Zondag 28 juni: Toronto

We stonden op en het eerste wat we zagen was regen, stortregen. De weergoden die ons tot nu toe zo welgezind waren, hadden ons in de steek gelaten. We ontbeten in het hotel. Het buffet was zo overdadig dat we er meteen een brunch van maakten. Regenweer is beslist bevorderlijk voor de eetlust ofwel hadden we niet veel zin om door de regen te wandelen). We wapenden ons tegen de regen met regenjasjes (vriend H) en paraplu’s (ikzelf met de geleende paraplu van vriend H en mijn vriend met onze eigen paraplu).

We besloten een dagkaart voor het openbaar vervoer te kopen om zoveel mogelijk droog te reizen. Aan het metrostation bleek echter dat credit cards niet geaccepteerd werden. Dan maar op zoek naar een bank om Canadian dollars af te halen. Onderweg naar de bank kwamen we langs een historisch huis waarover niets in onze gids stond. We lieten ons verleiden door het grote doek “OPEN” aan de voordeur en gingen Campbell House binnen.

Dat bleek een goeie beslissing te zijn. Campbell House was één van de weinige overgebleven historische huizen uit de tijd dat Toronto nog York heette. We kregen met z’n drieën een privérondleiding door het huis. Campbell House stond oorspronkelijk op een andere plaats. Toen de firma die het huis in eigendom had, het wilde afbreken om er een parkeerplaats te bouwen, besloot een advocatenvereniging het huis te redden. Het huis werd van zijn fundamenten gelicht en in zijn geheel verplaatst naar een andere plaats. De foto’s van die operatie waren behoorlijk indrukwekkend.

Het interieur vertoonde gelijkenissen met de villa’s die we in de omgeving van Baton Rouge zagen. Het huis was heringericht met meubilair dat uit de juiste periode stamde. De ramen hadden nog al het oorspronkelijke glas. We zagen antieke keukengereedschappen en werden er nogmaals op gewezen dat ijs een kostbaar goed was in de tijd voor de diepvriezer uitgevonden werd.

Het regende nog steeds toen we Campbell House verlieten. We kochten onze dagpassen voor het openbaar vervoer en namen de metro naar Casa Loma. Casa Loma was het ultieme droomhuis van de steenrijke exentriekeling Pallet. Pallet had zijn fortuin verdiend op de beurs en was door enkele goede investeringen de rijkste man van Canada geworden. Hij en zijn vrouw kochten een stuk heuvel in de buitenwijken van Toronto voor de bouw van hun droomhuis.

Casa Loma is zo groot dat we er een ganse namiddag in zoet waren. We liepen van kamer naar kamer en bewonderden de prachtige met houtsnijwerk versierde bibliotheek, de schitterende slaapkamers en de marmeren badkamers. de vreemde torentjes van het bouwwerk en de prachtig in eer herstelde tuin. Het geheel was een eclectische mengeling van stijlen uit verschillende periodes. Ook indrukwekkend was de tunnel naar de stallen die onder de straat doorliep. Pallet was een paardenliefhebber en had verscheidene prijsbeesten in huis. De namen van de paarden stonden in gouden letters boven de stallen.

Het lot bleef Pallet echter niet goed gezind, waardoor hij zijn ganse fortuin verloor en genoodzaakt was al de inboedel van zijn huis te verkopen. Van grote rijkdom verviel hij naar grote armoede. Op termijn was hij zelfs verplicht zijn geliefde huis zwaar onder de prijs te verkopen aan de stad Toronto, wegens achterstallige belastingen.

Terwijl we in het huis waren, vond er een fotoshoot plaats met een pasgetrouwd Indisch koppel dat vergezeld was van maar liefst 6 volwassen bruidsmeisjes en -jongens. Allemaal in identieke outfits. De heren met een roos in het knoopsgat in dezelfde kleur als de jurken van de bruidsmeisjes. En maar poseren voor de foto’s. De bruid en bruidegom werden ook gefilmd en moesten verschillende keren romantisch door de bibliotheek naar de cameraman lopen. De bruidegom zag eruit alsof hij de boel al lang beu was.

Casa Loma is een architecturale curiositeit, maar wel een aanrader. Vanuit de toren van het huis heb je een mooi uitzicht op Toronto. Dit mooi gerestaureerde overblijfsel van vroeger tijden moet je zeker bezoeken als je in Toronto bent.

Na ons bezoek aan Casa Loma had de zon de regenwolken verdreven. We namen de metro terug naar het centrum en bezochten St. James Cathedral. Een mooie kathedraal, maar er hing binnen een onfris reukje. Ondertussen was het avond geworden en onze magen hadden de brunch volledig verteerd. We besloten ons geluk te wagen en te hopen dat er nog een plaatsje vrij was in restaurant 360, boven in de CN tower. De zon scheen, dus een mooi uitzicht was gegarandeerd.

Ons bezoek aan restaurant 360 was een groot succes. Niet alleen was er een plaatsje vrij voor ons drieën, we mochten als klanten van het restaurant alle wachtrijen aan de liften voorbijsteken. Het restaurant draaide om zijn as waardoor we een steeds wisselend uitzicht hadden op Toronto en Lake Ontario. We besloten een beetje zot te doen en de driegangenmenu van 55 dollar te nemen en meteen een flesje Canadese wijn erbij te bestellen.

Het was fantastisch om de stad aan onze voeten te zien liggen en van onze heerlijke maaltijd te genieten. Wat ik erg apprecieer aan vriend H is dat hij een goede discussie nooit uit de weg gaat. We hebben altijd onderwerpen genoeg om over te praten. Sinds we met z’n drieën op roadtrip zijn, hebben we de gewoonte aangenomen om nota’s te nemen met de gsm zodat we punten van discussie later op wikipedia kunnen opzoeken. Jammer dat niet elke plek ter wereld uitgerust is met wireless netwerk. 😉

Na de overvloedige maaltijd bezochten we het observation deck en de glazen vloer van de CN tower. Gratis toegankelijk voor klanten van het restaurant 360. De CN tower is, de antenne inbegrepen, 553 meter hoog. Oorspronkelijk was het niet de bedoeling om van deze reusachtige zendmast een toeristisch attractie te maken, maar ik ben blij dat ze dat wel gedaan hebben. De ondergaande zon zorgde voor een schitterend schouwspel. De glazen vloer vond ik een beetje akelig. Verstandelijk weet je perfect dat die vloer berekend is om 14 nijlpaarden te dragen, maar het blijft raar om met je voeten op het glas te staan en loodrecht naar beneden te kijken, de diepte in.

Terug op de begane grond kochten we ons tweede souvenir van de reis: een CN tower paraplu.Want iedereen weet dat de beste manier om ervoor te zorgen dat het stopt met regenen, het kopen van een paraplu is.

Zaterdag 27 juni: Niagara Falls

Wat tijd verloren met ontbijten (mijn eggs benedict waren voortreffelijk) en internetten. Rond een uur of elf vertrokken we vanuit Hamilton richting Niagara Falls. We waren er redelijk snel en genoten van de overweldigende schoonheid van het donderende water. Het weer zat nog steeds mee. De zonnecrème heeft al goed dienst gedaan.

We kochten een kaartje voor de Journey behind the falls en eentje voor de Maid of the Mist. Voordat we ons echter overgaven aan al dat natuurgeweld, aten we een snelle hap op het pleintje vlakbij de American Falls. Sushi uit een plastic doosje als lunch. En het smaakte.

De Journey behind the falls bracht ons in een tunnel onder de waterval. De tunnel had twee dwarstunnels die tot vlak aan het donderende water liepen. Veel meer dan een witte mist viel er echter niet te zien. De platformen vlakbij de Horseshoe Falls waren dan leuker. En iedereen kreeg een grappig geel plastic jasje om zich te beschermen tegen het opspattende water. Heel fotogeniek allemaal.

Daarna wandelden we terug naar de aanlegsteiger van de Maid of the Mist. Bij de Maid of the Mist kregen we een blauw plastic jasje en werden we samen met de andere toeristen als een kudde vee de boot opgejaagd. Ik overdrijf. Er was plaats genoeg voor iedereen We voeren voorbij de American Falls en wuifden naar de toeristen aan de andere kant van de grens. Persoonlijk denk ik dat het Canadese gedeelte van de Falls het mooiste is, omdat je aan deze kant het beste zicht hebt op de schoonheid van de Falls.

Onze boot voer tot vlakbij de Horseshoe Falls. De mist van het opspattende water maakte dat we de blauwe plastic jasjes goed konden gebruiken. Vroeger schoven de Niagara Falls door de erosie veroorzaakt door de kracht van het water 3m per jaar op. Door het plaatsen van een waterkrachtcentrale waardoor het debiet van de rivier geregeld kan worden, is de erosie teruggebracht tot 3 cm per jaar. Overdag stroomt er in vergelijking met vroeger nog de helft van het water over de Falls. ‘s Nachts slechts één derde.

De enige persoon die ooit levend, zonder bescherming over de falls geraakt is, is een jongetje dat slachtoffer was van een bootongeluk. Hij heeft de val naar beneden overleefd terwijl hij enkel een zwemvest droeg. Gekken genoeg die het op andere manier geprobeerd hebben. In houten vaten of vreemsoortige capsules. Velen bekoopten deze dolle rit met hun leven. Eén mevrouw had zich in een houten vat opgesloten samen met een hond. Ze stierf door verstikking terwijl haar ton bleef ronddraaien in de Whirlpool, omdat de hond het enige luchtgat had afgedekt met zijn neus. De hond overleefde.

De Niagara Falls zijn een bezoek zeker waard. Bereid je wel voor op een soort pretparkgevoel met de bijhorende lange wachtrijen. De Falls zijn hypertoeristisch. Je kan er overal ijsjes kopen, souvenirs kopen, iets drinken of iets eten. Iedereen wil op de boot, iedereen wil een foto met de falls op de achtergrond. Het ziet er op een mooie dag zwart van het volk. Sommige straten zijn omgebouwd tot kermisattracties en er is zelfs een casino. Mooi kan je het stadje aan de Falls zeker niet noemen.

Stroomafwaarts van de Falls zijn er machtige stroomversnellingen. Via de White Water Walk daal je af naar het niveau van de rivier en zie je het bruisende water voorbij snellen. Ook deze plek trok waaghalzen van overal ter wereld aan. Mensen die het nodig vonden om hun evenwichtskunsten te demonstreren door een touw boven de rivier te spannen en daarover te lopen. Sommigen overleefden het. Anderen niet.

Nog wat verder van de Falls ligt de Whirlpool. De Wirlpool is een gigantische draaikolk die een uitstulping van de rivier vormt. Je kan een ritje met de kabellift maken boven de draaikolk, maar wij verkozen dit natuurfenomeen gewoon vanaf de kant te bekijken. Daarna gingen we iets eten in het Whirlpool restaurant, gelegen aan de rand van een prachtig golfterrein. We vonden een gezellige plek op het terras met uitzicht over het glooiende groen van het golfterrein en de golfkarretjes van de spelers. Mijn slaatje met krab en garnalen was erg lekker en helemaal niet duur.

Na ons avondmaal reden we terug naar de Niagara Falls. ‘s Avonds worden de Falls kleurrijk verlicht en dit schouwspel wilden we beslist niet missen. We zochten een plek op een terras met uitzicht op de watervallen en dronken een cocktail (of een slushie of een biertje) terwijl we genoten van het feeërieke schouwspel. De nacht viel terwijl de kleuren zich steeds duidelijker aftekenden op het naar beneden vallende water. Als je de Falls bezoekt, is het zeker de moeite om tot ‘s avonds te blijven om de light show te zien. Bovendien wordt er drie keer in de week vuurwerk afgestoken. Jammer genoeg niet op de avond dat wij er waren.

We vertrokken met een beetje verbrande neuzen en een tevreden gevoel naar onze volgende bestemming: Toronto. In Toronto hadden een beetje pech met het verkeer. We kwamen midden in een file terecht (‘s nachts!) waardoor we pas na middernacht in ons hotel waren.

Vrijdag 26 juni: Ann Arbor en Detroit

De laatste sporen van de jetlag zijn definitief verdwenen. Ik ben niet meer voor dag en dauw wakker en heb het steeds moeilijker om op tijd uit bed te geraken. (Het feit dat we elke dag later gaan slapen, zal daar ook wel iets mee te maken hebben.)

Vandaag stond Ann Arbor op het programma, een charmant universiteitsstadje dat in gotische stijl is opgetrokken. Alweer geïnspireerd door de Engelse universiteiten, natuurlijk. Goed afkijken, is ook een kunst. In Amerika zijn ze trouwens ook dol op de Griekse en Romeinse bouwstijlen. Als ze ergens een zuil kunnen tussen wringen, zullen ze het zeker niet laten. Zelfs moderne gebouwen worden met klassieke zuilen versierd. Bij mij roepen al die zuilen eerder een gevoel van slechte imitatie op.

We wandelden rond op de uitgestorven campus en bekeken de mooie gebouwen. Het leuke aan zo’n universitaire campus is dat je in de meeste gebouwen zomaar binnen en buiten kan lopen. We wilden graag de bell tower (uitgerust met een beiaard) op de campus bezoeken, maar dit kon enkel om 12.00u, maar we hadden gepland om op dat tijdstip al elders te zijn. Jammer.

Ons middagmaal aten we in een restaurant op weg naar Detroit: Bob Evans in Dearborn Heights. Ik gaf niet toe aan de verlokking van het fastfood en bestelde een slaatje met spinazie, kip en ham. Het slaatje bleek nogal heel veel spinazie en weinig andere ingrediënten te bevatten. De lekkere dressing kon het een beetje redden, maar echt fameus was het niet. Bovendien waren de vrouwentoiletten buiten gebruik, waardoor er mij geen andere keuze ovefrbleef dan mij tot de mannentoiletten te richten.

Na het eten zetten we onze weg verder naar Detroit. Het voordeel van mij drie op reis zijn, is dat ik nu over twee chauffeurs beschik. Mijn vriend en vriend H zitten om de beurt aan het stuur van de huurwagen. Omdat het duurder was om drie chauffeurs op te geven bij de verhuurfirma, heb ik mij opgeofferd om onderweg van het landschap te genieten en verslagen te schrijven. 😉

Onze eerst stop in Detroit was het Ford Museum. Oorspronkelijk was het de bedoeling om een bezoek aan de productielijn te brengen, maar aan de kassa vertelde men ons dat de productielijn stil lag. Crisis in de automobielsector. En GM is heel zwaar getroffen. Omdat ik al eens een bezoek aan de fabriek van Ford Genk gebracht had terwijl daar de productielijn wel werkte, besloten mijn vriend en ik enkel het museum te bekijken. Vriend H zou op zijn eentje de productielijn bezoeken en later verslag aan ons uitbrengen.

Het Ford Museum is weer zo’n reusachtig museum waar je gerust een ganse dag kan doorbrengen. Ik vond het gedeelte over de civil war, de burgerrechtenstrijd van de zwarten en de strijd om het vrouwenstemrecht het interessantste. In het Ford Museum staan bovendien de stoel waarin Lincoln zat toen hij vermoord werd en de auto waarin president Kennedy doodgeschoten werd. Wie houdt van lugubere memorabilia komt zeker aan zijn trekken.

Er was ook een tijdelijke tentoonstelling van wagens die toebehoorden aan bekende muzieksterren. Enige probleem was dat ik veel van die zogezegde sterren niet eens kende (kan ook aan mij liggen). Toch het vermelden waard: de Pink Floyd wagen met een “the wall” design, de auto van James Hetfield, het hippiewagentje van Janis Joplin en het wagentje van Miley Cirus (ik ga mee met mijn tijd).

Het museum heeft ook een collectie presidentiële wagens. En zeer boeiend: een gigantische stoomlocomotief die door de ingebruikname van goedkopere diesellocomotieven na 19 jaar dienst al op pensioen gesteld werd. De locomotief werd gered van de sloop en is nu het meest gefotografeerde voorwerp in het museum. Het ding was zo groot dat het amper op de sensor van mijn fototoestel geraakte. 😉

Na ons bezoek aan het Ford Museum reden we verder naar het centrum van Detroit. We hadden een beetje pech dat we bij het binnenrijden in een file terechtkwamen en nog verdere vertraging opliepen. Misschien zijn onze planningen gewoon veel te optimistisch.
Het hoofddoel van ons bezoek in Detroit was het GM gebouw. We maken er een sport van zoveel mogeljk cocktails op onmogelijke hoogten te drinken, dus trokken we rechtstreeks naar de bar in het Coach Insigna restaurant bovenaan de toren. Na een ritje met de lift vonden we een plaatsje aan het raam. Ik bestelde een coach cosmopolitan en genoot van het uitzicht op de Detroit River en het meer. Aan de overkant van de rivier lag Canada, onze volgende bestemming.

Na onze cocktail maakten we een wandeling langs het water en bewonderden we de mooie fonteinen in de buurt van het GM gebouw. Bij heet weer is een beetje verfrissing altijd welkom. Ook deze fonteinen waren het speelterrein van talloze kinderen.

Ons avondeten bestond uit een warme wrap met kip van Au bon pain op een pleintje in centrum Detroit. Op een podium waren er gratis optredens, maar voordat we goed en wel ons broodje hadden (bij Au bon pain zijn ze niet van de snelsten) waren de optredens vervangen door een quiz over Detroit. Wanneer is Detroit gesticht? In 1701, mevrouw! Door iemand met de welluidende naam Cadillac.Waar het lezen van die toeristische infoborden al niet goed voor is.

Na het avondeten reden we naar Canada. Canada binnengeraken, bleek niet zo eenvoudig als we eerst gedacht hadden. We moesten eerst de file in de tunnel onder de Detroit River trotseren en daarna wachtte ons een kruisverhoor door de Canadese douane (wat gaat u doen in Canada, hoe lang blijft u in Canada, waar komt u vandaan, wat heeft u bij, waar gaat u logeren, waar gaat u naartoe). Enfin, het soort vragen die ik verwacht had te krijgen in de luchthaven van Chicago.

Vervolgens moesten we uit de auto stappen en aan de voorkant van de wagen gaan staan, terwijl de Canadese douanebeambten in onze koffer snuffelden. De beambten waren behoorlijk onvriendelijk en ik vond het heel onaangenaam dat ik niet kon zien wat ze in de koffer aan het uitspoken waren. Je voelt je een halve crimineel terwijl je gewoon hun land komt bezoeken.

Uiteindelijk kregen we een stempeltje in ons paspoort en was alles in orde. Oef. We hadden ongeveer een uur verloren aan de grens, waardoor we pas rond half één in ons hotel in Hamilton aankwamen. Veel later dan gehoopt.

Donderdag 25 juni: Amish country

Door fileproblemen en lange rijen bij het wagenverhuur, vertrokken we met twee uur vertraging uit Chicago. Daar ging onze weloverwogen planning. 😉 Vandaag zouden we drie staten doorkruisen: Illinois, Indiana en Michigan. Doel van onze tocht: Amish country en Ann Arbor.

We moesten wat geduld uitoefenen voordat we het eerste karakteristieke zwarte karretje getrokken door een paard zagen. Wat aan vriend H de volgende gevleugde uitspraak ontlokte: “Dit is zo’n beetje als op safari gaan en wachten tot je een neushoorn ziet.” Met vriend H op reis gaan, is een zegen voor de lachspieren. Gelukkig werd ons wachten niet lang daarna beloond. We zagen het ene na het andere zwarte karretje getrokken door paarden.

Onze eerste stop was Menno-hof in Shipshewana (wat een poëtische naam). We kregen een zeer goeie uitleg over het verschil tussen hutterieten, amish en mennonieten. Deze geloofsgemeenschappen zijn alledrie anabaptisten. De basisprincipes van het anabaptisme zijn een volstrekte scheiding van kerk en staat, geweldloosheid en de vrije keuze van het doopsel. Anabaptisten zijn met andere woorden tegen het dopen van baby’s. Zij vinden dat het toetreden tot de gemeenschap van gelovigen een weloverwogen keuze moet zijn.

De beweging van de anabaptisten is ontstaan in Zwitserland en verspreidde zich verder naar Duitsland, Nederland, Vlaanderen, Spanje en Rusland. Doorheen hun geschiedenis werden de anabaptisten hevig vervolgd voor hun geloofsovertuiging. Ook hun weigering om deel te nemen aan de dienstplicht was vaak problematisch. De tentoonstelling legde naar mijn gevoel iets te veel nadruk op het martelaarschap van hun geloofsgenoten. Maar ik was wel gecharmeerd door de geweldloosheid die de anabaptisten nastreven.

Door de vervolgingen in Europa zijn de anabaptisten op een zeker moment geëmigreerd naar Amerika, omdat hen beloofd werd dat ze in dit beloofde land hun geloof in alle vrijheid konden beleven. Massaal maakten ze in grote schepen de overtocht naar Amerika. Een overtocht die vaak onder de meest barre omstandigheden verliep.

Het verschil tussen mennonieten, hutterieten en amish is het volgende. Mennonieten functioneren in de gewone maatschappij zolang die maatschappij hen niets oplegt dat in strijd is met hun geloof. Dat wil zeggen dat ze de meeste beroepen uitoefenen (natuurlijk zullen ze nooit tot het leger toetreden) en dat ze gebruik maken van de moderne technologie. Amish leven meer afgezonderd van de moderne samenleving. Ze zijn afkerig van alles wat met technologische vernieuwing te maken heeft. Elke vernieuwing wordt aan een nauwkeurig geloofsonderzoek onderworpen. De geloofsgemeenschap is voor hen essentieel. Zij leven vooral in boerderijen op het land. Amish zijn te herkennen aan de typische klederdracht met mutsjes voor de vrouwen en broeken met bretellen voor de mannen. Ze rijden rond in koetsen getrokken door paarden. Hutterieten zijn het meest extreem. Zij leven in communes waar bijna alles gemeenschappelijk is. Enkel spullen als kledij en boeken kunnen privébezit zijn. Ook hutterieten houden vast aan traditionele klederdracht.

“Hoogtepunt” van het bezoek was de tornadokamer waar met wat blazers en geluidseffecten een tornado gesimuleerd werd. De oudere dames die samen met ons in de kamer zaten, vonden het alleszins geweldig. Tegelijkertijd kregen we een filmpje te zien waarin de goede daden van de anabaptisten uitgebreid in het zonnetje gezet werden.

Na ons bezoek aan Menno-hof was het etenstijd. We besloten in Shipshewana een restaurant te zoeken, bij voorkeur eentje waar de typische Amish-keuken geserveerd werd. Het Blue Gate restaurant voldeed aan al deze voorwaarden. We kozen voor het family style dinner dat aangeprezen werd als de traditionele manier van dineren. Bij het eten bestelden we appelsap, want alcohol viel er niet te bekennen. Als ik al een aandrang voelde om mij te bekeren, was deze meteen voorbij. 😉

We kregen eerst een slaatje en zelf gebakken brood met heerlijke confituur en peanut butter. Het family style dinner bestond uit twee soorten vlees en een viertal bijgerechten. Het was veel en veel te veel. Ik denk dat er nog twee mensen extra hadden kunnen eten van alles wat er bij ons op tafel werd gezet.

Met moeite vonden we nog een plaatsje voor het dessert dat bij de maaltijd inbegrepen was. Bij het kiezen uit de gerechten op de uitgebreide dessertkaart, viel mijn oog op het woord custard. Mijn tafelgenoten wisten ook niet goed wat custard was. Dus vroegen we het aan onze serveerster. Het charmante meisje kwam niet verder dan custard te vergelijken met een soort “slimey pudding”. In haar woorden: “I wouldn’t recommend it at all.” Het werd dus apple pie. 😉

Daarna reden we met een veel te volle maag in één trek door naar Ann Arbor. Rond half twaalf waren we in ons hotel. Mijn oog viel op het televisiescherm in de lobby dat het overlijden van Michael Jackson meedeelde. Alhoewel ik geen fan ben, was ik toch geschokt door het nieuws. Hij was nog maar vijftig. In onze kamer zetten we meteen de tv aan. We werden overspoeld door tributes en overzichten van zijn bijdrage aan de popcultuur. Een bijdrage die, naar mijn mening, moeilijk overschat kan worden. Iedereen heeft wel gedanst op de nummers van Michael Jackson. Hij was een tragische figuur die niemand onberoerd liet. Een icoon.

Zoveel overlijdens deze week: Karel Van Miert, Yasmine, Michael Jackson en Farah Fawcett. Allen veel te vroeg heengegaan.

Woensdag 24 juni: Lincoln Zoo, sushi en vuurwerk

Ontbijt met waffles. Waffles zijn geen aanrader op ontbijtvlak.

Onze laatste dag in Chicago. We hadden ons voorgenomen het een beetje rustig aan te doen. In de voormiddag namen we de bus naar Lincoln Zoo. De Zoo is gratis en werd tijdens ons bezoek overspoeld door allerlei kinderopvangtoestanden. Elk groepje kinderen en hun begeleiders hadden dezelfde t-shirts aan waardoor er een bonte kleurenmengeling ontstond. Handig om in één oogopslag te zien waar de kinderen van je groep uithangen en als er eentje verloren loopt, zie je meteen bij welke groep hij of zij hoort..

Lincoln Zoo is niet erg groot. Ik denk niet dat je je er een volledige dag ksn bezighouden. De dierentuin is vooral gericht op kinderen, met kleurrijke en duidelijke informatieborden. Dit heeft als gevolg dat alle glazen afscheidingswanden vol met vette vingertjes staan. 😉 De zoo heeft dieren uit gans de wereld. Persoonlijk vond ik de ijsbeer het leukste, vooral omdat je het beest kon observeren terwijl het onder water zwom.

Het stukje Afrika dat nagebootst werd, was erg goed gedaan. We zagen een aardvarken in een regenton die het duidelijk naar zijn zin had. De meerkatten waren schattig en de grote spinnen die zonder afscheiding in het paviljoen rondhingen waren brrr.

De grote katten (panters, leeuwen, tijgers) hadden naar mijn aanvoelen een veel te krappe behuizing. Ik vond dat ze er maar zielig bij zaten. Dieren achter tralies, het is en blijft onnatuurlijk, Zelfs al hangen er overal plaatjes dat de dierentuin deelneemt aan internationale kweekprogramma’s. Helaas is het vaak onmogelijk om de tentoongestelde dieren in hun natuurlijke habitat op te zoeken.
De apen waren een ander succesnummer,vooral bij de jonge kinderen. Deze beestjes zijn altijd leuk om naar te kijken, waarschijnlijk omdat we in hen rudimentair menselijk gedrag herkennen. De gorillla’s waren mijn favoriet. Jammer dat deze magnifieke dieren met uitsterven bedreigd zijn. Zo’n silverback in het wild, dat moet geweldig zijn.

Tijdens ons bezoek aan de zoo werd de stralend blauwe lucht opeens vervangen door een dreigend grijze. In de verte hoorden we gerommel. Een fikse onweersbui dreef onze richting uit. We besloten ons er niet al te veel van aan te trekken en gewoon af te wachten hoe hevig het onweer zou worden. Al bij al viel er niet veel regen uit de hemel. En het was zo warm dat een beetje afkoeling deugd deed.

Voordat we de bus terug naar het centrum namen, kocht ik een waterijsje aan een kraampje. Een heleboel kleur- en smaakstoffen op een stokje. De makers hadden een beetje overdreven met de kleurstoffen, want mijn tong zag helemaal groen na het nuttigen van het ijsje. Dit tot hilariteit van mijn vriendje.

Na de middag wandelden we wat rond op de museum campus. We waren te laat om de musea daar nog te bezoeken, maar de gebouwen waren aan de buitenkant heel indrukwekkend. De afkoeling die het onweer had gebracht, was maar van korte duur. De zon scheen ongenadig op onze hoofden en de zweet droop langs onze ruggen naar beneden.

De museum campus is prachtig gelegen op een landtong in het meer. We wandelden langs de oevers van het meer in de richting van het restaurant waar we met vriend H hadden afgesproken. Vriend H had nog een etentje voor zijn verjaardag (in december) van ons te goed en sushi leek een perfecte manier om zijn verjaardag op gepaste wijze te vieren.

De collega van H had ons South Coast Sushi aangeraden en dat bleek een voltreffer te zijn. De serveerster stelde ons de cocktails op het menu uitgebreid voor. Het moet gezegd, we waren een beetje wantrouwig na onze eerdere cocktailervaringen, maar we besloten het er toch op te wagen. En daar hebben we geen spijt van gekregen. Na diverse mislukte pogingen hadden we eindelijk een plek gevonden die goeie cocktails serveerde.

Terwijl we op vriend H zaten te wachten die een beetje vertraging opgelopen had, bestelden we een lychee martini en een green kimono.De green kimono, een cocktail met vodka en een klein beetje wasabi, viel het beste in de smaak. Prompt bombardeerden we deze cocktail tot ons drankje van de avond. Op een verjaardagsfeestje mag een mens al eens gek doen, nietwaar?

Het werd een decadente avond. We bestelden drie voorgerechtjes die allemaal even lekker smaakte. De gefrituurde wortelnoedels waren echt bijzonder. Ik vond het heel leuk dat de voorgerechtjes na mekaar gebracht werden, zodat we alledrie van elk voorgerechtje konden proeven. Daarna bestelden we drie maki-rollen. We lieten ons verleiden door de specials van het huis, maar de ene sushirol was wat te zoet, de andere te pikant. Voor onze tweede portie hielden we het op de klassiekers. Er gaat niets boven rauwe tonijn of zalm op een beetje rijst.

Na het decadente etentje trokken we met z’n drieën naar Navy Pier voor het wekelijkse vuurwerk. Een feestelijke afsluiter voor onze laatste dag in Chicago.

Dinsdag 23 juni: Art Institute of Chicago en boottocht op het meer

Tijd voor een beetje kunst. Het Art Institute of Chicago is zowat het Louvre van Chicago. Een machtig mooi museum met een indrukwekkende kunstcollectie. We beperkten ons tot de onderdelen die we werkelijk wilden zien: de Aziatische kunstcollectie, de Indische kunstcollectie, de Afrikaanse en Amerikaanse (Azteken, Maya’s, Indianen) collectie, de impressionisten en de surrealisten. Ik was werkelijk overdonderd. Prachtig museum met een schitterende nieuwe vleugel waarin de moderne kunst is ondergebracht. Alleen jammer van de koelkasttemperatuur binnen. Met wat er jaarlijks uitgespaard kan worden aan aircokosten, kan het museum waarschijnlijk een mooi kunstwerk aankopen.

Ik kan hier wat lyrisch doen over de magnifieke kunst, maar ik stel voor dat jullie zelf eens gaan kijken als jullie in Chicago zijn. Een kleine bloemlezing van de artiesten waarvan er werk uitgestald staat: Cézanne, Magritte, Degas, Toulouse-Lautrec, Moore, Picasso, Mondriaan, Van Gogh, Delvaux,… Hoogtepunt was voor mij de Japanse kunst. Schitterend. Grappig: op de gevel van het Art Institute staat een genante typfout: Michael Angelo ipv Michelangelo. Lunchen deden we in het museum en weer was het eten lekker, niet duur en gezond.

Na het museumbezoek kochten we ons eerste souvenir in Amerika: een supercute Acer Netbook. Het ding waarop ik momenteel mijn verslag zit te typen. Klein, handig en very handsome. De aankoop was een noodzaak, want de laptop die we mee hadden, begon onvoorspelbaar gedrag te vertonen en dat is nooit een goed teken.

Voor onze avondmaaltijd keerden we, weinig origineel, terug naar de Big Bowl. Het smaakte des te meer.

‘s Avonds hadden we een twee uur durende cruise at sunset geboekt. Mijn vriend en ik zijn een grote liefhebber van cruises. 😉 Jammer genoeg verdween met de zon ook de warmte. Overdekt met kippenvel keek ik naar het prachtige schouwspel van de door de laatste zonnestralen verlichte skyline. De lucht verkleurde naar allerlei pasteltinten en het was werkelijk romantisch geweest, ware het niet voor de bende luidruchtige Brazilianen die de drankvoorraad van de boot aan het opmaken waren.

Terwijl de lichten van de skyscrapers één voor één aangingen, voer onze boot langs de kust van het meer. We zagen de jachthaven, het Field museum en de mooi verlichte fontein in Grant Park. Nadat de zon haar laatste stralen verdwenen waren, voeren we opnieuw de Chicago River op. We kregen nog een korte nachtelijke architecturale rondvaart (interessanter dan de architecturale wandeling, vond ik persoonlijk) en de avond zat er alweer op.

Time flies when you’re having fun.

Maandag 22 juni: Museum of Science and Industry en de universitaire campus

Maandagochtend maakten we voor het eerst echt kennis met de Amerikaanse ontbijtgewoonten. Het concept brood is in Amerika onbekend. Dat verklaarde meteen waarom vriendin L in Baton Rouge haar eigen brood bakte. Als ontbijt konden we kiezen uit donuts, waffles, cornflakes, te zoete yoghurt, muffins en ondefinieerbare maar veel te zoete gebakjes. Gezond ontbijten? Vergeet het maar.

Ik nam iets wat leek op een pistolet en at er een hardgekookt eitje bij. De neppistolet was echer niet te vreten. De vriendelijke mevrouw aan het tafeltje langs ons zag mijn walging en wees me erop dat de neppistolet eerst geroosterd diende te worden. Aha! Na een behandeling door de broodrooster, smaakt het rare broodje al veel beter. Eén ding was zeker: we zouden ons beslist niet overeten aan het ontbijt.

Vandaag stond er een bezoek aan het Museum of Science and Industry op het programma, niet ver van de Chicago University Campus waar H werkt. Eer we goed en wel voorzien waren van een driedagenpas voor het openbaar vervoer en de juiste bus gevonden hadden, was het al elf uur. We betaalden de hoge inkomprijs (20 dollar, een bezoek aan de U-505 inbegrepen) en trokken dadelijk naar de afdeling waar de duikboot stond.

De U-505 is de enige Duitse duikboot die in handen van de geallieerden is gevallen. De operatie die voorafging aan het gevangen nemen van de duikboot werd uitvoerig uit de doeken gedaan, voorzien van de nodige heroïsche muziek om het uitzonderlijke van deze vangst te onderstrepen. Aan boord van de U-505 bevond zich de beroemde Enigma-machine die het mogelijk maakte om de geheime codes van de Duitsers te kraken.

Natuurlijk was deze vangst bijzonder, maar dat neemt niet weg dat er een hele hoop geluk mee gepaard ging. Geluk dat niet alle springladingen aan boord ontstoken waren, geluk dat het luik waarlangs het water binnenstroomde snel gedicht werd, geluk dat er geen boobytraps waren. De duikboot is nu het pronkstuk van het museum. Als je er vlak naast staat is het een overweldigend gevaarte. Een knap staaltje van ingenieurstechnieken. Jammer dat het hoofddoel van zo’n prachtig toestel het zaaien van dood en vernieling was.

Om kwart na twaalf kregen we een rondleiding in de U-boot, iets waar we 7 dollar extra voor betaald hadden. De rondleiding duurde welgeteld een kwartier en was teleurstellend. Er stond nergens uitleg bij de toestellen en we moesten veel te snel van de ene ruimte naar de andere. Bovendien was het verboden om foto’s te nemen. De reden? Blijkbaar waren er vorig jaar wat foto’s van het interieur van de duikboot op eBay verschenen en had de directeur het nemen van foto’s dan maar volledig verboden. Absurd. De duiding van de gids beperkte zich tot het ons wijzen op de geluids- en lichteffecten. “Hoor, zo klonk het dalen van een duikboot.” (Nuja, ik overdrijf een beetje.)

Na de duikboot verkenden we de rest van het museum. Het museum is gigantisch groot, dus moesten we ons beperken. De afspraak die we met vriend H gemaakt hadden om samen te luchen op de campus moesten we noodgedwongen annuleren.

We zagen onder andere de Apollo 8 commandomodule en een replica van de originele maanlander, oude treinen, vliegtuigen, een modelbouw Chicago met speelgoedtreintjes, pas uit het ei gekropen kuikentjes, een replica van het eerst vliegtuigje van de gebroeders Wright en nog veel meer. Heel erg jammer dat je bovenop de inkom nog eens extra moest betalen om bepaalde onderdelen van het museum te zien. Zo gingen de flight simulator en het milieuvriendelijke huis aan ons voorbij.

Eten deden we in het museum zelf en dat viel verrassend goed mee. Het eten was verzorgd, goedkoop en zelfs gezond. Ik had rosbief met gegrilde groenten en cornbread, zonder saus. En ik kreeg echt een heel grote portie groenten: asperges en courgettes. Het smaakte mij. Een goeie tip voor mensen die gezond eten op hun bord willen krijgen: probeer het eens in een museumrestaurant.

Rond een uur of drie vonden we het welletjes en trokken we naar Hyde park waar de campus van Chicago University gevestigd is. De gebouwen van Chicago University doen enorm Engels aan. Je waant je op de campus van een eerbiedwaardige oude Engelse universiteit. Je merkt dat het fake is, maar het stoort niet. De campus is mooi, groen en rustig. Extra rustig waarschijnlijk omdat de studenten hun examens afgelopen waren en ze de campus verlaten hadden.

We bezochten Rockefeller chapel, de Breasted Hall (geen idee waar de naam vandaan komt), de plaatselijke Alma (die als decor voor een Harry Potter film had kunnen dienen) en bekeken Robie House, een bekend huis in de prairiestijl van Frank Lloyd Wright en het standbeeld van Henry Moore dat op de plaats van de eerste gecontroleerde nucleaire reactie stond. De geruchten doen de ronde dat de grond onder het monument nog steeds radioactief is.

Als avondmaaltijd aten we een Subway-broodje onderweg naar de Navy Pier. De Navy Pier dankt zijn naam aan het feit dat de Navy er haar recruten oefende tijdens WOII. Nu vind je er een pretpark, cafés, restaurants, winkels en kraampjes allerhande. Op weg naar de pier had ik een heel interessante discussie met vriend H over het Amerikaanse strafrecht en de dunne lijn tussen een thought-crime en het veruitwendigen van de intentie om een misdaad te plegen.

We besloten iets te drinken op de pier. Enja, ik trapte weer met open ogen in de cocktailval. Ik bestelde een margarita on the rocks, want wat kan je nu misdoen bij het maken van een margarita. Veel dus. Eén van de ingrediënten van een margarita is citroensap. Met als gevolg dat een margarita zuur smaakt. De margarita (in een plastic bekertje, boehoe) die ik voorgeschoteld kreeg, smaakte allesbehalve zuur. Vaag leek het wel op een margarita, maar dan een mislukte. Wat zeggen ze ook alweer van die ezel?

Mijn cocktail was halfweg toen we het gezelschap kregen van een collega van vriend H en zijn verloofde. Ik deed mijn beklag over de cocktails en ze beloofden me tips te geven waar je er betere kon krijgen. We hadden een gezellige babbel en namen afscheid toen het bedtijd was.

Zondag 21 juni: Aankomst in Chicago

Na een vlucht van een dikke twee uur, kwamen we aan op de luchthaven van Chicago. Nadat we onze bagage van de band genomen hadden, was het wachten op vriend H, die ons zou komen ophalen aan de luchthaven. Hij bleek echter nergens te bekennen en reageerde niet op de sms-berichtjes die we stuurden. Daar stonden we dan. Verloren op de luchthaven. Gelukkig bleek H slechts wat vertraging te hebben door problemen met de treinen en verscheen hij na een kwartiertje wachten.

Van de luchthaven naar ons hotel bleek het nog een flink eindje. We namen een shuttle naar het hotel, dropten onze bagage af en waren klaar om de stad te verkennen. Omdat een stad verkennen op een lege maag niet zo’n goed idee is, stopten we bij the Big Bowl in East Ohio Street voor een overheerlijke Thaise curry vergezeld van een sangria, nuja, wat ze in Amerika sangria noemen: iets superzoet wat best drinkbaar was. Als u sangria en Thaise curry een rare combinatie vind, wel, ik ook. 😉

In downtown Chicago keken we onze ogen uit. We spiegelden ons in de beroemde “bean” en stonden met onze voeten in het water van de Crown Fountain, een bijzondere fontein waarop met behulp van LED’s gezichten van inwoners van Chicago geprojecteerd worden. Om het kwartier vormt de mond van de inwoners een O en komt er een straal water uit, waardoor het lijkt alsof de projectie spuwt op de spelende kinderen. Heel grappig en geweldig om in te spelen bij warm weer.

Om drie uur had vriend H een architecturale rondleiding door Chicago gereserveerd. De volgende twee uur werden we overspoeld door technische architectuurtermen zoals masonry load-bearing constructies, set-back skyscrapers en staalconstructies. We zagen de ene na de andere voormalige hoogste wolkenkrabber van de wereld. Chicago wordt beschouwd als de geboorteplaats van de wolkenkrabber. Na de grote brand van 1871, schoot er niet veel meer over van Chicago en kwam er plaats vrij om te experimenteren met nieuwe bouwmethodes. Aangezien iedereen op hetzelfde beperkte stukje grond wilde bouwen, was de keuze om de lucht in te bouwen snel gemaakt.

Tijdens de rondleiding kregen we verschillende schitterende lobby’s van gebouwen te zien. Als toerist zou je op je eentje er nooit bij komen om zomaar een gebouw binnen te stappen. Terwijl alle lobby’s wel degelijk vrij toegankelijk zijn. De mevrouw die de rondleiding gaf, hield er flink de pas in, waardoor ik soms serieus moest bijbenen om bij de groep te blijven. Ik neem namelijk af en toe graag een fotootje van al die architecturale schoonheid.

Ik vond de rondleiding interessant, maar te fel gefocust op de verschillende bouwtechnieken. Ik had graag ook wat meer van de geschiedenis vernomen. Maar het blijft grappig om Amerikanen Franse termen als art déco en art nouveau te horen uitspreken. Deed me denken aan onze gids in New Orleans wiens Frans ook van een sappig accent voorzien was.

Na de rondleiding trokken we naar de Hancock skyscraper om een drankje te drinken en te genieten van het uitzicht op de 94ste verdieping. Het had wel iets, met een glaasje (peperdure) champagne in de hand neerkijken op de stad. Hancock building is het vierde hoogste gebouw in Chicago met een prachtig uitzicht op het meer, de stranden en de stad zelf. Een goed voorstel van vriend H om hier iets te gaan drinken. Als toeristen zouden we waarschijnlijk rechtstreeks naar het observatory gegaan zijn, waarvan de inkomprijs evenveel bedroeg als ons drankje en het uitzicht even overweldigend zou geweest zijn.

‘s Avonds aten we iets in de buurt van ons hotel en kropen we vroeg onder de veren. Het was een vermoeiende dag geweest.

Zondag 21 juni: Het taxivoorval

Het begin van de zomer, ons afscheid van New Orleans. Het was een toffe tweedaagse, maar de hitte zal ik niet meteen missen.

Wat begon als een rustige ochtend, dreigde echter op een dramatische manier te ontsporen. Mijn vriend en ik waren in alle vroegte opgestaan, want onze vlucht naar Chicago vertrok om 7.55u en voor een binnenlandse vlucht moet je toch een uur op voorhand op de luchthaven zijn. We hadden niet bepaald zin om weer naar de gate te moeten spurten.

We waren duse mooi op tijd aan de balie om uit te checken. Er waren echter wat problemen met het computersysteem óf de bediende die aan de receptie stond, kon er niet veel van. Het uitchecken van de persoon voor ons duurde hemeltergend lang en we zagen de minuten tot het tijdstip waarop onze taxi ons kwam ophalen, langzaam wegtikken. Vandaar dat ik voorstelde om even naar buiten te gaan om te kijken of er al een taxi stond en die dan op de hoogte te brengen van onze vertraging. Ondertussen bleef mijn vriend aan de balie wachten.

En inderdaad, er stond buiten al een taxi. De chauffeur stapte uit toen hij mij zag en mompelde iets wat op ons kamernummer leek. Hij nam meteen mijn koffer van me over en stopte deze in de taxi voordat ik daar goed en wel toestemming tot gegeven had. Iets waar ik niet zo heel blij mee was, maar goed, het leek een officiële taxi te zijn. Hij ging zelfs mee naar binnen om de koffer van mijn vriend op te halen. De persoon aan de balie leek de chauffeur te kennen, dus dat nam mijn ongerustheid wat weg. Ik zei de chauffeur dat we wat vertraging hadden opgelopen doordat we nog niet uitgecheckt waren. Hij zei dat dat geen probleem was. En toch had ik ergens een gevoel dat er iets niet goed zat. Ik hield buiten op de stoep de taxi met daarin bijna al onze bagage erg goed in het oog, terwijl de chauffeur wachtte tot mijn vriend de financiële kant van ons verblijf had geregeld.

Op een zeker moment stapte de chauffeur opnieuw uit, blijkbaar om te kijken waar mijn vriend bleef en wat toen gebeurde, is echt te gek voor woorden. Mijn vriend was net met de laatste formaliteiten bezig (de baliebediende was nog steeds aan het knoeien), toen er opeens een tweede taxichauffeur opdook. Die ook ons kamernummer kende. Verwarring alom. Twee taxichauffeurs, welke was de juiste?

De tweede taxichauffeur was exact op het tijdstip van de afspraak gearriveerd en leek erg boos op de eerste taxichauffeur. Taxichauffeur nummer 1 scheen zich echter niet al te veel aan te trekken van zijn collega en gebaarde ons in te stappen. Wij wilden echter niet meer met taxichauffeur nummer 1 meerijden, maar probleem, al onze bagage zat nog in de koffer van de wagen en taxichauffeur nummer 1 weigerde die open te doen. Als het al niet zo warm was, zou het zweet mij toen zeker uitgebroken zijn.

Taxichauffeur nummer 2 nam toen het heft in handen en opende de koffer van taxi nummer 1 door aan een hendeltje aan de kant van de chauffeur te trekken. Mijn vriend en ik namen snel onze bagage uit de wagen en drie tellen later lagen ze in de koffer van taxi nummer 2. Dit was duidelijk niet naar de zin van taxichauffeur nummer 1 die begon te roepen wie er zijn koffer had geopend en dat dat toch zomaar niet kon.

Taxichauffeur nummer 2 schoot daarop in een Franse colère zoals ik nog nooit heb meegemaakt. Een scheldtirade waarin woorden zoals “bitch, motherfucker, motherfucking bitch” en nog meer fraais uit zijn mond vloeiden. Het leek een stuk dialoog recht uit een gangstermovie. Mijn vriend en ik waren met stomheid geslagen. Maar het bleef niet bij verbale agressie: taxichauffeur nummer 2 dreigde met een stuk gereedschap nummer 1 op zijn bakkes te slaan. De tussenkomst van mijn vriend en ik in dit alles beperkte zich tot “Sir, sir, don’t do it. Please step back in the car.” Wat chauffeur nummer 2 na enkele seconden gelukkig ook deed.

Zijn boze bui smolt als sneeuw voor de zon en hij schakelde meteen over op een gezapig conversatietoontje. Ik was zo geshockeerd dat ik even moest bijkomen. Stel je voor dat die mannen elkaar werkelijk te lijf gegaan waren.

Onze taxichauffeur legde uit dat dit een veel voorkomende praktijk was. Taxichauffeurs die voor zichzelf werken, proberen klanten van andere chauffeurs die voor maatschappijen werken af te pakken door de bediende aan de balie wat geld toe te stoppen. Zo weten ze welk kamernummer er op welk uur een taxi besteld heeft. Ze zorgen dat ze een kwartier voor het tijdstip van afspraak ter plekke zijn en pikken de klant onder de neus van de werkelijk bestelde taxi uit. Bovendien rekenen ze het smeergeld dat ze aan de bediende gaven om het kamernummer te verklappen bij de prijs voor de rit naar de luchthaven.

Meteen begrepen mijn vriend en ik de woede van chauffeur nummer 2. Al was ik behoorlijk opgelucht toen we veilig en wel op de luchthaven stonden.

Zaterdag 20 juni: Kerkhoven en stoomboten

We begonnen de dag met een snel ontbijt ergens op een binnenpleintje aan Royal Street. We hadden energie nodig, want die ochtend stond er een wandeling van twee uur in de hitte op het programma. Toen we iets voor tien op de plek van de afspraak met de gids aankwamen, bleek dat wij de enige toeristen waren die gereserveerd hadden voor de wandeling. Leuk, een privé-rondleiding.

Samen met de gids wandelden we naar cemetery #1. Onderweg vertelde hij uitgebreid over de verschillende bouwstijlen. Zo kwamen we te weten wat een shotgun house en een garçonnière zijn. En kregen we veel tips over leuke eetgelegenheden. We vroegen ons in stilte af hoe het mogelijk was dat wij, met zoveel leuke en goede restaurantjes binnen bereik, er gisterenavond toch in geslaagd waren een slecht restaurant te treffen.

Het oudste kerkhof van New Orleans lag te blaken in de hitte die weerkaatste van de witte graven. De gids vertelde over de begrafenisrituelen. De doden werden bovengronds begraven omdat het grondwaterpeil te hoog was. De lijken liggen in graven die de vorm van bakovens (fours) hebben en dat mag je letterlijk nemen, want de temperatuur kan hoog oplopen in die graven. Na een jaar en één dag werden de graven opnieuw geopend en werden de overblijfselen achteraan in het graf geduwd, zodat er plaats was voor een nieuw lijk.

Sommige grotere graftombes behoorden toe aan verenigingen. Als je lid werd van de vereniging en minstens naar een aantal begrafenissen per jaar ging, had je het recht om in de mooie graftombe begraven te worden. Ook hier werden de grafkisten na een jaar en één dag geopend om plaats te maken voor nieuwe overledenen. De overblijfselen werden dan in een kolom in het midden van de graftombe geduwd of onderaan in een soort ondiepe kelder gelegd.

De graven waren vroeger trouwens veel kleurrijker dan nu. Bij ons bezoek overheerste wit op het kerkhof, maar vroeger had elk graf een eigen kleur. We zagen ook de graftombe van Marie Laveau, een bekende voodoo-queen. Al is er onzekerheid over de echte begraafplaats van Marie Laveau, het graf stond vol met markeringen in de vorm van drie kruisjes. De mensen die de kruisjes op het graf achterlaten, geloven dat Marie Laveau een wens van hen zal vervullen.

Na de wandeling aten we in de Old Coffee Pot bistro, een oude en gezellige eetgelegenheid waar ik de beste gumbo tot nu toe gegeten heb. Ik dronk er ook mijn eerste Hurricane, een bekende cocktail uit New Orleans. In tegenstelling tot de andere cocktails die we al gedronken hadden, was deze cocktail op basis van rum behoorlijk straf spul. Je werd er meteen vrolijk van. 😉

In de namiddag namen we de beroemde streetcar (een oud trammetje dat nostalgie uitademt) naar the Garden District. In the Garden District staan kasten van villa’s die voor hun bouwstijl de mosterd gehaald hebben bij uiteenlopende architectuurstromingen. De villa’s werden oorspronkelijk bewoond door rijke Amerikanen die niet in the French Quarter tussen de Creolen en Fransen wilden wonen.

Na ons ritje met de streetcar wilden we naar Mardi Gras World. In onze reisgids stond dat deze attractie, geheel en al gewijd aan hét feest van het jaar, Mardi Gras, zich in Algiers bevond. Helaas bleek, na een ritje met de ferry naar de andere kant van de Mississippi, dat reisgidsen niet altijd de waarheid in pacht hebben. Mardi Gras World was onlangs verhuisd. We hadden ons deze nutteloze tocht kunnen besparen door op voorhand de website te raadplegen. ‘t Internet, ‘t is toch een mooie uitvinding.

‘s Avonds hadden mijn vriend en ik een cruise geboekt op de Steamboat Natchez, het enige nog opererende stoomschip op de Mississippi River. Tijdens de boottocht genoten we van een lekker buffet en het prachtige uitzicht op de oevers van de Mississippi. We wierpen ook een blik op de motoren van het schip, maar lang bleven we daar niet plakken, wegens veel te warm. De tocht was door de koele bries zeer aangenaam.We bewonderden de zonsondergang en de skyline van New Orleans terwijl de lichtjes één voor één aangingen.

Je kan zeggen van Amerikanen wat je wil, maar ze zijn wel vlot in de omgang. Een Amerikaan knoopt gemakkelijk een praatje aan met een wildvreemde. Talloze keren werden we al gevraag waar we vandaan kwamen. Wanneer we dan “Belgium” antwoordden, zag je sommige mensen verward kijken. Duidelijk nog niet gehoord van ons kleine landje. 😉

Nadeel is dat sommige Amerikanen wat té familiair zijn. Zoals de dame op leeftijd met het witte leeuwenkapsel. Ze vertrouwde ons toe dat ze samen met haar echtgenoot hun 19th anniversary aan het vieren waren. Dit had ze duidelijk gedaan met veel te veel cocktails, want we konden nog amper verstaan wat ze zei. Ze stond erop een foto van mij en mijn vriend te nemen. Wat ik, aarzelend, toestond, maar niet zonder de band van het toestel rond haar hals gehangen te hebben. Ze zou ons toestel maar eens laten vallen.

Het kostte ongeveer een kwartier voordat ze door had hoe ze het toestel moest bedienen en de foto’s trokken op niet veel. Ik kreeg vervolgens een dikke knuffel en wat zoenen van haar. Het leek alsof we elkaar al jaren kenden en we de beste vriendinnen waren. Openheid en vriendelijkheid, al wat je wil, maar dit was voor mij toch een brug te ver. Na deze kennismaking zijn mijn vriend en ik discreet op een andere plaats gaan staan. 😉