Opgestaan om kwart na zeven ‘s morgens om een parkeerboete te vermijden. Uiteraard bleek toen we bij de auto aankwamen dat we al een boete hadden… Klets, dertig euro (die we niet gaan betalen, ben benieuwd of ze ons in België zullen weten te vinden). Ondertussen hadden we begrepen waarom we de dag voordien niet konden parkeren in de parking van het hotel. De parking bevond zich op de binnenplaats van het hotel waarop onze kamer uitkeek en we hadden al snel door wat de ware reden was. Het was helemaal niet zo dat er geen plaats was op de parking. Blijkbaar had men net nieuwe witte lijnen geschilderd om de parkeerplaatsen af te bakenen en wilde men niet dat een klant daar met zijn of haar wagen over reed. Liever je klant dwingen om op straat te parkeren en zo een parkeerboete te riskeren. Qua klantvriendelijkheid kan dat tellen.
Een beetje boos begaven wij ons na het ontbijt (die boete was nu toch al een feit) naar de receptie, waar we er nogmaals op aandrongen om een parkeerplaats te krijgen. Het meisje aan de receptie twijfelde, maar het feit dat we al een boete hadden, trok haar over de streep. Ze zou de portier vragen om ons een plaats toe te wijzen. Wij manoeuvreerden onze wagen in de smalle straat tot voor de poort en de portier liet ons, zij het niet met volle goesting, binnen. Hij ging met z’n vinger voelen of de verf al droog was (no kidding!) en verzette zijn paaltjes met het roodwitte lint die de weg naar de versgeschilderde parkeerplaatsen versperden, zodanig dat er één parkeerplaats vrij kwam. Mijn vriend reed met de nodige omzichtigheid de vrijgekomen plaats binnen om toch maar zeker niet over die mooie witte lijntjes te rijden. Kwestie van de portier te vriend te houden. 😉
Toen we onze auto eindelijk van een goed plaatsje hadden voorzien, trokken we de stad in. Tallinn is net zoals Riga en Gdansk een voormalige hanzestad. Het Ests is verwant met het Fins, wat maakt dat je er geen jota van begrijpt. Als de Esten hun mond open doen komt er één brij van medeklinkers en klinkers uit waar geen touw aan vast te knopen valt. Gelukkig kunnen de meeste Esten een aardig tot zeer goed woordje Engels spreken. En oja, free wireless is gewoon een vanzelfsprekendheid in dit kleine landje met maar 1,4 miljoen inwoners, waarvan 28% Russen zijn.
Tallinn is uniek in die zin dat van de oorspronkelijke stadsomwalling die dateert uit de 16de eeuw, toen Tallinn nog Reval heette, nog een twee kilometer (van de oorspronkelijke vier kilometer) lange stadsmuur en 26 (van de 40) torens bewaard zijn gebleven. Geen wonder dat het stadscentrum tot Unesco-werelderfgoed is uitgeroepen. Ik vond het een uniek gevoel om in een stad rond te lopen waar de sporen van de roemrijke geschiedenis als hanzestad nog zo tastbaar waren.
We volgden het spoor van de oude vestiging en kwamen zo bij de Dikke Margareta. De kanonnentoren Paks Margareta heeft een doorsnede van 25 meter en was vooral bedoeld om indruk te maken op de zeelui die op hun schepen voorbij voeren en om hen te overtuigen van de macht van de stad Reval. De toren werd later door de Russische geheime politie gebruikt om politieke gevangenen op te sluiten. Momenteel is er het Estse Maritiem Museum in ondergebracht.
Per abuis kwamen we niet in de toren zelf terecht, maar in een bijgebouw waar een museum voor zeemijnen was in ondergebracht. We werden superenthousiast te woord gestaan door een zeeman op pensioen die naar alle uithoeken van de wereld was gevaren. Ik denk dat er niet veel mensen geïnteresseerd waren in de afdeling zeemijnen van het Maritiem Museum, want we kregen prompt een persoonlijke rondleiding in het Duits met Ests accent. Zeer charmant was dat hij tijdens zijn carrière als zeevaarder ook de Antwerpse haven had aangedaan. Het Falconplein herinnerde hij zich maar al te goed, want daar vielen zaakjes te doen. 😉
Toegegeven, normaal zouden we dit mini-museum gewoon genegeerd hebben, maar het was best wel interessant om iets meer te leren over de werking van deze dodelijke tuigen. Griezelig hoe vernuftig een mens kan zijn wanneer het gaat over dood en verderf zaaien. En dan “boem”, zoals de zeevaarder het uitdrukte. En zit dan maar eens als jonge gast in een U-boot opgesloten…
Het eigenlijke Maritiem Museum vond ik niet echt de moeite: weer schaalmodellen van boten, weer allerlei bijeengezochte voorwerpen die wat met scheepvaart te maken hadden, weer zeekaarten. Het voelde voor mij een beetje duf aan. Toch is het op zich de moeite waar om een kaartje voor dit museum te kopen om de Dikke Margareta van binnen te zien en om op het dak van het uitzicht over de stad te genieten.
Na dit bezoek trokken we verder langs de oude stadsomwalling. We zagen dat de deur van één van de torens van de omwalling open stond en konden het niet laten de trap naar boven te beklimmen. Sympathiek was dat deze beklimming ons niets kostte, in ruil daarvoor moesten we wel een blik werpen op het handwerk dat in de toren was uitgestald. We lieten een kleine gift achter voor de gepensioneerde man die zijn dagen in deze toren sleet en gingen verder. We wisten toen nog niet dat we op het vervolg van onze tocht ongeveer bij elke toren aangesproken zouden worden om toch vooral naar boven te klimmen. En als extraatje zouden we een munt met een gat in krijgen. We hadden onze toren al bezocht en bedankten dus vriendelijk voor het aanbod.
We eindigden onze kleine wandeling op het Tornide Väljak (Torenplein) waar we een prachtig uitzicht hadden op zeven vestigingstorens van de omwalling. Op dit mooie plein vond op hetzelfde moment het Tallinn bloemenfestival plaats. Er waren perkjes met alle mogelijk bloemen aangelegd. Vaak waren er kunstwerken en tuinmeubilair in de minituintjes verwerkt. De vlinders fladderden van bloem tot bloem terwijl de zon scheen en wij de inventiviteit van de aanleggers bewonderden.
Ondertussen was het tijd voor het middagmaal. We besloten iets te eten op de terrassen van het Raadhuisplein. We lieten ons verleiden door een aanbod van marineeritud pardirind meeŏlle kastmes (gemarineerde eendenborst met honingbiersaus). Het klonk lekker, helaas was het niet zo lekker. De eendenborst was te hard gebakken, de saus smaakte alsof ze uit een pakje kwam en de aardappeltjes die ik erbij had gevraagd waren gefrituurd en veel te vettig. Het gerecht was van veel te lage kwaliteit om daar 18,9 euro voor te betalen. Ik vermoed dat alle eetgelegenheden aan het Raadhuisplein te dure gerechten serveren. Je betaalt immers voor de plaats waar je eet. Een typische toeristenval dus.
Na het tegenvallende avondmaal bezochten we het raadhuis. Het raadhuis is één van de oudste gotische bouwwerken van de Baltische staten en werd voor het eerst vermeld in 1322. Een bezoek aan het interieur is een must. Vooral de raadzaal en de burgerzaal zijn indrukwekkend. In de raadzaal bewonderden we het prachtig houtsnijwerk aan het raadsgestoelte en de houten lambrizeringen. Op de zolder, die nog niet zo lang opengesteld was voor het publiek, leerden we meer over de geleidelijke restauratie van dit schitterende gebouw waarmee men al begonnen was ten tijde van de Sovjets.
Voor de stevige beklimming van de raadhuistoren moesten we apart betalen. De klim is af te raden als je slecht te been bent. De trappen zijn erg ongelijk en moeilijk te beklimmen. Zelf had ik ook wat last van mijn trekkende knie, maar ik liet me niet kennen en beet door. Het uitzicht was meer dan de moeite waard. We zagen het mooie plein aan onze voeten liggen en zagen de haven in de verte. Boven in de toren was het erg krapjes. Met meer dan tien man kon je er niet staan, wat het manoeuvreren wat lastig maakte. Boven op de raadhuistoren prijkt al meer dan 500 jaar de oude Thomas (Vana Toomas). De huidige Thomas is wel een kopie van het origineel dat in het raadhuis te bezichtigen valt.
Na de beklimming slenterden we naar de oudste apotheek ter wereld, de Raeapteek op het Raadsplein. Deze stadsapotheek werd voor de eerste keer vermeld in 1422 en werd 300 jaar door dezelfde uit Hongarije afkomstige familie geleid. In de apotheek zie je nog mooie oude apotheekkasten en hangen allerlei kruiden te drogen.
Tijd voor een verfrissing. Vlakbij de St.-Nikolaikerk is een mooi pleintje met meubilair voor zonnekloppers. We zagen er een paar op leeftijd dat duidelijk een enthousiast gebruiker van deze infrastructuur was en geen schrik had om huidkanker te krijgen. Chocoladebruin, u kent het type wel. In de bar vlakbij kochten we een biertje en een milkshake dat we gezellig opdronken aan een tafeltje in de zon.
We hadden aan het meisje in de bar gevraagd of ze wist waar we ergens in de buurt Vana Tallinn konden kopen. Ze raadde ons aan naar een warenhuis te gaan, waar ze dit drankje zeker verkochten. Een paar minuten later kwam ze naar onze tafel toegelopen en zei ze dat er in de straat vlakbij een mooi wijnkelder was, waar je ook Vana Tallinn kon kopen. Ze had al gebeld naar de wijnkelder en omdat een wijnkelder normaal gezien duurder is dan een grootwarenhuis zouden ze ons tien procent korting geven.
Mijn vriend en ik waren een beetje overdonderd door zoveel service en twijfelden of we op het aanbod zouden ingaan. Uiteindelijk besloten we dat toch maar te doen. Toen we in de Gloria Veinikelder aankwamen, bleek dat onze fles al klaarstond. Niet te geloven. We kregen inderdaad tien procent korting op de geafficheerde prijs en kochten dan ineens maar twee flessen. Zo vaak komen we nu ook weer niet in Tallinn. 😉
We zetten onze aankopen af in het hotel en liepen terug naar de St.-Nikolaikerk waar nu een museum voor sacrale kunst is gevestigd. Topstuk is het schilderij de Dodendans van Bernt Notke uit Lübeck. Dit schilderij toont allerlei figuren van aanzien (een prinses, een paus) die met de dood dansen. Dit schilderij wil de toeschouwer erop wijzen dat de dood eenieder kan treffen, hoe rijk je ook bent en dat je bijgevolg een godvrezend leven moet lijden, want je weet nooit wanneer je voor de schepper moet verschijnen. Ook het hoofdaltaar en het Maria-altaar, beide geschenken van de machtige gilden aan de kerk, waren zeer mooi.
Na dit bezoek liepen we verder naar de Pikk (lange straat) waar we de gevels van de gildenhuizen bewonderden. We zagen de huizen van de machtige Zwarthoofdengilde (zo genoemd naar hun schutsheilige St.-Mauritius uit Afrika), de Kanutgilde en de Grote Gilde. Enkel het pand van de Grote Gilde kon van binnen bezocht worden, maar dit werd momenteel gerenoveerd. Spijtig, want het gildehuis dat we in Riga bezochten hadden we erg de moeite gevonden.
Via de Pikk jalg (Lange Been) beklommen we de Domberg (Toompea). De Domberg is een strategisch belangrijke plaats waar vroeger de eerste Estse nederzetting stond. Er werden verschillende burchten gebouwd die echter allemaal verwoest werden. Tsarina Catharina de Grote liet een gedeelte van de burcht slopen om er een mooi barokpaleis neer te poten. Vroeger was de Domberg voorbehouden aan de adel en de clerus. De burgerij woonde in de benedenstad. Wie van de Domberg naar de Benedenstad wilde gaan, moest een stadspoort passeren. Beide stadsonderdelen werden streng van mekaar gescheiden.
Het eerste wat we zagen op de Domberg was de imposante Russische Alexander Nevskikathedraal, een schitterend voorbeeld van de pracht en praal van de orthodoxe kerk en een demonstratie van de Russische macht. De Domkerk (Toomkirik) op dezelfde heuvel is er niets tegen. Vervolgens brachten we een bezoek aan de Kiek in de Kök. Deze 45 meter hoge kanonstoren werd in 1475 op de Domberg gebouwd. De soldaten konden door de schietgaten in de keukens van de burgers ‘kieken’, vandaar de (Nederduitse) naam.
We waren een drie kwartier voor sluitingstijd bij de Kiek in de Kök, maar we hadden geluk, de inkom was vandaag gratis. In de toren is een klein museum ondergebracht over de militaire geschiedenis van Estland, maar wij waren uiteraard vooral geïnteresseerd in het uitzicht, al moet ik zeggen dat het museum zelf ook de moeite was. Klein, maar zeer verzorgd. En het was erg leuk dat je via een ronde glazen ruit in het midden van de vloer van elk verdiep helemaal van boven naar beneden kon kijken in de toren.
Omdat we werden buitengeborsteld door de bewaking van de Kiek in de Kök, wandelden we verder rond op de Domberg. We genoten van enkele adembenemende uitzichten op de benedenstad en de haven. Tallinn is echt een plaatje uit een sprookjesboek. Zelfs de vervallen huizen zien er mooi uit. De kleine straatjes, de mooie kleurige huizen, de middeleeuwse omwallingen, de vele bars en restaurantjes, de spitse kerktorens, de zee vlakbij, Tallinn is helemaal mijn ding.
We hoefden niet lang na te denken waar we onze laatste avond in Tallinn zouden eten. We keerden terug naar het restaurant Fish&Wine waar we het de eerste avond zo gezellig hadden. We werden er onthaald als trouwe klanten. De ober wist nog waar we gezeten hadden en wat we gegeten en gedronken hadden.
Ditmaal nam ik een vissoepje, maar ik kon niet anders dan opnieuw de пельмени nemen. Zo vaak krijg ik niet de gelegenheid om dit Russische gerecht te eten en het was echt superlekker. Mijn vriend had als voorgerecht scampi en als hoofdgerecht Sint-Jacobsvruchten. We dronken een flesje Oostenrijkse witte wijn bij dit alles. Allemaal even lekker. Als dessert vond ik nog een plaatsje voor een vloeibare chocoladecakeje met vanille-ijs. En ja, we dronken Vana Tallinn en wodka terwijl we genoten van onze laatste avond in een land waar de alcohol goedkoop was.
Na Poznań, heeft ook Tallinn mijn hart gestolen.