Tokyo Banana

Gisterenavond had ik afgesproken met mijn lunchvriendin en oud-studiegenootje om samen de trein naar huis te nemen. Mijn vriendin is sinds dit weekend terug in het land, na een ongetwijfeld fantastische rondreis doorheen Japan met haar gezin. Normaal spreken we regelmatig af voor een lunchdate, maar op korte termijn lukte dat niet. Een gezamenlijke treinrit was dus de beste optie.

Tijdens de rit van Brussel naar Leuven vertelde ze over de ervaringen die haar het meeste zijn bijgebleven (vooral de contacten met de locals en het heerlijke Japanse eten) en overhandigde ze mij mijn persoonlijke bestelling én de hoofdreden waarom we op korte termijn moesten afspreken: nama yatsuhashi uit Kyoto, een mochi-variant die hier in België nergens te krijgen valt. Nama yatsuhashi is mijn favoriete Japanse zoetigheid, maar het heeft als nadeel dat het niet zo lang goed blijft. Het pakketje dat mijn vriendin had meegenomen werd best geconsumeerd vóór 24 augustus 2019. Gelukkig vond ze het niet erg om voor een keertje over Leuven te sporen (ze stapt af in Testelt).

IMG_4634

IMG_4636

IMG_4638

IMG_4643

En als extraatje had ze nog een verrassing bij: een Tokyo banana! Niet mijn favoriete Japanse zoetigheid, maar wel goed voor een fijne herinnering. Zalig dat ze dat onthouden had!

IMG_4631

Zaterdag 23 april: Kyoto

Een absoluut dieptepunt op weerkundig gebied. Gietende regen vanaf de vroege ochtend. Ontbijten deden we ergens op een bankje in het winkelcentrum onder Kyoto Station. Ik at een soort warm, rond, zacht, wit brood gevuld met varkensgehakt. Geen flauw idee hoe het heet, maar het was wel lekker.

Om het gebruik van onze paraplu’s te beperken deden we alle grote verplaatsingen met de bussen, die gelukkig erg frequent rijden. We hebben tijdens ons verblijf in Kyoto geen enkele keer moeten wachten op een bus. Telkens zagen we de bus in de verte aan een halte stil houden en persten we er een klein sprintje uit om nog mee te kunnen. De buschauffeur was altijd zo vriendelijk om op ons te wachten.

Onze eerste stop van de dag was de Ginkaku-ji oftewel het Zilveren Paviljoen. Een beetje de tegenhanger van het Gouden Paviljoen dat we eerder bezochten, toen de zon nog scheen, maar dan zonder zilver. Het paviljoen zelf stelde niet zoveel voor, maar de tuin was een pareltje. Heel bijzonder waren de Ginshaden zandfiguren. In witte grove zandkorrels was er een afgeknotte kegel gemaakt die ongeveer even groot was als een mens. De kegel zou een voorstelling van de maan zijn.

Schuilend onder onze paraplu beklommen we de flanken van de natte heuvel om van daaruit een uitzicht op uitgeregend Kyoto te krijgen. Er was de mogelijkheid om een rondleiding te krijgen in het hoofdgebouw. Mijn broer en zijn vriendin wilden echter liever de tuin bekijken. Spijtig, want de rondleiding was een belevenis op zich.

Mijn vriend en ik waren de enige geïnteresseerden en we kregen met z’n tweeën een rondleiding van een gids die geen woord Engels kon. Met behulp van een geplastificeerde kaart met daarop uitleg in het Engels leidde ze ons door de verschillende vertrekken, telkens de plaats op de kaart aanwijzend waar de uitleg stond. Wanneer we een paar vragen stelden in ons beperkte Japans kregen we een ganse uitleg waarvan we geen woord snapten en als wij iets zeiden in het Nederlands of Engels knikte de gids heftig alsof ze er alles van begreep. We bewonderden de oude muurschilderingen en het vertrek waar Ashikaga Yoshimasa zijn bureau had. Het meest indruk maakte het vertrek dat enkele jaren geleden beschilderd werd door Okuda Genso en dat schitterende natuurtaferelen voorstelde.

Toen we na de rondleiding onze schoenen aan het aantrekken waren (alles dient hier op kousenvoeten bezocht te worden), werden we plots omsingeld door Japanse schoolkinderen die onder begeleiding van een leerkracht enkele opdrachten voor de Engelse les moesten maken. Ze vroegen ons in hun beste Engels (fonetisch afgelezen uit hun boekje) wat onze naam was en waar we vandaan kwamen. Ze begrepen geen woord van wat we antwoordden en ik heb hun boekje dan maar zelf ingevuld. En uiteraard moesten we daarna samen op de foto. Zelfs op het toilet kon ik er niet aan ontsnappen en werd ik aangesproken door giechelende Japanse schoolmeisjes met de vraag of ik mee op de foto wilde. Ik voelde me bijna een celebrity. 😉

En toen was het alweer tijd voor het middageten. En wat aten we in één van de restaurantjes die naar het Zilveren Paviljoen leidden? Jawel, alweer noedels! Zij het een lichtelijk andere versie dan gewoonlijk. Ik had groene theenoedels met gerookte haring. Erg lekker en helemaal niet duur.

Op de terugweg langs alle souvenirshops passeerden we nog een kraampje waar Leonardo Di Caprio ooit een waterijsje kocht. Ondanks dit schitterende verkoopsargument was er door het regenweer niet veel volk geïnteresseerd in een ijsje en denk ik niet dat het kraampje veel verkocht zal hebben. Wat verderop zagen we hoe de typische Kyoto mochi gemaakt werden: opgevouwen driehoekjes die verschillende smaakjes kunnen hebben (sakura, chocolade, kaneel, groene thee) met een vulling van (jaja) rode bonen. We kochten een paar pakjes van deze lokale specialiteit. De andere lokale specialiteit: gigantische augurken op een stokje lieten we toch maar links liggen.

Opnieuw de bus op naar de beroemde Kiyomizu-dera tempel die meer dan 1000 jaar oud is. We waren nog geen vijf minuten aan het rondkijken op het terrein van de tempel toen we aangesproken werden door een groepje universiteitsstudenten die Engels studeerden. Of ze ons alstublieft een rondleiding mochten geven. Het goot nog steeds en we keken elkaar even twijfelend aan, maar ach, waarom niet?

Dit tweede groepje studenten had ongeveer dezelfde dynamiek als het groepje dat ons rondleidde in Tokyo. Eén student voerde het hoge woord en dreunde een vooraf gememoriseerd lesje af, een andere student interesseerde zich duidelijk niet in de historische uitleg en informeerde naar onze relationship status en een derde verstond geen woord Engels. Dit alles in de gietende regen.

We kregen voor de zoveelste keer het reinigingsritueel uitgelegd, moesten een zware staaf optillen met één hand. 32 kilo woog de staaf voor de vrouwen, een fluitje van een cent voor mij, die Japanse vrouwen hebben duidelijk geen spierballen. De staaf voor mannen die meer dan 100 kilo woog, was andere koek. 😉

We lieten ons overhalen om de tempel te betreden. Op voorhand kregen we een erg onduidelijke uitleg over iets wat onze gids van het moment als O-O-M spelde. Het kostte heel wat moeite voordat we door hadden dat hij het over een “womb” had. 😉 Mijn vriend en ik lieten onze schoenen alweer achter. Hoe vochtiger die dingen werden, hoe lastiger het aan- en uitdoen werd. We daalden een trap af om in een pikkedonker hol terecht te komen. Opeens snapte ik de vergelijking met een baarmoeder helemaal. Er was een touw met grote kralen gespannen dat we dienden te volgen. In het duister drong zelfs geen straaltje licht door. Ik zag enkel zwart rondom mij. Tot op een gegeven moment de hand van onze gids opdook die op een zwak verlichte ronde steen rustte. We moesten aan de steen draaien en een wens doen. Ik heb als een gek gedraaid en gewenst dat de zon zou gaan schijnen, maar de goden waren mij niet gunstig gezind, want toen we uit de baarmoeder traden, regende het nog altijd even hard.

Ondanks de regen was het uitzicht vanaf het Kiyomizupodium toch de moeite. Blijkbaar bestond er vroeger de gewoonte om van dit podium af te springen. Waarom begreep ik niet heel goed. Feit is dat er een Japanse uitdrukking is die luidt “van het Kiyomizupodium springen”, wat zoveel betekent als “in het diepe springen”.

We konden ook nog van heilig water drinken dat ons ofwel een lang leven, ofwel intelligentie ofwel een goede levensgezel zou bezorgen, afhankelijk van welke waterstraal we dronken. Het was uitdrukkelijk verboden van alle drie te drinken, want dan zou je te gulzig zijn. Aangezien ik al twee van de drie bezat en niet echt geïnteresseerd was in een lang leven, lieten we het daarbij.

Een beetje doorweekt namen we afscheid van onze gidsen en besloten er door de regen vroeger dan voorzien de brui aan te geven. We namen de bus terug naar het station en deden daar door één of andere verkeersopstopping bijna een uur over. De eerste keer dat ik zoiets als files gezien heb in Japan.

In het voor ons ondertussen vertrouwde winkelcentrum van Kyoto Station aten we een stukje taart en dronken we een warme chocomelk om onze verkleumde botten op te warmen. We lieten het uitgeregende Kyoto achter en vertrokken naar Himeji.

Op de Shinkansen aten we sushi en mochi. Het hotel in Himeji vonden we dankzij de hulp van een goede Christen die net terug was van de mis op Stille Zaterdag. In het hotel in Himeji aangekomen, was onze pijp uit en kropen we op tijd in bed.

Woensdag 20 april: Kyoto

Helaas waren de weervoorspellingen niet aan onze kant. Negen graden is niet bepaald wat ik een aangenaam lenteweertje noem. Voor de eerste keer deze vakantie was ik genoodzaakt, zeer tegen mijn zin, een broek aan te trekken.

Ontbijten deden we in het Portal café onder Kyoto station. Het café beloofde ons een ontbijtbuffet voor een redelijke prijs. Slechte beslissing, want dit moet zo ongeveer het magerste, minst verzorgde buffet ooit geweest zijn. Jammer dat we van buitenaf niet konden zien wat het aanbod was en we enkel op de lovende reclame konden afgaan. Het enige wat mij min of meer kon bekoren was de misosoep. Zelfs het roerei zag er verlept uit. Een absolute misser die ons gelukkig niet al te veel geld kostte, maar toch nog te veel voor wat we kregen.

We namen de trein naar Kasteel Nijo, symbool van de macht en de rijkdom van het in Edo gevestigde shogunaat. Kasteel Nijo werd gebouwd door shogun Tokygawa Ieyasu (1543-1616) en werd in opdracht van diens kleinzoon Iemitsu verfraaid met prachtige schilderingen op de schuifdeuren.

Op weg naar het kasteel, passeerden we de Shisenen tuin, een fraai stukje groen met een tempel en een vijver in hartje Kyoto waar een reiger gewillig poseerde voor onze lens. Een oranje geverfd bruggetje en een boot met een drakenkop op de voorsteven maakten het fotogenieke plaatje compleet. Op de koop toe vielen er zelfs nog kersenbloesems te bewonderen.

Ook in Kasteel Nijo was het bijzonder rustig. De enige andere bezoekers waren bendes schoolkinderen in uniform en een enkele verdwaalde toerist. We deden onze schoenen uit om het interieur van het kasteel te kunnen bekijken. Het rondlopen in het kasteel is een belevenis op zich: bij elke stap die je zet, brengen de houten vloeren vogelachtige piepgeluiden voor. De nachtegaalvloeren werden speciaal zo ontworpen om mogelijke indringers niet de kans te geven ongemerkt het kasteel binnen te dringen.

De schuifdeuren in de vertrekken waren beschilderd met tijgers, luipaarden, kersenbloesems, zwaluwen, pauwen en pijnbomen. De schilderingen worden toegeschreven aan de Kanoschilders die in de 15de eeuw aanzien verworven. De schilderingen in Kasteel Nijo zijn de grootste die de Kanoschilders ooit maakten. Alle vertrekken die we tegenkwamen waren op de schilderingen na leeg. Wat een contrast met de pracht en praal van Europese kastelen en paleizen. Enkel in de Ohiroma Ichi-no-ma (audiëntiekamer) konden we een opstelling met poppen bekijken die daimyo (Japanse krijgsheren) voorstelden terwijl zij buigend knielden voor de shogun.

Wat vooral opviel, was hoe koud en tochtig dit kasteel was met lange gangen en flinterdunne muren. Het zal niet gemakkelijk geweest zijn om het hier in de winter behaaglijk te maken. Nu begrijp ik beter waarom de kimono’s van adellijke heren en dames uit zoveel verschillende lagen bestaan. Mijn voeten die enkel door een dunne kous van de koude vloer gescheiden werden, waren na de rondgang behoorlijk afgekoeld en ik was blij dat ik mijn laarzen weer kon aantrekken.

Na dit bezoek slenterden we verder door de prachtige tuin van het kasteel. We bewonderden de minutieus gesnoeide bomen en de vijver waarin de kunstig geplaatste rotsen werden weerspiegeld. Een kleine beklimming van één van de omwallingen bood ons een mooi uitzicht over de tuin. Het moet nogal wat werk kosten om zo’n gigantische terrein te onderhouden. We zagen tijdens onze wandeling dan ook verschillende tuinlieden aan het werk. De weeping cherry blossoms (kerselaars met takken die afhangen als een wilg) stonden in volle bloei en we genoten van de schoonheid der natuur.

Ondertussen was het alweer middag. We vonden een piepklein Thais/Balinees/Indonesisch restaurantje waar we een simpele menu bestaande uit soep, nasi en een nagerechtje aten voor geen geld. Het beviel me dat deze variant van de Oosterse keuken gebruik maakte van iets pitterigere kruiden dan we in de Japanse keuken gewoon zijn. De pure ingrediënten die in de Japans keuken gebruikt worden, zijn soms wat flets van smaak.

We zetten onze weg verder naar het Keizerlijk Park, ofte Gyoen Park dat 1300 op 700 meter meet en vrij bezocht kan worden door iedereen. Er groeien in totaal ongeveer 50.000 bomen in het park. Brede lanen met kiezels zorgen voor een gevoel van ruimte dat je niet verwacht in een drukke stad als Kyoto. Het park dateert vanuit de vroege Edo periode toen de residenties van de hoge adel allemaal gegroepeerd werden rond het paleis en het geheel ommuurd werd. Toen de hoofdstad van Japan van Kyoto naar Tokyo verplaatst werd, werden de huizen van de adel met de grond gelijk gemaakt en kwam er ruimte vrij voor dit park.

We hadden enorm veel geluk, want toen we bij het paviljoen kwamen waar kaarten voor het koninklijk paleis verkocht werden, bleek dat we net op tijd waren om aan te sluiten bij de laatste Engelse rondleiding van de dag, om twee uur (!) in de namiddag. Het Engels van de gids was niet zo goed en door haar vreemde uitspraak verstond ik het soms gewoon niet, maar hier en daar konden we toch iets interessant meepikken. We kregen door haar uitleg alleszins een beter inzicht in de leefgewoonte van lang geleden en het waarom van sommige bouwtechnische beslissingen.

In de keizerlijke gebouwen troffen we ook schilderingen aan op de schuifdeuren, maar ze waren minder rijk en overdadig dan die in Kasteel Nijo, de residentie van de shogun. Dit kwam doordat de shogun de wereldlijke macht bezat, terwijl de keizer de goddelijke macht bezat en als een soort godheid binnen het shintoïsme vereerd werd.

We zagen de grote Shishinden hal, waar de troon van de keizer zich bevindt en enkele vroegere keizers gekroond werden. De binnenplaats van het gebouw lag vol met witte kiezels die niet alleen aangenaam voor het oog waren, maar er ook voor zorgden dat het licht van buiten in het gebouw weerkaatst werd. Dit gedeelte was nog maar pas opgeknapt en in briljant oranje geschilderd.

Het dak van de keizerlijke gebouwen bestond uit vele lagen schors van cypressen die samengeperst zo’n dertig centimeter dik waren. De lagen schors worden op elkaar bevestigd met bamboestokjes, zodat er in het ganse dak geen ijzer gebruikt dient te worden en er zich ook geen roest kan vormen. Nadeel is wel dat dit dak na dertig jaar aan vervanging toe is. Het herstellen van dit bijzondere dak is heel duur en vergt een speciaal vakmanschap dat zeldzaam geworden is. De vervanging van het keizerlijke dak duurt 25 jaar. Dat wil zeggen dat het werk bijna nooit gedaan is.

We kregen ook een prachtige landschapstuin te zien. Een Japanse landschapstuin wordt zo aangeplant dat de tuin in het klein de variëteit van het Japanse land weergeeft. Grote bomen stellen bergen voor, een vijver de zee, enzovoort. Terwijl we de tuin vanuit alle mogelijke hoeken aan het fotograferen waren, kwam de staart van onze groep een groep VIP’s tegen die een aparte rondleiding kregen. Groot was onze verbazing toen we tussen de VIP’s onze oud-premier Jean-Luc Dehaene ontdekten. Heel surreëel om hem in Japan tegen het lijf te lopen. Doch mijn medereizigers bevestigden dat mijn verbeelding geen loopje met me nam.

We wierpen nog een blik op de Otsunegoten, de effectieve residentie van de keizer, die er beslist koud en tochtig uit zag. De gids bevestigde dat de vele lagen kimono’s de drager ervan moesten beschermen tegen de koude. Soms werd er ook een klein hout- of kolenkacheltje onder al die lagen kleren verstopt zodat de drager het toch een beetje warm had.

De rondleiding liep ten einde, we bedankten de gids en maakten van de gelegenheid gebruik om te vragen hoe de typische Japanse pruimenlikeur die we al een paar keer dronken, heette. Ik weet niet of dit tot de standaardvragen behoort, maar zonder verpinken antwoordde de gids dat deze likeur umeshu heette. Handig om weten voor als we deze lekkernij in de toekomst opnieuw wilden bestellen.

Vervolgens namen we voor een appel en een ei (220 yen per rit, eender hoever de bus ging) de bus naar Kinkaku-ji, het Gouden Paviljoen. Het huidige Gouden Paviljoen is een reconstructie. Het originele paviljoen dat dateert uit de veertiende eeuw ging in 1950 in de vlammen op. Het elegante bouwwerk is volledig met bladgoud bedekt en bekroond met een bronzen feniks. De bijhorende tuin is aangelegd in Muromachistijl. Het paviljoen en de tuin zijn een lust voor het oog., Op het moment dat wij er waren, deed de zon haar best om de kleuren goed tot hun recht te doen komen.

We probeerden een 100 yen-stuk in een potje bij één of andere godheid te laten belanden, maar faalden jammerlijk. Spijtig, want ik had nog wel wat wensen die vervuld konden worden (zo zou het bijvoorbeeld aangenaam zijn als de temperatuur met een tiental graden zou stijgen).

Na deze wandeling namen we opnieuw de bus. We doorkruisten tijdens een rit van veertig minuten ongeveer de ganse stad. Ondertussen zagen we de hemel langzaam betrekken. De rit bracht ons bij het Gion-district, de bekendste geishawijk van Kyoto. We startten onze verkenning bij het Yasakaheiligdom waar in juli het festival Gion Matsuri gevierd word, het belangrijkste religieuze feest Kyoto.

We wandelden verder naar Oost-Gion, een buurt die gespaard gebleven is van de branden die Kyoto teisterden, omdat de buurt zich aan de andere kant van de rivier de Kamo bevond. Daardoor is dit een van de meest authentieke gebieden van Kyoto met prachtige oude houten huizen en zonder een spoortje van lelijke neonverlichting. Heel aangenaam om door de heuvelachtige straatjes te slenteren. Een stukje Brugge in Kyoto. In het algemeen vind ik dat Kyoto meer weg heeft van een banale grootstad met lelijke hoogbouw dan ik oorspronkelijk verwacht had. Ik verwachtte een erg pittoreske stad. Die verwachting werd door Oost-Gion volledig ingelost, maar dit geldt niet voor de andere buurten.

We wandelden tot aan de vijf verdiepingen hoge Yasakapagode en keerden vervolgens met een hongerige maag op onze stappen terug. Het is niet altijd even makkelijk om met vier personen overeen te komen voor het avondmaal en zo kwamen we in een dessertcafé op een vierde verdieping terecht. Een chique gelegenheid waar de kaart enkel en alleen in het Japans beschikbaar was. En zo kwam onze kennis van het katakana weer maar eens van pas. Al duurde het wel even voordat we doorhadden dat er doodeenvoudig crêpe Suzette op de menu stond.

We bestelden twee bordjes pannenkoeken elk: eentje met Japanse whiskey en een tweede met crêpe Suzette. De pannenkoeken waren om duimen en vingers af te likken, zo lekker. Die Japanners verstaan de kunst van het pannenkoeken bakken.

Na dit zoete avondmaal keerden we naar het hotel terug, met nog een tussenstop bij wat winkels onderweg. Blijkbaar hadden de pannenkoeken toch nog een gaatje gelaten voor een tweede dessert.

Dinsdag 19 april: Kyoto

Mijn vriend was extra vroeg opgestaan om in de onsen te genieten van de zonsopgang. Hij kwam helemaal warm en hitsig terug van zijn onsenavontuur. Jaja, zo tussen blote Japanners zitten, het doet wat met een mens. 😉

Na in Hakone exact hetzelfde ontbijt als de dag voordien verorberd te hebben, vertrokken we gepakt en gezakt richting station. Volgende halte: Kyoto! De meeste Japanreizigers zijn erg enthousiast over deze voormalige hoofdstad van Japan, dus ik was benieuwd. Zoals we dit ondertussen gewoon zijn, bracht het Japanse openbaar vervoer ons stipt tot op de minuut op onze bestemming.

In het station van Kyoto trokken we eerst richting tourist office om alvast de nodige folders en plannetjes op te laden. Het was even zoeken voor we het juiste hotel gevonden hadden. Blijkbaar zijn er twee APA-hotels vlakbij het station en uiteraard stonden we eerst in het verkeerde. Gelukkig bleken de reservatiesystemen aan mekaar gekoppeld en legde de vriendelijke dame aan de receptie ons uit hoe het juiste hotel te bereiken. Het hotel bleek een blok verder te liggen.

De kamers in ons hotel waren de kleinste die ik ooit gezien heb: een bed van 120 centimeter breed nam het merendeel van de ruimte in, daarna was er enkel nog plaats voor een gangetje waar net twee koffers in konden platliggen en een minibadkamer. Als mijn broer zich in bed uitstrekte, kwam hij met zijn voeten aan het raam. Maar verder geen klagen, de kamer was van al het nodige comfort voorzien.

Ondertussen was het al bijna 14.00u, hoog tijd om ergens een mddagmaal bijeen te scharrelen. We keerden terug naar het Porta shoppingcentrum onder het station en vonden daar een lange gang met veel goedkope restaurantjes. We vonden een restaurant dat een Japanse specialiteit serveerde: okonomiyaki en negiyaki zijn allebei een soort omelet met diverse ingrediënten (vis, vlees, groenten) die in een pan geserveerd worden. Negiyaki is een dubbelgevouwen omelet, terwijl okonomiyaki met een soort dikke zoete saus en katsuobushi opgediend wordt. Best wel lekker, maar we hadden na deze maaltijd allemaal het gevoel dat ons eierenquota voor deze reis ongeveer bereikt was. Japanners blijken dol op eieren te zijn en in veel gerechten zit wel op één of andere manier ei verwerkt.

De eerste bezienswaardigheid die we aandeden in het koude en bewolkte Kyoto waren de Nishi- en Higashi Honganji tempels. Eén van beide tempels onderging momenteel een grondige restauratie, waardoor de buitenkant aan het zicht onttrokken werd. We hadden het gevoel dat er momenteel een restauratiegolf door Japan trekt, want we zagen op onze trip al veel gesluierde tempels en heiligdommen.

Blijkbaar was er in de tempels één of ander groot event aan de gang, want eens we binnen waren, kwamen we tussen grote groepen Japanners terecht in een grote hal met rijen en rijen genummerde klapstoeltjes en grote tv-schermen. We besloten ons te laten meevoeren door de stroom, maar werden al snel tot staan gebracht en resoluut de andere kant uit gestuurd.

Via een trap kregen we toegang tot de stellingen die rond de tempel gebouwd waren en konden we een blik werpen op het dak dat momenteel volop gerestaureerd werd. Heel interessant om de structuur van zo’n dak van dichtbij te kunnen bestuderen. Tijdens dit bezoek ervoeren we de eerste keer iets van drukte, vooral dan van de aanwezige Japanners. Het aantal buitenlandse toeristen was nog altijd op twee handen te tellen.

Het parcours langs en doorheen de tempel bracht ons bij een afzonderlijke tentoonstelling over een Japanse vrouw waarvan op driejarige leeftijd de benen geamputeerd werden. Ze vergeleek zichzelf met een Japanse darumapop, een pop zonder armen en benen die als geluksbrenger dienst doet. Een pakkend verhaal over moed een doorzettingsvermogen, want ze slaagde erin een zinvol leven te leiden en werd later tijdens haar leven zelfs een veelgevraagd spreker. Al werd wat mij betreft iets te zeer de nadruk gelegd op het religieuze aspect, maar dat was natuurlijk te verwachten, gezien de omgeving.

Net toen we het tempeldomein verlieten, losten de donkere wolken die de hele namiddag al dreigend boven onze hoofden hingen, hun waterige inhoud. Uiteraard lag de hele collectie paraplu’s die we tot nu toe op onze reis bijeengespaard hadden op onze kamer. Gelukkig was er een tempelmedewerker die medelijden met ons buitenlandse toeristen had en ons achterna liep met vier paraplu’s van de tempel. “A present”, zei hij. Een nuttiger geschenk had hij ons op dat moment niet kunnen geven.

We hadden langer in de tempel doorgebracht dan verwacht en het was al bijna tijd voor het avondeten. Omdat we nogal laat middag gegeten hadden, was er van een hongergevoel nog niet echt sprake. Een geschikte gelegenheid vinden om gewoon iets te drinken, blijft moeilijk in Japan. Een klassiek café of bar waar je enkel iets kan drinken, zijn we nog niet tegen gekomen.

We trokken dan maar terug naar het ons ondertussen vertrouwde station van Kyoto waarvan we de moderne architectuur bewonderden. Het gebouw is een ontwerp van Hiroshi Hara en werd voltooid in 1996. Het gebouw is zeer mooi, maar spijtig dat de open architectuur de koude en de regen het gebouw laat binnenkomen. In de zomer is dit ongetwijfeld een gezellige plek. Nu deed het meer denken aan een tochtgat.

In het stationsgebouw bevindt zicht het winkelcentrum The Cube. We liepen door gigantische elektronicawinkels van meerdere verdiepingen, zagen eindeloos veel klerenwinkels met lelijke Japanse kledij en bleven het langste hangen op het verdiep met de levensmiddelen. We voelden ons een beetje als Alice in Wonderland. Al die onbekende en vreemdsoortige etenswaren, een mens zou van alles moeten kunnen proeven.

Een serie roltrappen bracht ons naar het hoogste verdiep. Alwaar we een mooi, zij het uitgeregend, uitzicht over Kyoto hadden. En zo belandden we op de restaurantverdieping van The Cube. We vonden een restaurant waar iedereen z’n gading kon vinden en bestelden alledrie een setmenu. Mijn vriend en ik gingen voor de menu met tempura en sashimi. Daarbij werden rijst, de onvermijdelijke misosoep, opgelegde groenten en een viertal slaatjes van zeewier en tofu geserveerd. Heel lekker en verfijnd allemaal.

Na de maaltijd sloeg de vermoeidheid toe en trokken we ons terug in onze hotelkamer. Vlakbij ontdekten we een café met Belgische bieren. Toch nog een café in de buurt! Al leek 1050 yen voor een Orval ons toch net te veel.

De rest van de avond bracht ik door al pendelend tussen onze hotelkamer en de onsen op het elfde verdiep. Daar bevond zich namelijk de wasmachine en de droogkast. Dit wil zeggen dat ik onze was gedaan heb tussen een hoop naakte Japanse vrouwen. Ik kan ergens wel begrijpen dat het hotel die machines daar plaatst, want de meeste vrouwen zullen de was insteken en dan gaan relaxen in de onsen, maar echt handig is het niet: in zo’n hete en vochtige omgeving zitten wachten tot je was gedaan is als je zelf geen zin hebt om in de onsen te gaan. Er was ook maar één wasmachine beschikbaar, die bij de onsen van de heren tel ik uiteraard niet mee. Ik zie me nog niet de was doen tussen een hoop naakte Japanse venten. 😉 Enfin, de was raakte uiteindelijk gedaan. Zij het dat elk vrij plekje in onze toch al krappe kamer door drogende was werd ingenomen.