15 juni: Van Inverness naar Fort William – de Great Glen

Het ontbijt in de Premier Inn is in orde: een uitgebreid buffet met meer dan voldoende keuze. Oef!

Vandaag staat één van de belangrijkste roadtrips van de reis op het programma: we volgen de route van Inverness naar Fort William langs de Great Glen. Normaal doe je anderhalf uur over deze afstand, wij hebben er een hele dag voor uitgetrokken. De Great Glen volgt een geologische breuk en is een prachtige route om langs te rijden. Het breukdal ontstond 400 miljoen jaar geleden toen de landmassa spleet en uit mekaar schoof om zo vier lochs te vormen. Het meest bekende van de vier lochs is uiteraard Loch Ness, u weet wel, van het monster.

Het Caledonisch kanaal (dat we al eerder op onze trip tegenkwamen) vormt de verbinding tussen de lochs en is een populaire toeristische vaarroute. Wij hebben helaas geen boottocht gepland, wel een autoritje.

Toen ik hier voor het eerst was met mijn schoolgenootjes van het vierde middelbaar maakten deze lochs en hun omgeving een onuitwisbare indruk op mij. Benieuwd hoezeer de herinnering vervormd en geromantiseerd werd met de tijd.

Onze eerste stop ligt uiteraard aan de oevers van Loch Ness. Ook vandaag ziet het ernaar uit dat we aan de regen zullen ontsnappen. De zwaarbewolkte hemel is langzaam aan het opentrekken en kijk, daar komt al een stukje zon piepen. Wij speuren het water af naar een spoor van het beroemde monster, maar Nessie lijkt ook vandaag niet veel zin hebben om zich te vertonen. Ach, niets dat photoshop niet kan oplossen, natuurlijk.

Het Loch Ness Centre in Drumnadrochit laten we aan ons voorbij gaan. Uiteindelijk heeft zo’n centrum vooral als doel de mythe rond het monster intact te houden, want zonder mythe, geen bezoekers en zonder bezoekers, geen centrum… Al zal men in het centrum natuurlijk wel zijn uiterste best doen om heel mooie wetenschappelijke verklaringen te geven.

Wel op het programma: Urquhart Castle, één van de levendigste herinneringen die ik heb aan mijn schooltrip vele jaren geleden. In vergelijking met toen is er nu een heel visitor center bijgebouwd, met de obligate souvenirshop met overprijsde items. Nuja, als met de winst van zo’n shop zo’n unieke site als die van Urquhart Castel in stand gehouden kan worden, dan kan ik daar alleen maar voor zijn. Het kasteel is nog net zoals ik mij herinner. Alleen ervaar ik jammer genoeg niet dezelfde betovering als toen ik tiener was. Al te veel gewoon, zeker?

Al de uitlegbordjes (met artistic impressions van hoe het kasteel er zou kunnen uitgezien hebben) herinner ik me ook niet. Dat zou wel eens kunnen kloppen, want de meeste van de bordjes zien er nog vrij nieuw uit. De uitleg helpt me wel om een beeld te vormen van de grootsheid van dit kasteel aan de oever van Loch Ness en de tragische geschiedenis die uiteindelijk tot de ondergang van die kasteel leidde.

Het kasteel verwisselde tijdens de Schotse onafhankelijkheidoorlogen geregeld van hand en werd uiteindelijk in 1692 vernietigd door het toenmalige regeringsleger om te verhinderen dat het in handen van de jacobieten zou vallen. De toenmalige eigenaar Ludovick Grant kreeg van het parlement 2000 Schotse pond als schadevergoeding toegekend, maar dit geld werd nooit uitbetaald en het kasteel bijgevolg nooit hersteld. Nu is het enige wat van Urquhart overblijft een indrukwekkende ruïne en veel straffe verhalen.

Ook heel boeiend: de reconstructie van een trebuchet, een soort van gigantische katapult die massief stenen ballen meters ver kon slingeren om zo de muren en torens van een kasteel aan te vallen. De reconstructie dateert van 1998 en werd gebouwd voor een tv-programma.

In de ruïne krijgen we een toelichting van een Schot in krijgstenu die zich voorstelde als Andrew Moray. Hij vertelt ons over de ontelbare historische onjuistheden in de film Braveheart en hoe de echte geschiedenis van William Wallace in mekaar zit. Stoere Schotse helden inspireerden Hollywoord wel vaker, denk maar aan Rob Roy. We krijgen een zeer interessante uitleg over de wapens die in de middeleeuwen gebruikt werden en op het einde krijgen we een ridder in vol ornaat te zien. Het valt op dat de gidsen hier allemaal zeer goed zijn. Echt een plezier om naar te luisteren.

Na het uitgebreid verkennen van de ruïne, bekijken we in het visitor center nog een korte film die de geschiedenis van Urquhart uitlegt. Dat helpt om de puzzelstukken in mekaar te passen, want zoals ik al eerder zei, de Engelse en Schotse geschiedenis behoort niet tot mijn parate kennis en op den duur begin je allemaal door elkaar te slaan wie nu weer tegen wie aan het vechten is om welke redenen. We onthouden: heetgeblakerde kerels, die Highlanders.

Voor het middagmaal houden we halt in Fort Augustus, volgens mijn gids een fraai dorp ten zuiden van Loch Ness, volgens ons een veel te drukke tourist trap. Het lijkt wel of elke toeristische bus haar menselijke inhoud hier heeft leeg gekieperd. Zoveel volk! En opvallend veel Chinezen. Onze zoektocht naar een restaurantje blijkt niet zo evident, alle menu’s lijken op mekaar. Bij toeval vinden we een supermarkt met daaraan een broodjeszaak en een koffiebar (MacVeans) waar we soep en voorverpakte broodjes kunnen krijgen.

De koffiebar heeft bovendien een magnifiek terras in de zon, als dat geen ideale plek is voor een snelle lunch! De paddenstoelencrèmesoep is zo zwaar dat ik daarna geen zin meer heb in mijn voorverpakte wrap met kip. Die wrap smaakt trouwens naar karton, dus ik heb helemaal geen spijt dat ik het merendeel laat liggen. Gelukkig maakt de zon op het terras veel goed. Die bus zonnecrème is hier al goed van pas gekomen!

Zo snel als we kunnen, laten we Fort Augustus achter ons en keren we terug naar Loch Ness. We rijden langs de andere oever naar de Falls of Foyers. Het is duidelijk dat dit de minder toeristische kant is van Loch Ness. Op de smalle wegjes komen we geen enkele toeristische bus tegen. Toch is deze oever zeker zo interessant als de andere, met het schitterende Suidhe viewpoint dat een magnifieke blik op de highlands biedt.

Rond half drie zijn we aan het vertrekpunt van het pad naar de Falls of Foyers. We dalen een flink stuk om de schitterende waterval te zien. Deze waterval diende als inspiratie voor poëten als Robert Burns, John Keats en William Wordsworth. De waterval wordt nu voor een deel afgeleid om energie op te wekken, wat maakt dat we het door de poëten beschreven machtige gedonder in een afgezwakte versie te horen krijgen.

Wij zijn alleszins onder de indruk van de waterval en de omgeving. Een prachtige plek, veel boeiender dan Fort Augustus. Alleen moet je wel wat trappen overwinnen om als beloning de waterval te zien.

We rijden verder naar Loch Lochy en stoppen even om de brug van Oich te bewonderen vlakbij het Caledonische kanaal. Een prachtig staaltje van ingenieurstechnieken ontworpen door James Dredge. In onze tijd is de brug enkel nog decoratief, een ideaal onderwerp voor een fotosessie.

Langs de oevers van Loch Lochy stoppen we even om een paar foto’s te maken van de mooie witte keien en de zon die het wateroppervlak doet glinsteren. Zo rond tien voor vijf krijgen we de Ben Nevis in het visier. In Spean Bridge met uitzicht op de Ben Nevis staat een indrukwekkend gedenkteken voor alle commando’s die sneuvelden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een monument om even bij stil te staan, maar ook een plek om te genieten van al het natuurschoon dat ons omringt.

We zijn rond half zes in Fort William en laten onze valiezen achter bij B&B Rhu Mhor, waar we worden welkom geheten door een stokoud wit kromgetrokken vrouwtje met haar op haar kin. ’t Is dat ik niet bijgelovig ben. 😉 De kamer in de B&B lijkt in de tijd te zijn blijven stilstaan, met nog een échte bedsprei en lakens met bloemetjes. Er hangt ook een wat muf geurtje in de kamer, dus we zetten dadelijk een paar vensters open om de boel te laten verluchten. Gelukkig is de badkamer wel mee geëvolueerd met de tijd, die is splinternieuw.

Dineren doen we in het centrum van Fort William. Fort William heeft zijn ligging als grootste troef (aan Loch Linnhe en vlakbij de Ben Nevis), toch is het duidelijk dat het dit stadje niet voor de wind gaat. Wij zien veel leegstand en er loopt voor een zaterdagavond bijna geen volk op de straten. Fort William straalt daardoor een zekere tristesse uit. Zeker niet mijn favoriete plek van deze reis!

Ook in het restaurant waar we dineren No4 is bijna geen volk. Spijtig, want het eten is er best wel lekker. Ik bestel opnieuw een groot glas witte wijn voor bij de cray fish tails (waarop de kok iets te veel sweet chili saus gedaan had, na het voorgerecht stond mijn mond bijna in brand) en de West Coast Mussels. De mosselen zijn wat aan de kleine kant, maar wel heel smakelijk. Mijn vriend houdt het op gerookte zalm en tortellini met ricotta en spinazie.

Fort William nodigt niet echt uit tot een avondlijke wandeling. We trekken dus terug naar onze B&B waar we ons nestelen in de ouderwetse sofa’s in de lounge, omringd door poppen en allerhande prullaria en boeken uit een andere eeuw. We kijken er onze ogen uit. Om elf uur komt de gastheer binnen, een Schot met spierwit haar gekleed in een authentieke kilt, om te vragen of we thee willen. Natuurlijk willen we dat! Al is het maar om te snoepen van de koekjes, want de thee vind ik hier meestal aan de straffe kant, gelukkig wordt er altijd warm water bij geserveerd om de thee te verdunnen.

De thee wordt geserveerd in een antiek servies. Ik hou mijn kopje en schoteltje maar stevig vast, stel je voor dat ik zo’n stuk antiek laat vallen!

Na de thee kruipen we in bed. Op naar de volgende dag!

PS: We hebben eindelijk door hoe de Schotse toiletten werken. Tot nu toe hadden we soms moeilijkheden om de toiletten doorgespoeld te krijgen. Er kwam altijd maar een kleine hoeveelheid water uit de spoelbak. Niet ideaal om een grote boodschap weg te werken. Blijkt nu dat je de hendel aan de spoelbak niet gewoon naar beneden moet drukken, maar dat je een soort pompende beweging moet maken om een waterstortvloed te veroorzaken die krachtig genoeg is. Een aha-erlebnis!

14 juni: Van Isle of Skye naar Inverness

Met spijt in het hart nemen we afscheid van Otterburn, de werkelijk uitstekende B&B van Wendy en Alisdair. De reis is nog maar half, maar ik kan nu al met de hand op het hart zeggen dat Otterburn met voorsprong de beste B&B van onze trip is en zal zijn.

Alisdair is er vandaag wel in geslaagd smoked haddock te bemachtigen en we smullen volop. Spijtig genoeg is de verkoudheid van mijn vriend nu in alle hevigheid doorgebroken en heeft hij, net als ik een paar dagen geleden, last van een verschrikkelijke loopneus. Zo spijtig dat we deze reis alletwee ziek geworden zijn, maar niets aan te doen. De fabrikanten van papieren zakdoekjes zullen er wel bij varen.

Op weg naar het vasteland (naar een groter eiland is in feite correcter) rijden we langs dezelfde route als twee dagen geleden. Ditmaal zien we wel bergtoppen en heuvels. Een wereld van verschil! Via de brug bij Kyleakin verlaten we Skye, met spijt in het hart, want het ziet ernaar uit dat de zon is teruggekeerd naar dit prachtige eiland.

We hebben een rit van meer dan tweeëneenhalf uur voor de boeg naar Strathpeffer, een voormalig Victoriaans kuuroord dat zijn charme heeft weten te behouden. Vroeger stroomden hier leden van de Europese vorstenhuizen en gewone lieden samen bij de ijzer- en zwavelrijke bronnen, die geacht werden tuberculose te verlichten. Onderweg naar Strathpeffer genieten we van de pracht van de Schotse natuur. De Schotse landschappen, we geraken er maar niet op uitgekeken.

Zo rond kwart voor één zijn we in Strathpeffer, dat inderdaad een charmant stadje met mooie oude huizen en ouderwetse lantaarnpalen blijkt te zijn. Een ideale plek voor ons middagmaal. We lopen tot aan het Victoriaanse station waarin nu het Highland Museum of Childhood gevestigd is. We kiezen een plekje op het terras en bestellen een chicken noodle soup en een cheeseburger (jullie mogen raden wie wat at). De zon begint opeens op volle kracht te schijnen en ik heb het bijzonder warm met mijn lange laarzen en onderlijfje. Snel die laarzen uitgespeeld en even van de zon op mijn blote huid genieten. Ik koop nog een ijsje en ik ben helemaal klaar voor het vervolg van onze rit.

Ik plande onze route zo dat we een omweg zouden maken langs het schiereiland Black Isle, gelegen aan de Cromarty Firth. Het brede schiereiland bestaat voornamelijk uit akkers en vissersdorpen, wat een heel bijzonder contrast oplevert met de booreilanden die in de Cormarty Firth liggen ter reparatie. De Cromarty Firth is ook een belangrijk natuurgebied waar veel trekvogels komen overwinteren. We kijken onze ogen uit.

Volgende halte: Fort George. Wat minder goed gepland van mij, want onze uiteindelijke bestemming vanavond is Inverness en eigenlijk passeren we daar min of meer langs wanneer we van het Black Isle naar Fort George rijden. Maar ik vond niet zo snel een elegantere oplossing. Dus doen we het maar zo. Spijtig genoeg hebben we onderweg file omdat er wegenwerken zijn aan een brug in de buurt van Inverness.

Door deze vertraging komen we pas om half vijf aan bij Fort George. Geen erg, want in mijn reisgids staat dat dit fort open is tot half zes. Wij naar de kassa om een toegangsticket te kopen. De jongedame aan de kassa doet alle moeite van de wereld om ons te overtuigen dat we echt geen tijd genoeg meer hebben om alles te bezoeken, want de meeste ruimten die te bezoeken zijn, worden al om vijf uur gesloten. Het zal aan mij liggen, maar ik vind dat als de openingsuren zeggen dat je om half zes sluit dat je dan geen half uur op voorhand al alles moet beginnen afsluiten.

Nu, die jongedame kent ons nog niet goed. Natuurlijk kopen wij een ticket om vervolgens al joggend dit inderdaad gigantische fort te verkennen. Fort George is een fraai voorbeeld van Europese militaire architectuur en wordt tot op de dag van vandaag als militaire vesting gebruikt. Het fort werd voltooid in 1769 om verdere rebellie van de Highlanders na de jacobitische opstanden te ontmoedigen.

Ik ben echt onder de indruk van de uitgestrektheid van dit fort. Enkele delen van de kazerne zijn ingericht om de leefomstandigheden na te bootsen van soldaten die hier zo’n tweehonderd jaar geleden gelegerd waren. Met twee in één bed slapen, was toen heel gewoon. Privacy = nul. Alleen officieren waren beter af. Gelukkig zijn de leefomstandigheden voor militairen er een pak op vooruit gegaan.

Ook heel boeiend: het museum van het Highlanders Regiment. Normaal zou dit sluiten om vijf uur, maar het personeel daar was een pak vriendelijker dan de jongedame aan de kassa en liet ons ongehinderd rondlopen terwijl zij zelf aan het stofzuigen en schoonmaken waren. Supersympathiek!

Het fort is ook prachtig gelegen op een kaap die uitsteekt in de Moray Firth. Echt een aanrader om te bezoeken als je in de buurt bent. Trek wel minstens twee uur uit voor een bezoek, om te vermijden dat je net als wij alles aan een rotvaart moet bekijken. We zijn zo enthousiast over de kazerne dat we er nog bijna opgesloten geraken. Wanneer we de kazerne langs dezelfde weg willen verlaten als we gekomen zijn, heeft het persoon die uitgang al op slot gedaan. Gelukkig is er een zijuitgang die eigenlijk voor personeel en militairen bedoeld is, die we nog kunnen nemen. We negeren de giftige blik van de jongedame aan de kassa en spoeden ons langs deze weg buiten. De security kijkt een beetje raar op als ze twee toeristen langs hun venster zien passeren, maar gelukkig zien zowel mijn vriend als ikzelf er extreem on-terroristisch uit. We lachen eens vriendelijk en zijn blij dat we de kans hadden dit fort te bezoeken.

Vanaf Fort George is het een half uurtje terugrijden naar Inverness. In Inverness boekte ik een hotel ipv een B&B: hotel Premier Inn Inverness Centre. Niet dat het hotel niet in orde is, maar ik mis toch de persoonlijke behandeling die je in B&B krijgt. Al doet de jongedame aan het onthaal extreem goed haar werk, want ze weet ons ervan te overtuigen om voor een gunstprijs de combinatie diner + ontbijt te nemen. Het lijkt ons wel makkelijk om ’s ochtends niet te moeten zoeken naar een ontbijtplek en in combinatie met de aangeboden driegangenmenu ’s avonds is het echt een koopje.

Voor het diner kunnen we kiezen uit verschillende gerechten. Als voorgerecht nemen we allebei de garnaalcocktail, die, we moeten daar eerlijk in zijn, zwaar tegenvalt na al het verse seafood dat we eerder op de reis gegeten hebben. De garnalen zijn smakeloos en hun smakeloosheid wordt gemaskeerd door er extra cocktailsaus over te doen. Gelukkig valt mijn hoofdgerecht, de chicken curry, beter mee. Pittig sausje, kip, rijst en naan-brood, veel kan een mens daar niet verkeerd mee doen. Als dessert kies ik warme appeltaart met een bolletje ijs en toffeesaus. Niet waw, maar best ok. Onze magen zijn gevuld, maar niet in vervoering gebracht. Ik ben ervan overtuigd dat je elders in Inverness veel beter kan eten.

Tijdens ons avondmaal krijg ik het bericht dat één van mijn medewerkers mijn team gaat verlaten. Een donderslag bij heldere hemel waar ik toch even niet goed van ben. Soms weet je dat mensen op zoek zijn naar een andere job, maar van deze medewerker had ik dit totaal niet zien aankomen. De nieuwe job van mijn bijna ex-medewerker kan onmogelijk verder liggen van haar huidige jobinvulling. Dit nieuws verpest mijn toch al niet zo’n geweldige maaltijd wel een beetje en ik begin meteen in mijn hoofd te bedenken wat hiervan de consequenties zijn voor mijn team. Alleszins kan deze bijkomende werklast onmogelijk zonder vervanging opgevangen worden. Dus op korte termijn zal ik weer stapels CV’s kunnen doorworstelen.

Ons hotel bevindt zich aan de Ness en om mijn hoofd wat tot rust te laten komen, maken we een wandeling. Inverness (of toch het stuk dat wij ervan te zien krijgen) is een tof stadje met de rivier die er dwars doorheen loopt. Midden in de stad wordt er op zalm gevist, geen alledaags gezicht. We bewonderen Inverness Castle, een Victoriaans gebouw van rode zandsteen dat het centrum domineert en kijken naar de vele pubs en restaurants waar we iets hadden kunnen eten.

Het lijkt de ganse tijd alsof het zal gaan regenen, maar de donkere wolken beperken zich tot enkel dreigen. We kuieren over de loopbrug naar de andere oever van de rivier en gaan iets drinken in de bar Abstract. Ik kies voor een whisky sour, mijn eerste cocktail deze reis, maar meer dan nodig om het onverwachte nieuws door te spoelen. Mijn zieke vriendje houd zich bij zijn vertrouwde medicijn: whisky. Abstract blijkt een poepchique zaak te zijn met bijzonder inefficiënt personeel. Het is ons op andere plaatsen ook al opgevallen. Veel volk achter de toog waarvan niemand goed weet wat te doen, waardoor ze mekaar voor de voeten lopen en alles veel langer duurt dan nodig.

De whisky sour smaakt naar meer, maar we houden het bij één drankje. Morgen is er nog een dag.

13 juni: Isle of Skye

We starten met een privé-ontbijt in de leefruimte alwaar de tafel gedekt staat met uitzicht op de tuin en de zee. Fantastisch! Het uitzicht toont helaas een grijze lucht, maar de situatie lijkt minder dramatisch dan gisteren. Hier en daar zien we zelfs een toefje blauw en het regent (voorlopig) niet. Daar zijn we al heel blij mee, want er staan enkele flinke wandelingen op het programma.

Om voldoende energie op te doen, eten we scrambled eggs with salmon (het is Alisdair niet gelukt om aan de smoked haddock te geraken) en doe ik me te goed aan het overheerlijke verse fruit: aardbeien, frambozen, blauwe bessen en verse ananas. Heerlijk, zo uitgebreid ontbijten. Jammer dat we daar thuis nooit de tijd voor nemen.

Onze eerste wandeling is meteen al een goeie opwarming. Een flinke klim brengt ons naar de Old Man of Storr, een 48 meter hoge monoliet. De top van de Old Man bevindt zich 719 meter boven zeeniveau. Het bijzondere landschap werd gevormd door gletsjers tijdens de laatste ijstijd. De naam (Storr, wat groot betekent in het Noors) verraadt de Noorse aanwezigheid op Skye. Hier in de buurt werd trouwens in 1890 een zilveren vikingschat gevonden.

Het is behoorlijk fris tijdens de klim naar boven. We doen onze regenjassen aan boven onze fleece om het warm genoeg te hebben en ik ben blij dat ik broekkousen heb aangedaan. Het eerste stuk van de klim is vrij modderig, omdat men druk bezig is de berg van naaldbomen te ontdoen en de zware machines over de wandelpaden gereden hebben. Wellicht zullen er na het rooien van de naaldbomen nieuwe inheemse loofbomen aangeplant worden.

Wanneer we na een flinke klim boven komen, breekt de zon plots door de wolken en baadt de Oude Man in het zonlicht. Magnifiek. Het uitzicht vanaf het plateau waarop we ons bevinden is fenomenaal. We zien dikke wolken boven de zee met steeds groter wordende stukken blauw en zonlicht dat glinstert op het water.

Terug beneden nemen we de wagen naar het vertrekpunt van de volgende wandeling. Onderweg komen we echter een onverwacht obstakel tegen: een gigantische kudde bruine koeien die zich niks aantrekken van de verkeersregels en midden op de weg staan. Eén koe passeert onze auto op een paar centimeters. Het is eens iets anders dan schapen op de weg.

Onze volgende stop is een uitzichtpunt vanwaar we een werkelijk fabuleus uitzicht hebben op de rotsige kliffen en keienstranden van de kust. Op het strand zien we overblijfselen van de diatomietontginning. Diatomiet wordt gebruikt in de productie van dynamiet, maar ook in verf en vernis.

De tijd voor het middagmaal nadert, maar omdat we zo’n stevig ontbijt achter de kiezen hebben, besluiten we onze lunch bescheiden te houden. We komen terecht in het Art Cafe dat zich letterlijk in the middle of nowhere bevindt. Toch passeren hier veel toeristen, want er is nog net één tafeltje vrij voor ons. We kiezen elk een stukje taart van de kaart: een tiffin voor mij, een carrot cake voor mijn vriend en omdat ik het niet kan laten: een warme chocomelk met een dikke toef slagroom, het is er koud genoeg voor!

Bij het afrekenen bemerken we de prachtige postkaarten van een plaatselijke fotograaf. De kaarten zijn van zeer goede kwaliteit én milieuvriendelijk. De knoop is snel doorgehakt en we halveren in één klap de kaartenvoorraad van het Art Cafe. Nu nog postzegels vinden om al onze vrienden en familie een kaartje te kunnen sturen.

Volgende halte: Staffin. Deze naam lijkt niet toevallig op Staffa. De betekenis is immers hetzelfde en verwijst naar de basalten kolommen van de schitterende kliffen. Het waren (alweer) de vikingen die deze plek haar naam gaven. Staffin is bekend omwille van de overblijfselen van dinosauriërs die hier gevonden werden. In stenen op het strand zijn de pootafdrukken van deze geweldige beesten nog zichtbaar. Wij doen ons best, maar slagen er helaas niet in een dinosauriërafdruk in de rotsen te ontwaren.

Rond twintig voor drie beginnen we aan de belangrijkste wandeling van de dag door Quiraing. Door aardverschuivingen werd de voet van het vulkanisch plateau Quiraing blootgelegd waardoor een uniek landschap van pieken en torens ontstond. Er staat een ijzig koude wind, maar onze regenjassen doen perfect dienst als windstopper. En, jawel, de zon komt in steeds langere intervallen tussen de wolken door piepen.

De wandeling is geweldig. Niet echt moeilijk, al moet er hier en daar over een beekje geklauterd worden, en met afwisselend stijgen en dalen. Wij worden onderweg getrakteerd op uitzichten waarvan je honderdduizend foto’s kan nemen zonder dat dit gaat vervelen. Ik heb wellicht niet genoeg poëtische vaardigheden om de schoonheid van dit landschap te omschrijven, maar jullie mogen me op mijn woord geloven, het is fenomenaal.

We wandelen tot aan de needle, een scherpe en steile rotsformatie, en keren dan op onze stappen terug. We kunnen de wandeling jammer genoeg niet tot aan de kust volgen, omdat we onze auto moeilijk kunnen achterlaten. Zo rond vier uur zijn we terug op de parking. We besluiten verder noordwaarts te rijden om te zoeken naar de Cave of Gold. Volgens de wandelgids die we van onze gastheer kregen, is deze grot het antwoord van Skye op Staffa. Aangezien Staffa een overdonderende indruk op mij gemaakt heeft, moet ik deze grot natuurlijk ook gezien hebben.

We volgen de aanwijzingen in de wandelgids, passeren de ruïne van een kerk en parkeren iets na vijf onze wagen waar aangegeven. Van een pad of wegwijzers naar de Cave of Gold echter geen spoor. We hebben enkel de beschrijving in de gids om de juiste weg te vinden en banjeren door een veld met lang gras en koeienvlaaien. Na wat zoeken vinden we de plek waar de grot zich bevindt. We zien idd dezelfde basaltzuilen als op Staffa, maar een ingang van een grot of een pad dat ons vanaf de steile klif naar zeeniveau kan leiden vinden we niet. We durven het niet aan om hier halsbrekende toeren uit te halen en beperken ons tot wat foto’s van de magnifieke kustlijn.

We keren terug naar de wagen en rijden langs de andere kant van de landtong terug naar Portree voor het avondmaal. We hebben onze zinnen gezet op een meergangenmenu dat we gisteren zagen in één van de restaurants in Portree. Jammer genoeg blijkt het restaurant dat dit aanbiedt dicht en is onze tweede keuze (een seafood restaurant) helemaal volzet. Veel keuze blijft er niet meer over: opnieuw naar Bosville. Per slot van rekening hebben we hier gisteren zeer lekker gegeten.

Ik bestel een glas witte wijn bij het avondmaal, want ik ben van plan vis te eten. Graag een groot glas voor mij (in een groot glas past exact 250 ml, mooi aangeduid met een lijntje op het glas zodat je zeker niet te veel of te weinig krijgen). Ik begin met een slaatje van krab en als hoofdgerecht kies ik voor de langoustines. Wat een feest! En welverdiend na zo’n koude, maar gelukkig droge, dag. Mijn vriend gaat voor een roullade van duif als voorgerecht en eend als hoofdgerecht. Ook hij is erg te spreken over zijn eten. Alleen jammer voor hem dat die dekselse keelpijn maar niet wil weggaan. Alvast een goed excuus om deze met whisky te bestrijden!

Moe maar tevreden komen we aan in B&B Otterburn, alwaar we opnieuw een glaasje voor het slapen aanboden krijgen. We toasten op de weergoden die ons vandaag al bij al goed gezind waren en kruipen vroeg in bed. Onze laatste nacht op Skye.

12 juni: Isle of Skye

Helaas ziet het ernaar uit dat ons geluk op weergebied opgebruikt is. Wanneer we opstaan, ziet de lucht nog grijzer dan gisteren, alles lijkt gehuld in een dikke grijze deken. De eilanden die we normaal moeten zien vanuit ons slaapkamerraam zijn verdwenen in de grijze soep. Dat belooft…

We starten de dag met een gebakken ei, tomaten en champignons (ik laat me overhalen om een vegetarische worst te nemen, maar dit blijkt een vergissing) en nemen al om 9.30 de veerboot naar Skye. Mallaig kon ons niet echt bekoren: om de een of andere reden stikt het er van de toeristen terwijl er, buiten de ferry nemen naar Skye, niets te beleven valt. Het weer verslechtert zienderogen tijdens de nog geen half uur durende overtocht. Wanneer we aan land gaan, hangen de wolken letterlijk tot op de grond. We rijden de grauwe grijsheid in, op hoop van beterschap!

We rijden door een landschap waarvan we vermoeden dat dit fenomenaal is, de wolken onttrekken echter alle bergen aan het oog en het regent met vlagen. Onderweg stoppen we om wat foto’s van een waterval te nemen en ik voel mijn humeur de dieperik ingaan. Nochtans mogen we helemaal niet klagen over het weer tot nu toe: nooit gedacht zoveel zon te zien in Schotland! Het is echter heel jammer dat we net op Skye, het eiland waarvan ik zoveel verwachtte, dit soort absoluut niet fotogeniek rotweer hebben.

We besluiten eerst onze spullen af te zetten in Otterburn, de B&B die we op Mull reserveerden omdat ik zo slim was om een hotel in Ierland te boeken (toch even meegeven dat er ook een Glenview hotel op Skye bleek te zijn, dus wellicht is er ergens iets misgegaan met de link vanaf tripadvisor of zo). We slagen er echter niet in de straat van onze B&B te vinden. Onze gps laat ons even in de steek, want veel straten in Portree (nochtans het grootste stadje op Skye) kent hij niet.

We rijden naar de tourist information in de hoop dat men ons daar kan verder helpen en dan kunnen we tegelijkertijd wat plannetjes en foldertjes van Skye scoren. Bij voorkeur met activiteiten die zich binnen afspelen. Gelukkig blijkt de eigenares van onze B&B te werken bij de tourist information: “Ah, Wendy’s B&B!” en worden we snel verder geholpen.

Wendy blijkt een supervriendelijke dame en Otterburn is met stip de mooiste B&B waarin we tot nu toe verbleven hebben. Otterburn heeft maar één kamer en achteraf blijkt dat we superveel geluk gehad hebben dat we deze kamer konden boeken. Alisdair en Wendy hadden net deze week geen reservaties aangenomen omdat hun zoon die bij de marines zit rond deze periode verlof had. De exacte dagen wisten ze echter nog niet. Net op het moment dat wij mailden voor een reservatie wisten ze wanneer hun zoon vrij was en konden ze ons toch nog aannemen voor twee nachten. Echt superveel geluk!

De kamer is nog niet klaar en Wendy is duidelijk wat op haar ongemak door onze (te vroege) aankomst. Wij leggen haar uit dat we enkel onze valiezen willen achterlaten en ik wil gewoon even heel snel naar het toilet. Geen erg dat dit nog niet gekuist is! Wendy geeft ons nog wat tips en weg zijn we.

We besluiten naar de Talisker Distillery te rijden. In Schotland moet een mens wat bijleren over hun zo geroemde nationale drank, nietwaar? We hebben geluk, er zijn net nog twee plaatsen vrij voor de rondleiding van 14u. Maar eerst lunchen!

Op basis van een tip die ik via twitter kreeg, belanden we in The Old Inn, een charmante pub vlakbij de whiskystokerij. Ik laat me verleiden om nog eens een cider te bestellen, maar concludeer dat cider van het vat toch niks voor mij is, veel te waterig. Als voorgerecht bestellen we zes oesters afkomstig vanuit de zee rond Skye. Echt zalig lekker! Om ons niet te overeten beperken we ons verder tot een slaatje. Ik geniet van mijn slaatje met verse krab en appeltjes en mijn vriend van zijn slaatje met geitenkaas.

Om tien voor twee staan we klaar voor onze tweede rondleiding in een Schotse whiskystokerij. Je kan je afvragen of het interessant is om tweemaal een rondleiding te doen in een stokerij omdat het proces om whisky te maken altijd hetzelfde is. Wij vonden het alleszins heel interessant om het hele verhaal nog eens opnieuw te horen, want eerlijk gezegd, bleken er nog wat gaten in onze whiskykennis te zitten na de rondleiding in Oban. En bij elke rondleiding worden ook weer andere accenten gelegd.

Whisky bestaat slechts uit drie ingrediënten: water, gerst en gist. Niet meer dan dat. Toch heeft elke whisky een zeer specifieke smaak. Die smaak wordt o.a. bepaald door het al dan niet gebruiken van turf (en de hoeveelheid daarvan) bij het stoppen van het kiemproces van de gerst, de ligging van de brouwerij, het water dat gebruikt wordt, de vorm van de ketels waarin de alcohol gestookt wordt en de vaten waarin de whisky rijpt.

De Talisker Distillery brandde helemaal af in 1960 en het kostte een paar jaar om deze te herbouwen. We leerden over het verschil tussen head, heart en tail (is afhankelijk van het alcoholgehalte, enkel de heart wordt gebruikt om whisky te maken), over single malt en blended whisky’s en hoorden over de “Angel’s share”: elk jaar verdampt er 2% van de alcohol opgeslagen in de eiken vaten. Spijtig genoeg moeten whiskystokerijen belasting betalen op de hoeveelheid vloeistof die in het vat gaat, niet op de hoeveelheid die eruit komt… En dat terwijl de meeste Schotse whisky’s zo’n tien jaar rijpen op vat.

Talisker heeft zowel een single malt versie als een blended versie. Zo is Talisker Storm een blended whisky samengesteld door de master blender van Talisker. Ook interessant om weten is dat alle vaten die gebruikt worden voor de rijping van de whisky tweedehands zijn. Veruit het merendeel zijn vaten uit Amerikaanse eik waar eerder bourbon in gerijpt heeft. Een kleiner gedeelte zijn vaten uit Europese eik waarin sherry zat. Deze tweedehandsvaten worden nog een aantal keren gebruikt om whisky in te laten rijpen. Voordat een vat hergebruikt wordt, wordt een laagje aan de binnenkant eraf geschraapt om de vloeistof beter contact te laten maken met het hout van het vat.

Op het einde van de rondleiding krijgen we uiteraard een proevertje. Talisker is minder mijn ding, too peaty, te rokerig. Door het toevoegen van turf krijgt de whisky een zeer kenmerkende scherpe smaak. Ik hou eerder van de zachtere smaak van Oban. Na de rondleiding beseffen we dat we met ons whisky paspoort recht hadden op een gratis rondleiding. Oh well, het houdt ons niet tegen om een flesje Talisker te kopen in de shop.

Het weer is ondertussen nog niet veel verbeterd. Het is niet dat het fel regent, maar de zichtbaarheid is door de zware bewolking uiterst beperkt. Het slechts denkbare weer om foto’s te nemen. We nemen de tip van onze gastvrouw Wendy ter harte en rijden naar Dunvegan Castle.

Op de parking worden we welkom geheten door een roodborstje dat zo smekend uit de oogjes kijkt dat we niet anders kunnen dan een granny bovenhalen en een paar kruimels aan het vogeltje geven.

Jammer dat we pas rond kwart na vier aan het kasteel zijn, waardoor we het begin van de rondleiding gemist hebben. We kunnen echter nog inpikken en zijn helemaal in de ban van de boeiende uitleg van de gids. Zelden een gids met zoveel vuur en passie zien vertellen. Echt schitterend.

Dunvegan Castle is absoluut een must see als je op Skye bent. Dit kasteel wordt al zeven eeuwen lang bewoond door de MacLeod clan, een zeer machtige clan die in de loop der tijden een boel boeiende voorwerpen verzameld heeft in hun kasteel, waaronder een haarlok en een vest van Bonnie Prince Charlie.

Hét meest tot de verbeelding sprekende voorwerp is de Fairy Flag, een vlag waaraan magische eigenschappen worden toegekend. Volgens de legende die de familie ongetwijfeld zelf in het leven geroepen heeft, wikkelden de elfjes de pasgeboren zoon van de familie MacLeod in dit kostbare textiel toen zijn kindermeid even naar buiten geglipt was. De vlag zou drie keer gehesen kunnen worden om de clan naar de overwinning te leiden in het gevecht. Twee keer gebeurde dit reeds en won de clan, ondanks het feit dat zij met veel minder manschappen waren. De derde keer zou de vlag mét vlagdrager verdwijnen.

De vlag zou volgens de legende een brand gedoofd hebben die woedde in het kasteel en zou leden van de clan MacLeod beschermd hebben tijdens het uitvoeren van luchtbombardementen in de tweede wereldoorlog. Het stuk textiel (dat er momenteel nogal slecht aan toe is, verkleurd en vol met gaten) werd aan diepgaand onderzoek onderworpen waaruit bleek dat de vlag afkomstig zou zijn uit Syrië. Eén van de hypotheses is dat de vlag vanuit Syrië meegenomen werd door een Noorse koning die vervolgens gesneuveld zou zijn in Engeland, waarna de vlag in de handen van de MacLeods terecht gekomen zou zijn.

Spijtig genoeg sloot het kasteel al om 17.30u de deuren en in Schotland betekent dit dat het personaal al om 17u begint met het sluiten van de verschillende vertrekken, waardoor we na de rondleiding niet meer konden teruggaan naar de zalen die we in het begin hadden overgeslagen om te kunnen aansluiten bij de rondleiding. Teleurstellend toch wel.

We namen nog snel een paar fotootjes van de buitenkant van het kasteel tegen een zeer deprimerende grijze lucht en spurtten door de werkelijk fabelachtige tuinen rond het kasteel. Zo jammer dat we niet meer tijd en beter weer hadden om hier een paar uur te kunnen rondkuieren. Wel een beetje frustrerend dat ondanks de lange zomerse dagen de meeste toeristische bezienswaardigheden al om vijf uur, half zes sluiten. Veel te vroeg wat mij betreft!

Voor het avondmaal rijden we terug naar Portree waar we eerder bij onze aankomst een paar restaurantjes gespot hebben. We vinden een tafeltje voor twee in restaurant Bosville. De kaart ziet er heel aantrekkelijk uit, met een aanbod aan iets verfijndere gerechten dan de doorsnee pub. Ik ga voor de steamed fillet of seabream on butternutsquash risotto served with a shelfish bisque en ja, het was even heerlijk als het klinkt. Als dessert nam ik de chocomousse met rode vruchten. Hemels! Mijn vriend ontdekte trouwens hét ideale medicijn tegen keelpijn: whisky!

De rest van de avond brengen we door in onze geweldig luxueuze B&B waar we maar liefst een hele leefruimte voor ons alleen hebben om achterstallige correspondentie weg te werken en reisverslagen te schrijven. Onze gastheer Alisdair komt vragen hoe onze dag geweest is en biedt ons spontaan een whisky van het huis aan. Mijn vriend krijgt een échte mannenwhisky en ik krijg een vrouwelijke variant met honing: Glayva. Ook best lekker. Alisdair belooft dat hij zijn best zal doen om ons morgenochtend gerookte Haddock voor te kunnen zetten bij het ontbijt. Hij moet daarvoor vanavond nog langs een vriend die visser is en de vis zelf rookt.

Wij zijn alvast benieuwd of het hem lukt!

Te winnen: duoticket nieuwe Disney-film Monsters University

Via de vriendelijke mensen van Enchanté/Adhese mag ik een duoticket weggeven voor de nieuwste Disney-film Monsters University. De tickets zijn geldig voor eender welke voorstelling van Monsters University in eender welke filmzaal. Om het niet te moeilijk te maken, stel ik voor dat jullie via een eenvoudig mailtje laten weten dat jullie graag een ticket zouden winnen. Ik sluit de wedstrijd af op 30 juni 10u, waarna het lot zal beslissen wie de winnaar is. De kaarten zal ik via de post aan de gelukkige winnaar bezorgen.

Korte inhoud van de film:
Mike Wazowski en James P. Sullivan zijn een onafscheidelijk duo, maar dat is niet altijd zo geweest. Het verhaal speelt zich af voor Monsters Inc, in de tijd dat Mike en Sulley nog op de schoolbanken zaten. Daar leerden ze hoe ze kinderen de stuipen op het lijf konden jagen. Het verhaal vertelt hoe de twee, in het begin elkaars grootste rivalen, uiteindelijk de beste vrienden worden.
Release datum: 10 juli 2013

11 juni: Van Glencoe naar Mallaig

Omdat het ontbijt van gisteren zo heerlijk was, besluit ik ditmaal voor het traditionele Schotse ontbijt te gaan met alles erop en eraan: roereieren, gebakken champignons, bonen in tomatensaus, spek en black pudding (bloedworst). En ja, de fruitsla is nog altijd even lekker. Fruit is gezond, dus ik neem nog een portie.

We zitten aan tafel met een ouder Nederlands koppel en hun Amerikaanse reisgenoot die met de rugzak langs de West Highland Way aan het trekken zijn. De man van het koppel blijkt een spraakwaterval te zijn. Hij vertelt dat hij zijn tijd verdeelt tussen Nederland en New York (waar hij een huis heeft). In Nederland is hij bezig met de opstart van een fonds met risicokapitaal voor bedrijven die willen groeien. Hij vindt dat er momenteel in Nederland te weinig gedaan wordt om ‘enterpreneurship’ te stimuleren. Men had hem dan ook gevraagd het fonds in kwestie te gaan leiden, maar daar heeft hij toch voor bedankt, want ja, hij wordt binnenkort al zeventig (!) en dat is toch een beetje oud om met zoiets te starten.

Hij vraagt waar we vandaan komen en wat we doen. Als hij hoort dat we van Leuven komen, dan vertrouwt hij ons toe dat hij jaloers is op wat er daar allemaal gebeurt op het vlak van ondernemerschap: al die spinoffs van de KU Leuven, jonge frisse bedrijven die durven groeien en Imec natuurlijk, internationaal gerenommeerd. Ergens volg ik hem niet helemaal, want ik moet toch vaststellen dat jonge ondernemers met ambitie zoals Dries Buytaert met hun bedrijven naar de USA trekken, waar volgens mij veel meer risicokapitaal voorhanden is.

Mensen die op zo’n leeftijd nog blaken van de energie en overlopen van frisse ideeën, ik heb daar een mateloze bewondering voor. Ik hoop dat ik op die leeftijd ook nog zo zal zijn. Bezig met de nieuwste ontwikkelingen en met een mateloze drive om vooruit te gaan.

We nemen afscheid van de supervriendelijke uitbaatster van onze B&B en vertrekken naar Mallaig om van daaruit de ferry naar Skye te nemen. De weergoden lijken ons vandaag minder goed gezind, want de lucht hangt vol met dikke grijze wolken die niet veel goeds voorspellen. Normaalgezien zouden we in Fort William de gondola nemen naar de top van de Ben Nevis, maar door de laaghangende wolken is die top niet eens zichtbaar. We besluiten deze stop over te slaan, per slot van rekening komen we over een paar dagen terug in Fort William en hopelijk hebben we dan meer geluk op meteorologisch vlak.

Aangezien vandaag een roadtrip langs de Road to the Isles op het programma staat, is het minder erg dat er zo nu en dan een bui valt. Onze eerste stop onderweg is Neptune’s Staircase. De acht sluizen ontworpen door Thomas Telford vormen het spectaculairste onderdeel van het Caledonische kanaal. Het Caledonische kanaal is ongeveer 96,5 km lang, waarvan 35,4 km door mensenhanden gemaakt. Het kanaal heeft in totaal 29 sluizen en 20 draaibruggen.

Volgende stop: Corpach vanwaar we een prachtig uitzicht hebben op de Ben Nevis met Loch Linnhe op de voorgrond. Spijtig dat de Ben Nevis moeilijk zichtbaar is door de bewolking. We rijden verder naar het Glenfinnan monument. Dit 20m hoge monument herdenkt degenen die de jacobitische opstand van Bonnie Prince Charlie in 1745 steunden. De katholiek troonpretendent plantte voor het eerst zijn vlag in Glenfinnan. Het is mogelijk om mits betaling het monument te beklimmen, maar dat lijkt ons geldklopperij. Het uitzicht vanaf de grond op Loch Shiel is ook al de moeite.

We maken ter plekke wel een wandeling van een half uurtje op Ardgour Island om de bijzondere flora te bekijken. Op dit voormalige eiland groeien dennenbomen die genetisch verschillen van de andere dennenbomen in Schotland. Dit betekent dat deze dennenbomen een heel eigen stamboom hebben. Deze bomen worden dan ook met de grootste zorg behandeld. Jammer genoeg begint het tijdens onze wandeling te regenen. De lang verwachte regen heeft ons dan toch ingehaald.

We stappen opnieuw de auto in en zetten onze route verder. We rijden voorbij de plek waar Bonnie Prince Charlie in 1746 Schotland definitief verliet en terugkeerde naar Frankrijk. Veel valt er daar echter niet te zien, buiten wat water. In het algemeen vind ik de Road to the Isles teleurstellend. Wellicht zijn de historische plekken interessanter voor de Schotten dan voor buitenlandse toeristen.

De witte zandstranden van Morar zijn waarschijnlijk heel mooi bij zon en een blauwe hemel, maar doordat de regen nu echt goed is doorgebroken, ziet alles er grauw en troosteloos uit. We stoppen even op een parking om te luisteren naar het getik van de regen en wat te knuffelen om het warmer te krijgen. Ondanks deze niet geplande tussenstop zijn we veel te vroeg in Mallaig. We rijden meteen naar onze B&B maar daar krijgen we geen gehoor. We sturen snel een mailtje via het rotslechte 3G-netwerk om te laten weten dat we langsgeweest zijn en rijden verder naar het centrum van Mallaig om onze ferry naar Skye te boeken en voor een snel middagmaal.

We vinden een plek in het An Cala Coffee House dat adverteert met free wifi. Bij nader inzien blijkt daar niet veel free aan te zijn: je moet je registreren om gratis te kunnen surfen voor een half uurtje en daarna moet je betalen. Niet mijn interpretatie van gratis internet. Nu goed, onze advocaat kan nog wel een paar uurtjes op zijn antwoord wachten. Ik eet een stuk chocoladetaart en drink een warme chocomelk. Het is er het weer voor!

In Mallaig zelf valt er niet veel te beleven. Je vindt er veel restaurants en souvenirshops en een vrij grote haven en dat is het zowat. Ook het stadje zelf is niet uitzonderlijk mooi of fotogeniek. Al valt het op dat de straten vol met toeristen lopen. Waarschijnlijk net als wij aan het wachten op de ferry naar Skye. Misschien had ik deze overnachting beter weggelaten van de planning, dan hadden we deze avond zelf nog naar Skye kunnen oversteken. Oh well.

We keren terug naar Heatherlea Bed & Breakfast. De gastheer is erg vriendelijk en de kamer is netjes met een gloednieuwe badkamer, maar ik vind dat het er een beetje naar natte hond ruikt (wellicht door de vaste tapijten waar ze in Schotland echt grote fan van zijn). We zetten wat vensters open en maken op aanraden van onze gastheer een miniwandeling naar het loch achter onze B&B. We slalommen tussen de regendruppels door en ik maak onderweg wat ruzie met enkele schapen.

De regen is verminderd, dus we besluiten terug te rijden naar de stranden van Morar om te kijken of we daar ergens een wandeling kunnen maken. We vinden een mooie wandeling die ons tot aan de duinen leidt. Op het mulle zandstrand zelf komen we niet, daar zijn onze wandelschoenen helaas niet geschikt voor. Tijdens deze wandeling hebben we ook voor de allereerste keer last van midgets. Al valt het nog allemaal heel goed mee, na al die horrorverhalen die ik hierover gehoord heb.

Ons avondmaal nuttigen we in The tea garden. Na al die zware ontbijten van de laatste dagen kiezen we allebei voor iets licht: ik ga voor de zure haring met havermoutkoekjes, mijn vriend voor een broodje met garnaalcocktail. Onze bestelling werd opgenomen door een charmant meisje dat bij alles wat we bestelden “excellent choice” zei. :-)

Om deze grauwe dag achter ons te laten, kruipen we op tijd in bed. Duimen voor beter weer morgen!

 

10 juni: Glencoe

Onze kamer in Lios Mhoire Bed and Breakfast is minder waw dan die in de vorige B&B’s, maar de regendouche is top én er staat meer dan genoeg druk op het water wat het voor mij een pak makkelijker maakt om mijn haar te wassen. Het ontbijt krijgt van mij eveneens vier sterren. Ik verorber in mijn eentje twee grote kommen verse fruitsla met heerlijke Griekse yoghurt met honing en dat in combinatie met een roerei en zalm. Ik kan er weer voor even tegen.

We zitten voor het ontbijt aan één tafel met een koppel uit Glasgow en een Duitse dame die in haar eentje een deel van de West Highland trail aan het doen is. De Duitse dame klaagt dat het te warm is om te wandelen en dat terwijl het voor mij gerust nog een graad of tien warmer mag zijn. 😉

Vandaag is de eerste dag dat ik mij daadwerkelijk beter voel! Net op tijd om wat pittige wandelingen te verorberen. Helaas lijkt de zon zich vandaag achter een dikke laag wolken verstopt te hebben. Het was te denken dat ons geluk niet kon blijven duren. Toch besluit ik voor blote benen te gaan, veiligheidshalve gecombineerd met wandelschoenen i.p.v. -sandalen. 😉

We rijden volgens plan naar The Three Sisters om daar een wandeling te maken. Daar aangekomen blijkt het ongeveer vijf graden kouder dan beneden bij onze B&B en staat er een ijskoude wind. Ik zie het echt niet zitten om in die omstandigheden met mijn net genezende ontsteking van de bovenste luchtwegen de berg op de klauteren. We maken rechtsomkeer en besluiten eerst een wandeling naar de stuwdam te maken. Dit alles maakt dat we natuurlijk wat tijd verloren hebben, waardoor we pas rond kwart voor elf aan het startpunt van de stuwdamwandeling zijn.

De temperatuur is hier alvast een pak draaglijker. En jawel, niet zo heel veel later komt de zon aarzelend door het wolkendek priemen en de stukken blauw in de lucht worden steeds groter. De wandeling zelf valt echter tegen. De route loopt langs een oude militaire weg die voor het grootste deel uit kiezelstenen bestaat. Klimmen op kiezelstenen is sowieso al geen lachertje en dan worden we nog niet eens beloond met mooie uitzichten of zo. We zijn omringd door saai bos en de wandeling wordt op den duur echt eentonig. We bijten door tot we uiteindelijk rond half één eindelijk een mooi uitzicht te zien krijgen en besluiten dan op onze stappen terug te keren en de stuwdam te laten voor wat ze is.

We lunchen in The Tailrace Inn in Kinlochleven, met voor mij a toasted sandwich with tuna and cheese en voor mijn vriend een chicken curry. Niet veel volk in dit etablissement dus we zijn snel bediend en even snel weer buiten. De magen gevuld, maar ook niet meer dan dat.

We besluiten het erop te wagen en terug te rijden naar The Three Sisters. We zijn er rond iets voor drie en de temperatuur is flink gestegen ten opzichte van deze ochtend. Ideaal om aan de wandeling te beginnen. Op de parking worden we welkom geheten door een échte Schot in traditionele klederdracht en mét doedelzak. Op de tonen van zijn muziek vatten we de beklimming aan. Het pad is vrij steil, maar veel toffer dan de wandeling van deze voormiddag. Met prachtige uitzichten op The Three Sisters en omgeving.

Op de flank van de berg houden we even halt bij een groep jongelui waarvan er eentje op een accordeon speelt. Het concert botst een beetje met de flarden doedelzakmuziek, maar mooi is het wel. We klimmen nog een flink eind verder en genieten van het uitzicht op de besneeuwde toppen terwijl de zon door het wolkendek breekt. Rond half vijf zijn we terug op de parking. Dalen gaat zoveel sneller dan klimmen. 😉

We hebben de smaak nu goed te pakken en gaan voor nog een wandeling: de Glencoe Woodland Walk. We zijn nog net op tijd om snel iets te drinken in het visitor center en een tiental minuutjes mee te surfen op het free wifi aldaar alvorens de deuren onherroepelijk worden gesloten. Jammer, want ik had de expositie over de geschiedenis van Glencoe graag willen zien.

De Glencoe Woodland Walk blijkt een makkelijke wandeling die langs een charmant piepklein vijvertje voert en een goede blik op de omgeving biedt. Het valt op dat men overal bezig is de (niet-inheemse) dennen te rooien en te vervangen door aanplantingen van jonge inheemse loofbomen. Een heel werk. Het is wel een beetje zuur als je bedenkt dat de bomen die nu gerooid worden er oorspronkelijk door dezelfde natuurbeheerorganisaties werden aangeplant. Voortschrijdend inzicht, zullen we maar zeggen.

Om de dag in schoonheid af te sluiten en te profiteren van de zon die nu echt volop schijnt, doen we rond twintig na zes nog een miniwandeling in de leisteengroeven van Ballachulish. De jarenlange ontginning van leisteen heeft een landschap geschapen met een leuke vijver in het midden omringd door leisteenrotsen. Hier en daar zijn nog rotsen zichtbaar met markeringen om ze te klieven. De wandeling is goed voorzien van informatie over het harde leven van de mannen die in deze groeves werkten. Heel interessant én toegankelijk voor rolstoelen. 😉

Dineren doen we in The Laroch Bar in Ballachulish. We komen er eerder toevallig terecht, maar het blijkt er stampvol te zitten met een mix van locals en toeristen. We bestellen volgens het alom gekende concept aan de bar. Ik ga voor een vegetarische curry en mijn vriend voor een simpele pasta met groenten. We eten hier bij het ontbijt al meer dan vlees genoeg! Uiteraard kan mijn vriend het niet laten om alweer een andere whisky te proeven. De bartender is maar al te bereid om zijn collectie te showen. Ik houd het bij een glas witte wijn, dat toch echt wel veel beter smaakt dan cider!

Bij het terugrijden naar onze B&B worden we getrakteerd op een werkelijk sublieme zonsondergang boven Loch Leven. We lopen nog even tot de pier waar wat mannen staan te vissen om het spektakel in ons op te nemen.

Ondanks het wat mindere begin, een mooie (en alweer droge) dag. Alleen jammer dat mijn vriendje mijn virus lijkt overgekregen te hebben, want hij heeft last van keelpijn. Dat belooft niet veel goeds…

9 juni: Van Isle of Mull naar Glencoe

Alweer veel te vroeg wakker. Ik vraag me toch af of de gebrekkige verduistering van de kamers hier iets mee te maken heeft. Rolluiken of dikke gordijnen schijnen ze hier niet te kennen in Schotland, enkel dunne gordijntjes die het licht makkelijk doorlaten. En het wordt hier al om half vijf ’s ochtends licht…

We hebben geen zin in boterhammen met smeerkaas en confituur en besluiten te gaan ontbijten in Tobermory. Spijtig genoeg is er in heel Tobermory maar één etablissement te vinden dat open is én ontbijt serveert en daar is geen plek voor ons. Dan maar rechtsomkeer gemaakt naar Craignure (we nemen vandaag de ferry terug naar Oban) in de hoop dat we onderweg iets tegen komen om te eten.

Onderweg rijden we letterlijk honderden fietsers voorbij. Blijkbaar is er één of ander groot event voor amateurwielrenners aan de gang. We zien er velen zwoegen om de toch wel stevige heuvels van Mull te bedwingen. Sinds onze fietstocht op Hokkaido heb ik dubbel zoveel respect voor fietsers die heuvels oprijden en stiekem ben ik blij dat ik lekker in de auto zit.

Het is een beetje met pijn in het hart dat ik Mull achter me laat. De prachtige natuur, de stralende zon, de vele schapen en natuurlijk de wonderbaarlijke Fingals’ Cave op Staffa, het heeft een diepe indruk op me nagelaten. Mull heeft voorgoed een plekje in mijn hart veroverd.

Veel eetgelegenheden komen we niet tegen op de route naar Craignure, maar gelukkig vinden we een hotel gelegen in the middle of nowhere dat bereid is ons scrambled eggs en toast te serveren. Veel stelt het niet voor, maar onze magen zijn gevuld.

We zijn wat te vroeg in Craignure en vullen onze tijd op met een drankje op het terras van een slim geplaatste Italiaanse koffiezaak, recht tegenover de wachtrij voor de ferry. We zijn duidelijk niet de enige wachtenden die hier de tijd doden én er is gratis wifi (nog eens herhalen dat de snelheid van het wifi tot nu toe meestal om te huilen zo slecht is, maar goed Wordfeud spelen lukt nog net).

Na een aangenaam tochtje met de ferry belanden we opnieuw in Oban. Ik koop nog snel een ijsje in een chique chocoladewinkel (een bolletje honeycomb en een bolletje chocolade) en ik kan er weer voor een tijdje tegen, want het is ongeveer tweeënenhalf uur rijden naar onze volgende bestemming: Glencoe.

Rond kwart voor één stoppen we voor een middagpauze in een prachtig gelegen etablissement bij Castle Stalker, dat dateert uit de 15de eeuw. De zon schijnt nog steeds dus we profiteren ervan om op het terras te lunchen. We bestellen allebei de crab cakes, omdat die als specialiteit van het huis worden aangeprezen. Plezant detail: Castle Stalker speelde een rol in ‘Monty Python and the Holy Grail’, waar het de welluidende naam ‘Castle Aaaarrrrgghh’ droeg.

Rond twee uur komen we aan in Glencoe. Glencoe is bekend voor zijn natuurpracht, maar spijtig genoeg ook omwille van de slachting van Glencoe. In 1692 was de leider van de Macdonalds van Glencoe vijf dagen te laat met zijn officiële overgave aan de protestantse Willem III. Hierdoor had de regering een excuus om dit nest van jacobitische aanhangers uit te roeien. Tien dagen lang werden 130 soldaten onder aanvoering van Robert Campbell gastvrij onthaald door de nietsvermoedende MacDonalds. ’s Ochtends vroeg op 13 februari misbruikten de soldaten het gewonnen vertrouwen door zich op hun gastheren te storten en 38 MacDonalds te vermoorden. Vele anderen stierven in hun ijskoude schuilplaatsen in de bergen. Een ijzingwekkend verhaal.

Wij gaan in Glencoe eerst en vooral op zoek naar een geldautomaat, want onze voorraad ponden is serieus aan het slinken. Dit blijkt geen sinecure. De geldautomaat in een plaatselijke buurtwinkel weigert al onze kaarten (zowel Maestro- als krediet-) en ook in het tankstation dat tevens over een automaat beschikt, hebben we geen geluk. We geven er dan maar de brui aan en trekken naar Lios Mhoire Bed and Breakfast, onze B&B voor twee nachten.

We moeten even zoeken voordat we de B&B vinden, maar eens gevonden, wacht ons daar een hartelijk welkom. De sympathieke Schotse dame blijkt een spraakwaterval te zijn die ons meteen al toevertrouwd dat ze tijdens haar tienerjaren een Hollands vriendje had met dezelfde voornaam als mijn vriend. Vandaar dat ze hem zo goed kan uitspreken, dat zijn we niet gewoon van Britten. 😉 Ze geeft ons ook hopen tips over wandelingen. Iets te veel zelfs, want tegen dat we bij de routebeschrijving zijn van de laatste wandeling, ben ik die van de eerste alweer vergeten.

We besluiten aan aantal korte, niet te zware wandelingen te maken en het echte werk naar morgen uit te stellen. We beginnen met een makkelijke wandeling naar de waterval Grey Mare’s tail, een fijn opwarmertje. Onderweg naar onze volgende wandeling passeren we langs een werkelijk schitterend picknickplek met een 360 graden uitzicht om in te kaderen. We parkeren onze auto op de bijhorende parkeerplaats en genieten van de natuur en van elkaar.

Volgende stop: Glencoe Lochan. Deze schitterende plek werd in 1895 aangelegd door lord Strathcona voor zijn aan heimwee lijdende vrouw Isabella, die van native American origine was. Haar heimwee werd met deze mooie vijver en het bosland daaromheen niet verdreven, maar Glencoe hield er wel een mooi wandelplekje aan over.

Het water weerspiegelt de bergen van Glencoe en zit vol met wilde eenden die net kleintjes gekregen hebben. Gelukkig zwemmen kleine eendjes vliegensvlug, want één van de honden die we onderweg tegenkwamen kon het laten om in de vijver te springen en de eendjes achterna te zitten. Tot onze opluchting lukte het de hond niet de eendjes te pakken te krijgen en moest hij druipnat afdruipen. We combineerden de supermakkelijke wandeling rond de vijver met een iets stevigere wandeling door de bossen.

Een groot voordeel van reizen in Schotland in de zomer: het blijft lekker lang licht, waardoor je ’s avonds nog makkelijk een wandeling kan doen zonder schrik te moeten hebben door de duisternis overvallen te worden. En dus doen we er om zes uur ’s avonds gewoon nog een wandeling naar Signal Rock bij. Signal Rock staat boven op de Tom a’ Ghrianain (Zonneheuvel) en is omgeven door mythen en legenden. De traditie wil dat Signal Rock de verzamelplaats van de MacDonalds van Glencoe was in noodgevallen. De rots zou zijn naam te danken hebben aan het feit dat hier een lichtbaken ontstoken werd. De mogelijkheid bestaat ook dat dit in pre-christelijke tijden een plek was waar de zon aanbeden werd.

Na deze laatste wandeling houden we het voor bekeken. We rijden maar Clachaig Inn, ons aangeraden door onze gastvrouw, en bestellen een stevige Schotse maaltijd aan de bar. In Schotse bars bestel je zowel je maaltijd als je drank aan de bar. Je drank wordt ter plekke aan de bar ingeschonken en neem je zelf mee naar je tafel, terwijl het eten achteraf aan tafel wordt gebracht. In de meeste bars eet je voor weinig geld no-nonsense maaltijden.

Omdat ik het tapwater een beetje beu begin te worden, besluit ik me nog eens aan de cider te wagen. Spijtig genoeg blijkt dit weer een tegenvaller: veel te waterig naar mijn smaak. Mijn vriend proeft één van de beroemde Schotse whisky’s. Hij is alvast goed op weg om elke dag een andere whisky te proberen, nuja, het aantal Schotse whisky’s kennende, kunnen we hier nog wel een paar maanden op vakantie blijven zonder dat hij in herhaling moet vallen.

Niet veel later staat er een bord dampende haggis, neeps ’n tatties voor mijn neus. Haggis is hét traditionele Schotse gerecht bij uitstek: een schapenmaag of runderdarm, gevuld met stukjes hart, long, lever, niervet en havermout. Klinkt niet zo aantrekkelijk, maar smaakt des te lekkerder. Traditioneel wordt haggis met aardappel- en rapenpuree geserveerd. Lekker, maar wel zwaar. Ik krijg mijn portie zelfs niet op.

We besluiten (alweer) vroeg te gaan slapen. Op onze kamer proberen we nog wat te internetten, maar dat lukt weer voor geen meter. Het lijkt wel alsof de wireless router slechts een beperkt aantal devices laat connecteren. Ik word er alvast om de haverklap vanaf gegooid. Erg frustrerend. Awoert, BT!

8 juni: Isle of Mull

We staan goed op tijd op, want we moeten om vijf voor tien paraat staan in Fionnphort voor ons uitstapje naar Staffa. Rekening houdend met de single track roads en de weerspannige schapen calculeren we een beetje marge in voor onze rit. We moeten dus stipt om acht uur vertrekken.

Ontbijten gaat een pak sneller dan normaal. Het continental breakfast in Arle Lodge stelt niet veel voor: wat ontbijtgranen, slecht brood, confituur, smeerkaas en choco. We beseffen dat we de voorbije week verwend geweest zijn. We steken snel een boterham met confituur en smeerkaas binnen en vertrekken.

De zon is alweer van de partij, we vragen ons af hoe lang ons geluk kan blijven duren, want sinds we in Schotland gearriveerd zijn, hebben we nog maar één regenbui gehad. Je zou bijna beginnen denken dat Schotland een bestemming is waar de zon altijd schijnt. Ons hoor je alvast niet klagen.

De rit naar Fionnphort gaat vlotter dan verwacht, we komen onderweg dan ook bijna geen tegenliggers tegen en de schapen zijn duidelijk nog niet helemaal wakker. We hangen wat rond in Fionnphort waar, buiten het mooie uitzicht op Iona, helemaal niets te beleven valt. Zelfs het café waar je koffie kan krijgen is nog niet open. Nuja, van een half uurtje wachten is nog nooit iemand doodgegaan.

Het is best nog wel fris en we nemen voor de zekerheid toch maar een fleece mee voor op de boot. Op de Atlantische oceaan kan al wel eens een flink briesje staan. We zien onze boot komen aanvaren vanaf Iona. We rekenen op een rustige boottocht (al onze bezoeken en uitstapjes tot nu toe worden gekenmerkt door de schaarsheid van andere toeristen, wat bijzonder aangenaam is). Spijtig genoeg is dat buiten een bus Duitsers op leeftijd gerekend. Nu, al een geluk dat het Duitsers zijn, die zijn stipt en al bij al vrij rustig.

We vertrekken met een overvolle boot richting Staffa. Onderweg krijgen we uitleg over de verschillende eilanden. De zee is superkalm en de lucht is fantastisch blauw. Om het met de gevleugelde woorden van de gids te zeggen: “It cannot get any better than this.” En dan hebben we Staffa alleen nog maar vanuit de verte gezien, oprijzend als een donker en erg plat eiland.

Staffa kreeg zijn naam trouwens van de vikingen. In het oud Noors betekent ‘staffa’ pilaar en als je het eiland ziet, begrijp je dat er niet veel fantasie nodig was om deze naam te bedenken.

En dan zijn we er eindelijk: Staffa! Staffa is vooral bekend omwille van de basaltgrot Fingal’s Cave, een wonder van de natuur dat talloze kunstenaars geïnspireerd heeft. Felix Mendelssohn schreef een ouverture na een bezoek aan deze grot, Jules Verne liet één van zijn boeken hier afspelen en Turner schilderde de grot. En het is waar: Fingal’s Cave is fenomenaal. Je kan maar een klein stukje binnen in de grot wandelen, maar wat je ziet, overtreft elke verbeelding. Donkere drie- tot achthoekige kolommen (zeshoekige kolommen komen het meeste voor) die gevormd zijn uit wat ooit lava was, rijzen op uit de zee en vormen een mysterieuze grot. Ik ben echt onder de indruk. Staffa mag bij op het lijstje met hoogtepunten van deze trip.

We hebben een uurtje vrij, dus na naar de grot gespurt te zijn om als eerste ongestoord foto’s te kunnen nemen voordat de kolonne Duitsers arriveert, wandelen we rond op het met gras en wilde bloemen begroeide dak van het eiland. In de steile kliffen nestelen puffins (papegaaiduikers, al een geluk dat ik aan de Duitse begeleidster van de groep kon vragen om puffin te vertalen in het Duits, anders had ik nooit geweten over welke vogel het ging). We zien verschillende papegaaiduikers aan- en afvliegen om hun jongeren te voeden.

Het uurtje op het eiland vliegt voorbij en we gaan opnieuw aan boord. We genieten van de zon op ons gezicht tijdens de terugvaart en mijmeren nog na over al dat moois dat we net aanschouwd hebben.

Ons middagmaal consumeren we ergens onderweg. Het is al half twee gepasseerd en die paar boterhammen van onze ochtendlijke maaltijd zijn al lang verteerd. Ik laat me verleiden door de venison pie op het menu, een stevige stoofschotel van hert versierd met een hoedje van bladerdeeg en vergezeld van gekookte wortelen en aardappelpuree. Erg lekker, maar eerder winterse kost. Bovendien ligt de venison pie me de rest van de dag erg zwaar op de maag. Niet zo’n goede keuze dus.

We rijden langs de ondertussen reeds vertrouwde (is al de derde keer dat we hierlangs passeren) scenic route naar Tobermory terug. Onderweg zien we één van de de zeearenden waar Mull zo trots op is. Lang laat het dier zich niet bewonderen, maar we kunnen alweer een bijzonder Schots dier op ons lijstje aanvinken. We stoppen even in Tobermory om wat foto’s van de kleurrijke huizen te nemen. Overdag is dit havenstadje een stuk levendiger, blijkt. In de baai van Tobermory ligt een reusachtig cruiseship wit te blinken in de zon. Ooit, als ik oud en versleten ben, maak ik ook zo’n cruise, lijkt me ideaal als je wat slechter te been bent.

Onze uiteindelijke bestemming is Glengorm Castle, helemaal in het noorden van Mull. Maar we slagen er niet in het kasteel te vinden. Gelukkig is er een local die ons de weg wijst. Rond een uur of vijf (!) vinden we dan eindelijk Glengorm Castle. Spijtig genoeg blijkt dit kasteel niet open voor toeristen (je kan er wel overnachten). Dat hadden ze wel eens op dat kaartje met toeristische info mogen zetten!

Gelukkig is de omgeving van het kasteel wel mooi voor een korte wandeling. We zien het grote cruiseship wegvaren van Mull terwijl op volle kracht uit alle luidsprekers “I am sailing” weerklinkt. Zelfs aan land klinkt het nog luid. De muziek staat zeker zo hard omdat alle opvarenden een hoorapparaat hebben. Misschien toch maar geen cruise voor mij.

Tijdens onze wandeling door de velden en tussen de schapenstront komen we andere wandelaars tegen die ons in de richting van de standing stones sturen. Deze staande stenen werden hier duizenden jaren geleden door de toenmalige bewoners van Mull opgericht. Een blijvende afdruk van een volk dat reeds lang verdwenen is.

We besluiten het avondmaal sober te houden en gewoon iets te kopen in de Spar. Per slot van rekening ben ik nog altijd aan het teren op mijn venison pie. We kopen wat voorgesneden fruit en yoghurt voor mij en sandwiches voor mijn vriend. Voor ons avondmaal nestelen we ons op de picknicktafels in de tuin van Arle Lodge met uitzicht op de Sound of Mull. Een rustige avond, dat mag ook wel eens.

7 juni: Oban en Isle of Mull

We nemen na een stevig ontbijt met scrambled eggs en salmon (ja, weeral) afscheid van het prachtige uitzicht van onze B&B. We pakken ons boeltje bijeen en vertrekken naar de Oban distillery. Spijtig genoeg is het tijdens de rondleiding van één uur strikt verboden foto’s te nemen. Iets met de alcoholdeeltjes in de lucht en brandgevaar. Nuja, ik wil geen ontploffing op mijn geweten hebben, dus we gehoorzamen braaf.

De rondleiding is erg interessant en de gids doet zijn best om interactie met de groep op te bouwen, maar door het grote aantal anderstaligen worden er quasi geen vragen gesteld. Ik vermoed dat meer dan de helft van de deelnemers slechts hier en daar flarden van de uitleg begrijpt. Whisky stoken is dan ook een heel complex proces. Je vraagt je af hoe iemand er ooit op gekomen is om op die manier een drankje te fabriceren. Gelukkig is er één whiskyliefhebster in de groep die al meerdere stokerijen heeft bezocht en die als sparring partner voor onze gids kan dienen.

Op het einde van de rondleiding krijgen we uiteraard een proevertje van de 14 jaar oude Oban whisky voorgeschoteld waarin we de vier hoofdsmaken (zout, honing, rook, sinaasappelschil) proberen te onderscheiden. Om elf uur ’s ochtends whisky proeven, ik heb het nog niet zo vaak gedaan, maar het smaakt zeker! We weerstaan de verleiding om een flesje te kopen, maar vullen wel onze gegevens in om een whiskypaspoort te krijgen. Al zit het er niet in dat we tijdens deze reis al de vermelde stokerijen zullen aandoen.

Wat de Oban distillery extra bijzonder maakt is de ligging: midden in het centrum van Oban. De stad is gegroeid rond de whiskystokerij en de oprichters hebben ook echt geïnvesteerd in Oban. Deze ligging betekent wel dat de stokerij niet kan uitbreiden. Daar is immers geen plaats voor, omdat de stokerij langs beide zijkanten ingesloten is door woningen en langs achter door een rotswand. Dat maakt dat er een limiet is op het aantal geproduceerde flessen, wat de whisky natuurlijk iets exclusiefs geeft.

Om drie minuten voor elf zijn we in het bezit van ons whiskypaspoort en zetten we het op een lopen naar de kade waar een bootje aanmeert dat ons naar de eilandjes waar zeehonden vertoeven, kan brengen. We kopen snel een kaartje en springen aan boot. Just in time, heet dat dan. Al een geluk dat tijdens de rondleiding niet te veel vragen werden gesteld. 😉

Onder een stralend blauwe hemel varen we de baai van Oban uit. We zien jonge zeehonden zonnebaden en varen voorbij een zalmkwekerij. Eén drijvend bassin bevat maar liefst 30.000 zalmen en wij tellen twaalf zulke bassins. Het tochtje is voorbij in een zucht. Met dank aan de schoonbroer van mijn vriend voor de tip.

Voor het middagmaal houden we het simpel: op een leuk terrasje tegenover de Oban Distellery eten we een gevulde aardappel (ik met garnaal, hij met tonijn).

En dan is het tijd om de ferry naar Mull te nemen. Drie kwartier later zetten we voet aan land op het Isle of Mull. Of beter gezegd, autoband aan land. We besluiten meteen door de rijden naar de haven Fionnphort.

Onderweg passeren we de prachtigste landschappen. We zien Schotse hooglandrunderen op hun gemak grazen en schapen, veel schapen, heel veel schapen.

Rijden op Mull blijkt echter niet zo voor de hand te liggen. De meeste wegen zijn single track roads, met hier en daar passing places. Dat wil zeggen dat wanneer je een tegenligger ontmoet, één van beide moet uitwijken en soms zelfs achteruit moet rijden tot aan een passing place. De bewoners van Mull zijn dit systeem duidelijk gewoon en rijden goed door, voor mijn vriend is het echter serieus wennen. Achter elke heuvel of elke bocht kan opeens een tegenligger op ramkoers opduiken. En als het geen tegenligger is, dan wel een schaap dat in het midden van de weg staat en verontwaardigd kijkt als je aandringt om aan de kant te gaan.

Ergens in het midden van onze tocht houden we halt voor een vieruurtje op een plaats waar ze met free wifi adverteren. We stappen een huiskamer binnen waar een vriendelijke oude dame ons welkom heet en ons twee overheerlijk uitziende taarten toont. Uiteraard kiezen we voor de chocoladetaart. We mailen nog wat met onze advocaat (niet plezierig, wel noodzakelijk).

De dame is duidelijk blij met het gezelschap, want al snel komt ze ons een nieuwe crème tonen die ze via Amazon (want die leveren gratis!) gekocht heeft. De crème belooft rimpels te verminderen en de teint te verbleken. Voor mij lijkt de crème verdacht veel op van die Aziatische whitening creams en de uitleg in het Taiwanees lijkt mijn vermoeden te bevestigen.

Twee minuten later komt de dame in de huiskamer binnen met een witte laag crème op haar gezicht, die duidelijk niet wil intrekken. Bij het aandachtiger bekijken van de instructies blijkt dat de crème eerder als een soort zeep gebruikt dient te worden. Wij proberen serieus te blijven, terwijl de dame haar gezicht gaat afwassen. Over een surreële belevenis gesproken…

We rijden verder naar Fionnphort, maar vorderen veel trager dan verwacht. Op het eerste gezicht lijkt Mull een klein eiland, maar door de single track roads zien we onze geschatte aankomsttijd minuut per minuut aantikken. We zijn dan ook pas om twintig voor vijf effectief in Fionnphort. We nemen de ferry naar Iona, de plek waar de Ierse missionaris Columba zijn zending begon. Tijdens onze rit met de ferry reserveer ik een boottocht naar het eiland Staffa voor de volgende ochtend. Het weer zit nog altijd mee, daar moeten we van profiteren.

Veel tijd hebben we niet op Iona, want de laatste ferry naar Fionnphort vaart om 18.30, maar we proberen het maximum uit onze tijd te halen. We bezoeken eerst de ruïnes van een klooster om vervolgens de prachtig gerestaureerde abdij van Iona te bewonderen. Ook vandaag nog doet deze plek dienst als christelijk bezinningsoord. De abdijkerk en bijhorend klooster zijn echt prachtig en door de ligging kan je je zo voorstellen dat dit een geschikte plek is voor bezinning en gebed.

Wanneer we de ferry terugnemen zijn we het met elkaar eens, Iona is een prachtige en inspirerende plek, ook voor niet-gelovigen.

We hebben nog een serieuze rit naar Arle Lodge voor de boeg, wetende dat we in de verste verte niet de gemiddelde rijtijden van onze gps halen. We zijn alvast blij dat we een stevig stuk taart gegeten hebben als vieruurtje, want het ziet ernaar uit dat ons avondmaal weer op een laat tijdstip zal vallen.

We laten het echter niet aan ons hart komen en genieten van de prachtige scenic route die ons naar Aros, vlakbij Tobermory voert. Mijn vriend rijdt ondertussen op de single track road als een local: altijd vriendelijk dankjewel zeggen door je hand op te steken (zonder deze van het stuur te nemen) naar de passerende wagen. Best wel hoffelijke mensen, die Schotten. Dat geldt niet voor de Schotse schapen, die zijn alles behalve hoffelijk! Elke keer als ik een schaap vriendelijk gedag zeg, draait het schaap in kwestie mij de rug toe.

We komen pas rond half negen aan in Arle Lodge. De receptie is ondertussen al gesloten, dus bellen we maar één van de eigenaars uit de hot tub. Al druipend geeft hij ons onze sleutel. De kamer is erg basic en zonder toilet of douche op de kamer. Veel tijd om de kamer uitgebreid te bestuderen hebben we niet, de lege maag roept. We rijden in een tiental minuten naar Tobermory, de grootste stad op het eiland Mull. Toch onze grote verbazing is dit stadje ei zo na uitgestorven en dat op een vrijdagavond!

We komen terecht in een Chinees/Thais restaurant met de originele naam Golden Dragon, omdat we eens iets anders willen dan de nogal vettige Schotse kost. Buiten ons zijn er nog drie andere klanten. Het eten is echter fantastisch en de gastvrijheid fenomenaal. De Thaise mosseltjes die ik als voorgerecht nam zijn zalig en de Chinese zeevruchtenschotel is eveneens om duimen en vingers af te likken. En dan krijgen we nog een gratis whisky van het huis aangeboden. Een aanrader, echt waar!

Terug in Arle Lodge bekijk ik de boekinggegevens, want ik kan me niet herinneren een kamer geboekt te hebben zonder douche en toilet. Maar blijkbaar heb ik mij toch vergist. Nu geen probleem, het gezamenlijke sanitair ziet er erg proper uit, maar voor iemand als mezelf die elke nacht minstens één keer naar het toilet moet, is het wel handig om ’s nachts niet te ver naar het toilet te moeten strompelen.

Om uit te sluiten dat ik nog andere fouten gemaakt heb bij het boeken, overloop ik even snel alle B&B’s voor de komende weken. En dan valt mijn oog opeens op een adres in Ierland. In Ierland?! Wellicht leed ik aan tijdelijke verstandsverbijstering toen ik dit boekte? Gelukkig ben ik nog net op tijd om de reservatie kostenloos te kunnen cancellen. Oef! We reserveren meteen een andere B&B voor Skye. Danku Tripadvisor voor al die nuttige info. En we halen opgelucht adem dat ik deze fout bijtijds gezien heb, stel je voor dat we een adres in Ierland ingegeven hadden op onze gps. 😉