9 oktober: Singapore Zoo

Omdat mijn broertje en zijn vriendin na hun trip zo enthousiast waren over de Singapore Zoo, kon een bezoekje aan deze zoo niet ontbreken. Het was een lange rit, eerst met de metro dan met de bus, waardoor we pas rond elf uur aan de ingang stonden. Jammer genoeg waren bepaalde dieren (waaronder de ijsbeer en de zeeleeuwen, snif) niet te bezichtigen. Toch lieten we ons verleiden tot de aanschaf van een combiticket voor de gewone zoo, de River Safari en de Night Safari, zelfs al waren de bootjes in het River Safari gedeelte niet operationeel. (Awoert, voor de niet-operationele bootjes!)

Bij het binnenkomen werden we al meteen welkom geheten door een vriendelijke python die zich zachtjes in onze nek nestelde. Al voelde mijn vriend zich niet echt honderd procent op zijn gemak bij deze wat al te familiaire python. Wat Singapore Zoo zo bijzonder maakt, is dat je nergens kooien ziet, het lijkt wel alsof je op bezoek gaat bij de dieren in hun natuurlijke omgeving. De zoo is echt een groene oase vol met dieren die er (voor zover ik daarover kon oordelen) erg gezond uitzagen. De zoo besteedde ook voldoende aandacht aan het educatieve aspect, met zeer duidelijke uitleg over de herkomst van de dieren en hun gewoonten.

Ik was erg onder de indruk van de prachtige witte tijgers en het gevarieerde aanbod aan krokodillen en alligators. Sinds ons bezoekje aan Australië hebben krokodillen een speciaal plekje in mijn hart veroverd. En giganten zoals olifanten, nijlpaarden en neushoorn blijven natuurlijk fantastisch fascinerende dieren. Ook de apen schenen zich goed thuis te voelen in de bomen en klimpalen van de Singapore Zoo. Met stip de leukste aap: de neusaap! Zo lelijk dat het weer mooi werd.

‘s Middags aten we een snelle lunch in het zelfbedieningsrestaurant. Ik probeerde voor de eerste keer een laksa uit, een soort pikante soep met noedels. Eenvoudig, maar lekker.

In de namiddag waren we getuige van het voederen van een rog. “En wat doet u voor de kost?” “Ik ben duiker.” “Ach, waar duikt u?” “In de Singapore Zoo. Ik voeder de roggen?” :-) En we zagen een tanuki in het echt (in Japan hadden we alleen beeldjes van dit schattige wasbeerhondje gezien)!

Na de gewone zoo helemaal afgewerkt te hebben, trokken we naar het River Safari gedeelte. Jammer dat de bootjes niet werkten, maar de aanwezigheid van de twee panda’s (yep, uitgeleend door China, al denk ik niet dat daar in Singapore een communautaire rel aan vooraf ging) maakte veel goed. Eigenlijk best wel slome dieren, die panda’s. Gelukkig was er één exemplaar dat zich graag uitgebreid liet fotograferen. De doodskopaapjes waren schattig en de zeekoeien waren bijzonder majestueus.

Na de River Safari was het even wachten tot we toegelaten zouden worden tot de Night Safari. De rijkelijk gevulde souvenirshops konden ons niet tot een aankoop verleiden (veel te duur allemaal) en we zetten ons op een bankje om te wachten tot de Night Safari open ging. Ik kreeg even een dipje en dacht dat ik ter plekke in slaap zou vallen. Dipjes en zoo’s, zie ik daar een patroon?

Ik hoopte dat de Thumbuakar Show met bijna naakte mannen en veel vuur mijn dipje snel zou verdrijven, maar om eerlijk te zijn, de show viel tegen. De mannen konden wel goed vuurspuwen en je kon kaas schaven op hun buikspieren, maar hun choreografieën waren op zijn best amateuristisch te noemen. En dat trucje om bezoekjes bij de show te betrekken en wat voor schut te zetten, dat ben ik zo langzamerhand beu gezien. Geef mij een mooie show, al die slapstick hoeft niet voor mij.

Omdat de rij naar het treintje veel te lang was, besloten we het nachtelijke park eerst te voet te verkennen. Toch wel een heel bijzondere ervaring, zo ‘s nachts door de jungle wandelen, zelfs al is dat op mooi afgelijnde paden. We leken één van de weinigen te zijn die voor de benenwagen hadden gekozen en genoten van de rust.

Rond negen uur zat onze wandeling erop en vulden we onze rammelende magen met een zalig lekkere fish thali. Man, Indisch eten kan toch zo hard smaken!

Tegen dat onze maaltijd erop zat, waren de wachtrijen voor de treintjes opgelost en lieten we ons als afsluiter van de dag op ons gemak rondrijden tussen de dieren. Ik had het niet echt verwacht, maar vanuit het treintje had je echt een erg goed zicht op al de dieren. Al was fotograferen echt wel onmogelijk. Een échte safari lijkt me toch nog iets anders, maar leuk was het wel.

Bus en metro brachten ons zonder problemen naar ons hotel, waar we uitgeteld in slaap vielen.

8 oktober: Tempels, Chinatown, Raffles Hotel, Chijmes en Orchard Road

Na een ochtendlijk zwempartijtje en (alweer) een heerlijk ontbijt pakten we onze spullen bijeen voor een dagje Singapore. Waar we de dag voordien nog twee regenjassen in de fototoestelrugzak gepropt hadden, besloten we nu een gokje te wagen en er slechts eentje mee te nemen. De tropische regenbuien zouden hier nooit langer dan een half uur duren en zo lang konden we nog wel ergens gaan schuilen.

Eerste stop van de dag: de Chettiar Temple, een shivaïtische hindoetempel uit 1984. We moesten een flink eindje met de metro (supergeweldig openbaar vervoer, daar in Singapore, ik waande me bijna terug in Japan) en dan nog een stukje stappen. De zon scheen op volle kracht en het zweet gutste langs ons lijf. Die regenjas hadden we beter in het hotel gelaten…

Het was de eerste keer in mijn leven dat ik een hindoetempel aanschouwde en ik was werkelijk onder de indruk van de rijkdom en de kleurenpracht. Vooral de gopuram (de toegangspoort) die rijkelijk versierd was met beelden was fantastisch. We voelden ons een beetje onwennig, maar lieten toch onze schoenen achter bij de ingang en liepen de tempel binnen. Het was vrij rustig, dus we konden ongehinderd rondkijken.

Ik moet toegeven dat het hindoeïstische geloof mij volkomen vreemd is. Ok, godheden zoals Kali, Shiva, Krishna en Ganesha (de god met de olifantenkop) doen ergens wel een belletje rinkelen, maar ik heb me nooit echt verdiept in dit geloof. Te veel goden maken het hindoeïsme voor mij een erg verwarrende godsdienst. Ook de rituelen zijn een compleet mysterie voor mij. En eerlijk, dit bezoekje maakte mij niet veel wijzer, maar het zorgde wel voor mooie plaatjes.

Het middaguur en het heetste moment van de dag kwamen in zicht, toch besloten we nog een eindje te stappen. Via Clarke Quay en allerlei binnenwegen dwars doorheen buildings (even afkoelen in de airco) kwamen we in China Town. Een buurt waar je nog de sfeer van het oude Singapore, zonder torenhoge buildings kan opsnuiven. De straten van China Town staan vol winkels met traditioneel handwerk, restaurants en shophouses (van luiken voorziene huizen met een winkel op de begane grond en woonruimte voor de winkelier met gezin op de eerste verdieping). De shophouses zijn smaakvol gerestaureerd en geschilderd in leuke kleuren. Het contrast met de hoge buildings op de achtergrond geeft de buurt nog iets extra.

Volgende stop: de Sri Mariamman Temple, de tweede hindoetempel die ik in mijn leven bezocht! Ook hier is het de gopuram die alle aandacht naar zich toetrok. In deze tempel was het al wat drukker dan in de vorige, maar hetzelfde gevoel van bevreemding overviel me bij het aanschouwen van de rituelen.

Na het bezoek aan de tempel wandelden we door de straten van China Town. En jawel, ik tikte een handgeschilderde (dat beweerde de verkoopster althans) kerstbal op de kop voor de mama van mijn petekindje haar collectie. We kochten hier ook kaartjes, die in de hoop om deze voor één keer in het begin van de vakantie te schrijven en eens niet vóór onze kaartjes in België aan te komen.

Ondanks het stevige ontbijt begonnen we stilletjes aan honger te krijgen. In buurt van Club Street bleek het echter niet zo evident om een typisch Aziatisch restaurant te vinden. Wel veel pizzazaken, kebabzaken en zelfs Spaanse restaurants. We kozen uiteindelijk voor het gezellig uitziende Frans restaurant Le petit Navire, met verse oesters uit Bretagne in de koeltoog. Een beetje surreëel om in Singapore in een restaurant terecht te komen met allemaal geïmporteerde Franse producten. Dus toen de dagschotel een paëlla (Franse paëlla!) bleek te zijn, aarzelde ik geen moment. Mijn vriend hield het bij een slaatje met crabcakes. En boy, wat een lekkere paëlla was dat! Zo lekker heb ik ze zelfs in Spanje nog niet vaak gegeten. En het glaasje Franse witte wijn paste er perfect bij. Zalig!

Na het middagmaal zetten we onze tocht verder naar de Thian Hock Keng Temple die uit 1839 dateert en daarmee de oudste Chinese tempel van Singapore is. De tempel was het belangrijkste gebedshuis voor immigranten uit China. Vóór de landwinningen lag deze tempel aan zee en zegden de zeelieden er dank voor de veilige overtocht van China naar Singapore. De tempel is daarom ook gewijd aan Ma Zhu Po, de godin van de zee.

Hoewel men bezig was aan de restauratie van de tempel, maakte deze toch indruk op mij. De bouwstijlen waren me ook veel vertrouwder, aangezien we in Japan ook tempels in Chinese stijl gezien hebben. En dank zeggen aan de godin van de zee, dat concept kan ik beter vatten dan de (voor mij) lastige kronkels van het hindoeïsme. In de buurt van de tempel stonden ook enkele beeldengroepen die een inzicht boden in het leven van de Chinese én Indische immigranten.

Het was even zoeken naar de dichtstbijzijnde metro, maar eens de ingang gevonden, stonden we op een zucht vlakbij het legendarische Raffles Hotel, dat in 1887 geopend werd. Bij het binnengaan van de witte gebouwen in koloniale stijl was het net alsof je een ander tijdperk binnentrad. In de koloniale tijd werden hier grootse bals gegeven. Vandaag de dag is het een fameus prijzig hotelletje, niet geschikt voor onze portemonnée. Op één van de binnenplaatsen dronken we een cocktail. Niet de beroemde Singapore Sling, maar wel één van de Raffles specialiteiten. De cocktails waren pokkeduur (26 Singapore dollars, ik laat het jullie zelf uitrekenen) en eigenlijk, we moeten daar eerlijk in zijn, hun geld niet echt waard. Maar ze smaakten en we genoten van de historische locatie.

Na de veel te dure cocktails slenterden we nog wat rond in het hotel om vervolgens verder te stappen naar Chijmes, een ommuurd geheel van winkels, restaurants en bars dat vroeger een klooster was. De nonnen van het klooster verhuisden in  1983 naar een buitenwijk en de gebouwen kregen een nieuwe bestemming. Het lijkt wel een stukje Europa midden in Azië. Een erg mooie en verrassend rustige plek in het hart van de miljoenenstad. De ondergaande zon zette de witte gebouwen in een warme gloed. Mijn fotografenhartje ging er sneller van kloppen.

We liepen nog even langs de Cathedral of the Good Shepard, de oudste katholiek kerk van Singapore, maar deze bleek zwaar in verval te zijn. Zonde! Hopelijk wordt deze kathedraal snel gerestaureerd.

We vonden het welletjes voor vandaag en keerden naar het hotel terug voor een snelle douche (dat was nodig!) en een welverdiende whiskey sour tijdens het happy hour! Veel cocktails konden we niet drinken, want we hadden om zeven uur op Orchard Road afgesproken met een kameraad die zes jaar geleden de liefde van zijn leven naar Singapore gevolgd was. We waren nog wel vriendjes op facebook, maar de contacten waren de laatste jaren erg verwaterd. Maar hey, een goede gelegenheid om de banden weer wat aan te halen.

De vrouw van onze kameraad moest overwerken, dus stelde hij voor even wat te wandelen op Orchard Road. Het was valavond en de bomen zaten vol met kwetterende vogels. Waarschijnlijk allemaal op zoek naar een lekker avondmaal, want dit kort wandelingetje leverde mij een muggenbeet of zes op. Verdorie toch.

Onze kameraad stelde voor om iets in een food court te gaan eten. Verschillende mensen hadden ons al gezegd dat dit een ideale manier was om met de verscheidenheid van de keukens in Singapore kennis te maken, dus wij gingen graag op dat aanbod in. Food courts hebben sinds ons bezoekje aan Sydney trouwens een speciaal plekje in mijn hart veroverd. Je kan er voor weinig geld lekker en snel eten.

Ik koos voor fried prawn noodles. Lekker, maar het had voor mij gerust iets pittiger mogen zijn en de portie was te groot voor mij. De Koreaanse schotel van mijn vriend daarentegen was zo spicy dat de tranen hem in de ogen sprongen.

Onze kameraad vertelde honderduit over het leven in Singapore. Doordat dezelfde partij al sinds het zelfbestuur in 1959 met een absolute meerderheid aan de macht is, houdt deze partij het land stevig in zijn grip. De overheid is zeer rijk door de inkomsten uit de drukke internationale haven en kan zich grote infrastructuurwerken permitteren. Doordat deze partij zo lang onafgebroken aan de macht is, kan de overheid minder populaire maatregelen nemen die op langere termijn renderen. Bij de laatste verkiezingen haalde de partij echter een lagere uitslag dan gewoonlijk, alhoewel de absolute meerderheid behouden bleef. Een reden om met dit signaal van de bevolking aan de slag te gaan en enquêtes te organiseren om te peilen naar de wens van de bevolking.

Om Singapore goed te begrijpen is het belangrijk te weten dat van de 5 miljoen inwoners slechts 2,9 miljoen lokaal geboren werden. Het land heeft een bevolking die etnisch zeer divers is. 75% procent van de bevolking zijn Chinezen met belangrijke minderheden van Maleisiërs en Indiërs. Om te zorgen dat deze bevolkingsgroepen vreedzaam samenleven, legt de overheid de verplichting op dat bij het toewijzen van appartementen de bewonersverhoudingen overeen moeten komen met de demografische samenstelling. Op die manier wil de overheid gettovorming vermijden.

Grappig was dat onze kameraad exact hetzelfde verhaal over de stakende Chinese buschauffeurs vertelde dan hetgeen we de dag voordien te horen kregen. Die zaak heeft duidelijk indruk gemaakt bij de westerlingen in Singapore. En ook de hoge kostprijs van een wagen kwam opnieuw aan bod.

Het viel me op dat mijn kameraad heel erg enthousiast was over het functioneren van de overheid. En ik moet toegeven, alles is kraaknet en pico bello in orde in Singapore, maar de rotklusjes worden wel gedaan door gastarbeiders die uitgebuit worden en weinig tot geen rechten hebben (een minimumloon bestaat niet in Singapore). Een maatschappij die grote sier houdt op de kap van een ander, perfect kan ik die toch niet noemen.

De vrouw van onze kameraad vervoegde zich wat later bij ons gezelschap en nadat ook zij haar avondmaal had verorberd, gingen we nog iets drinken in een, jullie raden het nooit, café waar ze bijna alleen maar Belgische bieren serveerden… Gelukkig stonden er ook whisky’s op de kaart. 😉

7 oktober: Marina Bay Sands en Gardens by the Bay

De dag begon veel te vroeg toen om zes uur ‘s ochtends de wekker afging in onze hotelkamer. De vorige gast die in onze kamer verbleef, was duidelijk een vroege vogel. Helaas vergat hij of zij de wekkerradio  af te zetten en werden mijn vriend en ik gewekt door een bijzonder vervelend geluid, dat me nog het meest deed denken aan een soort brandalarm. Uiteraard lukte het me daarna niet meer om de slaap te vatten.

Gelukkig hielp een verfrissende duik in het zwembad op de tweeëntwintigste verdieping, gevolgd door een uitstekend ontbijt bestaande uit een mix van Oosterse en Westerse ontbijtgerechten, ons de vermoeidheid te vergeten. Gotta love a dim sum breakfast!

De geweldige metro van Singapore bracht ons na het ontbijt naar Marina Bay Sands, het meest fantastische hotel ter wereld, allez toch als je het mij vraagt. De architectuur is fenomenaal en één van de redenen waarom ik absoluut naar Singapore wou. Architectuur met lef, I like it! Al moet ik realistisch zijn: zulk een hotel zou totaal misstaan in een stadje als Leuven. Ja, save the best for last, is gewoon niet aan mij besteed. Stel je voor dat ik morgen een hartaanval krijg en ik dan de gelegenheid om Marina Bay Sands te bezoeken verkwanseld zou hebben!

En ja, foto’s doen dit gebouw onrecht aan. Wat een ongelooflijke constructie! Uiteraard moesten wij naar het Sands SkyPark observation deck op de zevenenvijftigste verdieping om het uitzicht te bewonderen! Superlatieven schieten hierbij te kort. We zagen de Gardens by the Bay aan onze voeten liggen en bewonderden de skyscrapers van het CBD en de honderden schepen die voor anker lagen in de baai, te wachten tot de marktprijs van de goederen die ze bevatten gunstig genoeg is, om gelost te worden in de haven.

Terug met beide voeten op de grond, liepen we verder naar de Gardens by the Bay. We wandelden in de kruinen van de kunstmatige Supertrees, genietend van het uitzicht op Marina Bay Sands, terwijl het zweet langs onze lijven gutste. Die vochtige hitte van Singapore, een mens moet daar even aan wennen. Door de hitte en het uitgebreide ontbijt hadden we ‘s middags niet zoveel honger. Dus beperkten we ons tot een stukje taart (oreo cheesecake voor mij, chocolate cake voor mijn vriend) in Café Crema in de Gardens.

Omdat de prijs nogal hoog was, twijfelden we even of we de Flower Dome en het Cloud Forest wel zouden bezoeken, maar hey, ‘t is niet dat we zo vaak in Singapore zijn, he. De Flower Dome en het Cloud Forest zijn twee futuristische glazen stolpen die een rijke plantencollectie herbergen en die over een uitstekende airco beschikken, want binnen in de serres was de lucht aangenaam fris. In de Flower Dome, ‘s werelds grootste serre zonder steunpilaren, maakten vooral de baobabs en de eeuwenoude olijfbomen indruk op mij. Maar het was toch vooral de gigantische kunstmatige berg mét waterval van het Cloud Forest die mijn bewondering wegdroeg. Magnifiek staaltje van menselijk vernuft.

Na het bezoek aan deze twee schitterende serres kocht ik mezelf een ijsje met een bolletje passievrucht en een bolletje appelbloesem, om speciaal te doen. Helaas viel het groene appelbloesemijs tegen en gooide ik denkelijk voor de eerste keer in mijn leven een bol ijs weg. Jammer.

We liepen langs de Singapore River verder naar het koloniale hart van de stad en genoten van de contrasten die Singapore te bieden heeft: torenhoge wolkenkrabbers langs mooi gerenoveerde historische shophouses (pakhuizen). We bewonderden de bruggen over de rivier en zagen de site waar Raffles, de stichter van het moderne Singapore, aan wal ging. We liepen langs de restaurants van Boat Quay en Clarke Quay en verbaasden ons over het feit dat de terrassen in de straten overdekt waren en voorzien van een openluchtkoeling. Niet echt ecologisch verantwoord, als je het mij vraagt. Blijkbaar is de Singaporees ook een grote fan van bier, want we zagen op verschillende plaatsen reclame voor het Oktoberfest, festiviteiten die zich voor zover ik weet nog steeds in Duitsland afspelen.

We eindigden onze wandeling rond de Padang (letterlijk: veld) die ooit door de 19de-eeuwse kolonialen werd gebruikt voor grote sportevenementen en National Dayparades. Jammer genoeg stonden letterlijk álle historische gebouwen (het oude stadhuis, het hooggerechtshof en het oude parlementsgebouw) rond deze site in de stijgers. We zullen nog eens terug moeten gaan in 2015 als alle werken afgerond zijn.

Rond een uur of zes keerden we terug naar het hotel om te genieten van een cocktail en het zweet en het stof van onze lijven te spoelen in het zwembad. Wat een luxe!

‘s Avonds hadden we afgesproken met een ex-collega van mijn vriend, die net als wij de volgende week naar een conferentie in Kuala Lumpur zou gaan, om iets te eten in het Maleisische restaurant Mamanda. Mijn eerste kennismaking met de Maleisische keuken. We kozen voor de nasi ambeng, een grote schotel waarop verschillende (vrij pikante) gerechten gepresenteerd werden rondom een heuvel rijst. We bedienden onszelf en kozen de gerechtjes uit die ons het meeste aanstonden. Het eten was erg lekker, alleen jammer dat er geen alcohol op de kaart stond (niet verwonderlijk,want de uitbaters waren moslims). We namen dan maar alle drie een alcoholvrije cocktail. De uitleg van de ober klonk veelbelovend maar de cocktail zelf was veel te zoet naar mijn goesting. Gelukkig hadden we in het hotel al cocktails mét alcohol gedronken!

Na het eten dronken we iets in het WitBier Café dat zich recht tegenover het restaurant bevond en dat min of meer de stamkroeg was van de ex-collega van mijn vriend. Ons gezelschap werd aangevuld met een vierde man: een kennis van de ex-collega die sinds enkele jaren een eigen IT-bedrijf in Singapore had. Bizar moment van de dag: we zaten aan een tafel met drie personen. Recht tegenover de ex-collega en vlak naast mij was er nog één stoel vrij. In plaats van naast mij plaats te nemen, zette de vierde persoon zich aan de kop van de tafel, zo ver mogelijk van mij verwijderd. Ik voelde me even erg beledigd en ik vónd het al niet bijster leuk in het WitBier Café dat wel een heel uitgebreide bierkaart had, maar geen enkele cocktail serveerde. Om de ontgoocheling door te spoelen, bestelde ik dan maar een glas rum.

De nieuw-bijgekomene vertelde ons over het leven in Singapore. Singapore is gekend omwille van de strenge straffen en de belachelijk hoge boetes, maar wisten jullie dat er in Singapore slechts één vakbond bestaat die volledig gecontroleerd wordt door de overheid? Staken is bij wet verboden, doe je het toch dan riskeer je op staande voet ontslagen te worden en word je uit het land gezet wanneer je niet over de Singaporese nationaliteit beschikt, zoals het verhaal van de stakende Chinese buschauffeurs treffelijk illustreerde.

Auto’s zijn in Singapore enkel weggelegd voor de rijken. Je betaalt niet enkel voor de auto zelf; om ermee te mogen rondrijden moet je een licentie hebben die enkel via een veiling verkrijgbaar is. De mensen die het hoogste bieden, krijgen de licentie, die geldig is voor tien jaar. Na tien jaar dient de licentie dus vernieuwd te worden. Zo’n licentie kost al gauw 80.000 Singapore dollars voor een kleine wagen, omgerekend zo’n 47.000 euro. Daarnaast moet je ook nog eens verkeersbelasting betalen afhankelijk van hoeveel kilometers je in de stad rondrijdt.

De wolkenkrabbers schieten in Singapore dan wel als paddenstoelen uit de grond, maar laten we vooral niet vergeten dat het zware en gevaarlijke werk door gastarbeiders uit lageloonlanden zoals Bangladesh wordt gedaan. Dat deze gastarbeiders niet echt beschermd worden door de vakbond, hoef ik jullie zeker niet uit te leggen?

5 – 6 oktober 2013: Vertrek naar Singapore

Zaterdag was best wel een hectische dag: in de voormiddag ging ik nog naar de Spaanse les en daarna pakte ik in zeven haasten mijn valies, want daar was ik de voorgaande dagen nog niet aan toegekomen. Naar goede gewoonte waren we just in time klaar om de trein van 16.07 naar Zaventem te nemen. Normaal is het altijd een beetje aftellen naar een verre reis, maar door de grote drukte voorafgaand aan de reis, hadden we nog niet veel concrete plannen gemaakt. De klik naar vakantiestemming konden we pas maken op het vliegtuig zelf, want op het vliegveld van Zaventem waren zowel mijn vriend als ikzelf nog druk aan het werk. Lang leve 3G! (Awoert Zaventem dat geen gratis wifi ter beschikking stelt aan zijn klanten.)

De vlucht naar Amsterdam was de kortste vlucht die ik ooit genomen heb. Het was letterlijk opstijgen en onmiddellijk weer beginnen dalen. Nog geen half uurtje vliegen. Op Schiphol hadden we meer tijd dan oorspronkelijk verwacht, omdat het vertrekuur van onze vlucht naar Singapore met anderhalf uur verlaat was. Hierdoor konden we rustig iets eten op Schiphol (best wel lekkere gegrilde vis voor mij) en nog een paar allerlaatste mails versturen (op Schiphol krijgen alle reizigers één uur gratis wifi-toegang, beter dan niks).

De vlucht naar Singapore duurde zo’n twaalf uur. Twaalf uur waarin ik in totaal toch een uur of drie in de armen van Morpheus verkeerde. Met dank aan de stoelen met iets meer beenruimte waarvoor we extra hadden bijbetaald. De tijd dat ik niet sliep, keek ik afleveringen van Fringe op mijn Macbook Air tot de batterij leeg was. De lage kwaliteit van de schermpjes van de meeste on board entertainment systemen steekt me hoe langer hoe meer tegen. Waarom zou ik me moeten neerleggen bij de bedroevend slechte kwaliteit van die systemen als er zoveel betere alternatieven voorhanden zijn? Je ziet trouwens meer en meer mensen hun eigen device gebruiken om de tijd te doden tijdens de vlucht.

Rond vijf uur in de namiddag, plaatselijke tijd, landden we in Singapore. We besloten het onszelf niet te moeilijk te maken en rechtstreeks een taxi te nemen naar het hotel. De taxichauffeur bleek een praatgraag type die ons meteen een hele uitleg gaf over de inplanting van de belangrijkste verkeersaders in Singapore en ons vol trots vertelde over de toeristische troeven van de ‘Garden City”. Ondanks de vermoeidheid van de vlucht werkte het enthousiasme van de taxichauffeur aanstekelijk. We voelden ons meteen welkom in dit tropische mini-landje!

Hotel Oasia bleek een voltreffer. Omdat het voor deze reis nét iets meer mocht zijn, hadden we voor de clubformule gekozen. Dit leverde ons een kamer op de vierentwintigste verdieping op met een buitengewoon adembenemend uitzicht. We werden met typische Aziatische gastvrijheid welkom geheten en meteen uitgenodigd voor het happy hour: elke dag van zes tot acht uur ‘s avonds werden in de bar bij de pool op de tweeëntwintigste verdieping gratis drank en hapjes aangeboden aan de club-gasten. We dumpten snel de koffers op de kamer en zaten een paar minuten later allebei met een whiskey sour voor onze neus. Een goed begin, al zeg ik het zelf.

Zo rond half negen beslisten we toch maar eens werk te maken van het avondeten. Zo snel mogelijk in een nieuwe routine komen, vind ik persoonlijk een goeie manier om komaf te maken met de jetlag. Na de lange vlucht en de weinige uren slaap kozen we voor een gemakkelijke oplossing: iets eten in de blok van ons hotel. Op het gelijkvloers vonden we een Japans restaurant waar een verjaardagsfeestje aan de gang was, maar dat voor de rest niet zo druk was. Aan de ingang waarschuwde men ons dat het door de “grote drukte” van het feestje (er waren ocharme twaalf mensen of zo) wel wat langer kon duren voordat we ons eten kregen. Geen probleem voor ons, de hapjes tijdens het happy hour hadden onze honger toch al grotendeels weggenomen.

Het eten bleek dan toch sneller dan verwacht geserveerd te worden en we genoten voor het eerst deze vakantie van de Japanse smaken. Zalige sushi en een heerlijk oestersoepje voor mij, wagyu beef (aan de prijs te oordelen, waarschijnlijk uit Australië) voor mijn vriend. Na het eten kropen we vroeg in bed, kwestie van de volgende dag op tijd uit de veren te zijn om te starten met een verkwikkende duik in het zwembad.

22 – 23 juni: Afscheid en babyborrel

Voor de allerlaatste keer een traditioneel Schots ontbijt. We sluiten onze vakantie af in schoonheid met een butchers recipe pork sausage, smoked bacon, haggis, black pudding, potato scone, mushrooms, beans with scrambled eggs. Lovely!

Na het ontbijt vertrekken we. Het doet zeer, want het waren drie fantastische weken en we hebben het gevoel dat er nog veel meer te zien en te beleven valt in Schotland. Per slot van rekening zijn we niet tot in het echte hoge noorden geraakt en ook de Shetland islands moesten we links laten liggen. So much to see, so little time!

Onderweg genieten we nog even van het glooiende groene landschap. We passeren opnieuw langs Melrose, één van de eerste bestemmingen op onze trip. Na een tijdje maken de mooie Schotse landschappen plaats voor de iets minder mooie Engelse. De rest van de rit naar Hull is uneventful. Onderweg stoppen we nog even voor een zalige negerzoen. Om de cirkel rond te maken.

Ons schip brengt ons zonder problemen terug naar België. We meren ‘s ochtends aan in Zeebrugge en verlaten het schip. Mijn vriend moet zich even aanpassen aan het feit dat hij nu opnieuw rechts moet rijden. België verwelkomt ons met een flinke regenbui. Nothing has changed. We droppen onze vuile was af op ons appartementje in Leuven, nemen een flesje Chardonnay Meerdael uit onze voorraad en vertrekken bijna meteen weer, want we worden op een babyborrel verwacht.

Lang blijven we niet, want we willen graag nog de was van drie weken verwerken, zodat we maandag iets deftigs hebben om te dragen tijdens onze eerste werkdag. En op tijd in bed kruipen lijkt ook een goed idee. Zo’n vakantie is altijd veel te snel voorbij!

21 juni: De Langste Dag in Schotland

Onze laatste volledige dag in Schotland valt heel symbolisch op de langste dag van het jaar. Een mooie dag om te beginnen met twee buttered kipper fillets. Heerlijk!

We nemen de bus naar Edinburgh centrum voor een bezoek aan de St Giles’ Cathedral gelegen aan de Royal Mile. De St Giles wordt nog wel kathedraal genoemd, maar is dit niet meer sinds John Knox vanop deze plek de Schotse reformatie leidde.

De St Giles is beslist een bezoek waard, met zijn kleurrijke glasramen, indrukwekkende grafmonumenten en prachtig interieur, maar hét pronkstuk van deze niet-meer-kathedraal is de Thistle Chapel. Het schitterend ribgewelf en de gebeeldhouwde heraldische baldakijnen maken dat je niet weet waar eerst kijken. De kapel eert de ridders van de Orde van de Distel. Queen Elizabeth herself staat als koningin van Groot-Brittannië aan het hoofd van deze orde en heeft natuurlijk een speciaal gereserveerd zitje in de kapel.

Volgende halte: de Camera Obscura, nog een jeugdherinnering die ik wilde herbeleven. De Camera Obscura en het uitkijkplatform werden in 1852 door Maria Short toegevoegd aan een vroeg-17de-eeuws gebouw. De Camera Obscura toont livebeelden van de stad. Het blijft geweldig om dit oude optische instrument aan het werk te zien en mensen als poppetjes te vangen met een blaadje papier. Maar de magie die ik als tiener voelde, was er niet meer. Spijtig.

Wel nog altijd even indrukwekkend: het uitzicht vanaf het uitkijkplatform. Alleen jammer van de Tattoo-tribunes die het zicht op Edinburgh Castle helemaal verknoeiden. Na voldoende tijd genomen te hebben om het uitzicht in ons op te nemen en de mensen te bespioneren door de sterke verrekijkers op het dak, gaan we op ons gemak naar beneden langs de tentoonstellingen op de verschillende verdiepingen.

De tentoonstellingen tonen allerlei optische trucjes en wetenschappelijke proefjes, maar niets wat ik nog niet eerder gezien heb. Al blijven de 3D hologrammen natuurlijk altijd leuk. Voor kinderen is dit een absolute must see. Je kan zelf veel opstellingen uittesten en er is gelegenheid genoeg om een paar gekke foto’s te maken.

Voor het middagmaal steken we de straat over. Gemakkelijk! Op aanraden van mijn reisgids lunchen we in Amber, een bar-restaurant in de Scotch Whisky Experience (tip: koop hier zeker geen whisky, de flessen zijn gruwelijk overprijst). Amber is echter wel de moeite: er is een heel uitgebreide whiskykaart en je krijgt professioneel advies van het personeel over welke whisky te kiezen. Ik bestel er de seafood platter en mijn vriend de meat platter. Beide zijn uitstekend en ja, natuurlijk drinken we daar een glaasje whisky (of twee) bij: Highland Park 18yo en Old Pulteny 7yo voor mij en Clynelish Distiller’s Edition en Tomatin 15yo Tempranillo voor mijn vriend. (Hey, het is onze laatste dag, he!)

Na het middagmaal is het tijd om naar The Real Mary King’s Close te vertrekken. Onze rondleiding start om 15u en ik ben echt razend benieuwd naar wat we te zien zullen krijgen: een verborgen wereld van huizen en straten onder straatniveau, het klinkt heel erg boeiend.

En ik word niet teleurgesteld. We krijgen een rondleiding door een gids in historisch kostuum die zich voorstelt als een figuur uit de middeleeuwen en de ganse rondleiding zijn rolletje vol overtuiging blijft spelen. The Real Mary King’s Close toont je een glimp van een wereld die nu niet meer bestaat. Tot in de 18de eeuw leefden de meeste inwoners van Edinburgh langs en onder de Royal Mile. Doordat de stadsuitbreiding binnen de stadsmuren diende te blijven, hadden de inwoners geen andere keuze dan in de hoogte te bouwen. De gangetjes tussen de gebouwen waren zo smal dat je zonder veel moeite met je beide handen de muren aan weerszijden kon aanraken. Langs de Royal Mile vind je nu nog veel Closes die een goed beeld geven van hoe claustrofobisch het er vroeger geweest moeten zijn.

In deze omstandigheden leefden duizenden mensen. Geen wonder dat cholera, tyfus en pokken veel voorkwamen in de op en langs elkaar gestapelde appartementen. Mary King’s Close, gelegen onder de huidige City Chambers, werd berucht doordat de bewoners allemaal stierven aan de pest in 1645.

De rondleiding is echt fantastisch: door slim gebruik te maken van film, verlichting en enkele ‘special effects’ wordt het op momenten echt een beetje creepy. De rondleiding geeft je op een luchtige manier een idee van de levensomstandigheden in die tijd. Ik kan een rondleiding in Mary King’s Close van harte aanbevelen. Het is niet goedkoop, maar geloof me, het geld meer dan waard.

Omdat wij altijd graag nog een beetje extra uitleg krijgen, boekten we een Gold Experience Ticket. Even zijn we in de war over waar het tweede deel van de rondleiding door het bovengrondse Edinburgh start. Uiteraard blijkt de rondleiding te starten bij de coffee bar waar de wachtenden verleid worden (kuch, mijn vriend) door de heerlijke koffiegeuren (ik niet, ik drink geen koffie).

De bovengrondse rondleiding wordt opnieuw door een historisch personage gegeven. Deze keer heb ik wat meer moeite om de gids te verstaan. Hij ratelt en struikelt over zijn woorden en het is me niet geheel duidelijk of dit bij zijn rolletje hoort dan wel of dit zijn normale manier van spreken is. Rond vijf uur is de rondleiding afgelopen en zijn wij heel wat historische feiten over Edinburgh rijker.

De zon schijnt, we hebben nog een mooie namiddag voor de boeg en we besluiten opnieuw een wandeling te maken langs de Royal Mile, maar nu op een iets gezapiger tempo dan de eerste keer. We lopen op ons gemak tot aan Holyrood Palace dat ondertussen al gesloten is. De avondzon geeft het paleis een prachtige warme gloed. Ideaal om nog wat foto’s te maken.

Ondertussen is het half zes en beginnen we na te denken waar we ons laatste avondmaal zullen eten. Tijdens de wandeling gisteren kwamen we langs een restaurant dat een menu aanbood met aangepaste whisky’s. Zo’n aanbod hebben we op andere plaatsen nog niet gezien. Wat opzoekwerk later (danku 3G), vinden we de naam van het restaurant. We bellen voor een reservatie en melden dat we zo’n half uur later zullen arriveren.

Genietend van de avondzon wandelen we langs The Balmoral, het Scott Monument en Princess Street Gardens. We zijn iets vroeger in The Dining Room dan verwacht, maar onze tafel staat al klaar. Het onthaal is erg vriendelijk en we voelen ons meteen thuis. We moeten niet lang nadenken over onze keuze: The Taster Menu, please! Met aangepaste whisky’s, ja graag.

Een overzichtje van wat er zoal op ons bord en in ons glas passeerde:

Broccoli soup
with Loch Arthur ricotta, morel mushrooms and pumpkin seeds
with
121.60
13 year old island

Hand-divided Scallop
with cauliflower, chorizo, squid ink beignet and sauce nero
with
26.90
27 year old Highland

Free range Gartmorn Farm Chicken
with boudin blanc, creamed morels, spring cabbage, thyme and madeira
with
85.24
27 year old Speyside

Chocolate delice
with chocolate mousse, minted caramel ice cream, wild mint syrup
with G3.5
33 year old Grain

Het eten is werkelijk fantastisch. Al laat de bediening wel een serieuze steek vallen door ons bord naar de foute tafel te brengen. Gelukkig wordt de vergissing snel opgemerkt voordat de gasten aan de andere tafel van onze borden kunnen eten. Het zorgt voor een grappig moment wanneer de ober zich uitgebreid komt verontschuldigen.

We drinken van de whisky zoals het hoort: kleine slokjes om de smaken in je mond tot recht te laten komen en de verschillen in het palet van de whisky’s te kunnen onderscheiden. Of we proberen die althans te onderscheiden, want echte kenners zijn we niet.

De gangen volgen elkaar aan een strak tempo op (iets meer tijd tussen de verschillende gangen mocht zeker) en rond tien uur staan we alweer buiten. We twijfelen om nog iets te gaan drinken, maar besluiten onze laatste dag in Edinburgh rustig af te sluiten en op tijd te gaan slapen. Per slot van rekening hebben we morgen nog een lange rit naar Hull voor de boeg.

Goodbye Edinburgh! Hope to see you again in the future!

Schotland – de B&B’s en hotels

Omdat we op een aantal erg leuke plekken verbleven hebben tijdens onze Schotlandreis, maakte ik een overzichtje van alle B&B’s waar we verbleven. Kwestie van een handig overzichtje te hebben.

  • AllanBank Bed and Breakfast – Eyemouth: Gezellige B&B in een mooi herenhuis, kraaknet, heerlijk ontbijt, gelegen in het groen en zeer vriendelijke uitbaters.
  • Old Bank House B&B – Melrose: Beetje excentrieke B&B vol met kunst met heel praatgrage eigenaar en zeer goed ontbijt. Gelegen vlakbij de prachtige Melrose Abbey en midden in het charmante Melrose.
  • No.20 Boutique Bed and Breakfast – Helensburg: Zeer vriendelijke uitbaters, prachtige kamer, subliem ontbijt, gelegen in een rustige buurt vlakbij de Firth of Clyde. Aanrader!
  • Dunheanish Guest House – Oban: What a view! Vraag of het mogelijk is in één van de kamers met uitzicht op de baai te logeren. Grappige gastheer, lekker ontbijt, comfortabele kamer. Aanrader!
  • Arle Lodge – Isle of Mull: Nogal spartaanse, maar propere kamers. Ideaal als je zelf je potje wil koken, mooie tuin, prachtig gelegen aan een meer.
  • Lios Mhoire Bed and Breakfast – Glencoe: Zeer, zeer vriendelijke en behulpzame gastvrouw, heerlijk ontbijt en zalige regendouche. Prachtig uitzicht vanaf het balkon. Ideaal om Glencoe te verkennen. Aanrader!
  • Heatherlea Bed & Breakfast – Mallaig: Kamer ok, maar waarschijnlijk wel aan de frisse kant in de winter (er is wel een elektrische verwarming voorzien). Mooi gelegen midden op het platteland, maar het rook er een beetje naar natte hond.
  • Otterburn B&B – Isle of Skye: Absoluut fabelachtige B&B, de beste van onze hele trip. Er is maar één kamer, dus je hebt de onverdeelde aandacht van de gastheer en gastvrouw. Het ontbijt was subliem. Het uitzicht vanuit de leefruimte die we tot onzer beschikking hadden was prachtig. We kregen elke avond een whisky van het huis aangeboden en één ochtend was de gastheer speciaal voor ons smoked haddock gaan halen. Aanrader!
  • Premier Inn Inverness Centre – Inverness: Ok hotel, maar laat je er niet toe verleiden om er te dineren. Het avondmaal is niet zo geweldig. Bij nader inzien hadden we beter een B&B geboekt in Inverness.
  • Rhu Mhor – Fort William: Heel bijzondere B&B in een oud huis gelegen in een prachtige tuin. De gastheer (in kilt) en zijn bejaarde moeder zorgen dat je je meteen thuis voelt. Het ontbijt was lekker en we kregen om tien uur ‘s avonds een kopje thee met koekjes. De kamer was erg ouderwets, maar dat pas bij de sfeer van het huis. In de gang hing wel een geurtje van verschaalde rook.
  • Beinn Bhracaigh – Pitlochry: Mooie kamer, propere badkamer, uitstekend ontbijt (hier probeerde ik de porridge die met whisky en honing werd geserveerd). ‘s Avonds kan je iets drinken in de honesty bar: je schenkt jezelf een drankje uit en schrijft op wat je dronk. Pitlochry is absoluut een bezoekje waard en niet alleen voor de destilleerderij!
  • Hotel Ceilidh-Donia – Edinburgh: Leuk familiehotel met een geweldige barman (Max) en een hond die graag op brillen knabbelt. Mooie kamer, al hadden we doordat we vlak langs de ingang van het hotel sliepen wel wat last van het lawaai van arriverende of vertrekkende gasten. Het ontbijt was ok, maar ik geef toe dat we ontbijtgewijs op onze trip echt verwend zijn geweest .

Een avondje Schotlandherinneringen ophalen

Woensdagavond waren we te gast bij vrienden die in september naar Schotland gaan. Zij waren nog niet echt begonnen aan de planning van hun reis, wij waren net terug van de onze, een ideaal moment om wat tips te geven. En lyrisch te doen over dit prachtige land en zijn vriendelijke bewoners. Uiteraard hebben we maar een stuk van Schotland gezien. Er valt nog zoveel meer te zien en te verkennen. Het hoge noorden, daar zijn we zelfs niet aan toegekomen. Maar we wilden graag ons enthousiasme delen en reclame maken voor de geweldige B&B’s die we bezochten.

Het werd een fijne avond waarin meer dan enkel Schotland ervaringen werden uitgewisseld. En natuurlijk sloten we de avond met een glas Schotse whisky en klonken we op een geslaagde reis voor onze vrienden.

20 juni: Dirleton en Tantallon Castle en New Town in Edinburgh

Mij een beetje vergist wat betreft mijn ontbijtkeuze. Ik dacht pancakes with maple sirup and bacon besteld te hebben, maar bij nadere inspectie blijken er geen pancakes maar waffles with maple sirup and bacon op mijn bord te liggen. Gelukkig is mijn vriendje zo lief om een ruil voor te stellen en kan ik genieten van een grote paddenstoel met gesmolten kaas (de vegetarische ontbijtoptie). Wie eet er nu wafels met spek bij het ontbijt?

Onze investering in die vijfdagenpas van Historic Scotland heeft nog niet echt gerendeerd, dus besluiten we opnieuw de auto in te stappen en twee kastelen in de buurt te bezoeken. Onze eerste halte is Dirleton Castle, een fotogenieke ruïne gelegen in een prachtig onderhouden tuin (waar er uiteraard vol enthousiasme gras gemaaid wordt, we hadden niets anders verwacht). In de tuin bevindt zich een authentieke doocot (duivenhok) die mij qua vorm nog het meeste aan een bijenkorf doet denken. Het hok moet vroeger aan honderden duiven onderdak geboden hebben. Dat zal daar nogal een lawaai en een stank geweest zijn. 😉

Van Dirleton Castle zijn nog redelijk veel vertrekken bewaard gebleven, waardoor je je (mede door de getekende artist’s impressions) een goed idee krijgt van hoe het kasteel er vroeger moet uitgezien hebben. Vooral de tonvormige kelders zijn indrukwekkend. We zijn bijna helemaal alleen op de site, dus we nemen de tijd om op ons gemak rond te kijken en tegelijkertijd te genieten van het mooie uitzicht op de omgeving. Het geel van het koolzaad heeft sinds het begin van onze reis wat van zijn felheid verloren en maakt langzaam plaats voor het geel van boterbloemen, een nieuwe schakering tussen al dat groen.

We rijden verder naar het volgende kasteel en komen onderweg een afgebrand gebouw tegen. Dit gebouw blijkt, o ironie, het de brandweercentrale te zijn. Pijnlijk als de enige brandweercentrale in de buurt volledig uitbrandt… Maar het levert wel een bijzondere foto op.

Volgende halte: Tantallon Castle, gelegen vlakbij de kust. Meer dan 300 jaar werd dit kasteel bewoond door één van de machtigste families in Schotland: de Douglas. Qua ligging (op een klif aan de zee) overtreft dit kasteel Urquhart Castle ruimschoots. Het uitzicht op de kustlijn en Bass Rock, een enkel door zeevogels bewoond eilandje met een eenzame automatische vuurtoren erop, is fabelachtig. En oja, ze hebben hier ook een doocot.

De restanten van Tantallon Castle zijn overweldigend in hun omvang. Wat moet dit wel niet geweest zijn toen het kasteel op het toppunt van zijn macht was! Heel bijzonder: de steen van de voorste toren is groen van kleur. De steensoort van de groene toren is erg zacht en afkomstig van de kliffen in de omgeving van het kasteel. De groene steen is zachter dan de zandsteen waaruit de rest van het kasteel is opgebouwd, wellicht was het de bedoeling om via de voorste toren makkelijker artillerie-aanvallen te kunnen opvangen. Een zachte steen is natuurlijk enorm kwestbaar wanneer blootgesteld aan de weersomstandigheden, dus onderging de toren een grondige restauratie. Die op het moment van ons bezoek net moet afgerond zijn (de stellages liggen er nog), zodat we de toren in zijn volledige glorie kunnen bewonderen.

Tantallon Castle is verrassend groot, met heel veel vertrekken om in rond te dwalen. Ik ben echt onder de indruk van dit kasteel. De ligging, de grootsheid, de bewogen geschiedenis. Echt de moeite van een uitstapje waard als je in Edinburgh bent. Alleen jammer dat het wat frisjes is door de koele zeewind. Ik vind het prachtig en ben blij dat we dankzij de Historic Schotland passen hier naartoe gekomen zijn. Mijn vriend en ik zijn zo enthousiast dat we niet anders kunnen dan wat cadeautjes voor onze petekindjes kopen in de souvenirshop. Een deel van onze aankopen gaan immers naar het onderhoud van dit kasteel en dat vind ik goed besteed geld.

Het is ondertussen al half twee gepasseerd en we hebben nog steeds niet geluncht. We keren terug naar Dirleton, waar we een tafeltje vinden in The Castle Inn, winnaar van de award “Best Bistro Meal in East Lothian”! Als dat geen referentie is! Enfin ja, ik eet een bouillabaise en mijn vriend een meat pie. De bouillabaise is echt heel lekker, met royaal veel vis en geserveerd met geroosterd brood en rouille, zoals het hoort.

Ons late middagmaal in combinatie met de rit van Dirleton naar ons hotel maakt dat we pas na vieren terug in Edinburgh zijn. Geen erg, de zon is ondertussen volop beginnen schijnen en we nemen de bus naar het stadscentrum. We wandelen naar Calton Hill, in vergelijking met Arthur’s Seat, een klein en bescheiden heuveltje, maar wel eentje met een half voltooid Parthenon erop. Dit bouwsel was ontworpen als nationaal monument voor de gesneuvelde soldaten uit de napolenontische oorlogen. De bouw startte in 1822, maar geldgebrek stond voltooiing in de weg. Gelukkig werd de naburige Nelson toren ter herinnering aan de Britse overwinning bij Trafalgar wel voltooid.

Door het mooie weer is het erg druk op de heuvel. Veel Schotten zitten in het gras te picknicken en van het uitzicht te genieten of doen gewoon een dutje in de zon. Mijn vriend en ik zijn eerst wat verontwaardigd over al het vuilnis dat vlakbij de vuilnisbakken rondslingert. Zo’n achteloosheid hadden we nu toch niet verwacht van de Schotten die zo trots op hun land zijn. Tot mijn pond valt. De concentratie vuilnis vlakbij de vuilnisbakken is wel heel verdacht en we zijn hier vlakbij zee. Het kan niet anders dat de schuldigen voor dit hooliganisme meeuwen zijn, de duiven van de zee!

Na Calton Hill wandelen we op ons gemak verder naar St. Andrew Square. Spijtig genoeg gaat ons plan om iets te drinken bij de gezellig uitziende kiosk niet door, want ze zijn net aan het sluiten. Om kwart voor zes terwijl het groene St. Andrew Square met het indrukwekkende Melvillemonument wemelt van het volk! We besluiten verder te wandelen langs Queen Street en onderweg iets te drinken als we iets gezelligs tegen komen. Ons plan om te slenteren door de groene Queen Street Gardens blijkt echter op een sisser uit te lopen: deze tuinen zijn niet geopend voor het publiek. Enfin ja, onderweg kopen we een smoothie in een hippe koffie/smoothie bar, zo van het soort waar magere vrouwen afspreken om een groen sapje te drinken en tips uit te wisselen over hun raw food diet.

Na onze smoothie is er van dorst (of honger) geen sprake meer. We lopen in de richting van de Nieuwe Stad om daar een wandeling te maken die in mijn gids staat beschreven. De Nieuwe Stad werd oorspronkelijk gebouwd om de overvolle en ongezonde middeleeuwse Oude Stad te ontlasten en dateert van de 18de eeuw. Een knap staaltje van stadsplanning. We wandelen langs de mooie, statige gebouwen tot aan de Dean Bridge. Deze brug uit 1829 kijkt uit op het riviertje Water of Leith en toont hoe verrassend dichtbij de natuur in Edinburgh is. We passeren huizen waar historische figuren woonden, betrappen een paar meeuwen die de vuilniszakken aan het plunderen zijn en komen langs Bute House, de officiële residentie van de First Minister van het Schotse Parlement.

Het is ondertussen zeven uur en veel honger valt er bij ons nog niet te bespeuren, toch beter zo’n groen sapje genomen. In de buurt van Princess Street ontdekken we de charmante Rose Street, een aangename wandelstraat versierd met bontgekleurde vlaggetjes en veel volk op de terrasjes. Een ideale plek om wat te eten, ware het niet dat onze magen nog goed gevuld aanvoelen. We wandelen wat rond op Princess Street en bewonderen de Princess Street Gardens (die helaas al gesloten zijn) en het mooie uitzicht op Edinburgh Castle. Princess Gardens mogen nu dan wel een elegant park zijn, vroeger was dit een meertje waarin alle afval en uitwerpselen van de oude stad zich verzamelden. Een verschrikkelijke stinkplek. Geen wonder dat al die bloemen en planten hier nu zo weelderig groeien.

We komen een marktje tegen waar ik een paar stukken fudge koop om thuis in België te eten. De hoofdingrediënten voor fudge zijn boter, poedersuiker en melk. Niet echt een gezond goedje dus, maar wel zalig smeuïg en zoet. Ideaal om als souvenir mee naar huis te nemen en terug te denken aan de mooie dagen die we in Schotland doorbrachtten.

Zo rond acht uur besluiten we een plek om te eten te gaan zoeken. Toen we deze ochtend in Tantallon Castle waren zagen we vier mensen in een nis bij het raam picknicken met verse sushi, waardoor ik opeens heel veel zin in sushi kreeg. In de kleine dorpjes en stadjes waar we voordien verbleven, moesten we niet hopen zo’n exotisch restaurant te vinden, maar in een stad als Edinburgh zouden we beslist meer geluk hebben. En ja, via tripadvisor vinden we een leuk klein Japans restaurant in Rose Street. Het restaurant doet verrassend authentiek aan en ik vermoed dat de sushichef een echte Japanner is, want hij reageerde erg beleefd-enthousiast op mijn Japanse bedanking.

We bestellen wat sashimi en een paar roll’s om mee te beginnen en besluiten meteen all the way the gaan: graag een kannetje warme saké voor ons! De sushi is echt voortreffelijk. Kampai op Edinburgh!

Rond negen uur wandelen we opnieuw naar Princess Street. Net op dat moment verlicht de ondergaande zon Edinburgh Castle met een prachtig rode gloed. Het lijkt alsof de eeuwenoude burcht warmte uitstraalt. Het is net een sprookjeskasteel. Prachtig.

De bushalte die we willen nemen op Princess Street blijkt afgesloten te zijn wegens werken aan de tramleidingen. Ik kan me van mijn vorige bezoek aan Edinburgh geen trams herinneren en de infrstructuur ziet er allemaal behoorlijk nieuw uit, dus het lijkt me dat binnenkort een paar van die vieze vervuilende bussen door moderne trams vervangen zullen worden. Mooi!

In het hotel aangekomen drinken we nog een afzakkertje op de geslaagde dag. We bestellen allebei een kipper voor het onbijt de volgende ochtend. Morgen is onze laatste dag en we zijn van plan er ten volle van te genieten!

19 juni: Rosslyn Chapel en Pentland Hills

Ontbijt met scrambled eggs en zalm. De weersvoorspellingen beloven ons een mooie zonnige dag, ideaal om de omgeving van Edinburgh te verkennen.

Op ongeveer een half uurtje rijden van Edinburgh ligt de Rosslyn Chapel, die ik bij de voorbereiding van onze reis als een absolute must see had genoteerd. En ik word niet teleurgesteld. De kapel die gebouwd werd in opdracht van William Sinclair, een katholiek edelman met Noorse roots, is een klein wonder. De originele plannen van Rosslyn Chapel zijn helaas verloren gegaan, waardoor het onduidelijk is hoe het afgewerkte gebouw er effectief moest uitzien, maar afgaande op wat er wel afgeraakte, moet dit fabuleus geweest zijn.

William Sinclair bereikte voor zijn tijd (15de eeuw) de zeldzaam oude leeftijd van 70 jaar, maar mocht de voltooiing van zijn kapel niet meer meemaken. Zijn zoon zorgde enkel dat het reeds afgewerkte koor een dak kreeg en de kapel werd verder nooit voltooid.

Rosslyn Chapel kende een veelbewogen geschiedenis. Ik bespaar jullie de hele uitleg, daarvoor bestaat wikipedia, maar pik er een paar frappante feiten uit.

Tijdens de burgeroorlog van 1650 werd de tegen dan door de godsdiensttwisten in onbruik geraakte katholieke kapel gebruikt als paardenstal door de soldaten van Olivier Cromwell. In 1688 trok een woeste menigte protestanten naar de kapel om alle katholieke symbolen in de kapel te vernietigen. De prachtige stenen decoraties werden onherstelbaar beschadigd. De kapel stond daarna vele lange jaren leeg, de kwetsbare zandsteen blootgesteld aan de natuurelementen. In 1736 bracht een lid van de familie Sinclair glasramen in de kapel aan. Toen koningin Victoria een bezoek bracht aan de kapel was zij zo onder de indruk en dat zij zei dat zulk een schat voor de bevolking van Engeland en Schotland bewaard moest worden. Het moet ook een fantastisch gezicht geweest zijn: die prachtige sculpturen met bijbelse taferelen en bloemenmotieven half overwoekerd door planten.

In 1954 werd de binnenkant van de kapel ingesmeerd met een cementmengsel om de kwestbare zandsteen te beschermen. Dit mengsel deed echter meer kwaad dan goed. De natuurlijke geelroze kleur van de zandsteen verdween onder een grijze waterafsluitende laag. Hierdoor kon de natuursteen niet meer ademen en bouwde het vocht zich op. Om dit probleem op te lossen moest de aangebrachte laag zo goed als mogelijk verwijderd worden. In 1997 bouwde men een stalen constructie over de kapel zodat de stenen de gelegenheid hadden om naar buiten toe te drogen. De constructie werd pas in 2010 opnieuw verwijderd.

Aan de kapel zijn vele mysteries en legendes verbonden. Zo zouden er symbolen van de tempeliers en de vrijmetselaars te vinden zijn. Of zou de kapel de Heilige Graal verbergen. De beroemde apprentice pillar (de leraar steenkapper zou zijn leerling gedood hebben uit jaloezie omdat zijn pilaar die van de meester vele malen overtrof in schoonheid) zou dan weer de Noorse mythologische boom Yggdrasil voorstellen. En toen een zekere Dan Brown een boek schreef dat de Da Vinci code heette en daarin Rosslyn Chapel vermeldde, zagen de beheerders van de kapel hun maandelijkse bezoekersaantal verveelvoudigen tot het meer dan het jaarlijkse bedroeg.

In heel de kapel zijn taferelen uit de bijbel terug te vinden, maar er is slechts één opschrift. Dat luidt als volgt: Forte est vinu. Fortior est rex. Fortiores sunt mulieres: sup[er] om[nia] vincit veritas. (Wijn is sterk. De koning is sterker. Vrouwen zijn nog sterker: de waarheid overwint alle.) Ook zouden de motieven in de kapel als een muziekstuk geïnterpreteerd kunnen worden. Vader en zoon Thomas en Stuart Mitchell besteedden jaren aan het ontcijferen van de verborgen code en componeerden zo het Rosslyn motet.

Enfin ja, ik kan nog wel een paar bladzijden over deze betoverende plek schrijven. Alle legendes en verhalen terzijde, je weet gewoon niet waar eerst te kijken. De schoonheid van de kapel moet je met je eigen ogen zien. Spijtig genoeg is ook hier fotograferen verboden, iets met een verhaal over een toeriste die tijdens het fotograferen ten val is gekomen en dan maar de kapel een proces heeft aangedaan voor haar val. En nu mag niemand meer fotograferen. Zonde.

Voor ons middagmaal kopen we twee bagels die we na een korte wandeling in de buurt van Rosslyn Chapel bij een ruïne opeten. De zon schijnt en we hebben de plek helemaal voor ons alleen en daar maken we dankbaar gebruik van. 😉

Als opwarming doen we een aangename wandeling langs het Harlaw en het Threipmuir reservoir. Een mooie kennismaking met de Pentland Hills en een populaire wandeling voor hondeneigenaars. Het aantal honden dat we tegenkomen is niet op twee handen te tellen.

De namiddag is nog jong en we hebben nog veel energie in de benen. Op naar de andere kant van de Pentland Hills voor een iets pittigere wandeling. We starten zo rond kwart na vier aan onze wandeling en jagen meteen wat schapen de stuipen op het lijf. Wordt zo een beetje mijn hobby, schappen terroriseren. Al is er niet veel nodig om een schaap schrik aan te jagen. Eens vriendelijk ‘hoi’ zeggen is al voldoende.

Op het plan zien we dat we twee hoogtelijnen zullen kruisen en we beginnen vrijwel meteen met klimmen. De uitzichten die we daarvoor in de plaats krijgen zijn magnifiek. Schotland is werkelijk (mochten de foto’s jullie nog niet overtuigd hebben) magnifiek. Op het hoogste punt van de wandeling hebben we een fantastisch uitzicht op het North Esk Reservoir. De blauwe lucht wordt weerspiegeld in het water. We zijn onder de indruk.

Hoe verder we vorderen, hoe minder aanduidingen er staan om ons het pad te wijzen. De kaart die we meegenomen hebben bij het Harlaw Reservoir is vrij schematisch, maar biedt gelukkig wel een goed houvast om min of meer de juiste richting te kiezen. Tot we op een gegeven moment bij een splitsing komen. We kiezen ervoor om de iets avontuurlijker uitziende route te nemen.

En ja, avontuurlijk is het wel. We komen in een wei terecht waar elke vierkante centimeter wel een koeienvlaai ligt. Op zich lukt het ons wel daartussen te manoeuvreren, maar de producenten van die vlaaien staan ook in de wei. Het pad (of wat daarvoor moet doorgaan) leidt ons vlak langs een stuk of twintig koeien met kalveren. We houden ons rustig, want je weet nooit hoe zo’n moederdier reageert als het meent dat haar jong bedreigd wordt. We lachen eens vriendelijk naar de koeien, die ons bevreemd aankijken. We hebben zo het idee dat dit geen druk bewandeld pad is.

We willen liever niet te lang in de koeienwei blijven en steken een beekje over zoals de kaart ons aangeeft. Na een vijftal minuutje klimmen, zien we echter een duidelijke oversteekplaats over een ander beekje vlakbij. Teruggaan naar de koeien zien we niet zitten, dus we steken ons beekje opnieuw op een andere plek over (zonder natte voeten te krijgen!) en gaan verder op de juiste weg. Aanduidingen van een pad hebben we al een hele tijd niet meer gezien.

We lopen verder in de richting van onze auto (hoera voor google maps en 3G) en proberen ons te baseren op de schematische kaart. Op een gegeven moment staan we ergens in een wei van een boer en zien we tot onze eigen verwondering het pad weer aangeduid staan. Onverwacht, maar fijn om vast te stellen dat we nog steeds op de goed weg zijn. Toch wel een knap staaltje navigatiewerk van mijn vriend.

Daarna is het niet zo ver meer en komen we zonder problemen rond twintig voor acht aan bij onze auto. Op deze hele wandeling zijn we geen enkele mens tegengekomen. Het was echt geweldig!

We besluiten onderweg ergens te stoppen, want onze magen grommelen. Zo komen we terecht in de Flotterstone Inn, een typische bar. We bestellen zoals we dit gewoon zijn aan de bar en maken voor het eerst een onbeleefde barman mee. De mens neemt duidelijk tegen zijn goesting onze bestelling op en schenkt met een zucht onze glazen vol. We laten het niet aan ons hard komen, want het eten (tonijn met scampi voor mij en een burger voor mijn vriend) is ok en de wijn smaakt na de inspanning van vandaag.

Bij aankomst in ons hotel, nestelen we ons in de bar voor een glayva en een whisky.

Alweer een geslaagde dag!