18 juni: Edinburgh

Beetje bewolkt weertje om onze eerste dag in Edinburgh te starten, maar we maken ons niet al te veel zorgen. De ervaring leert dat die wolken in de loop van de dag meestal plaatsmaken voor blauwe lucht.

Het ontbijt is een beetje minder dan we ondertussen gewoon zijn. Niet dat het slecht is, verre van, maar ik mis het heerlijke verse fruit van de voorbije dagen. De eggs florentine (waarvan ik normaalgezien een grote fan ben) vallen ook wat tegen. Maar ik geef toe, we zijn een beetje verwend geweest, de laatste tijd.

We nemen de bus naar het stadscentrum (3,50 pond voor een dagticket) en beginnen met dé hoofdattractie van Edinburgh: Edinburgh Castle. Het kasteel staat op de basalten kern van een dode vulkaan. Het complex kreeg vorm tussen de 12de en de 20ste eeuw en had in de loop der eeuwen verschillende functies: vesting, koninklijk paleis, kazerne en gevangenis. De plek waar nu Edinburgh Castle staat, was al bewoond in de bronstijd. De eerste vesting op deze plek dateert uit de 6de eeuw en werd gebouwd door koning Edwin van Northumbria, naar wie de stad genoemd is. Het kasteel is momenteel nog steeds in gebruik door het leger.

Tegenwoordig herbergt Edinburgh Castle opnieuw de Stone of Destiny, een oeroud symbool van de Schotse koningen, dat in de 13de eeuw door de Engelsen werd veroverd en pas in 1996 naar Schotland werd teruggebracht. Ook de Schotse kroonjuwelen vallen hier te bewonderen.

Dat dit dé toeristische topattractie van Edinburgh is, moge duidelijk zijn. Het wemelt er van de toeristen. Het overvalt ons een beetje. We zijn gewoon geraakt aan de eenzaamheid, rust en kalmte van de voorbije weken en de confrontatie met zoveel mensen op één plek is een beetje overweldigend.

We maken gebruik van de mogelijkheid om een gratis rondleiding te krijgen, maar de groep is een beetje te groot om alles goed te verstaan. Ik kijk vooral rond en maak foto’s met heel veel mensen op. De gids vraagt ons of we het druk vinden. Ik antwoord bevestigend. “Oh, but now it’s calm. You just wait till july and august, when the big crowds come to Edinburgh Castle.” Ik slik even.

Na de rondleiding volgen we het advies op van de gids en gaan we naar de Stone of Destiny en de Crown Jewels kijken. Foto’s maken van deze schatten is uiteraard niet toegelaten. Spijtig eigenlijk, want de herinnering vervaagt zo snel dat het binnen een paar weken al moeilijk zal zijn de pracht van deze juwelen uit mijn geheugen op te roepen. De Stone of Destiny zelf is alles behalve spectaculair, maar het is uiteraard de symboliek die aan deze steen verbonden is, die hem bijzonder maakt.

We zien ook de kamers waar Mary Queen of Scots woonde en waar zij haar zoon Jacobus VI, de latere koning van Engeland én Schotland baarde. Vervolgens bezochten we de Scottish National War Memorial gewijd aan de nagedachtenis van de Schotten die sneuvelden in de eerste wereldoorlog. In steen gebeiteld staan de namen van Vlaamse steden en dorpen: Ieper, Passchendaele, Diksmuide,… Ik krijg er kippenvel van.

Het charmante kapelletje gewijd aan St. Margaret brengt ons even tot rust. Het piepkleine kapelletje wordt nog gebruikt voor trouwceremonies, al mag je dan echt niet te veel kijklustigen meenemen. Na de kapel bezoeken we de kerkers die ingericht zijn zoals in de 18de en 19de eeuw toen er krijgsgevangenen opgesloten zaten tijdens de oorlogen met Frankrijk. Er zijn deuren te zien waarin de krijsgevangenen hun namen of kleine tekeningen gekerfd hebben. Heel bijzonder dat die kleine doodles zoveel eeuwen later hun makers overleven.

En dan is het bijna kwart voor één. We haasten ons naar de plek waar elke dag om één uur stip het One o’clock gun wordt afgevuurd. We zijn niet de enigen, maar slagen erin een plek op de tweede rij te versieren. Het lukt om over de hoofden van de scholieren voor mij een vrij goed filmpje te maken van het gebeuren. De traditie van het afvuren startte in 1861 om de schepen in de Firth of Forth een hoorbaar tijdsignaal te geven, want door de mist was de visuele tijdsaanduiding van de vallende ‘time ball’ op de top van het Nelson monument niet altijd zichtbaar. Dit signaal werd door de schepen gebruikt om hun choronometers in te stellen.

Ook de Great Hall die tot 1639 de vergaderzaal van het Schotse parlement was, is de moeite en toont verrassend veel gelijkenissen met de Great Hall in Stirling Castle. Al moet ik zeggen dat in zijn geheel Stirling Castle meer indruk op mij gemaakt heeft dan Edinburgh Castle.

Wel spijtig dat de Esplanade ontsierd wordt door de opbouw van de tribune voor de Military Tattoo. Het kost drie maanden om de op maat gemaakte tribune op te bouwen en drie maanden om die vervolgens weer af te breken. Tijdens mijn eerste bezoek aan Edinburgh Castle was die tribune niet aanwezig en dat geeft je toch een ander uitzicht op de burcht zelf.

Zo rond half twee nemen we afscheid van Edinburgh Castle en zijn horde toeristen en gaan we op zoek naar een plek om te eten. We vinden een plek op het terras van Maxies met een prachtig uitzicht op de lager gelegen straten. Ik bestel een glaasje prosecco (de eerste keer bubbels deze vakantie, want ciderbubbels, dat zijn toch geen échte bubbels). Ik eet kip gevuld met feta en spinazie en mijn vriend eet eend. En het smaakt echt ongelooflijk goed. Een vrij simpele maaltijd met patatjes en gestoomde groenten op een gezellig terras, meer moet dat niet zijn.

Aangezien we vandaag al goed begonnen zijn, besluiten we meteen ook de tweede topattractie van Edinburgh van ons lijstje te schrappen: het Palace of Holyroodhouse, oftewel de Schotse residentie van Queen Elizabeth II. Het paleis ligt helemaal aan de andere kant van de Royal Mile, de voornaamste verkeersaders van het middeleeuwse Edinburgh (nu is gelukkig een gedeelte van de Royal Mile op bepaalde tijdstippen verkeersvrij).

We lopen de Royal Mile af aan een vrij hoog tempo, want het is al drie uur en we vrezen opnieuw gedwarsboomd te worden door het sluitingsuur. Onderweg stoppen we alleen om twee plekken te reserveren voor de Real Mary King’s Close. We willen zeker genoeg tijd hebben om het paleis op ons gemak te bekijken.

Tegenover het paleis ligt het Scottish Parliament. In 1997 werd per referendum beslist dat de Schotten een eigen parlement kregen. Het nieuwe parlementsgebouw kreeg een symbolische plek en werd ontworpen door Enric Miralles. Ik moet zeggen dat de buitenkant van het gebouw mij niet echt kan bekoren, vooral de rare haardroger-achtige figuren begrijp ik niet, maar wellicht is het van binnen wel de moeite.

Rond kwart na drie kopen we ons toegangsticket voor het Palace of Holyroodhouse. Tot mijn verbazing is het hier veel minder druk dan in Edinburgh Castle. We nemen allebei een audioguide om ons wat meer uitleg te verschaffen over de vertrekken in het paleis. Een tip: neem zeker de audioguide, want verder is er weinig tot geen uitleg aanwezig in de vertrekken.

Het paleis werd in 1498 gebouwd in opdracht van Jacobus IV vlakbij een belangrijke abdij. In ditzelfde paleis was Mary Stuart waarschijnlijk getuige van de moord op haar Italiaanse secretaris en vertrouweling door haar jaloerse echtgenoot. Ze was zes maanden zwanger toendertijd en het gerucht deed de ronde dat het kind van haar secretaris was en niet van haar echtgenoot. Ja, het leven van Mary Queen of Scots, een roman is er niks tegen.

In de vertrekken van het paleis is fotograferen jammer genoeg niet toegelaten, dus jullie moeten me op mijn woord geloven als ik zeg dat het de moeite van een bezoek dubbel en dik waard is. Je krijgt de in hun originele staat herstelde vertrekken van Mary Stuart te zien en de vertrekken die de huidige koningin gebruikt voor officiële bijeenkomsten. Dit paleis weet me meer te inspireren dan Edinburgh Castle, waarvan ik wellicht te hoge verwachtingen had gebaseerd op mijn door de tijd vervaagde herinneringen.

Na het paleis zelf bewonderen we de ruïne van de abdijkerk en proberen we ons de oorspronkelijke pracht en praal van dit gebouw voor de geest te halen. Holyrood verwijst trouwens naar een reliek van het Heilige Kruis waaraan Christus stierf. Weten jullie meteen waarom deze abdij zo belangrijk was.

We wandelen nog even rond in de tuin van de Queen, die helaas niet thuis was om ons op de thee uit te nodigen. Een volgende keer misschien! Ik stel me tevreden met een luxe warme chocomelk met marhsmellows geconsumeerd op het terras van het Café at the Palace.

Omdat we nog geen honger hebben, besluiten we de raad van de barman van Maxies op te volgen en Arthur’s Seat te beklimmen om Edinburgh aan onze voeten te zien liggen. Arthur’s Seat is een vulkaan die al 350 miljoen jaar uitgedoofd is. De naam is waarschijnlijk een verbastering van Archers Seat (boogschutterszetel) en heeft dus niets te maken met de legendarische King Arthur.

De zon is vanachter de wolken gekomen en al snel breekt het zweet ons uit tijdens de beklimming. Mijn vriend ontdoet zich van het t-shirt dat hij onder zijn hemd had aangetrokken, maar ik houd dapper vol terwijl het zweet langs mijn rug druppelt. Het weer in Schotland, het kan verkeren. Als we na veel gepuf boven komen, krijgen we inderdaad als beloning een schitterend uitzicht op Edinburgh en omgeving. In de verte zien we de Pentland Hills liggen, waarvan het water vroeger naar de openbare pompen in Edinburgh werd geleid.

Na genoten te hebben van het landschap dalen we opnieuw de berg af. Mijn vriend stelt voor om langs de andere kant af te dalen, want Arthur’s Seat bevindt zich in vogelvlucht niet zo ver van ons hotel. De afdaling begint goed, we volgen een pad dat naar beneden slingert. Het pad wordt echter almaar moeilijker te volgen, tot het volledig verdwijnt. Daar staan we dan ergens in de helft van de berg. Omhoog klimmen zien we geen van beiden zitten, dus we dalen verder af in de juiste richting. Het wordt hoe langzaam om meer een klauterpartij. Tot we uitkomen op een weg. Probleem is dat we op een muur van zo’n twee meter hoog staan, zonder dat er een trapje naar de weg loopt. We slagen erin op de weg geraken, maar het zal me niet verbazen als enkele passerende bestuurders mijn onderbroek hebben gezien tijdens deze klauterpartij.

Enfin, ja, een mens krijgt honger van zulke onorthodoxe afdalingen en op het plannetje dat we in het hotel kregen, zien we dat we vlakbij The Salisbury Arms zijn. Het is jammer genoeg niet mogelijk om iets op het terras te eten. In plaats daarvan krijgen we een tafel toegewezen vlakbij een brandend haardvuur (!). Die Schotten hebben het graag warm, zo hebben we al gemerkt. Chauffages staan hier vaak nog aan ook al is het achttien graden of meer.

Om te vieren dat we heelhuids beneden geraakt zijn, bestel ik mijn tweede glaasje prosecco van de dag. Dat eerste glas smaakte naar meer. Als hoofdgerecht ga ik voor de smoked haddack risotto with a poached egg, terwijl mijn vriend gaat voor een klassieker: de linguine carbonara. Het eten is echt waar voortreffelijk en de atmosfeer is erg gezellig voor zo’n grote pub. Zeker een aanrader.

Na het avondmaal wandelen we op ons gemak terug naar ons hotel. We nemen een tafeltje aan de bar in en beginnen aan de avondvullende taak van het kaartjes schrijven. Drie whisky’s en één drambuie (verdeeld onder mezelf en mijn vriend) dienen als inspiratie. De drambuie krijg ik trouwens gratis, want in Schotland is de regel dat als het laatste uit de fles minder is dan een drankmaat, je dit gratis krijgt. Schol!

17 juni: Van Pitlochry naar Edinburgh

Ontbijten met een uitzicht, we raken het zo langzamerhand gewoon. Vanochtend staan er porridge, scrambled eggs with salmon en verse fruitsla op het menu. Hoera voor verse fruitsla! Het is de eerste keer dat ik porridge probeer en ik moet daar eerlijk in zijn, ik ben niet wild enthousiast. Gelukkig krijg ik er honing en whisky (!!) bij geserveerd om een beetje smaak aan de beige brij te geven. Het is eetbaar, maar ik denk toch dat ik geen tweede maal porridge zal bestellen deze vakantie.

Spijtig genoeg zien we vanaf onze ontbijttafel weer een hele hoop grijze wolken. Nuja, zolang het niet regent!

Pitlochry is echt een schattig dorp en ik vind het jammer dat we hier geen dagje langer kunnen blijven. Om ons verdriet te verdrinken, bezoeken we dan maar de Blair Athol Distillery in Pitlochry. Blair Athol is een producent voor het whiskymerk Bell’s. Dit wil zeggen dat meer dan 99% van de whisky die hier gestookt wordt, gebruikt wordt voor de blended whisky’s van Bell. Een klein percentage wordt gebotteld en verkocht als het eigen merk Blair Athol. Zo’n fles is dus een zeldzaamheid.

We hebben geluk: we kunnen deelnemen aan de rondleiding van 10.30u. Blair Athol is blijkbaar een populaire stokerij, want er worden busladingen toeristen afgedropt. Gelukkig komen we niet in zo’n grote groep terecht. Ons groepje bestaat uit slechts vijf personen. Ideaal! We krijgen heel de uitleg opnieuw te horen, maar alweer met andere accenten. Het is ook de eerste keer dat we het gist aan het werk kunnen zien in de grote roestvrijstalen vaten (bij Oban waren dit nog authentieke houten vaten).

Onze gids legt vooral de nadruk op de zuiverheid van het gebruikte water. Blair Athol gebruikt water dat rechtstreeks als smeltwater vanuit de bergen komt en zich verzamelt in een klein riviertje. Dit heldere water is één van de drie basisingrediënten voor de whisky van Blair Athol en de otter en het water (Otterburn = otterrivier) op het etiket verwijzen hiernaar.

Natuurlijk mag er aan het eind van de rit weer geproefd worden. En krijgen we korting op de whisky’s in de shop. Omdat we het toch een beetje spijtig vonden dat we geen fles Oban gekocht hadden na onze rondleiding, kopen we hier twee flessen. Een fles exclusieve Blair Athol en een fles Oban, omdat ik Oban whisky tot nu toe het lekkerste vind.

Twee flessen whisky rijker, de zon gaat er spontaan van schijnen! Toch ongelooflijk hoe snel het weer hier kan veranderen. ’s Ochtends helemaal betrokken en fris en nog geen twee uur later volle zon en warm. Niet dat je ons hoort klagen!

Lunchen doen we naar goede gewoonte ergens onderweg. We komen terecht in het Rapha Center, een theraphy center, farm shop, conference center en coffee shop all in one. Beetje een bizarre plek, zeker omdat voor de deur een hoop oude toiletten liggen (blijkbaar is de loodgieter net met een grondige opfrissing bezig) maar de taarten die ze aanbieden zien er lekker uit. Ik geniet van een gigantisch stuk appeltaart met een bolletje ijs en mijn vriend eet een chocoladetaart.

Rond half drie komen we aan bij Stirling Castle, een machtig kasteel dat de Schotse geschiedenis eeuwenlang beheerst heeft. Volgens de legende veroverde koning Arthur het oorspronkelijke kasteel op de Saksen, maar het eerste schriftelijke bewijs dat er hier een kasteel stond, dateert van de 11de eeuw. Het huidige bouwwerk dateert van de 15de en 16de eeuw en werd in 1746 voor het laatst verdedigd, tegen de jacobieten. Van 1881 tot 1964 verbleven er rekruten van de Argyll and Sutherland Highlanders. Momenteel heeft het kasteel geen militaire functie meer.

Stirling vormt het laatste punt waarop de rivier Forth nog bevaarbaar is en geldt als poort tot de Highlands. Vanaf het kasteel zijn zeven slagvelden te zien waarop ooit voor de onafhankelijkheid van Schotland werd gestreden. Ook zichtbaar in de verte: het 67 meter hoge Wallace monument dat herinnert aan de zegen van William Wallace tegen de Engelsen in 1297 bij Stirling Bridge (u weet wel, die van de film Braveheart).

Stirling Castle is niet alleen de moeite waard vanwege het uitzicht; de Great Hall, de Chapel Royal en het Paleis zijn na uitgebreide restauratiewerken teruggebracht tot hun oude glorie. De restauratie duurde tientallen jaren en heeft erg veel geld gekost, maar het resultaat mag er zijn. Al is het soms wel even schrikken van de felle kleuren van de fresco’s op muren en plafonds.

Bij de inkom kopen we een vijfdagenpas van Historic Scotland die we drie van de vijf dagen mogen gebruiken voor een onbeperkt aantal kastelen. De vriendelijke meneer aan de kassa verzekert ons dat we ons geld er snel uit zullen hebben en suggereert nog een kasteel of drie dat we vandaag kunnen bezoeken (mind you, de meeste historische bezienswaardigheden hier sluiten om 17.30u). Wij kijken bedenkelijk, maar laten ons toch overtuigen omdat de toegang voor Edinburgh Castle ook inbegrepen is in deze pas.

We krijgen een rondleiding in Stirling Castle van een zeer goede gids die enthousiast vertelt over de rijke en turbulente geschiedenis van dit kasteel. Na de rondleiding bezoeken we het Argyll and Sutherland Highlanders museum. Dit museum heeft een veel rijkere collectie dan het museum dat we in Fort George zagen. Met ook veel memorabilia uit de eerste wereldoorlog. We worden stil van al die verschrikkelijke verhalen uit de loopgraven. Gelukkig schijnt buiten de zon.

Stirling Castle is ook gekend voor de uit hout gesneden Stirling Heads, ronde houten plafonddecoraties die de lange koninklijke lijn van de Stuarts (waartoe ook Mary Queen of Scots behoorde) moesten aantonen. De oorspronkelijke Stirling Heads in het Paleis zijn ondertussen vervangen door kleurrijke replica’s, maar ook de originele exemplaren, die door het verstrijken van de tijd hun originele verflaag verloren zijn, kan je nog bewonderen in Stirling Castle.

Natuurlijk zijn we pas rond half zes klaar met het bewonderen van Stirling Castle, veel te laat om nog drie andere kastelen te bezoeken, maar onderweg kunnen we wel nog even naar het Falkirk Wheel gaan kijken. Wanneer we volgens onze gps in de buurt van het Falkirk Wheel zijn, volgen we de bordjes. Deze bordjes leiden ons echter naar restaurant Wheelhouse, waarvan de naam ons doet vermoeden dat we effectief in de buurt zijn. Nu, geen erg, het is ondertussen al zeven uur ’s avonds en onze magen rammelen.

Het Wheelhouse is een groot, vrij nieuw restaurant dat duidelijk gebouwd is voor toeristen én dat een cocktailkaart heeft! Dat hebben we nog niet zoveel gezien in Schotland, dus ik maak van de gelegenheid gebruik om een strawberry daiquiri te bestellen. De daiquiri was te zoet, maar hey, een cocktail is een cocktail! Bij mijn cocktail at ik zalm met gamba’s, rijst en een pikant sausje. Best wel lekker.

Na ons avondmaal zetten we onze zoektocht naar het Falkirk Wheel verder. Dat blijkt dus inderdaad op een honderdtal meter van het Wheelhouse te liggen. Het Falkirk Wheel is de eerste draaiende bootlift ter wereld. In 15 minuten tilt dit fantastisch staaltje van menselijk vernuft een boot 35 meter naar boven.

Spijtig genoeg stopt het ding met werken om 18u. Dus als je daar om 19u arriveert met je bootje, kan je tot de volgende ochtend wachten. Jammer, maar goed, we kunnen het ding toch zien staan. We lopen over een brug over het Forth and Clyde kanaal om dit mechanisch wonder van dichterbij te bewonderen, tot mijn vriend mij erop wijst dat deze brug om 20u wordt afgesloten. Het is tien voor acht…

We riskeren het toch maar niet om vast te zitten aan de ene kant van een kanaal terwijl onze auto aan de andere kant staat en besluiten met de auto tot aan de andere kant van het kanaal te rijden, waar ook het visitor center zich bevindt. Jammer maar helaas, als we aankomen bij de weg die naar het Falkirk Wheele leidt, is deze… afgesloten. Sluit om 20u volgens het bordje. :-( Geen close-up van het Falkirk Wheele voor ons. Toch vreemd dat iets als een bootlift ‘s nachts wordt afgesloten.

Teleurgesteld rijden we verder naar Hotel Ceilidh-Donia in Edinburgh, een gezellig klein familiaal gerund hotel. Rond half tien komen we daar aan, we checken in, drinken nog een slaapmutsje en kruipen op tijd onder de wol.

Schotland in puntjes

  • Het lijkt wel alsof de bevolking in de rurale gebieden enkel uit bejaarden bestaat. Overal waar we geweest zijn (buiten Edinburgh), waren we met tientallen jaren voorsprong de jongsten.
  • Schotten zijn supervriendelijk. Altijd bereid om te helpen, zeggen altijd een goeiendag, zelfs al kennen ze je niet. Als ze tewerkgesteld zijn bij één van de vele toeristische bezienswaardigheden, geven ze uitgebreid en met duidelijk enthousiasme uitleg over de bezienswaardigheid in kwestie.
  • Schotten hebben nog duidelijk ontzag voor de adel die nog steeds een belangrijk positie in de maatschappij bekleedt. Veel eeuwenoude adellijke families leven nog altijd in hetzelfde kasteel als de generaties voor hen.
  • Schotten hebben volgens ons allemaal als hobby grasmaaien: overal waar we kwamen, was er wel iemand het gras aan het afdoen, met alle mogelijke verschillende soorten grasmaaiers die er bestaan.
  • Schotten zijn ongelooflijke hondenliefhebbers waarvoor duidelijk het motto  “eentje is geentje” geldt. Ik ben de tel kwijtgeraakt hoeveel honden er aan mijn tenen zijn komen snuffelen. (Zou dat door die nagellak komen? Bij mij vriend werd er niet gesnuffeld.)
  • Schotland is groen, groen, groen! Nog nooit in zo’n groen land geweest. Fantastisch.
  • Schotten zijn geweldige liefhebbers van sfeerverlichting, waardoor we op onze kamers veel in het donker gezeten hebben. Romantisch!
  • Sheep! Sheep! Sheep!
  • Alles in Schotland is wel op de één of andere manier award winning. We hebben awards gezien voor de gekste dingen: over het mooiste bloemendorp (van de regio, van het jaar, van de maand, van een bepaalde bloemensoort), de beste kleurkapper, de beste meat pie tot de best getapte pint. Je kan het zo gek niet bedenken of er wordt een award aan toegekend. Uiteraard haalt dat de geloofwaardigheid van al die awards sterk naar beneden.
  • De meeste pubs hebben geen drankenkaart. Je bestelt gewoon aan de toog en vraagt op goed geluk of ze iets hebben wat jij wil drinken. Heel lastig voor mij, want ik bestudeer graag uitgebreid de kaart, varieer regelmatig in mijn drankenkeuze en probeer graag nieuwe dingen uit.
  • Op de bus in Edinburgh moet je gepast betalen of je mag niet meerijden.
  • Oversteken als voetganger in Edinburgh vergde het nodige geduld. Eerlijk waar nog nooit zo lang moeten wachten voordat de voetgangerslichten groen werden. Het was duidelijk dat de locals dit wachten ook al lang beu waren, want ze stoken massaal de straat over terwijl de lichten nog rood waren. Een betere afstelling van de verkeerslichten in Edinburgh dient zich op!
  • Zelfs in de brousse in Australië hadden we beter internet dan in Schotland. Mijn vriend had voor onze reis speciaal een Vodafone Mobile Internet plus abonnement genomen om 3G te kunnen gebruiken onderweg. Dat werkte voor geen meter. De meeste B&B’s waar we verbleven hadden allemaal wifi, maar foto’s opladen was een ware martelgang omdat de connectie om de zoveel minuten werd verbroken. Frustratie! We blame BT!
  • Schotten zijn werkelijk een heer (of dame) in het verkeer. Auto’s worden zonder morren tussen een rij aanschuivende voertuigen gelaten, bij de single track roads wordt altijd rekening gehouden met de tegenligger. Zelfs wielertoeristen zijn vriendelijk en voorkomend!

16 juni: Van Fort William naar Pitlochry

Een ouderwetse B&B vraagt natuurlijk om een typisch Schots ontbijt: worst, spek, spiegelei, bonen in tomatensaus, warme tomaat én een Amerikaans pannenkoekje. En als dessert: een scone! Een stevig ontbijt voor een stevige beklimming! Want vandaag staat de Ben Nevis op het programma, met zijn 1343 m de hoogste berg van Groot-Brittannië.

Helaas moet ik jullie teleurstellen: we hebben ons toch maar niet aan de voettocht naar boven gewaagd, de juiste uitrusting (en de goesting) ontbreekt ons daarvoor en ik heb deze vakantie nog niet in een téléphérique gezeten! Zo’n mountain gondola is toch een veel comfortabelere manier om boven te geraken. Alleen jammer dat de wolken zich hardnekkig rond de top van de Ben Nevis blijven ophouden. In het dal zijn er grote opklaringen, maar hoe hoger we komen, hoe dichter de grijze wolken zich opeen pakken. Gelukkig zijn we op elk weerstype voorzien met onze rugzak met regenjasjes en fleeces!

We wandelen eerst naar het Sgurr Finnisg-aig viewpoint op 663 meter. Even na ons komt een eenzame heer met een gigantische rugzak naar boven gewandeld die in radiocontact is met iemand die onderaan de berg staat. We kijken nieuwsgierig naar wat de heer in kwestie allemaal uit zijn rugzak tevoorschijn tovert. Tot onze frank valt: dit heerschap gaat van de berg springen. Hangend aan een parapente.

Omdat we nog nooit een parapente in het echt hebben zien vertrekken, blijven mijn vriend en ik toekijken. Een eerste poging om van de helling te springen, mislukt (wellicht omdat wij keihard op de mens zijn vingers zitten te kijken), maar bij een tweede poging is hij wel weg. Wat een fantastisch gevoel moet dat zijn, zo op de wind naar beneden te zweven. Hij heeft er het juiste moment voor uitgekozen, want na zijn vertrek, pakken de wolken weer dichter op mekaar en de top van de Ben Nevis is nu helemaal aan het zicht onttrokken.

We stappen naar het volgende viewpoint: Meall Beag op 630 meter. Het weer verslechtert en we voelen tijdens onze wandeling fijne druppeltjes. Een stevige regenbui blijft gelukkig uit. De open ruimtes in het wolkendek verkleinen en wij besluiten weer af te dalen. Hier valt voor ons niet veel meer te zien, maar we zijn toch blij dat we de gondola in min of meer aanvaardbare weersomstandigheden hebben kunnen nemen.

Oja, tip voor de liefhebbers van mountain biking: je hebt een paar geweldige routes die langs de hellingen van Ben Nevis naar beneden lopen. Enige stuurmanskunst is wel een must, want de fietsjes die wij zagen afdalen, reden met een verschrikkelijke rotvaart door al die bochten.

Volgend doel voor vandaag: een wandeling maken in Killiecrankie. We passeren langs de Laggan Dam die in 1934 voltooid werd. Zoals we dat ondertussen gewoon zijn, stoppen we ergens langs de weg voor een licht middagmaal. We komen terecht in het wat excentrieke Pottery Bunkhouse and Coffee Shop. Alweer een combinatie van koffiebar en winkel met ambachtelijke producten, alweer een hoop volk achter de toog die mekaar voor de voeten loopt. We eten een broodje met zalm en ik neem nog een stuk taart als dessert, want ik voorzie dat we vanavond weer niet al te vroeg aan het avondmaal zullen zitten…

Rond kwart na drie komen we aan in het visitor center van Killiecrankie. Killiecrankie is beroemd geworden door de slag van juli 1689. Meer dan 6500 troepen stonden in de nauwe vallei tegenover mekaar. De regeringstroepen bevonden zich parallel met de rivier, terwijl de Jacobieten op hoger terrein boven hen stonden opgesteld. Al bij voorbaat een bijna verloren positie natuurlijk. In een bloedig man-tot-man gevecht worden de regeringstroepen in de pan gehakt. Ongeveer 3000 mannen sneuvelen of raken gewond die dag. Eén van de soldaten van het regeringsleger Donald MacBean, achterna gezeten door de Jacobieten, lukt een spectaculaire dodensprong van vijf en een halve meter over de rivier Garry. Een plek die ooit doordrenkt was van bloed, maar nu een prachtige plek is om te wandelen.

Het kost ons wat moeite om het begin van de wandeling te vinden. In het algemeen vinden we dat de bewegwijzering van de wandelroutes in Schotland te wensen overlaat. Soms lijken aanduidingen verdwenen, op splitsingen staat soms gewoon geen aanduiding en het startpunt is vaak niet of zeer slecht aangeduid. Ruimte voor verbetering!

Rond half vier starten we effectief met de wandeling. De route volgt de loop van de rivier Garry en vervolgens de oevers van Loch Faskally. De omgeving is tamelijk vlak, maar omringd door bergen. Het natuurschoon dat we passeren is zeer gevarieerd, met witte keienstranden, indrukwekkende stroomversnellingen, mooie vergezichten en een prachtig loofbos. We zien de plek waar brigadier Barthold Balfour van de Hollandse brigade gesneuveld is, komen voorbij een waterkrachtcentrale, een herdenkingsboog voor de arbeiders die omkwamen bij de bouw van de Clunie Dam en de Coronation Bridge die in 1911 gebouwd werd ter ere van de kroning van George V.

Tijdens de wandeling zien we sportievelingen in wetsuits drijvend in kleine ronde opblaasbootjes de rivier afdalen. Ziet er nog plezant uit! Ze zijn bijna aan het eind van hun tocht en dan worden er natuurlijk zotte toeren uitgehaald. Twee mannen gaan rechtstaan in hun bootje, iets wat uiteraard afloopt in het water. Grappig om zien. We komen ook voorbij een brug waar je kan bungee jumpen, maar we zien geen waaghalzen aan het werk.

De wandeling is echt schitterend, we genieten van de natuur en de frisse buitenlucht, iets waar we bij ons in België niet genoeg de tijd voor nemen. Zonde.

We wandelen tot ongeveer kwart voor acht. Dat stuk taart is op dat moment al lang verteerd. Gelukkig hadden we nog koekjes bij!

Tijdens de wandeling belden we naar onze B&B Beinn Bhracaigh (al die B&B’s hebben lastige namen) in Pitlochry om te laten weten dat we wat later zouden arriveren. Om acht uur stip rijden we de oprit op. De B&B ziet er erg gezellig uit, maar wat een doolhof! Via de inkomhal door de bar naar de eetzaal langs een trappenhal door een gang vinden we onze kamer, die er piekfijn verzorgd uitziet en erg lekker ruikt! Hoera voor lekker ruikende kamers!

Pitlochry is een charmant dorpje met mooie huizen, veel restaurants en een aangename hoofdstraat. Jammer dat we hier niet langer dan één nacht blijven! We dineren rond kwart voor negen: mijn vriend eet een burger en ik haggis, neeps and tatties! Als slaapmutsje besluiten we nog iets te gaan drinken in de honesty bar. Het principe van zo’n honesty bar is simpel: je schenkt jezelf eender welk drankje uit gebruik makende van de maatbekers die voorhanden zijn en notert achteraf mooi wat je gedronken hebt. Heel fijn systeem! Ik waag me nog eens aan een glas Glayva en mijn vriend, tja, wat denken jullie?

Het valt trouwens op dat de Schotten nog geloven in eerlijkheid. Zo telde de mevrouw van wie we onze postkaartjes kochten niet na of het aantal dat wij vernoemden wel degelijk klopte, deuren van B&B’s blijven hier zomaar open zonder dat iemand zich zorgen maakt om bestolen te worden, parkings zonder bewaking waar men heel vriendelijk verzoekt het gewenste bedrag in een envelop achter te laten, bij rondleidingen wordt niet nagegaan of je effectief wel over een ticket beschikt,… Heel fijn allemaal!

15 juni: Van Inverness naar Fort William – de Great Glen

Het ontbijt in de Premier Inn is in orde: een uitgebreid buffet met meer dan voldoende keuze. Oef!

Vandaag staat één van de belangrijkste roadtrips van de reis op het programma: we volgen de route van Inverness naar Fort William langs de Great Glen. Normaal doe je anderhalf uur over deze afstand, wij hebben er een hele dag voor uitgetrokken. De Great Glen volgt een geologische breuk en is een prachtige route om langs te rijden. Het breukdal ontstond 400 miljoen jaar geleden toen de landmassa spleet en uit mekaar schoof om zo vier lochs te vormen. Het meest bekende van de vier lochs is uiteraard Loch Ness, u weet wel, van het monster.

Het Caledonisch kanaal (dat we al eerder op onze trip tegenkwamen) vormt de verbinding tussen de lochs en is een populaire toeristische vaarroute. Wij hebben helaas geen boottocht gepland, wel een autoritje.

Toen ik hier voor het eerst was met mijn schoolgenootjes van het vierde middelbaar maakten deze lochs en hun omgeving een onuitwisbare indruk op mij. Benieuwd hoezeer de herinnering vervormd en geromantiseerd werd met de tijd.

Onze eerste stop ligt uiteraard aan de oevers van Loch Ness. Ook vandaag ziet het ernaar uit dat we aan de regen zullen ontsnappen. De zwaarbewolkte hemel is langzaam aan het opentrekken en kijk, daar komt al een stukje zon piepen. Wij speuren het water af naar een spoor van het beroemde monster, maar Nessie lijkt ook vandaag niet veel zin hebben om zich te vertonen. Ach, niets dat photoshop niet kan oplossen, natuurlijk.

Het Loch Ness Centre in Drumnadrochit laten we aan ons voorbij gaan. Uiteindelijk heeft zo’n centrum vooral als doel de mythe rond het monster intact te houden, want zonder mythe, geen bezoekers en zonder bezoekers, geen centrum… Al zal men in het centrum natuurlijk wel zijn uiterste best doen om heel mooie wetenschappelijke verklaringen te geven.

Wel op het programma: Urquhart Castle, één van de levendigste herinneringen die ik heb aan mijn schooltrip vele jaren geleden. In vergelijking met toen is er nu een heel visitor center bijgebouwd, met de obligate souvenirshop met overprijsde items. Nuja, als met de winst van zo’n shop zo’n unieke site als die van Urquhart Castel in stand gehouden kan worden, dan kan ik daar alleen maar voor zijn. Het kasteel is nog net zoals ik mij herinner. Alleen ervaar ik jammer genoeg niet dezelfde betovering als toen ik tiener was. Al te veel gewoon, zeker?

Al de uitlegbordjes (met artistic impressions van hoe het kasteel er zou kunnen uitgezien hebben) herinner ik me ook niet. Dat zou wel eens kunnen kloppen, want de meeste van de bordjes zien er nog vrij nieuw uit. De uitleg helpt me wel om een beeld te vormen van de grootsheid van dit kasteel aan de oever van Loch Ness en de tragische geschiedenis die uiteindelijk tot de ondergang van die kasteel leidde.

Het kasteel verwisselde tijdens de Schotse onafhankelijkheidoorlogen geregeld van hand en werd uiteindelijk in 1692 vernietigd door het toenmalige regeringsleger om te verhinderen dat het in handen van de jacobieten zou vallen. De toenmalige eigenaar Ludovick Grant kreeg van het parlement 2000 Schotse pond als schadevergoeding toegekend, maar dit geld werd nooit uitbetaald en het kasteel bijgevolg nooit hersteld. Nu is het enige wat van Urquhart overblijft een indrukwekkende ruïne en veel straffe verhalen.

Ook heel boeiend: de reconstructie van een trebuchet, een soort van gigantische katapult die massief stenen ballen meters ver kon slingeren om zo de muren en torens van een kasteel aan te vallen. De reconstructie dateert van 1998 en werd gebouwd voor een tv-programma.

In de ruïne krijgen we een toelichting van een Schot in krijgstenu die zich voorstelde als Andrew Moray. Hij vertelt ons over de ontelbare historische onjuistheden in de film Braveheart en hoe de echte geschiedenis van William Wallace in mekaar zit. Stoere Schotse helden inspireerden Hollywoord wel vaker, denk maar aan Rob Roy. We krijgen een zeer interessante uitleg over de wapens die in de middeleeuwen gebruikt werden en op het einde krijgen we een ridder in vol ornaat te zien. Het valt op dat de gidsen hier allemaal zeer goed zijn. Echt een plezier om naar te luisteren.

Na het uitgebreid verkennen van de ruïne, bekijken we in het visitor center nog een korte film die de geschiedenis van Urquhart uitlegt. Dat helpt om de puzzelstukken in mekaar te passen, want zoals ik al eerder zei, de Engelse en Schotse geschiedenis behoort niet tot mijn parate kennis en op den duur begin je allemaal door elkaar te slaan wie nu weer tegen wie aan het vechten is om welke redenen. We onthouden: heetgeblakerde kerels, die Highlanders.

Voor het middagmaal houden we halt in Fort Augustus, volgens mijn gids een fraai dorp ten zuiden van Loch Ness, volgens ons een veel te drukke tourist trap. Het lijkt wel of elke toeristische bus haar menselijke inhoud hier heeft leeg gekieperd. Zoveel volk! En opvallend veel Chinezen. Onze zoektocht naar een restaurantje blijkt niet zo evident, alle menu’s lijken op mekaar. Bij toeval vinden we een supermarkt met daaraan een broodjeszaak en een koffiebar (MacVeans) waar we soep en voorverpakte broodjes kunnen krijgen.

De koffiebar heeft bovendien een magnifiek terras in de zon, als dat geen ideale plek is voor een snelle lunch! De paddenstoelencrèmesoep is zo zwaar dat ik daarna geen zin meer heb in mijn voorverpakte wrap met kip. Die wrap smaakt trouwens naar karton, dus ik heb helemaal geen spijt dat ik het merendeel laat liggen. Gelukkig maakt de zon op het terras veel goed. Die bus zonnecrème is hier al goed van pas gekomen!

Zo snel als we kunnen, laten we Fort Augustus achter ons en keren we terug naar Loch Ness. We rijden langs de andere oever naar de Falls of Foyers. Het is duidelijk dat dit de minder toeristische kant is van Loch Ness. Op de smalle wegjes komen we geen enkele toeristische bus tegen. Toch is deze oever zeker zo interessant als de andere, met het schitterende Suidhe viewpoint dat een magnifieke blik op de highlands biedt.

Rond half drie zijn we aan het vertrekpunt van het pad naar de Falls of Foyers. We dalen een flink stuk om de schitterende waterval te zien. Deze waterval diende als inspiratie voor poëten als Robert Burns, John Keats en William Wordsworth. De waterval wordt nu voor een deel afgeleid om energie op te wekken, wat maakt dat we het door de poëten beschreven machtige gedonder in een afgezwakte versie te horen krijgen.

Wij zijn alleszins onder de indruk van de waterval en de omgeving. Een prachtige plek, veel boeiender dan Fort Augustus. Alleen moet je wel wat trappen overwinnen om als beloning de waterval te zien.

We rijden verder naar Loch Lochy en stoppen even om de brug van Oich te bewonderen vlakbij het Caledonische kanaal. Een prachtig staaltje van ingenieurstechnieken ontworpen door James Dredge. In onze tijd is de brug enkel nog decoratief, een ideaal onderwerp voor een fotosessie.

Langs de oevers van Loch Lochy stoppen we even om een paar foto’s te maken van de mooie witte keien en de zon die het wateroppervlak doet glinsteren. Zo rond tien voor vijf krijgen we de Ben Nevis in het visier. In Spean Bridge met uitzicht op de Ben Nevis staat een indrukwekkend gedenkteken voor alle commando’s die sneuvelden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een monument om even bij stil te staan, maar ook een plek om te genieten van al het natuurschoon dat ons omringt.

We zijn rond half zes in Fort William en laten onze valiezen achter bij B&B Rhu Mhor, waar we worden welkom geheten door een stokoud wit kromgetrokken vrouwtje met haar op haar kin. ’t Is dat ik niet bijgelovig ben. 😉 De kamer in de B&B lijkt in de tijd te zijn blijven stilstaan, met nog een échte bedsprei en lakens met bloemetjes. Er hangt ook een wat muf geurtje in de kamer, dus we zetten dadelijk een paar vensters open om de boel te laten verluchten. Gelukkig is de badkamer wel mee geëvolueerd met de tijd, die is splinternieuw.

Dineren doen we in het centrum van Fort William. Fort William heeft zijn ligging als grootste troef (aan Loch Linnhe en vlakbij de Ben Nevis), toch is het duidelijk dat het dit stadje niet voor de wind gaat. Wij zien veel leegstand en er loopt voor een zaterdagavond bijna geen volk op de straten. Fort William straalt daardoor een zekere tristesse uit. Zeker niet mijn favoriete plek van deze reis!

Ook in het restaurant waar we dineren No4 is bijna geen volk. Spijtig, want het eten is er best wel lekker. Ik bestel opnieuw een groot glas witte wijn voor bij de cray fish tails (waarop de kok iets te veel sweet chili saus gedaan had, na het voorgerecht stond mijn mond bijna in brand) en de West Coast Mussels. De mosselen zijn wat aan de kleine kant, maar wel heel smakelijk. Mijn vriend houdt het op gerookte zalm en tortellini met ricotta en spinazie.

Fort William nodigt niet echt uit tot een avondlijke wandeling. We trekken dus terug naar onze B&B waar we ons nestelen in de ouderwetse sofa’s in de lounge, omringd door poppen en allerhande prullaria en boeken uit een andere eeuw. We kijken er onze ogen uit. Om elf uur komt de gastheer binnen, een Schot met spierwit haar gekleed in een authentieke kilt, om te vragen of we thee willen. Natuurlijk willen we dat! Al is het maar om te snoepen van de koekjes, want de thee vind ik hier meestal aan de straffe kant, gelukkig wordt er altijd warm water bij geserveerd om de thee te verdunnen.

De thee wordt geserveerd in een antiek servies. Ik hou mijn kopje en schoteltje maar stevig vast, stel je voor dat ik zo’n stuk antiek laat vallen!

Na de thee kruipen we in bed. Op naar de volgende dag!

PS: We hebben eindelijk door hoe de Schotse toiletten werken. Tot nu toe hadden we soms moeilijkheden om de toiletten doorgespoeld te krijgen. Er kwam altijd maar een kleine hoeveelheid water uit de spoelbak. Niet ideaal om een grote boodschap weg te werken. Blijkt nu dat je de hendel aan de spoelbak niet gewoon naar beneden moet drukken, maar dat je een soort pompende beweging moet maken om een waterstortvloed te veroorzaken die krachtig genoeg is. Een aha-erlebnis!

14 juni: Van Isle of Skye naar Inverness

Met spijt in het hart nemen we afscheid van Otterburn, de werkelijk uitstekende B&B van Wendy en Alisdair. De reis is nog maar half, maar ik kan nu al met de hand op het hart zeggen dat Otterburn met voorsprong de beste B&B van onze trip is en zal zijn.

Alisdair is er vandaag wel in geslaagd smoked haddock te bemachtigen en we smullen volop. Spijtig genoeg is de verkoudheid van mijn vriend nu in alle hevigheid doorgebroken en heeft hij, net als ik een paar dagen geleden, last van een verschrikkelijke loopneus. Zo spijtig dat we deze reis alletwee ziek geworden zijn, maar niets aan te doen. De fabrikanten van papieren zakdoekjes zullen er wel bij varen.

Op weg naar het vasteland (naar een groter eiland is in feite correcter) rijden we langs dezelfde route als twee dagen geleden. Ditmaal zien we wel bergtoppen en heuvels. Een wereld van verschil! Via de brug bij Kyleakin verlaten we Skye, met spijt in het hart, want het ziet ernaar uit dat de zon is teruggekeerd naar dit prachtige eiland.

We hebben een rit van meer dan tweeëneenhalf uur voor de boeg naar Strathpeffer, een voormalig Victoriaans kuuroord dat zijn charme heeft weten te behouden. Vroeger stroomden hier leden van de Europese vorstenhuizen en gewone lieden samen bij de ijzer- en zwavelrijke bronnen, die geacht werden tuberculose te verlichten. Onderweg naar Strathpeffer genieten we van de pracht van de Schotse natuur. De Schotse landschappen, we geraken er maar niet op uitgekeken.

Zo rond kwart voor één zijn we in Strathpeffer, dat inderdaad een charmant stadje met mooie oude huizen en ouderwetse lantaarnpalen blijkt te zijn. Een ideale plek voor ons middagmaal. We lopen tot aan het Victoriaanse station waarin nu het Highland Museum of Childhood gevestigd is. We kiezen een plekje op het terras en bestellen een chicken noodle soup en een cheeseburger (jullie mogen raden wie wat at). De zon begint opeens op volle kracht te schijnen en ik heb het bijzonder warm met mijn lange laarzen en onderlijfje. Snel die laarzen uitgespeeld en even van de zon op mijn blote huid genieten. Ik koop nog een ijsje en ik ben helemaal klaar voor het vervolg van onze rit.

Ik plande onze route zo dat we een omweg zouden maken langs het schiereiland Black Isle, gelegen aan de Cromarty Firth. Het brede schiereiland bestaat voornamelijk uit akkers en vissersdorpen, wat een heel bijzonder contrast oplevert met de booreilanden die in de Cormarty Firth liggen ter reparatie. De Cromarty Firth is ook een belangrijk natuurgebied waar veel trekvogels komen overwinteren. We kijken onze ogen uit.

Volgende halte: Fort George. Wat minder goed gepland van mij, want onze uiteindelijke bestemming vanavond is Inverness en eigenlijk passeren we daar min of meer langs wanneer we van het Black Isle naar Fort George rijden. Maar ik vond niet zo snel een elegantere oplossing. Dus doen we het maar zo. Spijtig genoeg hebben we onderweg file omdat er wegenwerken zijn aan een brug in de buurt van Inverness.

Door deze vertraging komen we pas om half vijf aan bij Fort George. Geen erg, want in mijn reisgids staat dat dit fort open is tot half zes. Wij naar de kassa om een toegangsticket te kopen. De jongedame aan de kassa doet alle moeite van de wereld om ons te overtuigen dat we echt geen tijd genoeg meer hebben om alles te bezoeken, want de meeste ruimten die te bezoeken zijn, worden al om vijf uur gesloten. Het zal aan mij liggen, maar ik vind dat als de openingsuren zeggen dat je om half zes sluit dat je dan geen half uur op voorhand al alles moet beginnen afsluiten.

Nu, die jongedame kent ons nog niet goed. Natuurlijk kopen wij een ticket om vervolgens al joggend dit inderdaad gigantische fort te verkennen. Fort George is een fraai voorbeeld van Europese militaire architectuur en wordt tot op de dag van vandaag als militaire vesting gebruikt. Het fort werd voltooid in 1769 om verdere rebellie van de Highlanders na de jacobitische opstanden te ontmoedigen.

Ik ben echt onder de indruk van de uitgestrektheid van dit fort. Enkele delen van de kazerne zijn ingericht om de leefomstandigheden na te bootsen van soldaten die hier zo’n tweehonderd jaar geleden gelegerd waren. Met twee in één bed slapen, was toen heel gewoon. Privacy = nul. Alleen officieren waren beter af. Gelukkig zijn de leefomstandigheden voor militairen er een pak op vooruit gegaan.

Ook heel boeiend: het museum van het Highlanders Regiment. Normaal zou dit sluiten om vijf uur, maar het personeel daar was een pak vriendelijker dan de jongedame aan de kassa en liet ons ongehinderd rondlopen terwijl zij zelf aan het stofzuigen en schoonmaken waren. Supersympathiek!

Het fort is ook prachtig gelegen op een kaap die uitsteekt in de Moray Firth. Echt een aanrader om te bezoeken als je in de buurt bent. Trek wel minstens twee uur uit voor een bezoek, om te vermijden dat je net als wij alles aan een rotvaart moet bekijken. We zijn zo enthousiast over de kazerne dat we er nog bijna opgesloten geraken. Wanneer we de kazerne langs dezelfde weg willen verlaten als we gekomen zijn, heeft het persoon die uitgang al op slot gedaan. Gelukkig is er een zijuitgang die eigenlijk voor personeel en militairen bedoeld is, die we nog kunnen nemen. We negeren de giftige blik van de jongedame aan de kassa en spoeden ons langs deze weg buiten. De security kijkt een beetje raar op als ze twee toeristen langs hun venster zien passeren, maar gelukkig zien zowel mijn vriend als ikzelf er extreem on-terroristisch uit. We lachen eens vriendelijk en zijn blij dat we de kans hadden dit fort te bezoeken.

Vanaf Fort George is het een half uurtje terugrijden naar Inverness. In Inverness boekte ik een hotel ipv een B&B: hotel Premier Inn Inverness Centre. Niet dat het hotel niet in orde is, maar ik mis toch de persoonlijke behandeling die je in B&B krijgt. Al doet de jongedame aan het onthaal extreem goed haar werk, want ze weet ons ervan te overtuigen om voor een gunstprijs de combinatie diner + ontbijt te nemen. Het lijkt ons wel makkelijk om ’s ochtends niet te moeten zoeken naar een ontbijtplek en in combinatie met de aangeboden driegangenmenu ’s avonds is het echt een koopje.

Voor het diner kunnen we kiezen uit verschillende gerechten. Als voorgerecht nemen we allebei de garnaalcocktail, die, we moeten daar eerlijk in zijn, zwaar tegenvalt na al het verse seafood dat we eerder op de reis gegeten hebben. De garnalen zijn smakeloos en hun smakeloosheid wordt gemaskeerd door er extra cocktailsaus over te doen. Gelukkig valt mijn hoofdgerecht, de chicken curry, beter mee. Pittig sausje, kip, rijst en naan-brood, veel kan een mens daar niet verkeerd mee doen. Als dessert kies ik warme appeltaart met een bolletje ijs en toffeesaus. Niet waw, maar best ok. Onze magen zijn gevuld, maar niet in vervoering gebracht. Ik ben ervan overtuigd dat je elders in Inverness veel beter kan eten.

Tijdens ons avondmaal krijg ik het bericht dat één van mijn medewerkers mijn team gaat verlaten. Een donderslag bij heldere hemel waar ik toch even niet goed van ben. Soms weet je dat mensen op zoek zijn naar een andere job, maar van deze medewerker had ik dit totaal niet zien aankomen. De nieuwe job van mijn bijna ex-medewerker kan onmogelijk verder liggen van haar huidige jobinvulling. Dit nieuws verpest mijn toch al niet zo’n geweldige maaltijd wel een beetje en ik begin meteen in mijn hoofd te bedenken wat hiervan de consequenties zijn voor mijn team. Alleszins kan deze bijkomende werklast onmogelijk zonder vervanging opgevangen worden. Dus op korte termijn zal ik weer stapels CV’s kunnen doorworstelen.

Ons hotel bevindt zich aan de Ness en om mijn hoofd wat tot rust te laten komen, maken we een wandeling. Inverness (of toch het stuk dat wij ervan te zien krijgen) is een tof stadje met de rivier die er dwars doorheen loopt. Midden in de stad wordt er op zalm gevist, geen alledaags gezicht. We bewonderen Inverness Castle, een Victoriaans gebouw van rode zandsteen dat het centrum domineert en kijken naar de vele pubs en restaurants waar we iets hadden kunnen eten.

Het lijkt de ganse tijd alsof het zal gaan regenen, maar de donkere wolken beperken zich tot enkel dreigen. We kuieren over de loopbrug naar de andere oever van de rivier en gaan iets drinken in de bar Abstract. Ik kies voor een whisky sour, mijn eerste cocktail deze reis, maar meer dan nodig om het onverwachte nieuws door te spoelen. Mijn zieke vriendje houd zich bij zijn vertrouwde medicijn: whisky. Abstract blijkt een poepchique zaak te zijn met bijzonder inefficiënt personeel. Het is ons op andere plaatsen ook al opgevallen. Veel volk achter de toog waarvan niemand goed weet wat te doen, waardoor ze mekaar voor de voeten lopen en alles veel langer duurt dan nodig.

De whisky sour smaakt naar meer, maar we houden het bij één drankje. Morgen is er nog een dag.

12 juni: Isle of Skye

Helaas ziet het ernaar uit dat ons geluk op weergebied opgebruikt is. Wanneer we opstaan, ziet de lucht nog grijzer dan gisteren, alles lijkt gehuld in een dikke grijze deken. De eilanden die we normaal moeten zien vanuit ons slaapkamerraam zijn verdwenen in de grijze soep. Dat belooft…

We starten de dag met een gebakken ei, tomaten en champignons (ik laat me overhalen om een vegetarische worst te nemen, maar dit blijkt een vergissing) en nemen al om 9.30 de veerboot naar Skye. Mallaig kon ons niet echt bekoren: om de een of andere reden stikt het er van de toeristen terwijl er, buiten de ferry nemen naar Skye, niets te beleven valt. Het weer verslechtert zienderogen tijdens de nog geen half uur durende overtocht. Wanneer we aan land gaan, hangen de wolken letterlijk tot op de grond. We rijden de grauwe grijsheid in, op hoop van beterschap!

We rijden door een landschap waarvan we vermoeden dat dit fenomenaal is, de wolken onttrekken echter alle bergen aan het oog en het regent met vlagen. Onderweg stoppen we om wat foto’s van een waterval te nemen en ik voel mijn humeur de dieperik ingaan. Nochtans mogen we helemaal niet klagen over het weer tot nu toe: nooit gedacht zoveel zon te zien in Schotland! Het is echter heel jammer dat we net op Skye, het eiland waarvan ik zoveel verwachtte, dit soort absoluut niet fotogeniek rotweer hebben.

We besluiten eerst onze spullen af te zetten in Otterburn, de B&B die we op Mull reserveerden omdat ik zo slim was om een hotel in Ierland te boeken (toch even meegeven dat er ook een Glenview hotel op Skye bleek te zijn, dus wellicht is er ergens iets misgegaan met de link vanaf tripadvisor of zo). We slagen er echter niet in de straat van onze B&B te vinden. Onze gps laat ons even in de steek, want veel straten in Portree (nochtans het grootste stadje op Skye) kent hij niet.

We rijden naar de tourist information in de hoop dat men ons daar kan verder helpen en dan kunnen we tegelijkertijd wat plannetjes en foldertjes van Skye scoren. Bij voorkeur met activiteiten die zich binnen afspelen. Gelukkig blijkt de eigenares van onze B&B te werken bij de tourist information: “Ah, Wendy’s B&B!” en worden we snel verder geholpen.

Wendy blijkt een supervriendelijke dame en Otterburn is met stip de mooiste B&B waarin we tot nu toe verbleven hebben. Otterburn heeft maar één kamer en achteraf blijkt dat we superveel geluk gehad hebben dat we deze kamer konden boeken. Alisdair en Wendy hadden net deze week geen reservaties aangenomen omdat hun zoon die bij de marines zit rond deze periode verlof had. De exacte dagen wisten ze echter nog niet. Net op het moment dat wij mailden voor een reservatie wisten ze wanneer hun zoon vrij was en konden ze ons toch nog aannemen voor twee nachten. Echt superveel geluk!

De kamer is nog niet klaar en Wendy is duidelijk wat op haar ongemak door onze (te vroege) aankomst. Wij leggen haar uit dat we enkel onze valiezen willen achterlaten en ik wil gewoon even heel snel naar het toilet. Geen erg dat dit nog niet gekuist is! Wendy geeft ons nog wat tips en weg zijn we.

We besluiten naar de Talisker Distillery te rijden. In Schotland moet een mens wat bijleren over hun zo geroemde nationale drank, nietwaar? We hebben geluk, er zijn net nog twee plaatsen vrij voor de rondleiding van 14u. Maar eerst lunchen!

Op basis van een tip die ik via twitter kreeg, belanden we in The Old Inn, een charmante pub vlakbij de whiskystokerij. Ik laat me verleiden om nog eens een cider te bestellen, maar concludeer dat cider van het vat toch niks voor mij is, veel te waterig. Als voorgerecht bestellen we zes oesters afkomstig vanuit de zee rond Skye. Echt zalig lekker! Om ons niet te overeten beperken we ons verder tot een slaatje. Ik geniet van mijn slaatje met verse krab en appeltjes en mijn vriend van zijn slaatje met geitenkaas.

Om tien voor twee staan we klaar voor onze tweede rondleiding in een Schotse whiskystokerij. Je kan je afvragen of het interessant is om tweemaal een rondleiding te doen in een stokerij omdat het proces om whisky te maken altijd hetzelfde is. Wij vonden het alleszins heel interessant om het hele verhaal nog eens opnieuw te horen, want eerlijk gezegd, bleken er nog wat gaten in onze whiskykennis te zitten na de rondleiding in Oban. En bij elke rondleiding worden ook weer andere accenten gelegd.

Whisky bestaat slechts uit drie ingrediënten: water, gerst en gist. Niet meer dan dat. Toch heeft elke whisky een zeer specifieke smaak. Die smaak wordt o.a. bepaald door het al dan niet gebruiken van turf (en de hoeveelheid daarvan) bij het stoppen van het kiemproces van de gerst, de ligging van de brouwerij, het water dat gebruikt wordt, de vorm van de ketels waarin de alcohol gestookt wordt en de vaten waarin de whisky rijpt.

De Talisker Distillery brandde helemaal af in 1960 en het kostte een paar jaar om deze te herbouwen. We leerden over het verschil tussen head, heart en tail (is afhankelijk van het alcoholgehalte, enkel de heart wordt gebruikt om whisky te maken), over single malt en blended whisky’s en hoorden over de “Angel’s share”: elk jaar verdampt er 2% van de alcohol opgeslagen in de eiken vaten. Spijtig genoeg moeten whiskystokerijen belasting betalen op de hoeveelheid vloeistof die in het vat gaat, niet op de hoeveelheid die eruit komt… En dat terwijl de meeste Schotse whisky’s zo’n tien jaar rijpen op vat.

Talisker heeft zowel een single malt versie als een blended versie. Zo is Talisker Storm een blended whisky samengesteld door de master blender van Talisker. Ook interessant om weten is dat alle vaten die gebruikt worden voor de rijping van de whisky tweedehands zijn. Veruit het merendeel zijn vaten uit Amerikaanse eik waar eerder bourbon in gerijpt heeft. Een kleiner gedeelte zijn vaten uit Europese eik waarin sherry zat. Deze tweedehandsvaten worden nog een aantal keren gebruikt om whisky in te laten rijpen. Voordat een vat hergebruikt wordt, wordt een laagje aan de binnenkant eraf geschraapt om de vloeistof beter contact te laten maken met het hout van het vat.

Op het einde van de rondleiding krijgen we uiteraard een proevertje. Talisker is minder mijn ding, too peaty, te rokerig. Door het toevoegen van turf krijgt de whisky een zeer kenmerkende scherpe smaak. Ik hou eerder van de zachtere smaak van Oban. Na de rondleiding beseffen we dat we met ons whisky paspoort recht hadden op een gratis rondleiding. Oh well, het houdt ons niet tegen om een flesje Talisker te kopen in de shop.

Het weer is ondertussen nog niet veel verbeterd. Het is niet dat het fel regent, maar de zichtbaarheid is door de zware bewolking uiterst beperkt. Het slechts denkbare weer om foto’s te nemen. We nemen de tip van onze gastvrouw Wendy ter harte en rijden naar Dunvegan Castle.

Op de parking worden we welkom geheten door een roodborstje dat zo smekend uit de oogjes kijkt dat we niet anders kunnen dan een granny bovenhalen en een paar kruimels aan het vogeltje geven.

Jammer dat we pas rond kwart na vier aan het kasteel zijn, waardoor we het begin van de rondleiding gemist hebben. We kunnen echter nog inpikken en zijn helemaal in de ban van de boeiende uitleg van de gids. Zelden een gids met zoveel vuur en passie zien vertellen. Echt schitterend.

Dunvegan Castle is absoluut een must see als je op Skye bent. Dit kasteel wordt al zeven eeuwen lang bewoond door de MacLeod clan, een zeer machtige clan die in de loop der tijden een boel boeiende voorwerpen verzameld heeft in hun kasteel, waaronder een haarlok en een vest van Bonnie Prince Charlie.

Hét meest tot de verbeelding sprekende voorwerp is de Fairy Flag, een vlag waaraan magische eigenschappen worden toegekend. Volgens de legende die de familie ongetwijfeld zelf in het leven geroepen heeft, wikkelden de elfjes de pasgeboren zoon van de familie MacLeod in dit kostbare textiel toen zijn kindermeid even naar buiten geglipt was. De vlag zou drie keer gehesen kunnen worden om de clan naar de overwinning te leiden in het gevecht. Twee keer gebeurde dit reeds en won de clan, ondanks het feit dat zij met veel minder manschappen waren. De derde keer zou de vlag mét vlagdrager verdwijnen.

De vlag zou volgens de legende een brand gedoofd hebben die woedde in het kasteel en zou leden van de clan MacLeod beschermd hebben tijdens het uitvoeren van luchtbombardementen in de tweede wereldoorlog. Het stuk textiel (dat er momenteel nogal slecht aan toe is, verkleurd en vol met gaten) werd aan diepgaand onderzoek onderworpen waaruit bleek dat de vlag afkomstig zou zijn uit Syrië. Eén van de hypotheses is dat de vlag vanuit Syrië meegenomen werd door een Noorse koning die vervolgens gesneuveld zou zijn in Engeland, waarna de vlag in de handen van de MacLeods terecht gekomen zou zijn.

Spijtig genoeg sloot het kasteel al om 17.30u de deuren en in Schotland betekent dit dat het personaal al om 17u begint met het sluiten van de verschillende vertrekken, waardoor we na de rondleiding niet meer konden teruggaan naar de zalen die we in het begin hadden overgeslagen om te kunnen aansluiten bij de rondleiding. Teleurstellend toch wel.

We namen nog snel een paar fotootjes van de buitenkant van het kasteel tegen een zeer deprimerende grijze lucht en spurtten door de werkelijk fabelachtige tuinen rond het kasteel. Zo jammer dat we niet meer tijd en beter weer hadden om hier een paar uur te kunnen rondkuieren. Wel een beetje frustrerend dat ondanks de lange zomerse dagen de meeste toeristische bezienswaardigheden al om vijf uur, half zes sluiten. Veel te vroeg wat mij betreft!

Voor het avondmaal rijden we terug naar Portree waar we eerder bij onze aankomst een paar restaurantjes gespot hebben. We vinden een tafeltje voor twee in restaurant Bosville. De kaart ziet er heel aantrekkelijk uit, met een aanbod aan iets verfijndere gerechten dan de doorsnee pub. Ik ga voor de steamed fillet of seabream on butternutsquash risotto served with a shelfish bisque en ja, het was even heerlijk als het klinkt. Als dessert nam ik de chocomousse met rode vruchten. Hemels! Mijn vriend ontdekte trouwens hét ideale medicijn tegen keelpijn: whisky!

De rest van de avond brengen we door in onze geweldig luxueuze B&B waar we maar liefst een hele leefruimte voor ons alleen hebben om achterstallige correspondentie weg te werken en reisverslagen te schrijven. Onze gastheer Alisdair komt vragen hoe onze dag geweest is en biedt ons spontaan een whisky van het huis aan. Mijn vriend krijgt een échte mannenwhisky en ik krijg een vrouwelijke variant met honing: Glayva. Ook best lekker. Alisdair belooft dat hij zijn best zal doen om ons morgenochtend gerookte Haddock voor te kunnen zetten bij het ontbijt. Hij moet daarvoor vanavond nog langs een vriend die visser is en de vis zelf rookt.

Wij zijn alvast benieuwd of het hem lukt!

11 juni: Van Glencoe naar Mallaig

Omdat het ontbijt van gisteren zo heerlijk was, besluit ik ditmaal voor het traditionele Schotse ontbijt te gaan met alles erop en eraan: roereieren, gebakken champignons, bonen in tomatensaus, spek en black pudding (bloedworst). En ja, de fruitsla is nog altijd even lekker. Fruit is gezond, dus ik neem nog een portie.

We zitten aan tafel met een ouder Nederlands koppel en hun Amerikaanse reisgenoot die met de rugzak langs de West Highland Way aan het trekken zijn. De man van het koppel blijkt een spraakwaterval te zijn. Hij vertelt dat hij zijn tijd verdeelt tussen Nederland en New York (waar hij een huis heeft). In Nederland is hij bezig met de opstart van een fonds met risicokapitaal voor bedrijven die willen groeien. Hij vindt dat er momenteel in Nederland te weinig gedaan wordt om ‘enterpreneurship’ te stimuleren. Men had hem dan ook gevraagd het fonds in kwestie te gaan leiden, maar daar heeft hij toch voor bedankt, want ja, hij wordt binnenkort al zeventig (!) en dat is toch een beetje oud om met zoiets te starten.

Hij vraagt waar we vandaan komen en wat we doen. Als hij hoort dat we van Leuven komen, dan vertrouwt hij ons toe dat hij jaloers is op wat er daar allemaal gebeurt op het vlak van ondernemerschap: al die spinoffs van de KU Leuven, jonge frisse bedrijven die durven groeien en Imec natuurlijk, internationaal gerenommeerd. Ergens volg ik hem niet helemaal, want ik moet toch vaststellen dat jonge ondernemers met ambitie zoals Dries Buytaert met hun bedrijven naar de USA trekken, waar volgens mij veel meer risicokapitaal voorhanden is.

Mensen die op zo’n leeftijd nog blaken van de energie en overlopen van frisse ideeën, ik heb daar een mateloze bewondering voor. Ik hoop dat ik op die leeftijd ook nog zo zal zijn. Bezig met de nieuwste ontwikkelingen en met een mateloze drive om vooruit te gaan.

We nemen afscheid van de supervriendelijke uitbaatster van onze B&B en vertrekken naar Mallaig om van daaruit de ferry naar Skye te nemen. De weergoden lijken ons vandaag minder goed gezind, want de lucht hangt vol met dikke grijze wolken die niet veel goeds voorspellen. Normaalgezien zouden we in Fort William de gondola nemen naar de top van de Ben Nevis, maar door de laaghangende wolken is die top niet eens zichtbaar. We besluiten deze stop over te slaan, per slot van rekening komen we over een paar dagen terug in Fort William en hopelijk hebben we dan meer geluk op meteorologisch vlak.

Aangezien vandaag een roadtrip langs de Road to the Isles op het programma staat, is het minder erg dat er zo nu en dan een bui valt. Onze eerste stop onderweg is Neptune’s Staircase. De acht sluizen ontworpen door Thomas Telford vormen het spectaculairste onderdeel van het Caledonische kanaal. Het Caledonische kanaal is ongeveer 96,5 km lang, waarvan 35,4 km door mensenhanden gemaakt. Het kanaal heeft in totaal 29 sluizen en 20 draaibruggen.

Volgende stop: Corpach vanwaar we een prachtig uitzicht hebben op de Ben Nevis met Loch Linnhe op de voorgrond. Spijtig dat de Ben Nevis moeilijk zichtbaar is door de bewolking. We rijden verder naar het Glenfinnan monument. Dit 20m hoge monument herdenkt degenen die de jacobitische opstand van Bonnie Prince Charlie in 1745 steunden. De katholiek troonpretendent plantte voor het eerst zijn vlag in Glenfinnan. Het is mogelijk om mits betaling het monument te beklimmen, maar dat lijkt ons geldklopperij. Het uitzicht vanaf de grond op Loch Shiel is ook al de moeite.

We maken ter plekke wel een wandeling van een half uurtje op Ardgour Island om de bijzondere flora te bekijken. Op dit voormalige eiland groeien dennenbomen die genetisch verschillen van de andere dennenbomen in Schotland. Dit betekent dat deze dennenbomen een heel eigen stamboom hebben. Deze bomen worden dan ook met de grootste zorg behandeld. Jammer genoeg begint het tijdens onze wandeling te regenen. De lang verwachte regen heeft ons dan toch ingehaald.

We stappen opnieuw de auto in en zetten onze route verder. We rijden voorbij de plek waar Bonnie Prince Charlie in 1746 Schotland definitief verliet en terugkeerde naar Frankrijk. Veel valt er daar echter niet te zien, buiten wat water. In het algemeen vind ik de Road to the Isles teleurstellend. Wellicht zijn de historische plekken interessanter voor de Schotten dan voor buitenlandse toeristen.

De witte zandstranden van Morar zijn waarschijnlijk heel mooi bij zon en een blauwe hemel, maar doordat de regen nu echt goed is doorgebroken, ziet alles er grauw en troosteloos uit. We stoppen even op een parking om te luisteren naar het getik van de regen en wat te knuffelen om het warmer te krijgen. Ondanks deze niet geplande tussenstop zijn we veel te vroeg in Mallaig. We rijden meteen naar onze B&B maar daar krijgen we geen gehoor. We sturen snel een mailtje via het rotslechte 3G-netwerk om te laten weten dat we langsgeweest zijn en rijden verder naar het centrum van Mallaig om onze ferry naar Skye te boeken en voor een snel middagmaal.

We vinden een plek in het An Cala Coffee House dat adverteert met free wifi. Bij nader inzien blijkt daar niet veel free aan te zijn: je moet je registreren om gratis te kunnen surfen voor een half uurtje en daarna moet je betalen. Niet mijn interpretatie van gratis internet. Nu goed, onze advocaat kan nog wel een paar uurtjes op zijn antwoord wachten. Ik eet een stuk chocoladetaart en drink een warme chocomelk. Het is er het weer voor!

In Mallaig zelf valt er niet veel te beleven. Je vindt er veel restaurants en souvenirshops en een vrij grote haven en dat is het zowat. Ook het stadje zelf is niet uitzonderlijk mooi of fotogeniek. Al valt het op dat de straten vol met toeristen lopen. Waarschijnlijk net als wij aan het wachten op de ferry naar Skye. Misschien had ik deze overnachting beter weggelaten van de planning, dan hadden we deze avond zelf nog naar Skye kunnen oversteken. Oh well.

We keren terug naar Heatherlea Bed & Breakfast. De gastheer is erg vriendelijk en de kamer is netjes met een gloednieuwe badkamer, maar ik vind dat het er een beetje naar natte hond ruikt (wellicht door de vaste tapijten waar ze in Schotland echt grote fan van zijn). We zetten wat vensters open en maken op aanraden van onze gastheer een miniwandeling naar het loch achter onze B&B. We slalommen tussen de regendruppels door en ik maak onderweg wat ruzie met enkele schapen.

De regen is verminderd, dus we besluiten terug te rijden naar de stranden van Morar om te kijken of we daar ergens een wandeling kunnen maken. We vinden een mooie wandeling die ons tot aan de duinen leidt. Op het mulle zandstrand zelf komen we niet, daar zijn onze wandelschoenen helaas niet geschikt voor. Tijdens deze wandeling hebben we ook voor de allereerste keer last van midgets. Al valt het nog allemaal heel goed mee, na al die horrorverhalen die ik hierover gehoord heb.

Ons avondmaal nuttigen we in The tea garden. Na al die zware ontbijten van de laatste dagen kiezen we allebei voor iets licht: ik ga voor de zure haring met havermoutkoekjes, mijn vriend voor een broodje met garnaalcocktail. Onze bestelling werd opgenomen door een charmant meisje dat bij alles wat we bestelden “excellent choice” zei. :-)

Om deze grauwe dag achter ons te laten, kruipen we op tijd in bed. Duimen voor beter weer morgen!

 

10 juni: Glencoe

Onze kamer in Lios Mhoire Bed and Breakfast is minder waw dan die in de vorige B&B’s, maar de regendouche is top én er staat meer dan genoeg druk op het water wat het voor mij een pak makkelijker maakt om mijn haar te wassen. Het ontbijt krijgt van mij eveneens vier sterren. Ik verorber in mijn eentje twee grote kommen verse fruitsla met heerlijke Griekse yoghurt met honing en dat in combinatie met een roerei en zalm. Ik kan er weer voor even tegen.

We zitten voor het ontbijt aan één tafel met een koppel uit Glasgow en een Duitse dame die in haar eentje een deel van de West Highland trail aan het doen is. De Duitse dame klaagt dat het te warm is om te wandelen en dat terwijl het voor mij gerust nog een graad of tien warmer mag zijn. 😉

Vandaag is de eerste dag dat ik mij daadwerkelijk beter voel! Net op tijd om wat pittige wandelingen te verorberen. Helaas lijkt de zon zich vandaag achter een dikke laag wolken verstopt te hebben. Het was te denken dat ons geluk niet kon blijven duren. Toch besluit ik voor blote benen te gaan, veiligheidshalve gecombineerd met wandelschoenen i.p.v. -sandalen. 😉

We rijden volgens plan naar The Three Sisters om daar een wandeling te maken. Daar aangekomen blijkt het ongeveer vijf graden kouder dan beneden bij onze B&B en staat er een ijskoude wind. Ik zie het echt niet zitten om in die omstandigheden met mijn net genezende ontsteking van de bovenste luchtwegen de berg op de klauteren. We maken rechtsomkeer en besluiten eerst een wandeling naar de stuwdam te maken. Dit alles maakt dat we natuurlijk wat tijd verloren hebben, waardoor we pas rond kwart voor elf aan het startpunt van de stuwdamwandeling zijn.

De temperatuur is hier alvast een pak draaglijker. En jawel, niet zo heel veel later komt de zon aarzelend door het wolkendek priemen en de stukken blauw in de lucht worden steeds groter. De wandeling zelf valt echter tegen. De route loopt langs een oude militaire weg die voor het grootste deel uit kiezelstenen bestaat. Klimmen op kiezelstenen is sowieso al geen lachertje en dan worden we nog niet eens beloond met mooie uitzichten of zo. We zijn omringd door saai bos en de wandeling wordt op den duur echt eentonig. We bijten door tot we uiteindelijk rond half één eindelijk een mooi uitzicht te zien krijgen en besluiten dan op onze stappen terug te keren en de stuwdam te laten voor wat ze is.

We lunchen in The Tailrace Inn in Kinlochleven, met voor mij a toasted sandwich with tuna and cheese en voor mijn vriend een chicken curry. Niet veel volk in dit etablissement dus we zijn snel bediend en even snel weer buiten. De magen gevuld, maar ook niet meer dan dat.

We besluiten het erop te wagen en terug te rijden naar The Three Sisters. We zijn er rond iets voor drie en de temperatuur is flink gestegen ten opzichte van deze ochtend. Ideaal om aan de wandeling te beginnen. Op de parking worden we welkom geheten door een échte Schot in traditionele klederdracht en mét doedelzak. Op de tonen van zijn muziek vatten we de beklimming aan. Het pad is vrij steil, maar veel toffer dan de wandeling van deze voormiddag. Met prachtige uitzichten op The Three Sisters en omgeving.

Op de flank van de berg houden we even halt bij een groep jongelui waarvan er eentje op een accordeon speelt. Het concert botst een beetje met de flarden doedelzakmuziek, maar mooi is het wel. We klimmen nog een flink eind verder en genieten van het uitzicht op de besneeuwde toppen terwijl de zon door het wolkendek breekt. Rond half vijf zijn we terug op de parking. Dalen gaat zoveel sneller dan klimmen. 😉

We hebben de smaak nu goed te pakken en gaan voor nog een wandeling: de Glencoe Woodland Walk. We zijn nog net op tijd om snel iets te drinken in het visitor center en een tiental minuutjes mee te surfen op het free wifi aldaar alvorens de deuren onherroepelijk worden gesloten. Jammer, want ik had de expositie over de geschiedenis van Glencoe graag willen zien.

De Glencoe Woodland Walk blijkt een makkelijke wandeling die langs een charmant piepklein vijvertje voert en een goede blik op de omgeving biedt. Het valt op dat men overal bezig is de (niet-inheemse) dennen te rooien en te vervangen door aanplantingen van jonge inheemse loofbomen. Een heel werk. Het is wel een beetje zuur als je bedenkt dat de bomen die nu gerooid worden er oorspronkelijk door dezelfde natuurbeheerorganisaties werden aangeplant. Voortschrijdend inzicht, zullen we maar zeggen.

Om de dag in schoonheid af te sluiten en te profiteren van de zon die nu echt volop schijnt, doen we rond twintig na zes nog een miniwandeling in de leisteengroeven van Ballachulish. De jarenlange ontginning van leisteen heeft een landschap geschapen met een leuke vijver in het midden omringd door leisteenrotsen. Hier en daar zijn nog rotsen zichtbaar met markeringen om ze te klieven. De wandeling is goed voorzien van informatie over het harde leven van de mannen die in deze groeves werkten. Heel interessant én toegankelijk voor rolstoelen. 😉

Dineren doen we in The Laroch Bar in Ballachulish. We komen er eerder toevallig terecht, maar het blijkt er stampvol te zitten met een mix van locals en toeristen. We bestellen volgens het alom gekende concept aan de bar. Ik ga voor een vegetarische curry en mijn vriend voor een simpele pasta met groenten. We eten hier bij het ontbijt al meer dan vlees genoeg! Uiteraard kan mijn vriend het niet laten om alweer een andere whisky te proeven. De bartender is maar al te bereid om zijn collectie te showen. Ik houd het bij een glas witte wijn, dat toch echt wel veel beter smaakt dan cider!

Bij het terugrijden naar onze B&B worden we getrakteerd op een werkelijk sublieme zonsondergang boven Loch Leven. We lopen nog even tot de pier waar wat mannen staan te vissen om het spektakel in ons op te nemen.

Ondanks het wat mindere begin, een mooie (en alweer droge) dag. Alleen jammer dat mijn vriendje mijn virus lijkt overgekregen te hebben, want hij heeft last van keelpijn. Dat belooft niet veel goeds…