Mijn werkpc is aan het sterven

Snik. Bijna vier jaar heeft hij mij trouw gediend, maar vlak voor de eindmeet begint hij tegen te sputteren. Ik krijg geheugenerrors en da’s geen goed teken. Ofwel is er een geheugenlatje kapot ofwel begint het moederbord er de brui aan te geven. Het ziet er alleszins naar uit dat onze wegen vroeger zullen scheiden dan voorzien. Lang treuren zal ik daarom niet, want dat wil zeggen dat hier op mijn bureau sneller een splinternieuwe pc zal staan te blinken!

Afgang

Yab to the rescue, of toch iets wat daarvoor moet doorgaan. Mijn baas belt vlak voor de middag dat hij beneden in vergadering zit met een externe persoon die via UMTS wilde surfen om internetgewijs het één en andere te laten zien. Klein probleempje: UMTS wilde niet meewerken en een externe laptop op ons interne netwerk aansluiten is niet mogelijk. Dus of ik effe met een reservelaptop wilde komen opdraven.

Geen probleem, ik grits ergens een reservelaptop en een netwerkkabel mee en spoed mij naar beneden. Ik storm een beetje de vergaderzaal binnen om te merken dat niet alleen mijn baas daar zit maar ook de Grote Baas. Kuch, geen probleem, doen alsof er niks aan de hand is. Ik ga op zoek naar een bruikbare netwerkingang en speur daarbij zeer aandachtig de grond af (al onze vergaderzalen hebben aansluitingen die onder zo’n luikje in de grond verborgen zijn). De externe persoon is ondertussen helemaal afgeleid door mijn zoekgedrag. Waarop de Grote Baas mij er vriendelijk op wijst dat de netwerkaansluitingen zich – heel erg praktisch – gewoon in de muur bevinden. D’oh!

Een beetje opgelucht steek ik de netwerkkabel in en wil vervolgens hetzelfde doen met de laptop. Vind ik toch nergens een netwerkingang aan dat toestel, zeker. Ik de laptop al langs drie kanten volledig onderzocht, wanneer blijkt dat de netwerkingang verstopt is achter een zeer mooi gecamoufleerd luikje. Weer d’oh. Met een inwendige zucht, start ik het toestel op en merk vervolgens dat dit een exemplaar met kuren is. Eentje die niet op batterij wil werken en altijd in het stopcontact moet steken. Ik zucht inwendig nog een beetje luider, haast mij naar boven om de voeding en de bijhorende kabels te zoeken, spurt naar beneden, zet de laptop opnieuw aan en kan nog een vijftal minuutjes wachten tot het ding volledig opgestart is. Ondertussen probeer ik er uitwendig helemaal relax en zelfverzekerd uit te zien.

Terug boven gekomen denk ik er plots aan dat ik op die reservelaptop aangelogd ben met mijn account en de laptops hier zijn zo ingesteld dat ze na tien minuten inactiviteit automatisch gelockt worden. Aiaiai, ik voorvoel problemen. Dus besluit ik maar snel een broodje te gaan halen en dat op mijn bureau op te eten, kwestie van zeker beschikbaar te zijn als die pc gelockt is en niemand buiten ik die kan unlocken.

En ja hoor, een dik kwartier later belt mijn baas of ik de laptop even kan komen unlocken. Enfin, ik zal alleszins een onuitwisbare indruk gemaakt hebben op de externe persoon als de plaatselijke kluns van dienst. Er is dus wel degelijk een reden dat ik, wanneer ik zelf een presentatie moet geven, áltijd minstens een kwartier op voorhand daar ben. Ik heb een hekel aan dat geprul met kabels en het onder-de-tafel-kruipen dat meestal met het gesleur met pc’s gepaard gaat. En dat verergert alleen maar als er een paar mensen op je vingers (of erger, op je gat, als je onder tafel gekropen bent) zitten te kijken en je foute paswoorden begint te typen of de netwerkingang niet vindt. Stressy.

Digitale kloof is vrouwelijk

And that sucks.

Jongens voelen zich ook meer op hun gemak tegenover ICT, ze hebben meer dan meisjes het gevoel controle over de zaak te hebben. In de eenvoudige computertoepassingen maakt dat geen verschil. Wel voor complexere handelingen als de beveiliging van hard- en software en de ontwikkeling van websites. Dat kennen de mannelijke studenten beter dan de vrouwelijke.

Komaan meisjes, pc’s bijten écht niet.