En vandaag bevond ik mij plots weer in het gebouw waar ik ooit nachtjes doordeed met collegastudenten, zwoegend op één of ander werkje dat af moest. Deadlines zijn er om te halen met een minuut of twee overschot, daarover waren we het allemaal roerend eens. Waarom hebben ze dat anders deadlines genoemd? Of waar we die keer met gans de richting samen een opdracht maakten voor het meest gehate vak. Een opdracht die we normaalgezien in groepjes van twee moesten maken, maar niemand die daar zin in had. Klassikaal maakten we het vervelende werkje, gingen chinees halen om op te eten tussen de pc’s en dienden één oplossing in voor gans de richting (zo’n vijfentwintig personen). We kregen allemaal een zestien. Of toen midden in de nacht het brandalarm afging, terwijl wij nog in de pc-klassen zaten te werken. Een stomme pipo bekende lijkbleek dat hij per ongeluk het glas van het alarm gebroken had. Toen na tien minuten de veiligheidsdienst nog altijd niet gearriveerd was, bliezen we de aftocht wegens verregaande concentratieproblemen door het doordringende geluid van het brandalarm.
Deze ochtend nam ik de bus naar de plek die mij zo vertrouwd was om een focusvergadering bij te wonen (don’t worry, ik weet ook niet wat een focusvergadering is). En vond een gebouw dat een totale metamorfose had ondergaan. Een extra verdieping erbij, een mooi terras, een grote ontvangstruimte. Lucht, licht en moderniteit straalden mij tegemoet. Een geslaagde metamorfose, dat zeker, een onherkenbare metamorfose, dat ook. Weg waren de pc-klassen, de ietwat benauwde gangen, het kopieerapparaat waar de eerste versie van mijn thesis uitrolde. Gelukkig vond ik verspreid over bureaus her en der in het gebouw nog wat oude studiegenootjes terug. Ik voelde mij meteen weer thuis.