Genève – 4 november 2012

Onze laatste dag in Genève liet de zon ons in de steek. Gelukkig hadden we daar weinig last van toen we de ondergrondse archeologisch site van de Sint-Pieterskathedraal bezochten. Wat een magnifieke site. Mijn vriend en ik hebben op onze reizen al veel gelijkaardige sites bezocht, maar die vielen in het niets bij de rijkdom en uitgestrektheid van de archeologische overblijfselen onder de kathedraal van Genève. De overblijfselen gaan terug tot de derde eeuw voor Christus. Zo blijkt dat de kathedraal gebouwd is op overblijfselen van een graf van een heidens stamhoofd wat aanleiding gaf tot een dodencultus die het overleden stamhoofd vereerde. Onder de vloer van de huidige kathedraal zijn sporen terug te vinden van een hele reeks vroegere kerkgebouwen die een mooi inzicht bieden in de vroege Christelijke geschiedenis. In de voormalige ontvangstruimte van de bisschop bleef een prachtig stuk mozaïek uit de 5de eeuw bewaard. De archeologisch overblijfselen zijn van de nodige uitleg voorzien en via filmpjes wordt het werk van de archeologen toegelicht. Ik was bijzonder onder de indruk van deze site, een absolute aanrader.

Na het bezoek aan de archeologische site liepen we de kathedraal in om de mooie glasramen en overdadige decoratie van de Chapelle des Maccabées in het daglicht te kunnen bewonderen. Daarna beklommen we de toren van de kathedraal om te genieten van het uitzicht op Genève. Helaas zagen we in de verte bij de bergen donkere wolken samenpakken. Op onze laatste dag in Genève lieten de weergoden het afweten. Gelukkig bleef het droog tot we weer op de begane grond stonden.

We zochten een plekje om te eten en belandden in Au Carnivore waar mijn vriend een heerlijke eend at en ik een stoofpotje van wild in een interieur dat me aan vroeger tijden deed terugdenken.

Na de maaltijd wandelden we naar de aanlegsteiger van de sight seeing boten. We konden toch niet naar een stad aan het water gaan zonder een boottochtje te doen, zeker! We hadden in het begin van onze trip gepland het boottochtje te doen op de laatste dag van ons bezoek, wat achteraf bezien niet zo’n goede keuze was. Tegen dat wij goed en wel op de boot zaten, goot het pijpenstelen en viel er van het zo geroemde uitzicht op de Mont Blanc niets meer te bespeuren. Alle bergen rondom het meer gingen schuilen achter een dicht wolkendek. Echt zonde. Ik kan me voorstellen dat bij heldere hemel dit tochtje erg leuk is, maar nu was er niet veel aan. We gebruikten het tochtje dan maar om te bekijken waar we onze laatste uren in Genève zouden doorbrengen. Een warm en droog museum leek ons wel wat, liefst niet te ver van ons hotel waar we onze valiezen nog moesten ophalen.

Een bijzonder natte wandeling bracht ons naar het Musée d’art et d’histoire. We waren allebei goed nat en ons humeur was een beetje gezakt. De vaste collectie in het museum kon me maar matig bekoren, gelukkig was er toevallig een tijdelijke expositie over Picasso gezien door de lens van de fotograaf David Douglas Duncan. Deze expositie was meer mijn ding. In een boeiende documentaire vertelde de fotograaf hoe de foto’s van Picasso tot stand gebracht waren en in de expositie vielen al deze foto’s van dichtbij te bekijken. Een selectie van de vele kunstwerken op de foto’s waren naar het museum gehaald, waardoor foto’s en kunstwerken mekaar aanvulden. Heel knappe expositie!

Onze laatste herinnering aan Genève was een uitgeregende busrit naar de luchthaven en een veel te duur wokgerecht op de luchthaven. Door het slechte weer eindigde ons bezoek een beetje in mineur, maar buiten dat was Genève echt de moeite van een bezoek waard. Een aangename kennismaking met een stad die veel te bieden heeft.

Genève – 3 november 2012

Hoe het eerste deel van onze dag verliep lees je hier.

‘s Middags hadden we afgesproken met onze vrienden in de Manor, zowat de Geneefse Inno. Uiteraard konden we het niet laten om op de afdeling met de kerstartikelen een kerstbal te kopen voor onze Belgische vriendin die kersballen uit de ganse wereld verzamelt. Plaats van afspraak was het restaurant van de Manor, een self-service restaurant met een bijzonder uitgebreid aanbod van voorgerechten, hoofdschotels tot desserts. Je kon er zelfs huisgemaakte smoothies krijgen. Maar druk, niet te doen. En als je niet goed weet aan welke toog wat te krijgen valt, dan loop je een beetje verloren in de massa. Gevolg: onze vrienden hadden hun lunch al ongeveer achter de kiezen toen wij aan hun tafeltje bijschoven met ons middagmaal. Het eten was lekker en naar Geneefse normen goedkoop, alleen was de omgeving te druk en te ongezellig voor mij. Maar wie snel wil lunchen om verder te shoppen, komt hier beslist aan zijn trekken.

We kochten in de Manor nog wat chocolade als souvenir, want Zwitsers zijn al even trots op hun chocolade als wij Belgen. Om ons een idee te geven van de rijkdom van de Geneefse inwoners namen onze vrienden ons mee naar één van de chicste shoppingcentra van de stad: de Globus. Wie op zoek is naar luxe, komt hier zeker aan zijn trekken. Ons schrikten de hoge prijskaartjes genoeg af om het bij kijken alleen te houden.

Vervolgens wandelden we naar het stadhuis in de Oude Stad, daterend uit de 15de eeuw. Het stadhuis zelf valt niet te bezoeken, maar de architectuur is wel de moeite. We wandelden de trappenhal langs de binnenplaats naar boven voor een paar fotootjes en bezochten daarna aan de overkant van de straat het staatsarchief dat toevallig net die dag een opendeurdag hield. Je kon er een tentoonstelling over de scouts bekijken (niet echt iets voor mij, jeugdbewegingen zijn mijn ding niet), gelukkig was er ook een kleine tentoonstelling met stukken uit privé-archieven die aan het staatsarchief werden overgedragen. Die laatste tentoonstelling sprak me heel wat meer aan: oude foto-albums, brieven en postkaarten boden een interessante blik op het leven enkele decennia geleden. We mochten alle tentoongestelde stukken doorbladeren op voorwaarde dat we van die witte rubberen handschoentjes aandeden. Gevolg: we hingen helemaal vol met talk toen we buiten kwamen.

Daarna brachten onze vrienden ons naar Maison Tavel, een historisch gebouw dat na een brand in de 14de eeuw heropgebouwd werd en in de loop der eeuwen drastische veranderingen onderging. Nu is er een museum in ondergebracht gewijd aan de geschiedenis van Genève. Genève begon als een Romeinse nederzetting gelegen aan de rand van het Romeinse rijk op een strategisch belangrijke plek. Hét topstuk van het museum is ongetwijfeld de maquette van Auguste Magnin, die maar liefst 18 jaar werkte aan zijn nostalgische maquette van het Genève uit de jaren 1850. De maquette dateert uit 1896 en meet 7,20 op 5,65m. Ze toont een Genève dat in 1850 nog volledig omringd werd door versterkte omwallingen. De omwallingen moesten plaats maken voor de uitbreiding en modernisering van de stad. Om het half uur of zo wordt een film vertoond over de maquette en de geschiedenis van Genève, de moeite om even op te wachten.

De rest van het museum bevat een allegaartje aan voorwerpen uit het dagelijkse leven en architecturale elementen. Zo is een deel van de oorspronkelijke decoratie van het huis er te bezichtigen en is er een kamer met alleen maar deuren. Op het gelijkvloers was een splinternieuwe animatie te bekijken waarbij via projectie op het reliëf van Genève de groei van de stad uit de doeken gedaan werd. Knap gedaan en qua techniek vergelijkbaar met de animatie die we in het In Flanders Field museum zagen.

We waren langer in Maison Tavel gebleven dan verwacht, want toen we buiten stapten was de avond al gevallen. We dronken een warme chocomelk en wandelden daarna nog wat rond in de smalle en sfeervol verlichte straatjes van de Oude Stad. Voor ons avondmaal belandden we in het gezellige Demi Lune Café. We hadden geluk dat er nog net plek voor vier mensen én een kinderwagen was. Ik had een heerlijke champignonragout. Na het avondmaal namen we afscheid van onze vrienden, want de baby had er duidelijk genoeg van.

Mijn vriend en ik eindigden de avond romantisch met z’n tweetjes in La Tour du Molard, een ronduit geweldige wijnbar in een prachtig historisch kader, waar ik een glas zoete rode dessertwijn dronk waar ik helemaal vrolijk van werd.

Genève – Mur des Réformateurs en Patek Philippe Museum – 3 november 2012

Onze derde zonnige ochtend in Genève begonnen we met een wandeling naar het Patek Philippe Museum, ons aangeraden door onze vrienden. Onderweg liepen we langs de Mur des Réformateurs in het Parc des Bastions. Dit indrukwekkende monument is gewijd aan de helden van de reformatie, met grote beelden van Johannes Calvijn, Guillaume Farel, Théodore de Bèze en John Knox. Door mijn katholieke opvoeding is ongeveer het enige wat ik van de reformatie weet dat Martin Luther zijn stellingen tegen aflaten aan een kerkdeur nagelde. En oja, vervolging, contrareformatie, beeldenstorm, vlucht van de intelligentsia uit de Zuidelijke Nederlanden naar de Noordelijke, zoiets. Genève was op een bepaald moment in de geschiedenis zowat het Rome van de protestanten en je kan er nu nog het Internationale Museum van de Reformatie bezoeken (wat wij niet deden).

Ik weet niet of ik het Patek Philippe Museum bezocht zou hebben als onze vrienden ons niet verzekerd hadden dat het de moeite was. Een museum enkel gewijd aan horloges klinkt een beetje saai. But boy, was I wrong. Wat een absoluut fantastisch museum! De pracht en praal van de horloges in de collectie van het Patek Philippe Museum was overdonderend. Grappig dat uiteindelijk geen van beide partners die de firma Patek Philippe in het leven riepen zelf Zwitsers waren. Antoni Patek was een Pool en Adrien Philippe een Fransman, maar dat doet geenszins afbreuk aan hun fabelachtige collectie.  Het ambacht der horlogemakers zorgde dat Zwitserse precisie een begrip werd en de Zwitserse horlogemerken zijn nog steeds gegeerd goed. Het straffe is dat er een simpele verklaring is voor het belang dat Zwitsers aan hun horloges hechten: protestanten mochten geen juwelen dragen, enkel een horloge was toegestaan. En zoals dat meestal gaat, werd er een creatieve manier bedacht om toch te pronken en groeiden de horloges uit tot juwelen met een wijzerplaat.

Het museum bevatte ook een ingenieuze collectie automatons. Kleine miniatuurkunstwerkjes met bewegende onderdelen. Zo was er een tafereeltje waarbij Mozes met zijn staf tegen de rots sloeg en er water uit vloeide. Of een koorddanser balancerend op een touw. Of een pistool waarbij, wanneer je de trekker overhaalde, een vogeltje uit de loop te voorschijn kwam waarvan bekje, kopje en vleugeltjes bewogen op de tonen van een melodietje. Of een bewegend oud vrouwtje met twee wandelstokken, of een slang of een muis of een … Via 3D-animaties werd aangetoond hoe de mechaniekjes werkten. Heel knap en indrukwekkend allemaal. Alleen jammer dat je geen foto’s mocht nemen (wat ik uiteraard stiekem toch deed met mijn iphone).

Enkele filmpjes om jullie een idee te geven, want het valt moeilijk in woorden te beschrijven:

Maar hét topstuk was toch wel de Patek Philippe Calibre 89, het meest gecompliceerde horloge ter wereld. Het kostte vijf jaar onderzoek en ontwikkeling en vier jaar handwerk om het horloge te fabriceren. Fenomenaal. Ik kan het niet anders beschrijven. De collectie was gewoon te groot en de details van de kunstwerkjes te verfijnd om volledig te kunnen absorberen. De herinnering aan al die pracht begint nu jammer genoeg al te vervagen.

Ik had er nog wel uren kunnen rondlopen, maar we moesten ‘s middags op tijd zijn voor onze afspraak met onze vrienden.

Genève – 2 november 2012

Alweer een mooie zonnige start van de dag. Vandaag stonden er twee dingen op het programma: een bezoek aan CERN, waarover ik al eerder schreef, en een bezoek aan onze vrienden die in een slaapstadje net over de Franse grens woonden. De kersverse mama kwam ons ophalen na ons bezoek aan CERN en nog geen tien minuten later waren we in hun appartementje in een Franse woonwijk die duidelijk CERN-medewerkers als doelgroep had. De meeste mensen die in CERN werken, hebben namelijk tijdelijke contracten en zoeken iets om te huren, want ze komen uit alle hoeken van de wereld. Slimme Franse projectontwikkelaars spelen in op het gebrek aan huurappartementen op de Geneefse markt door snel snel hele wijken neer te zetten waar snel geld mee te verdienen valt. Het straffe is, aan isolatie doen ze niet mee, daar in Frankrijk en alle appartementen worden met elektriciteit verwarmd. Aja, want die elektriciteit is afkomstig van Franse kerncentrales en kost toch bijna niks. En wij hier maar isoleren als gekken en energiezuinig leven, in ons Belgenlandje.

We maakten kennis met de schattige dochter van onze vrienden en praatten wat bij terwijl we wachtten tot de heer des huizes terugkwam van zijn werk. En raad eens wat er op het menu stond voor het avondmaal? Geen kaasfondue, maar wel raclette! Nog een nationaal Zwitsers gerecht! We kunnen er weer voor een tijdje tegen op gesmoltenkaasgebied!

Heel boeiende discussie gehad met de gastheer die niet geloofde in het principe van schaalvergroting en een vurig pleidooi afstak voor kleinere structuren: kleinere gemeenten (hij was geen voorstander van de fusies tussen gemeenten), kleine, lokale bedrijven en handelaars. Hij pleitte voor lokale productie en consumptie, een discours dat me deed denken aan dat van de hedendaagse transitiebewegingen. Zijn overtuiging was dat grote structuren onveranderlijk gedoemd zijn om te falen. Ergens kon ik hem wel volgen, want hoe groter je structuur hoe meer administratieve overhead en hiërarchie je creëert, wat onveranderlijk ten koste gaat van de efficiëntie. Toch geloof ik in de voordelen van schaalvergroting en het goede dat supranationale samenwerkingsverbanden zoals de Europese Unie kunnen realiseren. Iets waar mijn gastheer niets in zag.

Hij zong het lof van het Zwitserse systeem met kantons die veel meer bevoegdheden hebben dan het federale niveau en verklaarde zich een grote voorstander van het systeem van referenda in Zwitserland. De geldigheid van zo’n referendum is niet gekoppeld aan een minimale opkomst en eenieder kan een voorstel tot referendum indienen als je op voorhand genoeg medestanders verzameld hebt. En dan maar hopen dat de meerderheid van de mensen die komen stemmen jouw voorstel genegen zijn. Ik stelde de vraag hoe dat dan zat met de representativiteit. Wat als er maar tien procent komt opdagen voor zo’n referendum, dan wordt er uitgevoerd wat de meerderheid van die tien procent beslist. Hij zei dat dit geen probleem vormde, want als het ging om iets wat de mensen werkelijk belangrijk vonden, zouden ze wel hun stem laten horen. Het feit dat ze dit niet deden, betekende dat het onderwerp in kwestie hen onverschillig liet. Zo had ik het nog niet bekeken.

Het was alleszins een verrijkende avond die stof tot nadenken bood.

Genève – 1 november 2012

Ok, ik geef toe dat Genève niet echt mijn lijstje met nog te bezoeken steden op deze wereldbol stond. De hoofdreden voor ons bezoekje was dan ook de geboorte van de dochter van twee vrienden die ik in de Russische les leerde kennen en die collega-ingenieurs van een ander jaartal bleken te zijn. Ik kende Genève enkele van de deeltjesversneller en van het Palais des Nations, het hoofdkwartier van de VN.

Maar kijk, het was een bijzonder aangename kennismaking met deze Zwitserse stad op een dik uurtje vliegen van Brussel. Voor mij was het pas de tweede keer in mijn leven dat ik voet zette op Zwitserse bodem, na een verblijf in mijn jonge jaren Maloja met de CM (yep, in het beroemde, onlangs verkochte Maloja Palace). We dropten onze bagage af in Hôtel bel’espérance en liepen van daar naar het Meer van Genève om meteen al één van de top tien attracties van ons lijstje te schrappen: le Jet d’Eau. We hadden geluk dat we vergezeld werden door een stralend herfstzonnetje waardoor we konden genieten van een prachtige dubbele regenboog. le Jet d’Eau spuit zo’n 500 liter water per seconde de lucht in aan een snelheid van 200 km per uur. 140 meter hoog is deze indrukwekkende waterstraal. Wij liepen door het watergordijn om dit man made wonder van alle kanten te bekijken.

Na deze verfrissende wandeling lunchten we in de Yo’Mo Lounge. Genève is beslist niet de goedkoopste stad om op restaurant te gaan, maar als je een dagmenu neemt, valt de prijs nog wel meer. We aten kip parmentier en als dessert een werkelijk verrukkelijke sabayon. Ik eet niet zo dikwijls sabayon, omdat ik weet dat het nogal een ongezond dessert is, maar verdorie, het smaakte.

Na het middagmaal had de zon zich verstopt achter de wolken en was het blauw vervangen door grijs, maar het zag er gelukkig niet naar uit dat het snel zou beginnen regenen. We besloten dus te voet naar onze volgende bestemming te gaan: le Palais des Nations. We staken het meer over via een brug en zetten onze weg voort langs de oevers. Uiteindelijk bleek dat de Googlemaps schatting wat aan de optimistische kant was, vooral toen bleek dat we nog een stuk verder moesten stappen om het visitors office te bereiken.

Na een nogal oppervlakkige check van het identiteitsbewijs van mijn vriend (mijn identiteitsbewijs hebben ze niet eens bekeken), kregen we een visitor pass en mochten we de heilige grond van de UN betreden. Maar eerst moesten we nog voorbij de kassa geraken die slechts door één tergend traag werkende jongedame werd bediend die duidelijk trots was op haar talenkennis, want ze probeerde elke bezoeker in zijn of haar moedertaal te begroeten. Bij ons deed ze een verdienstelijke poging in het Duits. Enfin, toen we eindelijk ons toegangsbewijs hadden, was onze groep al vertrokken. Gelukkig werden we door een andere jongedame snel naar de juiste groep geloodst.

We kregen een rondleiding van een gids met een piepstemmetje die vooral veel uitwijdde over de vele geschenken die de VN al ontvangen had. Al was niemand echt onder de indruk van het kokostapijt uit de Filippijnen. De nieuwe vleugel voltooid in de jaren ’70 vond ik ronduit lelijk, het neoclassicistische gedeelte uit de jaren dertig kon er naar mijn gevoel wel mee door. Al straalden de gangen een ronduit ongezellig en kil sfeertje uit, het was interessant om op de plek te staan waar de voormalige League of Nations jammerlijk gefaald heeft de tweede wereldoorlog te voorkomen. Het gebouw had wel een aantal indrukwekkende zalen, waarvan de Council Chamber met de indrukwekkende canvassen van José Maria Sert het meest tot de verbeelding sprak. Vooral omdat deze ruimte vaak gebruikt werd om vredesverdragen tot stand te brengen. Zo werden de onderhandelingen om de eerste golfoorlog te beëindigen hier gevoerd. Toen ik de ruimte binnen wandelde, wist ik meteen dat ik deze bombastische schilderstijl al eerder gezien had. En ja, het werk van José Maria Sert valt ook te aanschouwen (ik wilde eerst bewonderen schrijven, maar ik ben nog steeds geen fan van ‘s mans werk) in het Rockefeller Center. Al bij al vond ik de rondleiding wat tegen vallen. De gids was nogal kort in zijn uiteenzettingen en ik had het gevoel dat er veel meer te vertellen viel over deze toch wel historische plek.

Op de terugweg stopten we nog een bij de beroemde Broken Chair te fotograferen. De stoel symboliseert de strijd tegen landmijnen en clusterbommen. De stoel is maar liefst 12 meter hoog en verbeeldt op een treffende manier het leed dat door deze verschrikkelijke oorlogswapens wordt berokkend.

Op de terugweg naar het oude stadsgedeelte namen we toch maar de tram, want mijn voeten begonnen serieus zeer te doen van het lopen op hoge hakken. We hadden zin in een vieruurtje en stapten de eerste de beste patisserie binnen. En ik kan jullie verzekeren, die Zwitsers kunnen verdorie lekkere gebakjes maken. Zo mooi en verfijnd. Kleine kunstwerkjes om op te eten.

Na ons vieruurtje kuierden we door de smalle straten van de Oude Stad met de ene na de andere antiekzaak of kunstgalerij. Genève is duidelijk een stad voor rijke mensen. Dat zie je aan de prachtige etalages en de hoge prijzen. Genève is een geweldige stad voor wie van luxe houdt en genoeg geld heeft om het zich te permitteren. Wij hielden het bij window shopping. Ondertussen was de avond gevallen en belandden we op het plein met de kathedraal. Het laatste avondlicht zorgde samen met de grijzen wolkenlucht voor een bijzonder sfeertje. We waren nog net op tijd om snel een blik op het interieur van de kathedraal te werpen, maar we hadden niet genoeg tijd om alles grondig te bekijken, dus besloten we hier één van de volgende dagen terug te keren bij daglicht om de glasramen in hun volle glorie te kunnen aanschouwen.

We maakten een snelle tussenstop in het hotel om andere schoenen aan te doen en gingen op zoek naar een plek in de buurt om iets te eten. Keuze zat in de Oude Stad. We belandden in restaurant Le Syracuse, waar ze Zwitserse specialiteiten serveerden. We lieten ons gaan en kozen voor de kaasfondue met boleten. Zwaar, maar o zo lekker. Zo vaak komen we per slot van rekening niet in Zwitserland!

Daarna vonden we het welletjes en kropen we in bed om voldoende energie voor de volgende dag te hebben.

CERN – research, technology, collaboration, education

Vrijdag 2 november 2012 zal de geschiedenis ingaan als de dag waarop mijn vriend en ik voet zetten op het meest inspirerende wetenschappelijke complex ter wereld: CERN. We hadden enkele maanden op voorhand een rondleiding geboekt. Ik keek enorm uit naar dit bezoek aan CERN, de plek waar voor het eerst wetenschappelijk bewijs gevonden werd voor het bestaan van het Higgs bosondeeltje.

Wat een bezoek aan CERN onvergetelijk maakt, is de wetenschap dat honderd meter onder jouw voeten geschiedenis geschreven werd en wordt. Elke dag vinden er massa’s botsingen tussen elementaire deeltjes plaats. Slechts enkele van deze botsingen zijn interessant genoeg om door onderzoekers nader bekeken te worden. De data die geproduceerd wordt, is gigantisch en wordt eerst door computers gefilterd alvorens in de GRID gepompt te worden waar wetenschappers over de ganse wereld vrij toegang hebben tot de gegevens.

We werden op CERN rondgeleid door een wetenschapper die persoonlijk aan het ATLAS experiment had meegewerkt. ATLAS is een gigantische detector die op zoek gaat naar bijzondere deeltjes die vrijkomen bij de frontale botsing van protonen met een uitzonderlijk hoge energie. Om die hoge energetische toestand te bereiken, moeten de protonen versneld worden in de deeltjesversneller tot ze bijna de snelheid van het licht bereikt hebben. CERN heeft verschillende deeltjesversnellers die mekaar voeden. De grootste deeltjesversneller is de Large Hadron Collider waar het Higgs bosondeeltje ontdekt werd. De ATLAS detector moet bijzonder nauwkeurig meten, want die bijzondere deeltjes leven slechts een fractie van een microseconde. De wetenschapper die ons rondleidde vertelde enthousiast over het werk dat op CERN gedaan werd. En de vragen die in onze groep gesteld werden waren van erg hoog niveau, soms zelfs op het filosofische af.

Wat CERN nog meer inspirerend maakt, is de missie: vrede door wetenschappelijk onderzoek. De oprichters van CERN wilden meebouwen aan een betere wereld en hoe kan dit beter gerealiseerd worden dan door samen te werken om de materie waaruit onze wereld is opgebouwd beter te begrijpen? Door in de deeltjesversneller de omstandigheden vlak na de Big Bang te recreëren, krijgen de wetenschappers meer inzicht in de fundamenten waaruit alles wat wij kennen is opgebouwd. Hoe geweldig moet het zijn om daaraan te kunnen bijdragen?

De vondst van het Higgs boson deeltje is uiteraard een grote opsteker voor de wetenschappers op CERN, maar er blijven nog vele vragen onbeantwoord: wat is de mysterieuze dark matter? Waarom hieven materie en anti-materie elkaar niet op na de Big Bang, maar bleef er voldoende materie over om al de sterrenstelsels te creëren? Veel vragen waarop in CERN naar een antwoord gezocht wordt.

Wel grappig: de meeste informatieborden en multimediamateriaal, evenals onderstaand filmpje, waren nog niet aangepast aan de vondst van Higgs boson. Het zal nog wat tijd kosten om alles aangepast te krijgen.

Oja, volgend jaar wordt de Large Hadron Collider even stilgelegd voor onderhoud. Dan hoop ik nog eens terug te gaan om de deeltjesversneller met eigen ogen te aanschouwen, iets wat door de vrijgekomen straling niet mogelijk is wanneer de deeltjesversneller in werking is.

CERN

  • Research: Seeking and finding answers to questions about the Universe
  • Technology: Advancing the frontiers of technology
  • Collaborating: Bringing nations together through science
  • Education: Training the scientists of tomorrow

Tokyo – 8 september 2012

Onze laatste dag in Japan brachten we grotendeels door in de trein van Hakodate naar Tokyo. Veel valt er niet te vertellen over deze treinrit, buiten het feit dat we, net als vorig jaar, uitermate onder de indruk waren van de stiptheid en netheid van de Japanse treinen. Het systeem om op voorhand een zitje te reserveren, is geweldig praktisch. Met je Japan Railpass reserveer je een paar dagen op voorhand je plaats, je stapt op in de juiste wagon op het juiste spoor (als je het niet vindt, is er altijd wel personeel aanwezig om je de weg te wijzen), je zet je bagage op de daarvoor voorziene plek (geen stress dat er iets gestolen wordt, want in Japan steelt men niet) en je bent op je gemak voor de rest van de reis. Zalig.

Zo rond een uur of vijf in de namiddag waren we eindelijk in ons hotel in Tokyo beland. De afstand tussen Tokyo station en ons hotel hadden we toch een beetje onderschat en Tokyo was nog altijd even warm als twee weken geleden. We propten onze koffers in onze superkleine hotelkamer en trokken meteen de stad in. Van alle hotels tijdens onze trip was het Sumisho hotel echt wel het minste. Maar kom, het was maar voor één nachtje.

We namen de metro naar Shibuya, omdat we dachten dat we daar wel makkelijk iets zouden vinden om te eten. Ik was echter vergeten dat in Tokyo de meeste restaurants zich op één van de tien verdiepingen in een gigantisch appartementsgebouw bevinden. Enkel aan de verlichte uithangborden met fotootjes van eten kan je zien dat er zich één of meerdere restaurants in het gebouw bevinden. Het is op goed geluk dat je ergens een smalle lift instapt, want al die uithangborden zien er exact hetzelfde uit. Wij lieten ons door een enthousiast meisje kortingsbonnen aansmeren en stapten een kleine, benauwende lift in terwijl het meisje nauwlettend toekeek dat we wel op het juiste knopje duwden, want er waren concurrerende restaurants in het gebouw.

De izakaya waarin we terechtkwamen was donker en zonder natuurlijk licht, maar blijkbaar wel populair, want het zat er vol luidruchtige jongeren. Het was een izakaya met een touch screen, zoals we de eerste avond bezocht hadden met onze bruidegom. Nu stonden we er echter alleen uit en alhoewel we snel door hadden hoe we een gerecht konden terug vinden, was het helemaal niet duidelijk op welk van de tientallen knopjes je moest duwen om dat gerecht dan ook effectief te bestellen. Gelukkig was er een sympathieke ober die ons dit even kwam voordoen en al snel bestelden we gerechtjes als echte pro’s.

Omdat we dit zo lekker vonden, bestelden we opnieuw de inktvisballetjes, om de smaak mee naar België te kunnen nemen. Waar ik ook een grote fan van ben is de Vietnamese versie van sushi (summer rolls, weet google mij te melden) gemaakt van rijstpapier met zalm en sla. Lekker fris en voor het eerst gegeten in juli in Kopenhagen. Er passeerden ook nog edamame, yakitori van kip en van kaas met spek, sashimi, yaki-gyoza en gebakken paddenstoelen met heel veel look.

Niet het beste wat we tijdens onze reis gegeten hebben, maar wel een mooie doorsnee van de Japanse cuisine. We waren nog aan het twijfelen of we nog iets zouden bestellen om te drinken (umeshu met vers citroensap, man, dat is lekker), toen men ons vriendelijk kwam vertellen dat onze tijd aan ons tafeltje er bijna op zat. Oké dan. En zo stonden we vroeger dan verwacht terug op straat.

Uiteraard wilden we nog iets gaan drinken, maar we wisten niet goed waar. De enige bar die we vanaf de straatkant konden zien, zat stampvol en voor de rest vonden we alleen maar restaurants verstopt in torens. Een andere bar deed mij te hard denken aan die bar in Hiroshima, dus daar liepen we toch ook maar voorbij. Lastig, lastig. Uiteindelijk dachten we iets leuks gevonden te hebben in een toren. Wij de kleine, smalle lift binnen en uitgestapt op het juiste verdiep. Het zag er inderdaad heel erg gezellig uit, alleen was het volledig afgehuurd voor een privéfeestje. Heel vriendelijk bood men ons aan te blijven, maar dat zagen we toch niet echt zitten. Ik was gewoon te moe om een ganse avond te converseren in ons gebrekkig Japans. Ik wilde gewoon iets drinken.

Na nog een beetje doelloos rondgelopen te hebben op zoek naar een cocktailbar, liepen we dan maar een izakaya binnen. Het personeel was heel sympathiek, maar had blijkbaar toch niet zo goed begrepen dat we alleen maar iets wilden drinken. Maar toen we er eenmaal zaten, durfden ze ons natuurlijk niet weg te jagen. Dus bestelde mijn vriend een sake en ik nog een umeshu. De sake werd, zoals het hoort, geserveerd met het glas in een vierkant bakje. De ober schenkt dan het glas zo vol sake dat het overloopt en de overschot in het bakje terecht komt. Je drinkt eerst de sake uit het glas en dat kieper je de overschot van de sake uit het bakje in je glas. Grappig. :-)
We maakten het niet al te laat en trokken al snel naar onze kleine hotelkamer voor onze allerlaatste nacht in Tokyo. De volgende keer een beetje op voorhand research doen naar de beste bars, dat hebben we dan ook weer geleerd.

Het was alleszins een onvergetelijke reis. Met spijt in het hart namen we afscheid van het land van de rijzende zon. Wie weet wanneer we hier nog eens terugkeren?

Hakodate – 7 september 2012

We begonnen de dag met het traditionele Toyoko-Inn ontbijt: onigiri en misosoep! Per ongeluk pikte ik er een onigiri met ajuin uit en bij deze kan ik jullie meedelen dat ik voor het eerst een onigiri at die ik helemaal niet lekker vond.

In Hakodate rijdt nog een charmant trammetje dat rechtstreeks uit vroeger tijden afkomstig lijkt. Wij lieten ons door zo’n trammetje naar Goryokakupark brengen. Wat een prachtige plek! Het vijfhoekige Goryokakufort werd in 1865 gebouwd ter verdediging tegen de Russen. Voor de bouwplannen haalde de architect  Takeda Ayasaburō zijn inspiratie bij gelijkaardige forten van Vauban in Europa en dat is eraan te zien. Ik had niet verwacht zo’n Europees aandoende constructie te vinden in Japan, but then again, ik had ook niet verwacht een katholieke, evangelische en Russisch-orthodoxe kerk op een steenworp afstand van mekaar te vinden.

In de lente moet Goryokakupark een onvergetelijke ervaring zijn. Op en rond de omwallingen staan maar liefst 1500 kersenbomen. Als die allemaal gelijktijdig in bloei staan, moet dit een magische plek zijn om te wandelen. Nu was het anders ook de moeite. Ik was erg onder de indruk van de reconstructie van het bureau van de magistraat in het midden van het fort. Het bureau werd slechts gedeeltelijk vanaf nul heropgebouwd, maar men had de moeite gedaan om de details zo goed mogelijk te reconstrueren op basis van oude tekeningen en foto’s. Het duurde 20 jaar om de plannen voor de reconstructie uit te tekenen.

Een filmpje toonde het ganse proces vanaf het archeologisch onderzoek tot de zegening van het gebouw. Het vakmanschap dat  bij de bouw van dit geheel te pas gekomen is, was fenomenaal. Ik genoot van de strakke lijnen en de eenvoud van het Japanse interieur. Het bureau van de magistraat werd opgericht ten tijde van de openstelling van de verdragshaven. Hakodate werd vanaf dan het administratieve centrum van de Ezo regio.

Goryokaku speelt een belangrijke rol in de geschiedenis van Hokkaido. Hier werd immers de laatste slag uitgevochten van de Boshin Oorlog ten tijde van de Meiji Restoratie. Het Shogunaat moest in het zand bijten en de troepen van de Meiji regering haalden de bovenhand. Het bureau van de magistraat werd hierbij volledig vernietigd. Gelukkig is er nu de mogelijkheid om de reconstructie te bezoeken.

Na deze reis terug in de tijd, besloten we het fort van bovenaf te bewonderen. Goryokaku tower is 107 meter hoog en biedt een fantastisch zicht op het fort. Ik kan iedereen aanraden om te betalen voor een bezoekje aan Goryokaku tower, je zal het je niet beklagen. In de toren zelf krijg je meer uitleg over de geschiedenis van het fort en de burgeroorlog die op deze plek woedde. Al was de uitleg soms een beetje moeilijk volgen, omdat ik zelf niet genoeg achtergrond heb in de Japanse geschiedenis. Oja, het uitzicht vanuit de toren op de rest van Hakodate is ook beslist de moeite.

We aten een snelle lunch in het restaurant van de toren. We kozen iets dat op spaghetti bolognaise leek op de menukaart, gewoon om de Japanse versie van spaghetti met de westerse te kunnen vergelijken. De Japanse versie had een saus die meer op vleessaus leek, maar slecht was het zeker niet.

Na het middagmaal bracht het trammetje ons naar het dok waar we de dag voordien de twee speedboten hadden zien liggen. Na een geweldig misverstand met de dame die de tickets voor de Kanemori Bay Cruise verkocht, slaagden we er toch in een tochtje te regelen. Ik vroeg wanneer de volgende boot vertrok en zowel mijn vriend als ikzelf begrepen uit haar antwoord dat we nog twee uur moesten wachten. Daar hadden we niet zoveel zin in, want ondertussen waren we het wachten wat verleerd. We hadden tot nu toe nog bij geen enkele toeristische attractie moeten aanschuiven. Zalig.

We overlegden onderling en besloten toch maar eens opnieuw aan de dame te vragen of we het wel goed begrepen hadden en toen zei ze tot onze grote verbazing dat we direct konden vertrekken. Snel een kaartje gekocht en in de speedboot gestapt. Buiten ons waren er nog twee andere passagiers. De kapitein van de boot vertrok aan een rustig tempo uit de dokken, maar daarna gaf hij goed gas. Aan een rotvaart sjeesden we door de haven. Het hele tripje duurde maar een kwartier, maar was wel goed voor een adrenalineshot en een hoop bewegingsonscherpe foto’s.

Na dit korte, maar krachtige boottochtje, klommen we opnieuw de berg op naar het Motomachi district om een bezoekje te brengen aan de voormalige Public Hall. Die Public Hall dateert uit 1910 en werd gebouwd ter vervanging van de vorige die in vlammen opging. In de Public Hall konden we een blik werpen in het keizerlijk toilet dat speciaal gebouwd werd voor het driedaagse bezoek van de keizer in augustus 1911. Onder het toilet werd een verwijderbare doos geplaatst met zand en cederbladeren. Nadat de keizer zijn gevoeg had gedaan, werd deze doos verwijderd en aan de hofarts bezorgd voor inspectie. Hum, jah.

De concertzaal was een grote maar sobere zaal, waarin vooral het blinkende linoleum opviel. In de Public Hall liepen hordes in klassieke baljurken geklede Japanse meisjes rond. Wie wat extra flair aan haar bezoek van de Public Hall wil geven, kan zich voor 1500 yen laten opmaken en kleden in een chique baljurk. Een clevere manier om wat meer geld uit de bezoekers te slaan. Per slot van rekening zijn er weinig giechelende Japanse bakvissen die zo’n opportuniteit naast zich neerleggen.

Na ons bezoek liepen we opnieuw door de straat waar de ice cream war woedde. Gelukkig was elke zaak er nu min of meer in geslaagd wat klanten aan te trekken. Vandaag zou iedereen een graantje kunnen meepikken van het mooie weer en de drommen toeristen die deze historische wijk van Hakodate met een bezoekje wilden vereren.

Volgende halte: de Ropeway, want als de Michelingids zegt dat het uitzicht vanaf de berg Hakodate maar liefst drie sterren waard is, dan willen wij dit graag zelf controleren. Rond een uur of vier hadden we de top van de berg bereikt, twee uur voor zonsondergang, wanneer het uitzicht het mooist zou zijn. Geen erg, ik vond het uitzicht nu al pretty amazing. Je ziet de gebouwen van de stad Hakodate langs beide zijden omringd door zeewater. Toen we elk mogelijk uitzicht vanuit drie verschillende posities hadden gefotografeerd, vonden we het welletjes en gingen we iets drinken in de cafetaria die bij het observatieplatform hoorde.

Mijn vriend bestelde een blauw (!) biertje en ik at een Hakodate bavarois die een beetje flauw van smaak was. Ons tapwater werd in een steeds van kleur veranderend glas geserveerd. Een leuke gadget voor het thuisfront, ware het niet dat ze voor dat stukje elektronica belachelijk veel geld vroegen. Nadat we ons drankje en gebakje achter de kiezen hadden, was het tijd voor de zonsondergang.

En kijk, waar we eerst nog bijna de enige toeristen op de berg waren, hadden ze nu hele busladingen Japanners afgedropt om toch maar niets te missen van het driesterren uitzicht. Het was drummen voor een plaatsje en naarmate de zon zakte kwamen er steeds meer Japanners bij. We moesten een beetje wringen om de lichtjes van Hakodate aan onze voeten te zien schitteren, maar gelukkig zijn wij een beetje groter dan de modale Japanner waardoor we toch nog een mooi uitzicht te zien kregen.

Ik kan niet anders dan zeggen dat deze zonsondergang één van de hoogtepunten was van onze trip, zelfs al stond het kippenvel op mijn armen door de kille wind die opstak nadat de zon verdwenen was. Fantastisch dat we dit konden meemaken op één van de laatste dagen van onze reis en fantastisch dat Hakodate zo helemaal anders was dan ik het me had voorgesteld. Je hebt van die momenten die voor eeuwig in je geheugen gegrift staan en dit was er beslist zo eentje. Om te koesteren en aan terug te denken als we oud en versleten zijn.

Nadat het echt te koud voor mij was geworden, keerden we met de ropeway naar beneden op zoek naar eten. We kwamen terecht op hetzelfde pleintje als waar we de dag voordien gegeten hadden en zagen al die mensen zitten wachten op een plekje in de kaitenzushi. Wellicht zouden we een half uur moeten wachten, maar al dat volk was ongetwijfeld een indicatie van hoe lekker de sushi daar wel niet was. We schreven onze naam op de wachtlijst en wachtten, terwijl ik via de mi-fi Wordfeud speelde. We hoopten dat we onze naam zouden herkennen als ze die afriepen. Gelukkig was er weinig misverstand mogelijk: ze deden niet eens de moeite om onze naam af te roepen, ze kwamen ons gewoon halen.

Wat volgde was, denk ik, de allerbeste sushi die ik ooit gegeten heb. Allesbehalve goedkoop, maar o zo lekker. En verser dan vers. In het midden van de zaak stonden grote aquaria met allerlei vissen in. Soms stak een sushichef zijn arm in het water en kwam er met een spartelende inktvis weer uit. Enkele minuten later passeerde er kraakverse inktvissushi op de rolband. Als dessert at ik twee Hokkaido meloenen, gewoon omdat ze mij zo smaakten. Het was per slot van rekening onze laatste avond in Hokkaido en ik wilde graag de herinnering aan de smaak zo lang mogelijk meedragen.

 

We’re back from Japan!

Maar uiteraard vermoedden jullie dit al. De terugreis verliep deze keer vlotjes. We reisden terug in de tijd en ik keek ondertussen wat filmpjes: Barnabas Collins (flauw op enkele grappige onliners na), Prometheus (akelig) en Marie-Antoinette (die jurken, dat eten!). En kijk, onze koffers rolden als één van de allereerste van de bagageband waardoor we nog net de laatste trein naar Leuven konden halen. Aeroflot stelde ditmaal niet teleur.

Van de jetlag had ik naar goede gewoonte niet veel last. Als een mens moe genoeg is, komt de slaap vanzelf.

Staan deze week nog op het programma: een tweedaagse in Luxemburg en een vermoeiende vrijdag in Gent. Mijn koffer staat alweer gepakt.