Helaas waren de weervoorspellingen niet aan onze kant. Negen graden is niet bepaald wat ik een aangenaam lenteweertje noem. Voor de eerste keer deze vakantie was ik genoodzaakt, zeer tegen mijn zin, een broek aan te trekken.
Ontbijten deden we in het Portal café onder Kyoto station. Het café beloofde ons een ontbijtbuffet voor een redelijke prijs. Slechte beslissing, want dit moet zo ongeveer het magerste, minst verzorgde buffet ooit geweest zijn. Jammer dat we van buitenaf niet konden zien wat het aanbod was en we enkel op de lovende reclame konden afgaan. Het enige wat mij min of meer kon bekoren was de misosoep. Zelfs het roerei zag er verlept uit. Een absolute misser die ons gelukkig niet al te veel geld kostte, maar toch nog te veel voor wat we kregen.
We namen de trein naar Kasteel Nijo, symbool van de macht en de rijkdom van het in Edo gevestigde shogunaat. Kasteel Nijo werd gebouwd door shogun Tokygawa Ieyasu (1543-1616) en werd in opdracht van diens kleinzoon Iemitsu verfraaid met prachtige schilderingen op de schuifdeuren.
Op weg naar het kasteel, passeerden we de Shisenen tuin, een fraai stukje groen met een tempel en een vijver in hartje Kyoto waar een reiger gewillig poseerde voor onze lens. Een oranje geverfd bruggetje en een boot met een drakenkop op de voorsteven maakten het fotogenieke plaatje compleet. Op de koop toe vielen er zelfs nog kersenbloesems te bewonderen.
Ook in Kasteel Nijo was het bijzonder rustig. De enige andere bezoekers waren bendes schoolkinderen in uniform en een enkele verdwaalde toerist. We deden onze schoenen uit om het interieur van het kasteel te kunnen bekijken. Het rondlopen in het kasteel is een belevenis op zich: bij elke stap die je zet, brengen de houten vloeren vogelachtige piepgeluiden voor. De nachtegaalvloeren werden speciaal zo ontworpen om mogelijke indringers niet de kans te geven ongemerkt het kasteel binnen te dringen.
De schuifdeuren in de vertrekken waren beschilderd met tijgers, luipaarden, kersenbloesems, zwaluwen, pauwen en pijnbomen. De schilderingen worden toegeschreven aan de Kanoschilders die in de 15de eeuw aanzien verworven. De schilderingen in Kasteel Nijo zijn de grootste die de Kanoschilders ooit maakten. Alle vertrekken die we tegenkwamen waren op de schilderingen na leeg. Wat een contrast met de pracht en praal van Europese kastelen en paleizen. Enkel in de Ohiroma Ichi-no-ma (audiëntiekamer) konden we een opstelling met poppen bekijken die daimyo (Japanse krijgsheren) voorstelden terwijl zij buigend knielden voor de shogun.
Wat vooral opviel, was hoe koud en tochtig dit kasteel was met lange gangen en flinterdunne muren. Het zal niet gemakkelijk geweest zijn om het hier in de winter behaaglijk te maken. Nu begrijp ik beter waarom de kimono’s van adellijke heren en dames uit zoveel verschillende lagen bestaan. Mijn voeten die enkel door een dunne kous van de koude vloer gescheiden werden, waren na de rondgang behoorlijk afgekoeld en ik was blij dat ik mijn laarzen weer kon aantrekken.
Na dit bezoek slenterden we verder door de prachtige tuin van het kasteel. We bewonderden de minutieus gesnoeide bomen en de vijver waarin de kunstig geplaatste rotsen werden weerspiegeld. Een kleine beklimming van één van de omwallingen bood ons een mooi uitzicht over de tuin. Het moet nogal wat werk kosten om zo’n gigantische terrein te onderhouden. We zagen tijdens onze wandeling dan ook verschillende tuinlieden aan het werk. De weeping cherry blossoms (kerselaars met takken die afhangen als een wilg) stonden in volle bloei en we genoten van de schoonheid der natuur.
Ondertussen was het alweer middag. We vonden een piepklein Thais/Balinees/Indonesisch restaurantje waar we een simpele menu bestaande uit soep, nasi en een nagerechtje aten voor geen geld. Het beviel me dat deze variant van de Oosterse keuken gebruik maakte van iets pitterigere kruiden dan we in de Japanse keuken gewoon zijn. De pure ingrediënten die in de Japans keuken gebruikt worden, zijn soms wat flets van smaak.
We zetten onze weg verder naar het Keizerlijk Park, ofte Gyoen Park dat 1300 op 700 meter meet en vrij bezocht kan worden door iedereen. Er groeien in totaal ongeveer 50.000 bomen in het park. Brede lanen met kiezels zorgen voor een gevoel van ruimte dat je niet verwacht in een drukke stad als Kyoto. Het park dateert vanuit de vroege Edo periode toen de residenties van de hoge adel allemaal gegroepeerd werden rond het paleis en het geheel ommuurd werd. Toen de hoofdstad van Japan van Kyoto naar Tokyo verplaatst werd, werden de huizen van de adel met de grond gelijk gemaakt en kwam er ruimte vrij voor dit park.
We hadden enorm veel geluk, want toen we bij het paviljoen kwamen waar kaarten voor het koninklijk paleis verkocht werden, bleek dat we net op tijd waren om aan te sluiten bij de laatste Engelse rondleiding van de dag, om twee uur (!) in de namiddag. Het Engels van de gids was niet zo goed en door haar vreemde uitspraak verstond ik het soms gewoon niet, maar hier en daar konden we toch iets interessant meepikken. We kregen door haar uitleg alleszins een beter inzicht in de leefgewoonte van lang geleden en het waarom van sommige bouwtechnische beslissingen.
In de keizerlijke gebouwen troffen we ook schilderingen aan op de schuifdeuren, maar ze waren minder rijk en overdadig dan die in Kasteel Nijo, de residentie van de shogun. Dit kwam doordat de shogun de wereldlijke macht bezat, terwijl de keizer de goddelijke macht bezat en als een soort godheid binnen het shintoïsme vereerd werd.
We zagen de grote Shishinden hal, waar de troon van de keizer zich bevindt en enkele vroegere keizers gekroond werden. De binnenplaats van het gebouw lag vol met witte kiezels die niet alleen aangenaam voor het oog waren, maar er ook voor zorgden dat het licht van buiten in het gebouw weerkaatst werd. Dit gedeelte was nog maar pas opgeknapt en in briljant oranje geschilderd.
Het dak van de keizerlijke gebouwen bestond uit vele lagen schors van cypressen die samengeperst zo’n dertig centimeter dik waren. De lagen schors worden op elkaar bevestigd met bamboestokjes, zodat er in het ganse dak geen ijzer gebruikt dient te worden en er zich ook geen roest kan vormen. Nadeel is wel dat dit dak na dertig jaar aan vervanging toe is. Het herstellen van dit bijzondere dak is heel duur en vergt een speciaal vakmanschap dat zeldzaam geworden is. De vervanging van het keizerlijke dak duurt 25 jaar. Dat wil zeggen dat het werk bijna nooit gedaan is.
We kregen ook een prachtige landschapstuin te zien. Een Japanse landschapstuin wordt zo aangeplant dat de tuin in het klein de variëteit van het Japanse land weergeeft. Grote bomen stellen bergen voor, een vijver de zee, enzovoort. Terwijl we de tuin vanuit alle mogelijke hoeken aan het fotograferen waren, kwam de staart van onze groep een groep VIP’s tegen die een aparte rondleiding kregen. Groot was onze verbazing toen we tussen de VIP’s onze oud-premier Jean-Luc Dehaene ontdekten. Heel surreëel om hem in Japan tegen het lijf te lopen. Doch mijn medereizigers bevestigden dat mijn verbeelding geen loopje met me nam.
We wierpen nog een blik op de Otsunegoten, de effectieve residentie van de keizer, die er beslist koud en tochtig uit zag. De gids bevestigde dat de vele lagen kimono’s de drager ervan moesten beschermen tegen de koude. Soms werd er ook een klein hout- of kolenkacheltje onder al die lagen kleren verstopt zodat de drager het toch een beetje warm had.
De rondleiding liep ten einde, we bedankten de gids en maakten van de gelegenheid gebruik om te vragen hoe de typische Japanse pruimenlikeur die we al een paar keer dronken, heette. Ik weet niet of dit tot de standaardvragen behoort, maar zonder verpinken antwoordde de gids dat deze likeur umeshu heette. Handig om weten voor als we deze lekkernij in de toekomst opnieuw wilden bestellen.
Vervolgens namen we voor een appel en een ei (220 yen per rit, eender hoever de bus ging) de bus naar Kinkaku-ji, het Gouden Paviljoen. Het huidige Gouden Paviljoen is een reconstructie. Het originele paviljoen dat dateert uit de veertiende eeuw ging in 1950 in de vlammen op. Het elegante bouwwerk is volledig met bladgoud bedekt en bekroond met een bronzen feniks. De bijhorende tuin is aangelegd in Muromachistijl. Het paviljoen en de tuin zijn een lust voor het oog., Op het moment dat wij er waren, deed de zon haar best om de kleuren goed tot hun recht te doen komen.
We probeerden een 100 yen-stuk in een potje bij één of andere godheid te laten belanden, maar faalden jammerlijk. Spijtig, want ik had nog wel wat wensen die vervuld konden worden (zo zou het bijvoorbeeld aangenaam zijn als de temperatuur met een tiental graden zou stijgen).
Na deze wandeling namen we opnieuw de bus. We doorkruisten tijdens een rit van veertig minuten ongeveer de ganse stad. Ondertussen zagen we de hemel langzaam betrekken. De rit bracht ons bij het Gion-district, de bekendste geishawijk van Kyoto. We startten onze verkenning bij het Yasakaheiligdom waar in juli het festival Gion Matsuri gevierd word, het belangrijkste religieuze feest Kyoto.
We wandelden verder naar Oost-Gion, een buurt die gespaard gebleven is van de branden die Kyoto teisterden, omdat de buurt zich aan de andere kant van de rivier de Kamo bevond. Daardoor is dit een van de meest authentieke gebieden van Kyoto met prachtige oude houten huizen en zonder een spoortje van lelijke neonverlichting. Heel aangenaam om door de heuvelachtige straatjes te slenteren. Een stukje Brugge in Kyoto. In het algemeen vind ik dat Kyoto meer weg heeft van een banale grootstad met lelijke hoogbouw dan ik oorspronkelijk verwacht had. Ik verwachtte een erg pittoreske stad. Die verwachting werd door Oost-Gion volledig ingelost, maar dit geldt niet voor de andere buurten.
We wandelden tot aan de vijf verdiepingen hoge Yasakapagode en keerden vervolgens met een hongerige maag op onze stappen terug. Het is niet altijd even makkelijk om met vier personen overeen te komen voor het avondmaal en zo kwamen we in een dessertcafé op een vierde verdieping terecht. Een chique gelegenheid waar de kaart enkel en alleen in het Japans beschikbaar was. En zo kwam onze kennis van het katakana weer maar eens van pas. Al duurde het wel even voordat we doorhadden dat er doodeenvoudig crêpe Suzette op de menu stond.
We bestelden twee bordjes pannenkoeken elk: eentje met Japanse whiskey en een tweede met crêpe Suzette. De pannenkoeken waren om duimen en vingers af te likken, zo lekker. Die Japanners verstaan de kunst van het pannenkoeken bakken.
Na dit zoete avondmaal keerden we naar het hotel terug, met nog een tussenstop bij wat winkels onderweg. Blijkbaar hadden de pannenkoeken toch nog een gaatje gelaten voor een tweede dessert.