanse samenleving en geven aanleiding tot vreugde bij toeristen als ze onverwacht op zo’n exemplaar stuiten.

Enfin, na het ontbijt wandelden we naar hét bekendste gebouw van Hiroshima. Of laat me zeggen, de bekendste ruïne: de A-Bomb Dome. De ruïne is een icoon dat de mensheid eeuwig moet blijven herinneren aan de gruwel van atoomwapens. Lange tijd bestond er discussie of het gebouw behouden moest blijven, dan wel afgebroken worden. Tot de stad de knoop doorhakte en het gebouw beschermde. De A-Bomb Dome is nu Unesco wereld erfgoed. Persoonlijk denk ik dat men de juiste keuze gemaakt heeft. Heropbouw is belangrijk, want het leven gaat nu eenmaal verder, maar deze koepel heeft een belangrijke functie te vervullen: het is een blijvende aanklacht tegen de waanzin van de oorlog.

Op 6 augustus 1945 om 8,15u ontplofte de Atoombom Little Boy 600 meter boven de stad. In enkele seconden werd de stad herschapen tot een onherkenbare ruïne. Het is onbevattelijk.

We staken de rivier over naar het Vredespark. Dit park bevat een allegaartje aan monumenten die de slachtoffers van de atoombom herdenken. De Gedachtenisheuvel bevat de as van tienduizenden mensen die op deze plek werden gecremeerd. Maakte het meest indruk op mij: het Children’s Peace Monument. Een monument dat de dood van Sadako Sasaki en de duizende kinderen die slachtoffer werden van de bom herdenkt. Sadako Sasaki stierf tien jaar na de atoombom op Hiroshima aan de gevolgde van leukemie veroorzaakt door de straling. Een oud Japans gezegde zegt dat wie meer dan duizend kraanvogels vouwt, een wens in vervulling zal zien gaan. Helaas ging de wens om te leven van Sadako Sasaki niet in vervulling.

Aan het monument stonden drommen Japanse schoolkinderen in keurige uniformen en met keurige petjes op. Ze lieten slingers van zelfgevouwen kraanvogels bij het monument achter, zongen liederen en droegen vooraf ingestudeerde gedichten voor. Heel ontroerend. De discipline waarnee die alles gebeurde was behoorlijk indrukwekkend. En zo wordt het verhaal van Hiroshima (en Nagasaki) doorgegeven aan de nieuwe generaties. Lest we forget.

We zagen de Vredesvlam, die pas zal gedoofd worden als alle nucleaire wapens van de aarde zijn verdwenen. Laat ons hopen dat de dag komt dat deze vlam gedoofd zal worden. Al vrees ik dat ik dit in mijn leven niet meer zal meemaken. De Cenotaaf, die de namen van alle slachtoffers van de bom bevat is een vrij simpele grijze boog die samen met de Vredesvlam en de A-Bomb Dome één rechte lijn vormt.

Lunchen deden we in een regeringsgebouw vlakbij het Vredesmuseum. Het eten was niet veel soeps, maar voldoende om er weer even tegen te kunnen. Men had ons op voorhand gezegd zeker genoeg tijd uit te trekken voor het museum en dat was een goed advies.

Het eerste deel van de tentoonstelling is vrij soft en opgevat als één groot pleidooi voor de vrede. De stad Hiroshima schrijft tot op de dag van vandaag na elke kernproef een brief naar de natie die hiervoor verantwoordelijk is. Hiroshima neemt haar taak als vredesstad heel serieus op.

Mijn vriend en ik waren net tegen mekaar aan het zeggen dat het allemaal nogal omfloerst werd gepresenteerd, toenwe in de ruimtes kwamen waar de persoonlijke voorwerpen en verhalen van slachtoffers werden gepresenteerd. Man, dat is een vuistslag in je weke delen. De mensen die ter plekke stierven waren nog het beste af. De verhalen van gewonden met afschuwelijke brandwonden. Huid die van mensen afhing. Brandwonden tot op het bot. Het lijden valt niet te beschrijven.

Veel jonge mensen waren op het moment dat de bom ontplofte bezig met de afbraak van woningen om brandgangen te maken die een uitslaande brand bij bombardementen met conventionele wapens moest voorkomen. Sommigen van hen overleefden de ontploffing en slaagden erin op eigen krachten, gruwelijk dorst lijdend bij hun familie weer te keren. Om enkele dagen laten na een onvoorstelbare lijdensweg te sterven.

De verwrongen voorwerpen, de aan elkaar gesmolten dakpannen, het gesmolten glaswerk, de schaduwen van mensen in steen gebrand. De verhalen van mensen die op zoek gingen naar de overblijfselen van hun geliefden. Foto’s van de wonden van de slachtoffers. Tekeningen van het moment na de bom. Brrr.

Het museum laat een verpletterende indruk na. Toch had ik de indruk dat het geheel met z’n foto’s van staatshoofden uit de jaren tachtig wat gedateerd was. De manier van presenteren was een beetje oubollig en de multimedia-opstellingen waren erg verouderd. En dat voor een high tech land als Japan.

Na het museumbezoek hadden we even nood aan pauze en wat drinken om onze eigen dorst te lessen. We waren nog aan het bekomen toen een Japanner ons aansprak die een tijd in Frankrijk gewoond had. Best vreemd, een Japanner die je in het Frans aanspreekt. En dan nog in behoorlijk goed Frans ook. Ik had het al in de mot toen hij onze richting uitkwam, en ja mijn vermoeden bleek terecht. Een conspiracy theorist. Dat de Japanse regering op voorhand had geweten dat de bom zou vallen. En oja, het was wel duidelijk dat de regering de ware omvang van de ramp in Fukushima voor haar burgers verzweeg. Enfin, we knikten een beetje braaf mee met het verhaal – niemand had zin in een discussie – en waren opgelucht toen de museumomroeper liet weten dat het sluitingstijd was. Een goed excuus om afscheid te nemen.

Na dit museumbezoek was de fut er een beetje uit. Als tegengewicht voor al die ellende kocht ik onderweg typisch Japanse sokjes. Zo van die eerstecommuniesokjes met een boordje van kant. Helemaal hip bij de Japanse jongedames. 😉

Op zoek naar iets om te eten stootten we op een knalroze eetgelegenheid waar je tegen een vaste prijs anderhalf uur lang à volonté allerlei zoetigheden (taarten in alle soorten en vormen, ijs, mochi, cake, bavarois, chocomousse,…) kon eten. Een perfect antidotum voor de grauwe realiteit van het museum.

Na een overdaad suiker en roze voelden we ons weer wat beter. Al moet ik toegeven dat ik ‘s nachts allesbehalve goed geslapen heb.

Dinsdag 26 april: Miyajima

Normaal stond deze uitstap naar Miyajima voor morgen op het programma, maar omdat de weerberichten vandaag een prachtige dag beloofden, besloten we de tocht naar het eiland Miyajima met een dagje te vervroegen.

Ontbijten deden we met koffiekoeken en onigiri (ik) op een bankje in het station. Ik had een soort bentobox met onigiri, maar mijn onigiri bleek tot mijn teleurstelling geen vulling te bevatten maar louter uit witte en zwarte rijst te bestaan (zelfs zonder zeewier) en dat smaakte toch wat eentonig. Bovendien bleek het niet makkelijk om de bentobox, balancerend op mijn knieën, zonder morsen leeg te eten.

Om op Miyajima te geraken namen we eerst de trein, gevolgd door een kort tochtje met de ferryboot, allemaal inbegrepen in onze JR Railpass. Hét beeld dat iedereen kent van Miyajima is dat van de drijvende torii van het Itsukushimaheiligdom. Bij hoogtij lijkt de torii op het water te zweven en worden de vermiljoenen gebouwen van het heiligdom in het zeewater weerspiegeld. Bij laag tij is het mogelijk te voet tot aan de torii te wandelen.

Wij kwamen aan bij laag tij en wandelden meteen naar de torii om deze constructie van dichtbij te kunnen bewonderen. De eerste torii op deze plek dateert uit de 12de eeuw. De huidige structuur dateert uit 1875 en is ongeveer 16 m hoog. Een plek die tot de verbeelding spreekt en terecht magisch genoemd wordt.

Na de grote torii uitgebreid bewonderd te hebben, liepen we verder naar de twee verdiepingen hoge Tahoto pagode. We waren daar op ons gemak van het uitzicht aan het genieten toen mijn broertje onverhoeds langs achter aangevallen werd. Een slimme kite had gezien dat mijn broertje zijn koffiekoek bovenhaalde en dacht: aha, een lekkere hap. Een duikvlucht later was mijn broertje zijn koffiekoek kwijt en bleef hij vloekend achter met enkel een leeg plastic zakje (heb ik al gezegd dat Japanners dol zijn op plastic zakjes? bij elke aankoop krijg je er minstens één). De waarschuwingen om op te letten met kites in Kamakura werden er meteen een pak realistischer op. Maar een straf verhaal is het wel. Spijtig dat we dit niet op film konden vastleggen.

Na dit grappige voorval trokken we richting kabelbaan. Het kan niet zijn dat ik naar een eiland met een kabelbaan ga zonder deze te nemen en dit eiland had er twee (een eerste met heel kleine kabines en een tweede die daarop aansloot met grote kabines waarin je kon rechtstaan). Vanuit onze kabine genoten we van de magnifieke uitzichten op de baai van Hiroshima. In de baai zag je de oesterbanken liggen waar oesters gekweekt werden. Er hing een soort dunne mist over het water waardoor alles een beetje wazig werd en er een sprookjesachtige sfeer werd gecreëerd.

De kabelbaan bracht ons naar Mount Misen, het hoogste punt van Miyajima, zo’n 535 meter boven zeeniveau. Her en der op de berg liggen wat verspreide tempels, maar voor de rest is de natuur ongerept gebleven. Je vindt er zelfs nog sporen van de oerbossen. De ganse site werd in 1996 tot werelderfgoed verklaard. En oja, het stikt er, net als in Nara, van de herten. Al zijn de herten op Miyajima gelukkig een beetje minder brutaal dan die in Nara.

We lunchten met een kom udon noedels in Shishiiwa Station om genoeg energie op te doen om de berg te beklimmen. Tijdens de lunch konden we genieten van het fabuleuze uitzicht op de baai van Hiroshima. We zagen een aantal duikboten en slagschepen passeren afkomstig van een nabijgelegen militaire basis. Reden om de telelens nog eens boven te halen. Als dessert at ik een waterijsje met rode bonen (echt waar).

Tijdens onze klim, volgden we de route die ons plan voorstelde en genoten we van de pracht van de omgeving rondom ons. Het was een steile klim naar het observatorium op de top, maar de inspanning meer dan waard. Onderweg zagen we enkele van de zeven wonderen van Misen, waarvan het belangrijkste het heilige vuur was dat al ongeveer 1200 jaar brandde. Het vuur werd oorspronkelijk gebruikt door Kobo Daishi voor zijn religieuze training en diende ook om de vredesvlam in Hiroshima aan te steken.

Oja, in Shishiiwa Station was een Satellite of Lover’s Sanctuary waar geliefden samen op een knopje konden drukken om een vlammetje te laten branden. Kitscherig tot en met, maar kom, mijn vriend en ik hebben het vlammetje toch maar mooi laten branden. Wie kan er nu tegen ‘the joy and magic of encounters’ zijn?

We kwamen onderweg langs de enige tempel in Japan waar trollen aanbeden worden. Heel erg bizar. De hele reis heb ik moeite gehad om een duidelijk onderscheid te maken tussen het Shintoïsme en het Boeddhisme in Japan. Als ik wat meer uitleg vroeg aan Japanners, zoals M of de studenten die ons rondleidden, konden ze me niet echt verder helpen. Tot ik op Miyajima een foldertje met uitleg kreeg waarin gesteld werd dat beide godsdiensten al heel snel in mekaar verstrengeld raakten en elementen van mekaar overnamen. Boeddhistische heiligen kregen vaak onderdak bij Shintoheiligdommen en werden daar zelfs beschermd. Ik vermoed dat Japanners weinig uitleg over hun godsdiensten kunnen geven, omdat ze voor een groot deel zichzelf als a-religieus beschouwen. Wat dan weer in tegenspraak is met de grote aantallen Japanners die we de rituelen zagen uitvoeren aan heiligdommen. Misschien doen ze dit eerder uit een soort gewoonte dan dat er een diepere betekenis achter gezocht moet worden.

Boven op de Misen staat een observatorium dat zijn beste tijd gehad heeft. Een beetje triestig dat zo’n mooie plek ontsierd wordt door een lelijke verroeste constructie in ijzer en beton. Wel indrukwekkend: de gigantische rotsen vlakbij het observatorium die een natuurlijke poort vormden waar het pad ons onderdoor voerde.

Een hoop foto’s later daalden we via een andere route opnieuw af naar de kabelbaan. Onderweg kwamen we een ander wonder tegen: de Kanman-iwa rots die een vreemde holte bevat waarvan het waterniveau stijgt en daalt bij eb en vloed. Zo miraculeus vond ik dat niet, maar kom. We zagen nog een paar andere curieus gevormde rotsen: eentje in de vorm van een schip (Funa-iwa), eentje in de vorm van een walvis (Kujira-iwa) en eentje die mensen met schurft zou genezen, maar die ook huidziekten kon veroorzaken. Van die laatste rots zijn we wijselijk afgebleven.

De ganse tocht naar beneden had langer geduurd dan verwacht, waardoor we rond kwart voor vijf onderaan de kabelbaan waren. We zetten een klein spurtje in naar het Itsukushimaheiligdom, want we vreesden dat deze tempel om vijf uur zou sluiten en het zou zonde zijn als we te laat waren. Gelukkig bleek de tempel open tot zes uur. Hoog tij hadden we gemist, maar er stond toch nog wat water tussen de gebouwen en we konden mooi foto’s nemen met de – nu drijvende – torii op de achtergrond.

Het werd tijd om afscheid te nemen van Miyajima. De meeste restaurants en souvenirshops waren ondertussen al gesloten (het was rond zes uur), maar wij vonden er onderweg naar de veerboot nog enkele die open waren, waar ze mooi vaatwerk verkochten en heerlijke oesters klaarmaakten. Ik kon het niet laten een paar oesters te bestellen. De oesters werden klaargemaakt op een soort barbecue en overgoten door een zurig sausje. Ze smaakten overheerlijk. Zeker proeven als je in Miyajima bent.

Op de veerboot werden we nog getrakteerd op een schitterende zonsondergang, terwijl we de torii langzaam zagen kleiner worden. Aan wal aangekomen, twijfelden we of we zouden wachten tot Hiroshima om te eten of één van de weinige restaurantjes in de buurt zouden proberen. Uiteindelijk was het een heel vermoeiende dag geweest en besloten we in de buurt iets te eten te zoeken.

Ik wilde graag een restaurant uitproberen waar ze een menu met enkel oesters aanboden. De oesters in de souvenirshop hadden mijn appetijt aangewakkerd. Spijtig genoeg waren mijn broer en zijn vriendin geen echter oesterfans, dus besloten we op te splitsen. Mijn vriend en ik gingen voor de oesters en zij voor de Chinees vlak naast het oesterrestaurant.

We bestelden allebei de oester shaomai set met een warme sake erbij. We kregen rijst met oesters, oester dumplings, een soepje, een slaatje, opgelegde groenten en een hapje met oester in verwerkt. En óf het lekker was! De perfecte afsluiter voor een magnifieke dag.

Tijdens de treinrit naar Hiroshima sloeg de vermoeidheid al toe en zaten we een beetje te knikkebollen. Een hoogtepunt van onze reis, zonder twijfel.

Maandag 25 april: Kurashiki

Kurashiki is een charmant stadje dat in onze reisplanning verzeild geraakte, omdat we hoorden dat je er leuke fietstochten langs de rijstvelden kon maken. Eerlijk gezegd had ik op voorhand niet veel gelezen over Kurashiki, dus ik wist niet goed aan wat ik mij kon verwachten. Je kan nu eenmaal niet alles op voorhand plannen.

Na het beste ontbijt van de ganse reis (dim sum! ze hadden dim sum!), beslisten we dat fietsplan toch maar af te voeren. Het was behoorlijk winderig en de kans op regen leek ons net iets te groot. Doorweekt tussen de rijstvelden door fietsen, was niet ons idee van een gezellige dag. Bij een wandeling door een stad kan je tenminste nog ergens onderweg gaan schuilen.

Change of plans dus, alhoewel de dame aan het onthaal van het hotel ons toch wist te overtuigen onze paraplu’s thuis te laten.

De stationsomgeving van Kurashiki is echt lelijk, maar als je een kwartiertje verder stapt, maak je een ware reis door de tijd. Kurashiki betekent ‘dorp van opslaghuizen’, wat verwijst naar de tientallen rijstopslagplaatsen dat het vroeger telde. Het hart van de oude stad wordt gevormd door de Bikanwijk waar 200 jaar oude kura (opslagplaatsen) langs een schilderachtig kanaal met wilgen staan. In de meeste kura zijn nu leuke winkels en restaurants ondergebracht.

De Bikanwijk is gedroomd voer voor kunstschilders en fotografen. Typisch aan de oude kura zijn de wit bezette muren afgewerkt met zwarte tegels. Voeg daar dan nog eens de weerkaatsing van wilgentakken in het water bij en je krijgt een bijzonder fotogeniek plaatje. Dat vond duidelijk ook de plaatselijke fotografieclub die ongeveer op hetzelfde moment als wij aankwamen en elk mogelijk detail vanuit elk mogelijk standpunt op (analoge) film probeerden vast te leggen.

Het kanaal is niet zo groot, maar je kan er wel een ietsepietsie miniboottochtje van ocharme twintig minuutjes op maken voor geen geld. Zo’n gelegenheid kon ik niet laten voorbij gaan, natuurlijk. We kochten ticketjes en begaven ons naar de houten bootjes die aan de overkant van het water aangemeerd lagen. We kregen een (lichtelijk belachelijke) strooien kegelvormige hoed op ons hoofd en lieten ons van het ene uiteinde van het kanaal naar het andere peddelen. Toeristischer kon haast niet.

Nat het boottochtje bezochten we het Achi Heiligdom bovenop de top van Tsurugata-yama heuvel (een pittige klim). We bereikten net op tijd de top van de heuvel om te kunnen schuilen voor een korte, maar hevige regenbui. Gelukkig bleek dit de enige regenbui van de ganse dag te zijn. Misschien hadden we toch nog kunnen gaan fietsen. Het Achi Heiligdom dat kan bogen op een geschiedenis van 1700 jaar, was op ons na volledig verlaten. We keken op ons gemak rond, bewonderden de stad aan onze voeten en namen wat fotootjes van de Darumapoppen. Een Darumapop wordt altijd verkocht zonder ogen. Het eerste oog wordt getekend op het moment dat de koper een wens doet. Als de wens vervuld is, wordt het tweede oog getekend en wordt de pop teruggebracht naar de tempel als dank.

Volgende bezienswaardigheid: Ivy Square, een voorbeeld van een zeer geslaagd reconversieproject. In de gebouwen van de voormalige Kurabo Textielfabriek zijn nu winkels, restaurants, hotels, tentoonstellingsruimten,… gevestigd. Schitterend vond ik de grote binnenplaats met grote boogvensters tot op de grond en met klimop begroeide muren. Jammer dat het net te koud was om op de charmante groengeverfde gietijzeren stoeltjes te gaan zitten.

Ivy Square leek ons ook de ideale plek om iets te eten. We kozen voor het restaurant dat Franse keuken serveerde. Voor de eerste keer in bijna twee weken opnieuw met mes en vork eten, het deed een beetje raar. Maar ik moet zeggen dat dit uitstapje naar de Europese keuken mij behoorlijk goed smaakte. De Japanse gerechten die we tijdens onze trip aten, waren vaak nogal op mekaar gelijkende rijst- en noedelgerechten. Goed voor een snelle hap, maar wat meer variatie mocht wel.

Na de middag hadden we het gevoel dat we het wel zo’n beetje gezien hadden in Kurashiki. Ik wilde graag nog het Ohara Kunstmuseum bezoeken, want volgens mijn gids hadden ze daar schilderijen van Matisse, Renoir, Picasso, Degas, Gauguin en zelfs van El Greco. Niet meteen een museum dat je verwacht in zo’n klein stadje. De industrieel Ohara Magosaburo liet de collectie in 1930 samenstellen met als uitgangspunt dat grootse kunst toegankelijk moest zijn, zelfs in een provinciestadje als Kurashiki. Spijtig genoeg was het maandag: sluitingsdag. Het enige museum in heel Kurashiki dat wel open was, was gewijd aan één of andere lokale honkbalheld. Japanse honkbal ligt niet echt binnen onze interessesfeer, dus hingen we wat rond in de tuin bij het Ohara museum en gingen we souvenirs shoppen. Onze buit: een fles plaatselijke sake.

Naar goede gewoonte at ik een portie sushi op de Shinkansen (had ik al gezegd hoe comfortabel reizen met de Shinkansen is?). In Hiroshima hadden we twee kamers met sanitair gereserveerd in Hana Hostel. Hana Hostel is een klein, maar aangenaam hostel met propere kamers waar ze prima Engels spreken en heel hulpvaardig zijn. En dat voor een gunstprijsje. Echt een aanrader voor wie op zoek is naar een budgetvriendelijke verblijfplaats.

Op aanraden van de jongen aan het onthaal gingen we op zoek naar Mac Bar, een plaatselijke kroeg. Ik moet zeggen dat ik bij het opklimmen van de vermolmde trap al zo mijn twijfels had en die verminderden niet toen we eenmaal binnen stapten en een volkomen leeg café zagen met aan de toog een duidelijk aangeschoten Japanner.

We spraken af het bij één drankje te houden en er dan snel vanonder te muizen. De aangeschoten Japanner met het rock and roll-kapsel bleek echter een onvervalste muziekkenner te zijn. Zijn collectie cd’s was behoorlijk indrukwekkend. Speciaal voor ons, Belgen, legde hij een cd van Laïs op die hij gekocht had op Dranouter (!). Heel surreëel om Nederlands uit de boxen te horen komen in een café in Japan.

De houten muren van het café waren volgekribbeld met teksten van klanten en er hingen briefjes van alle mogelijke valuta ter wereld. Het was duidelijk dat dit café een behoorlijk internationaal publiek aantrok. De uitbater mengde zichzelf de vreemdste cocktails terwijl hij ons van zijn beste sake liet proeven. Ondanks het feit dat we kakkerlakken of iets wat er toch fel op leek langs de muren zagen kruipen, bleven we langer dan gepland.

Vooral mijn broertje was in form. Hij zeverde een gezellig eind weg met de uitbater en diende verschillende verzoeknummers in. Zo hoorden we kort na mekaar een Japanse popgroep, Metallica en Pink Floyd.

Voor wie op zoek is naar een échte bruine kroeg in Hiroshima: bij Mac moet u zijn. Er worden ook regelmatig live optredens gehouden. Geen wonder dat dit een lievelingsplek is van backpackers.

Het was alleszins een memorabele avond.

Zondag 24 april: Himeji

Een ontbijt op z’n Japans: met rijst en heel veel dingetjes waarvan ik niet goed wist wat ze waren. Altijd interessant, voedselexperimenten. Al vielen de gedroogde zure pruimen een beetje tegen. 😉

Belangrijkste item op het programma: het kasteel Himeji-jo. Jammer genoeg staat het kasteel nog tot 2015 in de steigers. En als in Japans een monument in de steigers gezet wordt, dan pakt men dit meteen grondig aan: rond heel het kasteel is een gigantische stellage opgetrokken waarvan de fundamenten in beton gegoten zijn. Het hele kasteel werd vervolgens aan het zicht onttrokken door grote platen waarop, als troost, een tekening van het kasteel is aangebracht. In de extra constructie rond het kasteel is een lift voor bezoekers, zodat de vele toeristen een glimp kunnen opvangen van het restauratiewerk én natuurlijk om te vermijden dat de toeristenstroom naar Himeji opdroogt doordat het kasteel volledig aan het zicht onttrokken is.

Himeji-jo is het grootste van de twaalf overgebleven feodale kastelen van Japan. Voor Japanners is Himeji-jo het ultieme samoeraikasteel. In 1333 werd op deze locatie het eerste fort gebouwd. In de loop der eeuwen werd het kasteel voortdurend aangepast en uitgebreid. De beroemde donjon met de vijf verdiepingen werd in 1609 voltooid. Als bij mirakel overleefde het kasteel tijdens WOII de bombardementen van de Amerikanen op Himeji. Terwijl de stad in puin lag, bleef het kasteel gespaard. In 1956 vond de laatste grondige restauratie plaats. Himeji-jo is met meer dan 820.000 bezoekers per jaar het drukst bezochte kasteel in Japan. Al viel daar tijdens ons bezoek niet veel van te merken.

Toen we bij de ingang aankwamen, voelden we de eerste regendruppels vallen. Al een geluk dat we nog naar het hotel waren teruggekeerd om onze paraplu’s die we in een optimistische bui bij onze koffers achergelaten hadden, op te halen. Aan de ingang stond een bende enthousiaste verklede Japanners ons op te wachten. Na ons een stuk of tien keer bedankt te hebben dat we gekomen waren, wilde ze per sé met ons op de foto terwijl de donder en de felle windstoten verrieden dat er een flink onweer op komst was.

Het was een teleurstelling dat we de buitenkant van het kasteel niet konden zien, maar we hebben ons het bezoek aan Himeji-jo zeker niet beklaagd. De uitleg over het restauratieproces was heel boeiend en vanaf de constructie rond het kasteel hadden we een mooi uitzicht over Himeji.

Eén van de belangrijke ingrepen van de restauratie is het volledig vervangen van het dak. Mensen die niet geïnteresseerd zijn in bouwtechnieken, mogen de twee volgende paragrafen gerust overslaan. De nieuwe dakpannen die gebruikt zullen worden, zijn 18 mm dik. Ter vergelijking: de oude dakpannen waren 21 tot 24 mm dik. Hierdoor wegen de nieuwe dakpannen 0,75 kg minder dan de vroegere dakpannen die elk meer dan 3,75 kg wogen. Dit maakt dat het totale gewicht van al de dakpannen op het dak verminderd zal worden met meer dan 56 ton. De nieuwe dakpannen zullen twee tot drie uur gebakken worden aan een temperatuur van 1150 graden Celcius. Door deze hoge baktemperatuur krijgen de dakpannen eigenschappen die gelijkaardig zijn aan porselein: ze zijn waterbestendig en zullen niet barsten onder extreme temperaturen van minder dan -30 graden Celcius.

Het is ook interessant een beetje uit te wijden over de manier waarop een dak van zo’n kasteel eruit ziet. In het algemeen liggen er twee soorten pannen op het dak: rijen concave rechthoekige pannen worden afgewisseld met rijen half cirkelvormige pannen. Deze afwisseling levert een mooi visueel effect op. Om de nok van het dak af te dekken, gebruikt men meestal mooi gedecoreerde pannen. Op het einde van elke rij concave rechthoekige pannen en half cirkelvormige pannen wordt een decoratieve pan aangebracht die de onderkant van het dak afsluit. In Himeji-jo wordt dan nog eens een bijzondere manier gebruikt om het dak waterdicht te maken. Over de naden van de dakpannen wordt een soort witte mortel gesmeerd van een paar centimeter dik die zorgt voor de afsluiting. Zo krijg je op het dak dikke witte ribbels en die mooi afsteken tegen het donkergrijs van de pannen. Einde van de saaie uitleg over dakpannen.

We bezochten ook de binnenkant van Himeji-jo. Het was duidelijk dat de belangrijkste functie van dit kasteel het afslaan van vijandige aanvallen was. Er was ruim plaats voor wapens en overal waren schietgaten voorzien en grotere gaten om stenen, kokende olie en andere zaken op de vijand zijn kop te laten vallen. Uiteraard mochten we niet binnen met onze schoenen. Al een geluk dat we in ruil voor onze schoenen sloefjes kregen, want anders waren mijn tenen er zeker afgevroren. Het valt op dat men in Japan veel aan jobcreatie doet. Zo is er één iemand die zich bezig houdt met het uitdelen van de sloefjes, een andere met het uitdelen van de plastieken zakjes waarin je je schoenen moet meenemen, een derde neemt de gebruikte plastieken zakjes in ontvangst, een vierde de gebruikte sloefjes en een vijfde persoon houdt toezicht op dit alles.

Volgende onderdeel van het kasteel: de Hyakken gang die vroeger deel uitmaakte van de Tenjuin Maru residentie. Dit lange smalle gebouw (300 meter lang) werd gebouwd in 1618 voor prinses Sen en haar hofdames. In het gebouw dat bestaat uit één lange gang en een opeenvolging van kamers achter mekaar, werd het tragische levensverhaal van prinses Sen verteld. De prinses verloor haar eerste echtgenoot uit een verstandshuwelijk in een gevecht tussen rivaliserende samoerai, hertrouwde uit liefde tegen de wil van haar vader in, maar werd door het noodlot achtervolgd: ze verloor haar zoon en haar man vlak achter mekaar.

Na ons bezoek aan Himeji-jo gingen we op zoek naar iets om onze honger te stillen. Onderweg stootten we op enkele (schijn-) vechtende samoerai, die erop stonden (we hadden niets anders verwacht) om samen met ons op de foto te gaan. Ze waren zelfs speciaal vergezeld van een extra, niet verklede persoon die met de fototoestellen van de toeristen foto’s nam. Neen zeggen, was geen optie.

Ons middagmaal aten we in een toeristisch restaurant tegenover Himeji-jo. Toch was de kwaliteit van het eten meer dan behoorlijk. Als appetizer kregen we gedroogde bonen in suiker. Best wel een hartige snack. Ik at een plaatselijke specialiteit: een schotel met Anago paling uit de zee bij Himeji. Heel erg lekker. Na de maaltijd hadden mijn broer en zijn vriendin nog een plekje voor een ijsje. Aan een kraampje kochten ze een hoorntje met softijs dat je in Japan werkelijk op elke straathoek kan krijgen.

De wind stak opnieuw op en we voelden opnieuw dikke regendruppels vallen. We gingen vlakbij schuilen onder het afdak van de inkom van de Koko-en. En toen we daar dan toch waren, kochten we ook maar meteen een toegangsticket. De Koko-en is een absolute must voor tuinliefhebbers. De elegante compositie van negen tuinen in Edostijl werd in 1992 aangelegd op de plaats van oude samoeraihuizen.

We hadden geluk dat de regenbui was overgetrokken terwijl mijn broer en zijn vriendin de laatste lik van hun ijsje namen en we konden genieten van een aarzelend zonnetje tijdens onze wandeling. De tuin is echt magnifiek met een mooie vijver, bijhorende waterval en dikke kois, lentegroene (en rode) bomen en in mooie vormen gesnoeide naaldbomen. Elk hoekje en kantje schreeuwde: fotografeer mij!

We bleven wat te lang talmen in het eerste stuk, zodat we de laatste tuinen (de bloementuin en de bamboetuin) op een drafje moesten zien, terwijl een bewaker ons gezelschap hield en ons snel snel begeleidde naar de uitgang. Maar hij was wel zo vriendelijk om ons de tijd te gunnen om een mooie foto te nemen van de reiger die neerstreek. Na de foto werd de reiger snel verjaagd. We zouden niet willen dat hij de vijver leeg vist, nietwaar? Alhoewel hij een serieuze kluif aan zo’n dikke koi gehad zou hebben. Spijtig dat de tuin al om vijf uur sloot, want ik had er gerust nog een uur of twee langer in kunnen rondwandelen.

Omdat na vijf uur in Himeji alle bezienswaardigheden dicht zijn en we pas om kwart voor acht onze zitjes in de trein naar Kurashiki gereserveerd hadden, namen we de tijd om nog even in de winkelgalerijen van Himeji rond te lopen. Die galerijen vormen parallelle overdekte verkeers- (op fietsers na) vrije straten die de huizenblokken in twee delen. Heel leuk om door te wandelen. Je kan perfect winkel na winkel aandoen zonder nat te worden.

We stopten voor een warme chocomelk en een hapje in het Café de Miki with Hello Kitty. Onze chocomelk was versierd met chocoladepoeder in de vorm van het gezichtje van Hello Kitty en mijn mochi leek ook verdacht veel op Hello Kitty. Het is duidelijk dat de Japanners dol zijn op dit getekende figuurtje.

Na deze pauze gingen we terug naar het hotel om onze koffers op te halen en trokken we richting station. Mijn gezelschap liet zich verleiden tot de aanschaf van een McDonalds hamburger, terwijl ik sushi kocht met 30% afslag voor snelverkoop. Een ideale snack voor op de Shikansen naar Kurashiki.

We waren redelijk vroeg in Kurashiki, maar een drinkgelegenheid vonden we niet meteen, nochtans bevond ons hotel zich vlakbij het station. Daarom sloegen we een voorraadje umeshu, schuimwijn en wat knabbels in bij de 7 eleven, een keten die ons na deze rondreis door Japan beslist een getrouwheidskorting verschuldigd is.

We maakten het ons met z’n vieren gemakkelijk op de hotelkamer en dronken wat terwijl we onze internetverslaving voedden.

Zaterdag 23 april: Kyoto

Een absoluut dieptepunt op weerkundig gebied. Gietende regen vanaf de vroege ochtend. Ontbijten deden we ergens op een bankje in het winkelcentrum onder Kyoto Station. Ik at een soort warm, rond, zacht, wit brood gevuld met varkensgehakt. Geen flauw idee hoe het heet, maar het was wel lekker.

Om het gebruik van onze paraplu’s te beperken deden we alle grote verplaatsingen met de bussen, die gelukkig erg frequent rijden. We hebben tijdens ons verblijf in Kyoto geen enkele keer moeten wachten op een bus. Telkens zagen we de bus in de verte aan een halte stil houden en persten we er een klein sprintje uit om nog mee te kunnen. De buschauffeur was altijd zo vriendelijk om op ons te wachten.

Onze eerste stop van de dag was de Ginkaku-ji oftewel het Zilveren Paviljoen. Een beetje de tegenhanger van het Gouden Paviljoen dat we eerder bezochten, toen de zon nog scheen, maar dan zonder zilver. Het paviljoen zelf stelde niet zoveel voor, maar de tuin was een pareltje. Heel bijzonder waren de Ginshaden zandfiguren. In witte grove zandkorrels was er een afgeknotte kegel gemaakt die ongeveer even groot was als een mens. De kegel zou een voorstelling van de maan zijn.

Schuilend onder onze paraplu beklommen we de flanken van de natte heuvel om van daaruit een uitzicht op uitgeregend Kyoto te krijgen. Er was de mogelijkheid om een rondleiding te krijgen in het hoofdgebouw. Mijn broer en zijn vriendin wilden echter liever de tuin bekijken. Spijtig, want de rondleiding was een belevenis op zich.

Mijn vriend en ik waren de enige geïnteresseerden en we kregen met z’n tweeën een rondleiding van een gids die geen woord Engels kon. Met behulp van een geplastificeerde kaart met daarop uitleg in het Engels leidde ze ons door de verschillende vertrekken, telkens de plaats op de kaart aanwijzend waar de uitleg stond. Wanneer we een paar vragen stelden in ons beperkte Japans kregen we een ganse uitleg waarvan we geen woord snapten en als wij iets zeiden in het Nederlands of Engels knikte de gids heftig alsof ze er alles van begreep. We bewonderden de oude muurschilderingen en het vertrek waar Ashikaga Yoshimasa zijn bureau had. Het meest indruk maakte het vertrek dat enkele jaren geleden beschilderd werd door Okuda Genso en dat schitterende natuurtaferelen voorstelde.

Toen we na de rondleiding onze schoenen aan het aantrekken waren (alles dient hier op kousenvoeten bezocht te worden), werden we plots omsingeld door Japanse schoolkinderen die onder begeleiding van een leerkracht enkele opdrachten voor de Engelse les moesten maken. Ze vroegen ons in hun beste Engels (fonetisch afgelezen uit hun boekje) wat onze naam was en waar we vandaan kwamen. Ze begrepen geen woord van wat we antwoordden en ik heb hun boekje dan maar zelf ingevuld. En uiteraard moesten we daarna samen op de foto. Zelfs op het toilet kon ik er niet aan ontsnappen en werd ik aangesproken door giechelende Japanse schoolmeisjes met de vraag of ik mee op de foto wilde. Ik voelde me bijna een celebrity. 😉

En toen was het alweer tijd voor het middageten. En wat aten we in één van de restaurantjes die naar het Zilveren Paviljoen leidden? Jawel, alweer noedels! Zij het een lichtelijk andere versie dan gewoonlijk. Ik had groene theenoedels met gerookte haring. Erg lekker en helemaal niet duur.

Op de terugweg langs alle souvenirshops passeerden we nog een kraampje waar Leonardo Di Caprio ooit een waterijsje kocht. Ondanks dit schitterende verkoopsargument was er door het regenweer niet veel volk geïnteresseerd in een ijsje en denk ik niet dat het kraampje veel verkocht zal hebben. Wat verderop zagen we hoe de typische Kyoto mochi gemaakt werden: opgevouwen driehoekjes die verschillende smaakjes kunnen hebben (sakura, chocolade, kaneel, groene thee) met een vulling van (jaja) rode bonen. We kochten een paar pakjes van deze lokale specialiteit. De andere lokale specialiteit: gigantische augurken op een stokje lieten we toch maar links liggen.

Opnieuw de bus op naar de beroemde Kiyomizu-dera tempel die meer dan 1000 jaar oud is. We waren nog geen vijf minuten aan het rondkijken op het terrein van de tempel toen we aangesproken werden door een groepje universiteitsstudenten die Engels studeerden. Of ze ons alstublieft een rondleiding mochten geven. Het goot nog steeds en we keken elkaar even twijfelend aan, maar ach, waarom niet?

Dit tweede groepje studenten had ongeveer dezelfde dynamiek als het groepje dat ons rondleidde in Tokyo. Eén student voerde het hoge woord en dreunde een vooraf gememoriseerd lesje af, een andere student interesseerde zich duidelijk niet in de historische uitleg en informeerde naar onze relationship status en een derde verstond geen woord Engels. Dit alles in de gietende regen.

We kregen voor de zoveelste keer het reinigingsritueel uitgelegd, moesten een zware staaf optillen met één hand. 32 kilo woog de staaf voor de vrouwen, een fluitje van een cent voor mij, die Japanse vrouwen hebben duidelijk geen spierballen. De staaf voor mannen die meer dan 100 kilo woog, was andere koek. 😉

We lieten ons overhalen om de tempel te betreden. Op voorhand kregen we een erg onduidelijke uitleg over iets wat onze gids van het moment als O-O-M spelde. Het kostte heel wat moeite voordat we door hadden dat hij het over een “womb” had. 😉 Mijn vriend en ik lieten onze schoenen alweer achter. Hoe vochtiger die dingen werden, hoe lastiger het aan- en uitdoen werd. We daalden een trap af om in een pikkedonker hol terecht te komen. Opeens snapte ik de vergelijking met een baarmoeder helemaal. Er was een touw met grote kralen gespannen dat we dienden te volgen. In het duister drong zelfs geen straaltje licht door. Ik zag enkel zwart rondom mij. Tot op een gegeven moment de hand van onze gids opdook die op een zwak verlichte ronde steen rustte. We moesten aan de steen draaien en een wens doen. Ik heb als een gek gedraaid en gewenst dat de zon zou gaan schijnen, maar de goden waren mij niet gunstig gezind, want toen we uit de baarmoeder traden, regende het nog altijd even hard.

Ondanks de regen was het uitzicht vanaf het Kiyomizupodium toch de moeite. Blijkbaar bestond er vroeger de gewoonte om van dit podium af te springen. Waarom begreep ik niet heel goed. Feit is dat er een Japanse uitdrukking is die luidt “van het Kiyomizupodium springen”, wat zoveel betekent als “in het diepe springen”.

We konden ook nog van heilig water drinken dat ons ofwel een lang leven, ofwel intelligentie ofwel een goede levensgezel zou bezorgen, afhankelijk van welke waterstraal we dronken. Het was uitdrukkelijk verboden van alle drie te drinken, want dan zou je te gulzig zijn. Aangezien ik al twee van de drie bezat en niet echt geïnteresseerd was in een lang leven, lieten we het daarbij.

Een beetje doorweekt namen we afscheid van onze gidsen en besloten er door de regen vroeger dan voorzien de brui aan te geven. We namen de bus terug naar het station en deden daar door één of andere verkeersopstopping bijna een uur over. De eerste keer dat ik zoiets als files gezien heb in Japan.

In het voor ons ondertussen vertrouwde winkelcentrum van Kyoto Station aten we een stukje taart en dronken we een warme chocomelk om onze verkleumde botten op te warmen. We lieten het uitgeregende Kyoto achter en vertrokken naar Himeji.

Op de Shinkansen aten we sushi en mochi. Het hotel in Himeji vonden we dankzij de hulp van een goede Christen die net terug was van de mis op Stille Zaterdag. In het hotel in Himeji aangekomen, was onze pijp uit en kropen we op tijd in bed.

Vrijdag 22 april: Byodoin en Arashiyama

Vandaag zag het ernaar uit dat de zon ons in de steek zou laten. Voor het ontbijt splitsten we ons op in twee groepen. Mijn vriend en ik aten samen met M een Japans ontbijt en mijn broer en zijn vriendin gingen op zoek naar koffiekoeken en broodjes. Voor een paar honderd yen kan je in Japan ontbijten met warme rijst, zalm, opgelegde groenten en misosoep. M had een ontbijt met gefermenteerde bonen (natto) genomen. Nu sta ik open voor veel smaken, maar half rottende bonen die een zurige stank uitwasemen behoren toch niet tot mijn favoriete etenswaren. Het smaakte gelukkig minder vies dan het rook.

Na het ontbijt namen we de trein naar de Byodoin tempel in Uji. De Byodoin tempel is UNESCO werelderfgoed en de afbeelding ervan is terug te vinden op de Japanse muntstukken van 10 yen. De beroemde feniksen vind je terug op de biljetten van 10.000 yen. De tempel was origineel een landelijk gelegen villa die omgebouwd werd tot een Boeddhistische tempel. Het belangrijkste gebouw is de fenikshal waar een groot beeld van de Amida Boeddha staat. De tempel werd met de jaren uitgebreid en verfraaid. Heel bekend zijn de beelden van feniksen op het dak. Het hele complex moest een voorstelling zijn van de hemel van het “Reine Land” uit het Jodo Boeddhisme, een stroming van het Boeddhisme die er een beeld over het hiernamaals en het einde der tijden op nahield dat verrassend veel overeenstemming vertoont met het katholieke.

De Byodoin tempel werd samen met een dreigende grijze wolkenhemel prachtig weerkaatst in de ervoor liggende vijver. Ook hier kwamen we weer massa’s Japanse scholieren tegen. Het viel op dat de meisjes assertiever waren dan de jongens, want zij durfden het aan om aan die rare westerlingen te vragen of ze met hen op de foto wilden. En voor we het wisten stonden we aan de lopende band te poseren met Japanse schoolmeisjes. Vooral mijn broer was erg in trek, met zijn bijna twee meter boven die kleine meisjes uittorend. Hij moest ei zo na handtekeningen uitdelen.

Toen we ons eindelijk losgemaakt hadden van de kuddes schoolmeisjes, voelden we de eerste regendruppels vallen. We zochten beschutting in het kleine, maar mooi uitgewerkte museum bij de tempel. We bewonderden de prachtige verfijnde sculpturen die allemaal refereerden aan het “Reine Land”.

In Uji hielden we nog even halt voor een kleine snack. Mijn broertje en zijn vriendin aten groenethee-ijs en ik bestelde witte rijstballetjes in zoete warme rodebonensoep (het was echt lekkerder dan het klinkt). Mijn vriend probeerde een traditioneel bereide groene thee met dango uit.

Terug onderweg naar Kyoto maakten we een korte tussenstop in het Fushimiheiligdom, één van de vele heiligdommen voor Inari, de god van de rijst en sake. Belangrijkste reden voor onze tussenstop waren de fotogenieke torii die met duizenden in lange rijen achter mekaar stonden. Zelfs in de gietende regen was dit nog een prachtig gezicht. De torii werden geschonken door zakenlieden om de tempel te danken voor hun succes. Hoe groter de torii, hoe hoger het bedrag dat aan de tempel geschonken werd. De duurste torii kostte 10.000 euro. Ik twijfelde even, maar we hebben toch maar besloten geen schenking te doen, per slot van rekening heb ik al een dakpan bekostigd. 😉

In Kyoto station verorberden we een snelle lunch, want ondertussen was het al twee uur gepasseerd. Ik moet zeggen dat het reuze handig was om M bij ons te hebben. Het bestellen van eten en drinken ging zoveel makkelijker. De paniek in de ogen van de serveersters was een pak minder en we konden wat uitleg bij de menu vragen indien nodig. Ik at (alweer) udon noedels met zeewier en gefrituurde tempura.

Omdat we onze pralines nog steeds niet aan M hadden afgegeven, ging mijn vriend snel over en weer naar ons hotel dat vlakbij het station lag. We wisten niet zeker of we vanavond nog genoeg tijd hadden om dit te doen, want M moest haar trein halen en we wilden niet het risico lopen dat we die pralines helemaal voor niks uit België hadden meegesleurd. M was er heel blij mee of ze deed alsof. 😉 Typisch voor Japanners is dat ze nooit een geschenk openmaken. Ze aanvaarden het, bewonderen de verpakking (vandaar het belang van een mooie verpakking) en danken de schenker. Heel anders dan bij ons.

Op aanraden van de enthousiaste restauranteigenaar van gisteren, deden we in de namiddag een uitstapje naar Arashiyama alwaar we de behoorlijk toeristische Sagano Romantic Train namen. Door het slechte weer was het niet bepaald druk in het stationnetje waar we opstapten. We hadden plaats zat in de open voorste wagon. Ik ritste mijn jas helemaal dicht, want wanneer de trein snelheid maakte, was het behoorlijk frisjes. De rit had een hoop prachtige uitzichten op de vallei van de Ōi rivier voor ons in petto. Al vond ik dat de trein wel iets trager mocht rijden. Na een twintig minuutjes zat de rit er alweer op.

We stapten uit aan Torokko station en maakten een wandeling door het prachtige bamboebos. Nog nooit heb ik zo’n hoge bamboe gezien. Heel bijzonder. Midden in het bamboebos stootte we op het Nonomiya-jinja heiligdom waar de tijd leek te hebben stilgestaan. Spijtig dat het weer het wat liet afweten, want op een stralende lentedag als de sakura volop in bloei staan, moet het hier magnifiek zijn.

Na de wandeling door het bamboebos namen we nog enkele foto’s van de bekende Togetsukyo Brug en keerden we terug naar het JR station. Onderweg zagen we een winkeltje waar we konden zien hoe ze yuba maakten. M kocht er een pakje yuba voor haar moeder.

Terug in Kyoto was het bijna tijd om afscheid van M te nemen. We aten nog een laatste avondmaal samen (Italiaans, niet de moeite om er veel woorden aan vuil te maken, buiten het feit dat ik er mijn eerste glaasje schuimwijn in weken dronken en dat het geweldig goed smaakte).

We namen afscheid van M en bedankten haar voor de goede zorgen. Japan doorkruisen in het gezelschap van iemand die vloeiend Japans spreekt, het is zoveel makkelijker. Voor iemand die totaal geen Japans spreekt moet het soms echt niet eenvoudig zijn om in een land te reizen waar je niets, maar dan ook niets kunt lezen en verstaan en waar de kennis van het Engels zo beperkt is. Gelukkig is iedereen hier heel geduldig, vriendelijk en behulpzaam.

We dronken ‘s avonds nog een umeshu en een sake in het hotel terwijl we aan de lopende band kaartjes voor het thuisfront schreven. Kwestie van iedereen gerust te stellen dat we voorlopig nog geen stralingsbesmetting hebben opgelopen.