Vrijdagochtend werd mijn collega begraven in Sint-Niklaas. Op de heetste dag van het jaar zat ik samen met een indrukwekkend aantal collega’s te puffen in de Christus Koningskerk. Mijn lieve collega uit Berchem was zo vriendelijk mij een rit aan te bieden in haar voiture met air conditioning. Ik slaagde er wel om de één of andere reden in een beetje verkeerd te rijden met mijn velo in Berchem, maar uiteindelijk vond ik toch het juiste huis. Oef, te laat komen op een begrafenis, dat wil ik liefst vermijden.
De dienst zelf was behoorlijk klassiek. Zelfs de communie werd niet overgeslagen. De echtgenote van mijn collega bracht met vaste stem de biografie van mijn collega, waarin zij hem volledig beschreef zoals ik hem al enkele jaren ken: als een rots waarop je kon bouwen. Zijn enige dochter (zestien jaar oud) las een gedicht voor dat me de tranen over de wangen deed lopen. Prachtig en triestig tegelijkertijd. Twee van zijn nauwste collega’s sloten de viering af met een tekst waarin ze hun waardering voor zijn plichtbewustheid, streven naar efficiëntiewinsten en betrouwbaarheid benadrukten. Die papieren zakdoekjes kwamen alleszins goed van pas.
Na de viering hadden we collectief behoefte aan een moment van samenzijn, om de emoties wat te laten bezinken. We reden naar de Grote Markt van Sint-Niklaas en streken met een groep van twintig personen neer op het terras van De Gouden Arend. We waren ongeveer de enige klanten, dus de ober liet ons het ganse terras verbouwen. Bijzonder sympathiek, maar het eten kan ik niet anders dan als bijzonder middelmatig omschrijven. Nooit verwacht dat een simpel slaatje met garnalen, scampi en gerookte zalm zo zou kunnen tegenvallen.
Uiteindelijke duurde de middagpauze langer dan verwacht, maar op zo’n momenten doet tijd er weinig toe en is het belangrijk om samen het glas te heffen op een collega die ons veel te vroeg ontvallen is. En dan besef ik eens te meer hoe relatief die volle agenda’s en mailboxen wel niet zijn. Het leven is te kort om je op te jagen over futiliteiten.