6 juni: Van Helensburgh naar Oban

Scrambled eggs with salmon als ontbijt, een goeie start van de dag, noem ik dat. We nemen afscheid van onze mooie B&B in Helensburgh en rijden meteen verder naar Oban. Het is er niet van gekomen om een boottochtje te maken op Loch Lomond of Loch Katrine, maar echt jammer vind ik dat niet. We hebben al wandelend en rijdend grote stukken van beide meren gezien en er komen nog gelegenheden genoeg om boottochtjes te maken.

We nemen onze tijd voor de rit naar Oban en stoppen onderweg verschillende keren om foto’s te maken van de natuurwonderen die Schotland ons te bieden heeft. De eerste bergtoppen waarop nog sneeuw zichtbaar is komen in zicht. We zien zelfs een nest met eieren van een watervogel die zo slim was om haar eieren vlakbij een parking te leggen. Ondanks al het stoppen onderweg zijn we vroeger in Oban dan gepland. We bellen om te informeren of we al op onze kamer kunnen, maar deze blijkt nog niet klaar.

Geen nood, vlakbij Oban bevindt zich Dunstaffnage Castle en het eerste kasteel dat ik niet wil bezoeken, dat moet nog gebouwd worden! Dunstaffnage Castle is schitterend gelegen op een landtong en heeft een rijke geschiedenis (nuja, welk kasteel in Schotland heeft dat niet). Het verhaal gaat dat de Stone of Destiny een tijdlang hier bewaard werd, maar het valt te betwijfelen of dit echt zo was. We laten ons inspireren door de fotogenieke ruïnes en de stralende zon. Zo’n ruïne heeft trouwens onverwacht veel verborgen hoekjes en kantjes waar je niet gestoord wordt door andere bezoekers. 😉

Uiteindelijk komen we zo rond kwart voor twee in Dunheanish Guest House aan, een kwartiertje te vroeg. Gelukkig vormt dat geen probleem voor onze gastheer, die echt een zalig Brits gevoel voor humor heeft. Zijn vrouw noemt hem al gekscherend Basil Fawlty, maar ik moet zeggen dat de service in Dunheanisch Guest House toch net iets beter is dan die in Fawlty Towers.

Dunheanish Guest House heeft een fabuleus uitzicht op de baai van Oban. Echt magnifiek om op zo’n plek de nacht te kunnen doorbrengen. Enige nadeel: het is een flinke klim vanaf zeeniveau naar onze B&B. Maar goed, we moeten die stevige ontbijten toch op de één of andere manier verbrand krijgen.

Nadat we de koffers de trappen hebben opgesleurd, dalen we af naar Oban om iets te eten. Het is ondertussen al na twee uur en onze magen rammelen. Op aanraden van onze gastheer slagen we erin een tafeltje in de zon te bemachtigen bij microbrewery Cuan Mor. We bestellen twee simpele gerechten aan de bar. Mijn Thaise salade met kip en chilisaus bestaat jammer genoeg voornamelijk uit een groot stuk kip en enkele blaadjes sla en pindanoten. Britten en lekker eten, het blijft toch een beetje een uitdaging of misschien ben ik in Leuven gewoon te veel verwend.

Na ons laat middagmaal springen we binnen in de Oban Distillery om een rondleiding voor morgen te reserveren. Er staan limieten op het aantal deelnemers per rondleiding en deze whiskystokerij is erg populair bij de toeristen. Daarna besluiten we op basis van een tip die we via Facebook kregen (dankjewel!) naar het eilandje Kerrera te gaan.

Kerrera is een klein eilandje voor de kust van Oban waar slechts een handvol mensen wonen en dat enkel via een veerboot te bereiken is. We zijn nét enkele minuten vóór vier uur bij de oversteekplaats. Net op tijd om de ferry te halen die om het half uur vaart, denken we dan. Een plaatselijke boer die met zijn inkopen voor een paar weken én een sofa op de ferry zit te wachten, verzekert me dat de ferry “any minute now” kan arriveren.

De ferry vaart enkel als het bord aan de overkant van het water op “zwart” staat, een eenvoudig systeem om nutteloze vaarten te vermijden. Spijtig genoeg heeft de veerman blijkbaar besloten om een beurt over te slaan, want ondanks het feit dat het bord op “zwart” staat, valt er geen veerboot te bespeuren om vier uur. We besluiten dan maar even geduld te oefenen (niet mijn sterkste punt).

Om half vijf bemerken we dan toch beweging aan de overkant. Daar komt de veerboot! De veerman helpt de plaatselijke boer zijn sofa op het veer te dragen en we vertrekken naar de overkant. Vijf minuten later staan we op Kerrera, een eiland met een beperkt aantal inwoners en veel wildlife. Ik zag op facebook foto’s van wilde paardjes en die wil ik dolgraag ontmoeten. Spijtig genoeg vaart de laatste ferry naar het vastenland om vijf voor zes. Veel te weinig tijd dus om het eiland grondig te verkennen.

We beginnen aan een wandeling naar het hoogste punt van het eiland, maar ik heb het gevoel dat ik niet genoeg lucht krijg en de longen uit mijn lijf moet hoesten. Nochtans valt de klim amper zwaar te noemen, maar de reisvermoeidheid in combinatie met mijn ziekte zullen hun tol eisen. Backtracken dan maar en een eenvoudigere route kiezen, parallel met de kustlijn. Erg ver kunnen we helaas niet stappen, want de klok tikt. Doodjammer dat er geen ferry wat later uitvaart, per slot van rekening gaat de zon hier pas onder rond een uur of half elf. Tijd zat om ’s avonds nog mooie wandelingen te doen.

Een beetje teleurgesteld (geen paardjes gezien, alleen maar geiten, konijnen en schapen) keren we naar Oban terug. Volgende keer beter timen! We rijden met de wagen terug naar Oban en parkeren deze in de straat van onze B&B. Vanaf onze B&B is het maar een klein eindje klimmen naar de 19de eeuwse McCaig’s Tower, vanwaar je een schitterend uitzicht op de baai hebt.

McCaig’s Tower is een folietje van de rijke bankier John Stuart McCaig. Hij financierde vanaf 1897 tot 1902 de bouw van deze toren. Idee was de plaatselijke metselaars ook tijdens de wintermaanden werk te bezorgen. De constructie stopte toen McCaig stierf. Resultaat is een onvoltooid gebouw dat op het Colosseum lijkt en boven de stad Oban uittorent. Een romantisch plekje om in het avondlicht van de zonsondergang te genieten.

Na het uitzicht fotografisch vastgelegd te hebben, dalen we af naar zeeniveau op zoek naar een plek om te eten. Alweer bereikt ons een tip via facebook: het EE-USK seafood restaurant zou de moeite zijn. We besluiten het erop te wagen. Dat het restaurant populair is, blijkt uit het feit dat er geen enkel tafeltje voor twee personen beschikbaar is. Gelukkig komt er over een half uurtje een tafeltje vrij en schrijft de maître onze namen op.

We slenteren langs het water en genieten van de zon op ons gezicht. Ik heb wellicht iets té veel genoten van al die zon, want mijn hoofdhuid is alweer verbrand op de plek waar mijn haarscheiding valt. Niet zo erg als vorig jaar in Japan, maar ik voel het toch. Insmeren dan maar. Al is het nog zo’n belachelijk gezicht om je hoofdhuid in te smeren, ik heb nu eenmaal geen hoedenhoofd.

Na een half uurtje zijn we terug bij EE-USK en bestellen we allebei de seafood platter. Ditmaal geen gefrituurde brol, maar échte verse zeevruchten: mosselen, sint-jacobsvrucht, gamba’s, gerookte zalm en krab. Zalig!

Voldaan klimmen we terug naar onze B&B om nog een beetje te surfen en foto’s op te laden. Memorabel feit: dit is de eerste B&B waar we logeren waar de wifi fatsoenlijk werkt!

About yab

Yet another blogger. Wie meer wil weten, moet gewoon mijn blog lezen.

1 Response

Leave a Reply

You may use these HTML tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>