Zaterdag 30 april: Tokyo

Voor onze laatste dag in Tokyo stond een bezoek aan het Nationaal Museum in het Uenopark op het programma. De totale collectie van het Nationaal Museum omvat meer dan 110.000 stukken. We waren erg benieuwd naar de hoogtepunten van de Japanse kunst.

Spijtig genoeg bleken een paar gebouwen van het Nationaal Museum gesloten te zijn. Het Honkan (het hoofdgebouw) en het Heiseikan waren gelukkig wel te bezoeken. En extra punten voor het nationaal museum: het was toegelaten foto’s te nemen van de kunstwerken.

Toch voelde ik me een beetje underwhelmed bij het zien van de gepresenteerde kunst. Niet dat er geen mooie stukken stonden. Vooral de Haniwa, terracotta mensen- en dierenfiguren uit de zesde eeuw, vond ik erg bijzonder. De kunst was gewoon niet zo overdonderend als die van andere nationale musea die ik al bezocht. Veel van de tentoongestelde objecten waren kalligrafiewerken en ik denk dat het moeilijk is dit als niet-Japanner ten volle appreciëren als je de kanji al simpelweg niet kan lezen. Heel mooi vond ik dan weer de illustraties bij enkele klassiekers uit de Japanse literatuur zoals The Tale of Genji.

‘s Middags aten we een typisch Japanse lunch in het restaurant op het terrein van het Nationaal Museum. Ik had koude groene noedels, misosoep, gebakken rundsvlees, tempura en sashimi. Een kleine compilatie van alles wat de Japanse keuken te bieden heeft.

We bleven in het museum tot rond sluitingstijd (16.00u) en kregen toen het geniale idee om nog snel een bezoek aan Odaiba te brengen. Odaiba is een groot kunstmatig eiland in de baai van Tokyo. Om daar te geraken namen we de monorail. Het was de eerste maal dat we dit transportmiddel gebruikten in Tokyo en we genoten van de prachtige uitzichten op de de baai van Tokyo en hypermoderne gebouwen zoals dat van Fuji Television en Big Sight .

We stapten uit aan Tokyo Big Sight, een beetje de Brussels Expo van Tokyo, maar dan groter en mooier. Hier worden onder andere grote manga- en anime-conventies gehouden, dus mijn broertje was in zijn sas. Blijkbaar was er die dag een poppenbeurs geweest. We zagen hordes als poppen uitgedoste meisjes met hun rolwagentjes terug komen van de expositieruimte.

We liepen wat rond in de verlaten tentoonstellingsruimten van Big Sight. Omdat er verder niet veel te beleven viel, keerden we met de monorail één halte terug voor een ritje in het reuzenrad. De Daikanransha verloor zijn titel van grootste reuzenrad ter wereld eind 1999 aan de London Eye. In tegenstelling tot de London Eye was er hier in het geheel geen wachtrij en vijf minuten later zaten we in een cabine. Er stond een stevig windje dat ons bakje vervaarlijk deed schommelen, maar het uitzicht op de baai was fenomenaal. Het was net valavond dus de lichtjes van de stad gingen één voor één aan.

Vlakbij de Daikanransha bevond zich een Toyota showroom met de allernieuwste snufjes op het vlak van autotechnologie. Mijn broertje zag er zijn droomwagen die helaas niet op de Europese markt verkrijgbaar is. Het is voor mijn broertje met zijn lengte (bijna 2 meter) niet zo evident om een confortabele wagen te vinden en dit hoekig model met hoog dak was ideaal voor hem. Invoeren met een container dan maar?

We zetten ons tocht verder naar Aqua City een shopping center dat eruit ziet als een stad vol met Romeinse palazzo’s onder een eeuwig blauwgeschilderde hemel met witte schapenwolkjes. De plafondschilderingen waren zo realistisch dat je bijna geloofde echt onder een prachtig blauwe hemel te lopen. Aqua City heeft verder een protserige fontein en een pleintje met een fake kerk. Je kan het zo gek niet bedenken.

We slenterden wat rond in het winkelcentrum en besloten in deze gezellige nepomgeving ons laatste avondmaal te nuttigen: een lekkere Italiaanse pasta met een glaasje prosecco erbij. Heel erg on-Japans, maar wel een gezellige afsluiter van een meer dan geslaagde vakantie.

Vrijdag 29 april: Tokyo

Jaja, het is zover. De futon gewenning is ingetreden! Best wel goed geslapen vannacht. De matras was dikker dan in Nikko, wat het mogelijk maakte om op mijn zij te slapen. Mijn integratie in de Japanse samenleving is nu officieel gestart!

Het ontbijt was echt slecht. Zelfs de misosoep was niet lekker. Alles wat geserveerd werd, leek al dagen oud. Echt abominabel. Een ryokan onwaardig. Al een geluk dat we korting hadden gekregen op de kamer, ontbijt inbegrepen.

De voormiddag stond er een wandeling in Ginza op het programma. Ginza was in 1590, toen Ieyasu zijn militaire hoofdstad naar Edo (Tokyo) verplaatste, nog één groot moeras. Nadat het gebied was ingericht, trok het veel handelslieden. De zilvermunterij, waaraan Ginza zijn naam dankt, dateert van 1812. In 1872 werd de wijk volledig verwoest door een brand en tijdens de Meijirestauratie gaf de Japanse regering de Engelse architect Thomas Waters de opdracht om de wijk opnieuw op te trekken in baksteen. Sinds die tijd staat Ginza onder invloed van het Westen en de moderne tijd.

Ginza is een grote verzameling van chique INNO’s maar dan tien keer zo groot als een normale INNO. De warenhuizen nemen ganse huizenblokken in beslag. De wandeling bracht ons langs dure merkkledijwinkels en het Mitsukoshi en het Matsuya warenhuis. In het Mitsukoshi warenhuis zagen we een poepchique kimonowinkel en dronken we iets op het dak. Het mooie dakterras in de zon (mét tempel) was een ideale plaats om even te verpozen. Lunchen deden we op het dak van het Matsuya warenhuis. Ik kocht dezelfde sushi gewikkeld in bladeren die we eerder aten in Nara. Heerlijk.

Toen we opnieuw beneden stonden, bleek dat de ganse straat verkeersvrij gemaakt was. Een fijne ervaring om in het midden van wat anders ongetwijfeld een superdrukke straat was, te kunnen wandelen.

Laatste halte op onze wandeling was de Sony Showroom. Op de hoogste verdieping kregen we een demonstratie van enkele 3D-technologieën. Het is duidelijk dat Sony voluit de 3D-kaart getrokken heeft. En het is waar, sommige demonstraties waren echt zeer knap. Al zie ik me nog niet een ganse dag met zo’n 3D-bril op mijn neus rondlopen.

Na ons bezoek aan de Sony Showroom namen we afscheid van mijn broertje en zijn vriendin die graag een namiddag wilden shoppen in Akihabara. Mijn vriend en ik namen de trein naar Oost-Shinjuku, het uitgaanscentrum van Tokyo. Spijtig genoeg had de zon het ondertussen laten afweten. Gelukkig werd onze wandeling enkel verstoord door één klein buitje. Geen reden tot klagen, dus.

Het was behoorlijk druk in de gedeeltelijk verkeersvrij gemaakte straten. Grappig: we kwamen het meisje tegen dat ons de dag ervoor bediend had in het Meido café, maar nu in een normale outfit en zonder twintig lagen make-up. Ze zag er een pak beter uit. 😉 We twijfelden nog even of we zouden zwaaien naar haar, maar beslisten dat toch maar te laten. Ze was in gezelschap en had ons niet opgemerkt.

We bezochten het Isetan warenhuis alwaar we ons weer konden vergapen aan dure merkkledij en een voedingsafdeling die ons het water in de mond deed krijgen. Midden tussen de grote warenhuizen vonden we het Hanazonoheiligdom. Dit shintoheiligdom, dat rond 1650 werd opgericht is een oase van rust tussen de hoogbouw. Het contrast kon amper groter zijn. Dat de huidige tempel een reconstructie is, deed niets af aan het gevoel van rust en vrede dat er heerste op enkele meters van het bruisende winkelcentrum.

Nog een paar honderd meter verder kwamen we terecht in de Golden Gai, kleine smalle straatjes die zo verschilden van de rest van Tokyo dat het leek alsof we in een totaal andere stad terecht gekomen waren. De Golden Gai is een verzameling van smalle bars en cafeetjes van maximaal drie verdiepingen hoog. Elke bar heeft zo zijn eigen stamgasten en vreemdelingen worden er niet meteen met open armen ontvangen. Al hebben we dat zelf niet uitgeprobeerd. In de straatjes van de Golden Gai hing de geur van oud bier en verschaalde rook en ik moet zeggen dat de drinkgelegenheden er niet bepaald aantrekkelijk uitzagen. Aan de andere kant was het een heel boeiende ervaring om dit deel van Tokyo te leren kennen. Tokyo is echt een vat vol tegenstellingen.

Toen we uit de Golden Gai kwamen stootten we op een hele hoop politie-agenten. Het was ons niet meteen duidelijk wat er aan de hand was. We dachten aan een betoging of zo. Nog een straat verder zagen we tientallen leden van de oproeppolitie en twee witte bestelwagens met opschriften die we niet konden lezen. Uit de luidsprekers van de witte bestelwagens kwam een door merg en been dringend geschreeuw van een hysterische man. De oproerpolitie versperde de bestelwagens de weg, terwijl het geschreeuw bleef voortduren. Ondertussen verzamelde zich een grote groep nieuwsgierigen rond dit opstootje. Wij probeerden wat omstaanders aan te spreken om wat uitleg te vragen, maar niemand in onze buurt verstond Engels. Uiteindelijk werd de bestelwagen doorgelaten en vervolgden we onze weg zonder wijzer te zijn geworden.

Om de dag in schoonheid af te sluiten kozen we een restaurant uit in Oost-Shinjuku. Het restaurant dat we op het oog hadden, was helaas volzet en zo kwamen we een verdieping lager terecht in een sfeervol restaurant dat met gordijnen in verschillende onderdelen verdeeld kon worden. We verstonden geen woord van de kaart. Er stonden wel een paar afbeeldingen bij de gerechten, maar geen enkel gerecht was in het Engels vertaald. We konden wel uitmaken wat hoofd- en voorgerecht was, maar wisten van de meeste gerechten niet eens of het vis of vlees was. Het was duidelijk dat toeristen niet tot het doelpubliek van deze eetgelegenheid behoorden.

Gelukkig bleek één van de diensters een jaar in Canada gewoond te hebben en was ze zo vriendelijk ons wat toelichting bij de gerechten op de kaart te geven. Bleek dat we in een soort fushion cooking restaurant waren terechtgekomen. We bestelden allerlei tapas die de dienster ons aanraadde. Haar persoonlijke favoriet was zoete aardappel met mayonaise en maple sirup. We twijfelden, maar lieten ons overtuigen. Eén van de gerechten op de kaart waarvan een foto stond afgebeeld zag eruit als een soort witte sushi. Dat wilden we graag proberen, maar de dienster leek te twijfelen of we dit wel zouden lusten. Zelf leek ze er niet bepaald een fan van te zijn. We lieten ons niet uit het lood slaan en bestelden toch dit gerecht. Als het zou tegen vallen, konden we het nog altijd laten staan.

Omdat het één van onze laatste avonden in Tokyo was, besloten we ons te laten gaan en bestelden we een glaasje Jacob’s Creek, mijn favoriete sparkling wine uit Australië (en nog eentje en nog eentje). Een maaltijd waarbij je Jacob’s Creek drinkt, daar kan al niet veel meer bij misgaan. En dat bleek ook zo te zijn. Alle gerechten waren om duimen en vingers af te likken. De verschillende gerechten werden één voor één aan tafel gebracht. Te beginnen met een salade met rauwe witte vis, cornflakes en de beste dressing ooit. Een vreemde combinatie die zalig smaakte. Daarop bracht onze Canadese dienster een slaatje van rauwe zalm, advocado en tomaat, gefrituurde inktvisballetjes met katsuobushi en een zoetig sausje, witte deegrolletjes met rauwe tonijn, een groene groente die me wat aan selder deed denken en een gedroogde kers (het gerecht dat ze ons afraadde, maar dat we allebei erg lekker vonden). En ja, die zoete aardappel met maple sirup, verdorie wat was dat lekker.

Helemaal voldaan keerden we terug naar het hotel, waar even later mijn broertje en zijn vriendin ook aankwamen. Terug van een succesvolle shopping trip en een bezoekje aan de MacDonalds. 😉 Mijn broertje had zelfs een figure gevonden die nog aan zijn collectie ontbrak. Iedereen tevreden.

Donderdag 28 april: Back to Tokyo

Vandaag zou het grootste deel van onze dag in beslag genomen worden door de treinrit van Hiroshima naar Tokyo. Zo’n vijf uur zouden we erover doen. Gelukkig brachten we die vijf uur door in de gerieflijke en ruime zetels van de Shinkansen. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe geweldig reizen met het openbaar vervoer in Japan is. Je reserveert op voorhand je zitplaats in eender welk station. Je trein arriveert stipt op tijd. Doordat de trein perfect stopt op de daarvoor voorziene plaats, staat iedereen mooi klaar aan de wagon waarin ze een zitje gereserveerd hebben en is het opstappen een fluitje van een cent. Je plaatst je bagage in de daarvoor voorziene ruimte achteraan in het compartiment. Je gaat naar je zetel en dut weg, leest, eet of werkt wat op de computer. Een zalige luxe.

We ontbeten in een café/bakkerij in het station van Hiroshima. Ik hou koppig vol en neem een Japans ontbijt (zalm, warme rijst, misosoep en wat opgelegde groenten en zeewier). Geen koffiekoeken voor mij. Het is fijn om te kunnen ontbijten aan een tafeltje zonder vrees sojasaus over je kleren te morsen. 😉

De treinrit verliep alweer supervlotjes met als hét hoogtepunt van de rit: Fuji-sama die het verwaardigt zijn besneeuwde top even te laten zien. Met dank aan mijn vriend die al een ganse tijd uit het raam zat te staren, want anders hadden we dé bekendste berg van Japan zeker gemist. Snel, snel wat fotootjes genomen, want vijf minuten later was de Fuji alweer uit het zicht verdwenen. Maar nu kunnen we tenminste zeggen dat we Fuji-sama gezien hebben!

In Tokyo aangekomen begonnen we aan onze ondertussen routineuze valiezensleurtocht. We vonden het Edoya hotel zonder problemen. Al stonden we goed in het zweet doordat het laatste stuk flink bergop was. Edoya hotel stond in één van onze reisgidsen aangeprezen als “a real treat”. Dat viel toch wat tegen, al moet ik zeggen dat het meubilair dat duidelijk uit de jaren zeventig stamde, wel zijn charmes had. Maar dat cederhouten bad, daar zijn we toch wijselijk uitgebleven. En het is jammer dat het concept van mengkranen blijkbaar nog niet tot Japan is doorgedrongen, het zou heel wat water besparen.

De badkamer was zo ingericht dat er plaats was om je vóór het bad te wassen, zoals de Japanse traditie dit wenst. Jammer van die houten deur vlakbij de douchekop die zo kromgetrokken was door het vocht dat hij niet meer dichtging. En het toilet had een extra feature (geen kontsproeiers deze keer): als je doortrok begon er boven op het toilet automatisch een kraantje te lopen om je handen te wassen. Volautomatisch stopte het ook alweer van zodra de spoelbak was volgelopen. Mijn hart bloedde bij het zien van zoveel verspilling van drinkbaar water. Een geweldig manier om water uit te sparen!

Hotel Edoya is een klassieke ryokan mét futons op tatamimatten en een onsen op de hoogste verdieping. Ik moet zeggen dat ik getwijfeld heb om onze Japanese style room om te zetten naar een Western style room. Want met nog drie nachten in het vooruitzicht die even slecht zouden zijn als die in Nikko, vreesde ik een wrak zijn tegen dat het vliegtuig in Narita Airport zou opstijgen. Maar we besloten toch het risico te nemen. Als het echt niet ging, konden we nog altijd een andere kamer vragen, het was niet dat het hotel vol met mensen zat of zo (we kregen zelfs korting omdat we één van de weinige klanten waren).

Een groot voordeel van dit hotel was, tot grote vreugde van mijn broertje, dat het vlakbij Akihabara (of Akiba, zoals het elektronicadistrict liefkozend wordt genoemd) lag. En in Akihabara hebben ze alles en nog veel meer om de stoutste dromen van manga- en animefans in vervulling te laten gaan. Eén van zulke zaken was het @Home café. Mijn broer had al veel gelezen over dit café dat hij dolgraag wilde bezoken. Na een kleine zoektocht vonden we het @Home café ergens op de vijfde verdieping tussen games en ander lawaaierig tuig.

@Home is een Meido café. Het concept van zo’n café is simpel: de bediening is uitsluitend vrouwelijk, jong en uitgedost als anime-meisje. Black stockings, white apron, zoiets. In de meeste cafés(niet allemaal) moet je een “entrance fee” betalen. Vervolgens betaal je (te veel) voor (te zoete) drankjes die je gebracht worden door meisjes die je aanspreken met “master” of “mistress” en hun best doen om onder de lagen schmink “kawaii” te zijn. Om te zorgen dat de dingen niet uit de hand zouden lopen, is het strikt verboden de meisjes aan te raken.

Enfin, niet mijn ding (understatement). Maar ook dit is Japan. Dus gingen we naar het café. Wachtten we braaf buiten op een stoeltje tot we een plek toegewezen kregen aan een lelijke toog in een spuuglelijk stukje van het gebouw. Maar de vaste klanten komen uiteraard niet voor de mooie inrichting, die komen voor de meisjes met valse wimpers en teddybeertjes aan hun riem.

We bestelden vier maal een cocktail van het huis. De cocktail werd ons gebracht door drie meisjes die een soort dansje deden en “Moe moe kyun” (spreek uit mojè, mojè, kjún) zeiden. We moesten de gebaren die ze maakten nadoen en dan zou het drankje superkrachten krijgen of zoiets. Enfin, zoals te verwachten trok de cocktail op niks (Japanners zijn geen volk van cocktaildrinkers, zoveel is duidelijk), maar de drankjes zagen schattig blauw, groen, geel en roze.

De meeste meisjes vermeden onze stoeltjes als de pest, omdat ze geen Engels konden, gelukkig was er eentje dat Engels aan de universiteit studeerde. Zoals we dat ondertussen gewoon waren, bleek dat Engels nogal beperkt, maar voldoende om een paar algemeenheden uit te wisselen. Natuurlijk vond ze alles wat we zeiden schitterend en geweldig en was chocolade haar favoriete eten.

Voor wat extra geld kon je ook een spelletje spelen met de meisjes en zelfs op de (slecht genomen polaroid) foto met hen! Zo’n spelletje kostte een paar honderd yen en duurde (met de chronometer ernaast) drie minuten. De spelletjes zijn van het niveau “rock paper scissors”. Omdat we nu toch daar waren, moedigden we mijn broertje aan om zo’n spelletje te spelen. Het werd een spelletje waarbij je botjes uit een bakje voor een hond moest vissen. Als je echter te diep of te hard in het bakje graaide, sprong er een veer los en beet de hond. (Echt waar, je kan het zelf zo zot niet bedenken. En vergeet niet dat men op een publiek van volwassen mannen mikt.)

Tot onze grote verrassing (not) won mijn broer het spelletje en kreeg hij een prijs. Een lelijke polaroid waarop we met z’n vieren mochten poseren met het meisje dat een beetje Engels sprak. Mijn geluk kon niet op. Zelf foto’s nemen van de meisjes wass volstrekt verboden, maar je kon (uiteraard) altijd nog foto’s van de meisjes kopen in de fanshop.

Nu, voor ik helemaal sarcastisch word, ik kan er helemaal inkomen dat zo’n drink- en eetgelegenheid een belangrijke sociale functie te vervullen heeft. De mannen die er zaten, leken niet bepaald van het soort dat snel van straat zou geraken (en dan blijf ik beleefd). We zagen zelfs één kerel die vergezeld werd door zijn ouders. Naast ons zat een jongeman die duidelijk afwijkend gedrag vertoonde (in zichzelf praten, niet kunnen stilzetten). Hij bladerde de ganse tijd in een map die bijna vol zat met polaroids van hem en de meisjes (aan zoveel honderd yen per foto).

Hoewel zo’n Meido café vrolijkheid zou moeten uitstralen, voelde ik eerder een gevoel van diepe tristesse. Hoe zielig als je meisjes moet betalen om gewoon een paar woorden tegen jou te zeggen.

Enfin ja, het was interessant om dit eens gezien te hebben. Manga en anime zijn een subcultuur waar ik geen kaas van heb gegeten. Misschien moet ik opnieuw een poging ondernemen om nog eens een manga ter hand te nemen.

Voor het avondeten keerden we voor een snelle hap terug naar de Vie de France waar we de eerste dag onze allereerste aardschok meemaakten.

Benieuwd hoe de nacht op de futon zou meevallen.

Zondag 17 april: Tokyo en Hakone

Gelukkig was de maag van mijn broertje vlot hersteld van het pijnlijke tempura-incident van gisteren. Helaas bracht ik een groot deel van de nacht weer hoestend door en begon ik op de koop toe last te krijgen van keelpijn. Al een geluk dat we keelpastilles in onze reiskoffer gestoken hadden.

Voordat we aan onze treinrit naar Hakone begonnen, brachten we een bezoek aan het Harajukudistrict. Het district kwam tot bloei nadat hier in 1964 de Olympische spelen gehouden werden. Nu staat Harajuku bekend om de modewinkels en de jongeren met extravagante outfits die je er kan aantreffen. Die outfits waren meteen de reden van ons bezoek. Mijn broer is heel erg geïnteresseerd in de Japanse jongerencultuur, dus dit was één van de plaatsen die hij beslist wilde zien.

Bij het Olympisch Stadion in het Yoyogipark troffen we al snel een hele samenscholing van jonge meisjes aan in de meest uiteenlopende outfits. De bijeenkomst leek echter alles behalve spontaan, want ze stonden allemaal netjes in een steeds langer wordende rij. Een voorbijganger wist ons te vertellen dat de tienermeisje op een J-popidool stonden te wachten. Het optreden waarvoor iedereen stond aan te schuiven, begon om 17.00u. Wij waren er om half elf in de ochtend. Een mens moet er iets voor over hebben om een plekje vlak voor het podium te veroveren…

Na wat foto’s van mijn broer met de opgedirkte meisjes genomen te hebben (hij stak ongeveer een halve meter boven hen uit en de meisjes vonden het geweldig om met hem op de foto te gaan), trokken we richting het Meijiheiligdom, het belangrijkste shintoheiligdom van Tokyo. Het heiligdom stamt uit 1920, maar werd in 1945 door de bommen van de geallieerden verwoest. Met behulp van schenkingen werd het in 1958 weer opgebouwd. Rond de jaarwisseling bezoeken ongeveer drie miljoen mensen het heiligdom om te bidden voor geluk in het nieuwe jaar.

We liepen langs een prachtige bosrijke laan in de richting van het heiligdom toen we tegengehouden werden door vier jonge Japanse studenten. Zeer beleefd vroegen ze of ze ons een rondleiding in het heiligdom mochten geven. Ze studeerden allevier Engels en waren lid van een club om hun Engelse conversatie te oefenen. Ze verzekerden ons dat de rondleiding gratis zou zijn.

Uiteraard wilden wij deze jongelingen graag helpen om hun Engels wat te oefenen. We liepen samen verder en kregen wat uitleg over het heiligdom. Al snel bleek hun kennis van het heiligdom zelf heel erg beperkt. Ze hadden duidelijk enkele standaardzinnetjes ingestudeerd over bepaalde rituelen, maar van zodra je een vraag stelde, moesten ze het antwoord schuldig blijven. Twee van de vier konden redelijk hun plan trekken in het Engels, maar de andere twee bakten er eerlijk gezegd niet veel van. Ofwel waren ze te verlegen om iets te zeggen tegen ons. Ze ontdooiden gelukkig een beetje toen mijn broertje over Japanse anime en manga begon.

In het heiligdom zagen we een écht traditioneel Japans huwelijk met een prachtig uitgedoste bruid en bruidegom. Al zou ik niet graag in zo’n kimono rondlopen, lijkt me heel erg lastig om zo kleine stapjes te moeten nemen.

Het uur om onze trein naar Hakone te nemen, naderde. We namen afscheid van de sympathieke studenten. Natuurlijk niet zonder eerst samen op de foto te gaan, terwijl we het vredesteken maakten. Dé typisch Japanse manier om op de foto te gaan. 😉

In het station van Tokyo kochten we voor de lunch wat eten aan één van de vele kraampjes. Ik kocht een bentobox. Ik zag al veel foto’s van bentoboxen, maar het was de allereerste keer dat ik er zelf één at. De bentobox bevatte tempura, krab, opgelegde groenten, tofu, paddenstoelen en nog wat onidentificeerbare dingen die best lekker smaakten. Handig, zo’n kant en klare lunchbox. Jammer dat dit in België nergens verkrijgbaar is. Om de dorst te lessen, dronken mijn vriend een ik een heel toepasselijke smoothie: een Tokyo green met één of andere groene bladgroente.

Vlak voordat we de shinkansen opstapten, liet ik me nog verleiden tot de aankoop van een Tokyo banana, maar dit luchtige sponsachtige gebakje in de vorm van een banaan, gevuld met een soort bananenmousse kon op weinig enthousiasme bij mijn reisgenoten rekenen. En eerlijk gezegd had ik er zelf ook meer van verwacht.

In Hakone station werden we onthaald door een zeer gedienstige toeristisch medewerker. Aan de manier waarop hij zich uitsloofde om samen met ons alle mogelijkheden van de Hakone Free Pass te overlopen, viel duidelijk op te maken dat hij vandaag nog niet veel toeristen had zien passeren. Buigend en dankend verkocht hij ons deze pas die ons toegang tot een heel scala aan vervoermiddelen zou geven.

Om ons hotel te bereiken besloten we echter gebruik te maken van de benenwagen. De hoofdstraat van Hakone was een opeenvolging van winkels met etenswaren en souvenirs met daartussen wat restaurants. We maakten een kleine (ongewilde) omweg, maar dankzij de hulp van (alweer) een hulpvaardige Japanner vonden we Senkei Plaza, waar we een zeer ruime kamer in seventies style toegewezen kregen mét tatamimatten, maar gelukkig ook met gewone bedden.

Het was ondertussen een uur of half vijf, te laat om de aanbevolen route van de free pass te volgen. Dus beperkten we ons tot een wandeling door het centrum van Hakone, waar de meeste winkels ondertussen begonnen te sluiten. We vonden na wat heen en weer geloop een klein restaurantje waar we (alweer) soep met noedels aten. Mijn vriend had per ongeluk een gerecht gekozen met koude noedels. Het was eetbaar, maar laten we eerlijk zijn, warme noedels smaken echt wel beter. Om zeven (!) uur werden we uit het restaurant gezet omdat ze gingen sluiten

Tijdens onze wandeling hadden we een hotel gevonden met free wireless. Ons eigen seventies hotel was niet genoeg mee met de tijd om een internet connectie, laat staan een wireless connectie aan te bieden. In Hakone by evening valt zo goed als niets (zeg maar gewoon: niets) te beleven. Dus gingen we met z’n vieren iets drinken in de lobby van het hotel met wireless. Op de oprit staan surfen, is ook zo’n raar gezicht, nietwaar? De vriendin van mijn broer koos een fluogroen drankje van de kaart. Omdat we voor ons vertrek zoveel opmerkingen over radioactiviteit en groen uitslaan kregen, maken we er een sport van om zoveel mogelijk groene dingen te eten en drinken.

We besloten vroeg te gaan slapen, in de hoop dat mijn hoest zo snel zou verdwijnen.

Zaterdag 16 april: Laatste dag in Tokyo

Vandaag gelukkig een betere nacht gehad. Er gaat toch niks boven een echt bed, zelfs al is het je eigen bed niet. We begonnen de dag met een bezoek aan de Senso-ji tempel in hartje Tokyo. In de Nakamise-dori, een straatje met shops met allerlei prullaria en etenswaren, ervoeren we voor het eerst de drukte van een miljoenenstad als Tokyo. Al vermoed ik dat de drukte op deze zaterdag al bij al nog meeviel en het tijdens hoogdagen nog honderd keer erger is.

We bewonderden de reconstructie van de vijf verdiepingen hoge pagode en wreven de Nade Botokesan Buddha over zijn hoofd om zo geluk en een goede gezondheid af te dwingen. We zagen de gigantische rode lantaarns die ongeveer in elk toeristisch boekje over Tokyo staan. Op weg naar de wierrookverbrander en de grote hal, kwam we langs een rij monniken die de passanten aanspoorden iets te geven voor het goede doel, vermoedelijk voor de slachtoffers van de aardbeving en tsunami.

Terwijl we dit alles in ons opnamen, voelden we de grond alweer lichtjes trillen, deze keer amper waarneembaar. Al zagen we wel de belletjes aan de pagode heen en weer wiegen. Het is verbazingwekkend hoe snel een mens aan dit fenomeen went. De eerste keer waren we een beetje ongerust en opgewonden tegelijkertijd, nu schonken we er amper aandacht aan.

We aten ter plaatse enkele typische Japanse specialiteiten: melon pan (een soort zacht gesuikerd brood in de vorm van een halve meloen), ningyo-yaki (de gevulde zachte figuurtjes die we eerder al in Kamakura aten) en een soort roze gefrituurde mochi. Japan heeft zoveel etenswaren die ons totaal vreemd zijn dat je hier elke dag van het jaar wel iets nieuws kan uitproberen.

We zegden de tempel vaarwel en namen één van de vele treinen van JR Rail naar Shibuya. Shibuya is het ontmoetingscentrum van de Japanse jeugd. Je vindt hier alles: restaurants, hippe kledij, muziek, gadgets, elektronica,… De hoofdstraten houden shopaholics in hun ban, terwijl mensen op zoek naar een beetje warmte in nightclubs, bars en love hotels terecht kunnen. Aan de uitgang van Shibuya station zagen we het beeldje van Hachiko, de hond die na de dood van zijn baasje meer dan tien jaar elke avond bij de uitgang van het station op zijn baasje ging wachten. Daarna dompelden we ons onder in de mensenmassa van Shibuya.

Voor het middageten besloten we ons op te splitsen. Mijn broertje en zijn vriendin snakten naar Westers eten en trokken richting Mac Donalds, mijn vriend en ik probeerden een Chinees restaurant uit. Ik had geen zin om geld te geven aan een Amerikaanse international en een gebakken dumpling gaat er altijd wel in.

In het restaurant zat het vol met tot in de puntjes verzorgde Japanse poppetjes die na de maaltijd één voor één hun schminkspullen boven haalden. Valse wimpers, fond de teint, mascara, poeder, lippenstift, lippengloss, oogschaduw. We zagen het hele gamma passeren. Ongegeneerd perfectioneerden ze hun make-up aan tafel of in het toilet. Ik wist niet dat valse wimpers aanbrengen zo vlotjes ging.

Na het middagmaal maakten we een wandeling die in onze gids stond. Helaas liet het goede weer ons in de steek, waardoor we opnieuw genoodzaakt waren paraplu’s te kopen om zo ons totaal op zes te brengen, want uiteraard lagen onze eerder aangeschafte paraplu’s nog in het hotel.

Shibuya zelf maakte op mij niet zoveel indruk. Veel volk, schreeuwerige neonreclames grote winkels en lelijke straatjes met love hotels. Niet bepaald mijn ding. En het feit dat ik hoofdpijn had, maakte de wijk er niet bepaald aantrekkelijker op.

We zegden Shibuya vaarwel en trokken met de trein naar West Shinjuku. Het station van Shinjuku is het drukste treinstation ter wereld. Elke dag passeren er meer dan twee miljoen mensen. Dit is één van de stations waar stationswerknemers tijdens het spitsuur de forenzen in de trein duwen zodat er zeker geen ongebruikt plekje overblijft.

In West Shinjuku werken zo’n 250.000 mensen in de gigantische hypermoderne wolkenkrabbers. Het meest indrukwekkend zijn de 48 verdiepingen hoge Metropolitan Government Offices. De inwoners van Tokyo noemen deze tweelingwolkenkrabbers “tax tower” omdat het bouwwerk in totaal 1 miljard US dollar kostte. Jammer genoeg was het niet mogelijk om het observatiorium op één van de hoogste verdiepingen te bezoeken.

Gelukkig was er ook een observatorium op de 51ste verdieping van het Sumitomo building dat ons een blik gunde op de miljoenenstad Tokyo. Spijtig genoeg was het erg bewolkt waardoor het uitzicht beperkt bleef. We besloten nog wat langer van het uitzicht te genieten en een chocomelk ter drinken in een café een verdieping lager. En zo zagen we genietend van een veel te dure chocomelk of koffie de zon ondergaan boven Tokyo. Tokyo by night gaf niet het lichtspektakel dat we verwacht hadden, maar dat kwam natuurlijk door de maatregelen om elektriciteit te besparen.

Ons avondmaal nuttigden we in hetzelfde gebouw. Mijn eerste keer sushi in Japan! Spijtig dat mijn broertje geen fan is. We namen met z’n drieën sushi en mijn broertje probeerde de tempura, die hem helaas niet al te best beviel. Met een ongestelde maag als gevolg. Een voedselvergifting oplopen in Tokyo, wie had dat gedacht?

Dinsdag 12 april: Tokyo

Onze eerste volledige dag in Tokyo startte met een tweede naschok, iets minder heftig dan de eerste. Ik ontbeet met misosoep en onigiri, breakfast of champions! Vervolgens trokken we richting metro, want gisteren hadden we al ervaren dat de afstanden in Tokyo toch net iets groter waren dan die in Leuven. We kochten een Suica-kaart, de Japanse versie van de Oysterkaart, Heel erg praktisch, want deze prepaid kaart kan ook nog voor andere zaken dan enkel openbaar vervoer gebruikt worden en je kan er op eender welk moment extra geld op zetten.

Op de metro kwamen we een mevrouw tegen die duidelijk graag een praatje wou slaan. Eerst vroeg ze aan me of ik ok was en toen bood ze me een gezichtsmasker aan. Dit allemaal in erg gebroken Engels. Ik begon al te denken dat ik er behoorlijk ziekelijk uitzag, maar ze wilde ons, buitenlandse toeristen, graag op weg helpen en vooral bedanken omdat we, ondanks de aardbeving en de problemen in de kerncentrale van Fukushima, toch naar Japan gekomen waren.

De metro bracht ons naar Ueno Park, alwaar we ons te buiten gingen aan hanami (cherry blosom viewing). Ondanks de oproep om dit niet te doen (omwille van de verwoestingen van de aardbeving en tsunami), hadden veel Japanners toch een plekje gezocht onder een bloeiende kerselaar om daar samen met vrienden en familie iets te eten. We wandelden op ons gemak rond een vijver met hongerige koi’s en schildpadden. De vijver was omzoomd met kerselaars en we sloten ons aan bij de kersenbloesem fotograferende horde Japanners.

In het park bezochten we het Gojo shrine, de Kiyo-mizu Hall, de tombe van de Shogi Tai, de Rinno-ji Tempel en het Saigo Takamori standbeeld. Het Tosho-gu Shrine was wegens restauratiewerken helaas niet te bezoeken, maar we konden wel een wandeling maken in de aangrenzende tuin. We waren nog net iets te vroeg, want veel bloemen stonden nog in de knop, maar over een week of twee moet die tuin ongetwijfeld één bonte verzameling bloemen zijn.

Als middagmaal aten we op een houten bankje in het zonnetje yakitori met kip en inktvis die we kochten aan een kraampje. Over het weer hebben we hier alleszins niet te klagen, want de zon doet flink haar best en het is warm genoeg om in een t-shirt rond te lopen.

Tijdens onze wandeling werden we tegengehouden door een Japanner die met alle geweld van de wereld een foto van ons vieren wou maken. Met ons eigen toestel wel te verstaan. Mijn vertrouwen in de Japanners mag dan wel hersteld zijn, maar eerdere nare ervaringen indachtig, stond ik toch klaar om hem te tackelen als hij met ons nieuwe fototoestel aan de haal zou gaan. Maar zorgen om niets, hij trok een mislukte foto en deed daarna een babbeltje met ons. Waar we vandaan kwamen. Wat we al gezien hadden, enzovoort. De gesprekken die we tot nu toe hadden, waren telkens een rare mix van Engels en Japans, maar het lukte wel om ons verstaanbaar te maken en dat is het voornaamste. Het eerste wat de mensen hier trouwens zeggen als ze horen dat je van België komt, is: chocolate! Onze chocoladeproducenten zullen het graag horen.

We hadden langer in Ueno Park doorgebracht dan verwacht, maar wilden toch nog graag een blik werpen op de tuinen bij het keizerlijk paleis. We waren er iets voor sluitingstijd en wandelden langs de ruime grasvelden omzoomd door bomen, met inbegrip van de alomtegenwoordige kerselaars. We zagen de massieve, gedeeltelijk heropgebouwde muren van Edo Honmaru en liepen onder de Oteman poort door, de vroegere toegang tot het keizerlijke paleis. De keizer woont trouwens nog steeds in deze gebouwen, maar de parken zijn opengesteld voor het publiek. En toen was het al sluitingstijd. De parken en grote bezienswaardigheden sluiten in Japan rond een uur of vier, vijf uur ten laatste. Veel te vroeg, vind ik persoonlijk.

Terwijl we op zoek waren naar de beroemde stenen Nijubashi brug, liepen we twee enthousiaste Japanse meisjes tegen het lijf, die vanzelfsprekend graag een babbeltje deden met ons, buitenlanders. De Japanners lijken collectief dolblij dat er, ondanks alle negatieve berichtgeving, toch nog toeristen naar hun land komen en degenen die wat Engels kunnen, nemen graag de gelegenheid te baat om enkele woorden te wisselen met ons. Verder blijkt mijn haarkleur hier een groot succes te zijn, want ik word geregeld aangestaard op straat en in de metro. Ofwel ligt het aan mijn on-Japanse outfits, dat kan natuurlijk ook. 😉

We sloten de dag af met een bezoekje aan het Tokyo International Forum, een zeer bijzonder modern gebouw ontworpen door architect Rafael Viñoly. Het glazen atrium is bijzonder indrukwekkend. Het plafond gelijkt op de kiel van een schip, maar dan volledig in staal en er zijn loopbruggen in glas en staal die de verschillende onderdelen van het gebouw met elkaar verbinden. Heel erg mooi.

We besloten ons avondmaal in één van de eetgelegenheden in het Tokyo International Forum te nuttigen. Restaurant Takara beloofde ons traditionele Japanse kost en stelde niet teleur. We aten voor de eerste keer in ons leven sukiyaki: een traditioneel gerecht waarbij vlees en groenten in een grote pan met bouillon aan tafel aan de kook gebracht worden. Terwijl je wacht, wordt je eten gaar. We hadden een supervriendelijke serveerster die ons graag voordeed hoe dit traditionele gerecht te eten. Je vist een stukje vlees of groente uit de pan en dopt die vervolgens in een kommetje met rauw ei. Heel lekker.

Onze serveerster stelde ons, terwijl we aan het eten waren, een ander traditioneel Japans gerecht voor. Uiteraard wilden we dit graag proeven. Het was een soort dikke, zoete omelet die best lekker smaakte. Toen we alle groenten en vlees uit de pan gevist hadden, raadde de serveerster ons aan om udon noedels in de overgebleven bouillon te laten koken. Een verduiveld lekker idee.

Voldaan vatten we de terugweg naar ons hotel aan.

Maandag 11 april: Tokyo

We geraakten vlot in ons hotel. De bediende aan de hotelbalie kon vrij goed Engels en maakte ons snel duidelijk dat het absoluut onmogelijk was om vroeger dan 15.00u in te checken. Stipte jongens, die Japanners. We lieten onze valiezen onder de goede zorgen van het hotelpersoneel achter en gingen op zoek naar iets om te eten.

Vooraleer onze magen te vullen, wilden we ons wat Japanse yens aanschaffen. We stapten de eerste de beste bank binnen, maar daar werden we heel snel doorverwezen naar een postkantoor dat vlakbij zou zijn, maar dat we uiteraard niet vonden. Gelukkig had mijn broertje in België al wat euro’s in yens gewisseld, want de honger begon te knagen. We stapten een udon noedelrestaurant binnen en kozen op het gezicht een gerecht van de kaart. Het was echt heerlijk. We kregen een grote kom dampende bouillon met daarin zeevruchten en dikke rijstnoedels. Jammer genoeg lag de maag van de vriendin van mijn broertje overhoop door de lange reis en het gebrek aan slaap en smaakte het haar niet.

Na de maaltijd rekenden we af met de yens van mijn broertje en keerden we terug naar het hotel om te vragen waar we ergens aan Japanse yens konden geraken. Bleek er een ATM-machine te staan in de 7/11 vlak onder ons hotel. D’oh. Een paar tienduizend yens rijker (en wat euro’s armer) vertrokken we op onze eerste echte verkenningstocht in Tokyo.

En de clichés werden bevestigd: plastic voedsel in de uitstalramen, in het pak gestoken rokende Japanners in een parkje, drankautomaten in bijna alle straten met exotische drankjes met veel cafeïne. De vermoeidheid begon toe te slaan, maar we hielden dapper vol, want we wilden zo snel mogelijk in het juiste ritme geraken.

We trokken richting Akihabara, omdat dit walhalla van de manga- en anime-industrie op de must see lijst stond van mijn broertje. Onderweg viel mijn oog op een kraampje waar ze mochi gevuld met ijs verkochten. Daar kon ik niet zomaar aan voorbij stappen, natuurlijk. En ja, het was heel lekker.

Een honderdtal meten verder kwamen aan bij de eerste winkels van Akihabara. En toen bleek opeens onze reisgids vermist. En aangezien ik de laatste was die hem had vastgehad, keek iedereen natuurlijk met een beschuldigende blik mijn richting uit. De enige plaats waar ik hem had kunnen laten liggen, was bij de mochi-kraam. Ik was er vrij gerust in dat we hem zouden terugvinden, want Japanners staan bekend om hun eerlijkheid.

Helaas bij de mochi-kraam was niets te vinden. In ons beste Japans uitgelegd dat we op zoek waren naar een Engelstalige gids van Tokyo, maar het meisje aan de kraam begreep er niet veel van of ze deed alsof ze het niet begreep. Onze eerste dag in Tokyo en al meteen een gids armer, dat viel tegen. Al bleef zo de traditie in ere gehouden dat ik elke vakantie minstens één maal ergens een reisgids moet laten liggen. Mijn geloof in de legendarische eerlijkheid van de Japanners begon te wankelen.

Inwendig vloekend liep ik nog een stuk van de weg die we hadden afgelegd terug, maar ik was honderd procent zeker dat ik de gids aan de kraam had laten liggen. En toen viel het oog van iemand in ons gezelschap op het lost and found kantoortje van het treinstation waar we vlakbij waren. Ik had er geen goed oog in, maar wie niet waagt niet wint. Naar binnen om heel de uitleg nogmaals in het Japans te doen. Hier werd ik beter begrepen, want uit het telefoontje dat de bediende deed, kon ik afleiden dat hij vroeg of er een Engelstalige gids gevonden was, helaas voor mij was het antwoord negatief. De bediende ging vervolgens kijken in het lokaaltje achteraan en, jawel, tot mijn grote vreugde haalde hij onze gids boven. Al bij al zijn we slechts een half uur gidsloos geweest. Mijn vertrouwen in de Japanners was weer helemaal hersteld.

We slenterden vervolgens verder rond in Akihabara. Mijn broertje vond de manga- en anime-winkel die hij zocht en iedereen was nog steeds moe maar wel tevreden. We besloten de dag niet meer te lang te rekken, want ondertussen was het flink beginnen regenen. We kochten ergens een witte wegwerpparaplu en verorberden ons avondmaal bij een keten die gebak verkocht en de Westerse naam Vie de France droeg. Ik nam een cheesecake (lekker op elk continent) en een warme appelsap, terwijl mijn reisgenoten een vettige pizza oppeuzelden.

We waren ongeveer halverwege onze maaltijd toen we het gevoel kregen dat iemand van ons tegen de tafel aan het sjotten was. Toen het gevoel echter bleef aanhouden en overging in de gewaarwording dat we op een bootje zaten, beseften we dat we onze eerste naschok meemaakten. De lusters in het restaurant zwierden heen en weer en alle aanwezigen hielden op met eten, afwachtend of het zou verergeren of niet, wat gelukkig niet het geval was. Heel speciaal om mee maken.

In het hotel aangekomen hadden we nog net genoeg energie over om onze schoenen, kleren en lenzen uit te doen en uitgeteld op bed neer te vallen in het piepkleine maar ontzettend propere kamertje waar twee katoenen kamerjassen en huisslippers op ons lagen te wachten.

Zondag 10 april: Leuven – Brussels National Airport – Heathrow – Narita

Opstaan om 4 uur, niet bepaald mijn favoriete bezigheid. Maar een mens moet er iets voor over hebben om het land van de rijzende zon te bezoeken. We stegen op om 7.25 in Zaventem en landden tien minuten later om 7.35 in Heathrow (dankzij een uur tijdsverschil). En dan begon het wachten. Zes uur lang de tijd doden op een luchthaven, terwijl het free wifi waarmee overal trots werd uitgepakt, voor geen meter werkte. We geraakten zelfs niet voorbij het loginscherm. Frustrerend. Awoert Boingo.

Ons middagmaal nuttigden we in een Wagamama restaurant op Heathrow, kwestie van meteen al in Oosterse sferen te komen. We slenterden wat langs de veel te dure boetieks en telden de uren af tot we aan boord mochten gaan van de 777 die ons naar Tokyo zou brengen.

De vlucht zelf verliep bijzonder vlotjes. Uiteraard lukte het ons, ondanks onze vermoeidheid, niet de slaap te vatten in die oncomfortabele vliegtuigzetels. Om de tijd te doden keek ik twee films: The tourist en Love and other drugs. Geen van beide films wist me echt te boeien. Het verhaaltje van The tourist is flauw en in tegenstelling tot wat je zou denken, spatten de vonken tussen de hoofdrolspelers niet van het scherm, maar kom, Angelina Jolie en Johny Depp zijn altijd mooi om naar te kijken en dan heb ik het nog niet eens gehad over de glansrol van Venetië. Misschien een volgende reisbestemming? Love and other drugs was een standaard romantische komedie met een voorspelbaar einde. Gelukkig zaten er genoeg seksscènes in om het geheel wat te kruiden.

Tijdens de vlucht kregen we de kans om een eerste gesprek in het Japans te voeren over tempels en sushi. Het was basic (sushi is lekker en tempels zijn mooi), maar kom, het is een begin en de Japans mevrouw vond het duidelijk geweldig om met toeristen te babbelen. Ik kreeg zelfs complimenten van mijn buurvrouw over het feit dat ik mijn middagmaal met stokjes nuttigde. Ja, want dat verwachten ze natuurlijk niet van onhandige buitenlanders.

We geraakten zonder problemen door al de controles op Narita, al moesten we daar wel onze vingerafdrukken en een foto van ons bleek gezicht met wallen voor achterlaten. We hadden iets te veel tijd genomen om ons op te frissen in de toiletten, want tegen dat we klaar waren, was de aankomhal volledig verlaten en werden we nauwlettend in het oog gehouden door een bende geüniformeerde Japanners die onze documenten vervolgens opnieuw aan een grondige inspectie onderworpen.

We wisselden de vouchers van onze Japan Railpass in en kochten meteen ook een Suica-kaart (de Japanse versie van de Oysterkaart) om van het vliegveld naar ons hotel te gaan. De Japan Railpass zullen we pas over een week echt nodig hebben. We waren doodop, maar de eerste aanblik van sakura (kersenbloesems) gaf ons even een energiestoot. Anderhalf uur treinen later zouden we in ons hotel zijn.