Echt een barslechte nacht achter de rug. Het moet van Australië geleden zijn dat ik nog zoveel last gehad heb van jetlag. Echt gewoon klaar wakker in het midden van de nacht, zo wakker dat ik op den duur zelfs ben opgestaan om wat te chatten met het thuisfront, waar het gelukkig nog geen drie uur ‘s nachts was. In totaal ben ik zeker drie uur wakker geweest. Niet bepaald ideaal om fris voor de dag te komen op officiële studiebezoeken.
Gelukkig was er dim sum bij het ontbijt om mijn energiepijl op te krikken. Waarom niet overal ter wereld standaard dim sum op het ontbijtmenu staat, het is me een raadsel. En jawel, voor de tweede dag op rij schepte ik me een kommetje rijstporridge in. Ik moet zeggen dat ik dit gerecht meer en meer begin te appreciëren, vooral in combinatie met die heerlijke pikante inktvisjes en gedroogde sardientjes. Helemaal oosters ging ik niet, daarvoor was het vooruitzicht van een vers gebakken omeletje gewoon té aantrekkelijk.
We werden al om 8.50u aan het onthaal verwacht, dus echt op het gemak ontbijten zat er niet in. Ik hing mijn camera rond mijn hals en vulde de fototoestel rugzak met kleine doosjes met pralines van Bittersweet, kwestie van een zoete indruk na te laten bij de Koreanen. 😉
Hetzelfde busje als de dag voordien bracht ons naar onze eerste bestemming: Paju Book City. Tijdens de rit naar het noorden, hadden we een goed zicht op de majestueuze Han rivier die door Seoul stroomt. Verder noordelijk werden we geconfronteerd met de grens met Noord-Korea. De met zware prikkeldraad afgezette grens deed surreëel aan, alsof al dat prikkeldraad een rekwisiet voor een film was. Het land aan de overkant zag er helemaal niet bedreigend uit, ondanks de berichten over raketten afgevuurd door gekke dictator Kim Jong-un. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat beide Korea’s ooit herenigd zullen worden, zodat de mensen in het Noorden opnieuw van de vrijheid kunnen genieten.
We waren vroeger dan verwacht in Paju Book City waardoor er nog tijd was om een vers appelsiensapje te drinken. Nood aan vitaminen om die jetlag te bestrijden!
Paju Book City is een volledig artificieel stadje, geconcipieerd door een visionair die een stad op maat van de uitgeverijsector wou creëren. Momenteel zijn er 250 uitgevers gevestigd met in totaal meer dan 10.000 werknemers. Paju Book City koos resoluut voor moderne architectuur. Ik moet eerlijk zijn dat het geheel op mij nogal artificieel overkwam. Al is het niet moeilijk te begrijpen waarom toch zoveel uitgevers zich er gevestigd hebben: nieuwe bedrijven die zich in Paju Book City vestigen zijn vijf jaar vrijgesteld van belastingen!
We spraken met de CEO van het project, die speciaal voor ons tijd had vrijgemaakt. Een hele eer en reden genoeg om hem een doosje chocolaatjes toe te steken. Hij was duidelijk erg trots op zijn project, maar zo mogelijk nog trotser op het boek dat hij vorig jaar geschreven had over boekwinkels overal ter wereld. Hij had zelfs een Brusselse boekhandel bezocht: Cook & Book, en was bijzonder enthousiast over het feit dat ik een paar woorden Koreaans sprak.
Bedoeling is om Paju Book City uit te breiden naar bedrijven in de audiovisuele sector. We bezochten een bedrijf dat zich onlangs in Paju Book City gevestigd had (en uiteraard graag gebruik maakte van de fantastische belastingvoordelen). De vestiging van het bedrijf beschikte over een eigen theater- en cinemazaal, allemaal gloednieuw en uitgerust met de allernieuwste technologie.
Wel jammer dat men bij het uittekenen van Paju Book City vergeten is rekening te houden met het feit dat die duizenden werknemers allemaal met de auto naar het werk komen. Gevolg: parking hell. Iets wat echt in het oog sprong toen wij met ons busje door de straten van Paju Book City reden. Stom dat niemand op het idee is gekomen om een paar grote ondergrondse parkeergarages te bouwen. Gelukkig staat in de bouwvoorschriften dat nieuwe gebouwen wel allemaal van ondergrondse parkeerplekken voorzien moeten zijn.
Lunchen deden we in Neoul restaurant, een Italiaans restaurant gevestigd in de gigantische bibliotheek van Paju Book City. Ik had persoonlijk liever Koreaans gegeten, maar de porcini risotto was overheerlijk, dus klagen kon ik niet. De risotto werd voorafgegaan door een heerlijke salada en gevolgd door een krakend verse pizza als dessert. Niet dat ik nog plek had voor een stuk pizza, maar ik wilde ook niet onbeleefd lijken, dus at ik een klein stukje.
Ik had tijdens de lunch een fijn gesprek met de dame die ons begeleidde: een Koreaanse die in haar jeugdjaren een tijd in Texas gewoond had en vervolgens in Londen was gaan studeren. Vandaar haar bijzonder goede Engels, natuurlijk.
Na alweer een overvloedige lunch reden we verder naar Heyri Art Village, gelegen op vier kilometer van de grens met Noord-Korea. Heyri Art Village bestaat ondertussen 15 jaar en huisvest ongeveer 210 huishoudens. De artiesten die in Heyri Art Village willen komen wonen, worden eerst gescreend om te zien of ze in het project passen.
Na alweer een filmpje, kregen we wat meer toelichting van een excentrieke kunstenaar met een lange witte baard. Spijtig genoeg moest ik al mijn wilskracht concentreren op het overwinnen van een gigantische middagdip, waardoor bepaalde aspecten van zijn verhaal wat mistig zijn. Heyri Art Village biedt ruimte aan individuele projecten van kunstenaars, maar organiseert tegelijkertijd ook veel festivals die mensen uit de wijde omgeving aantrekken. Tegelijkertijd streeft Heyri Art Village ernaar een evenwicht met de natuur te vinden. Alleen jammer dat ze ook hier vergeten zijn ondergrondse parkeergarages te voorzien.
Volgende halte: het HanHyangLim Onggi pottery museum, een bijzonder indrukwekkende collectie van aardewerk objecten, voornamelijk gebruikt voor het fermenteren van kimchi (김치). Dertig jaar zijn de eigenaars al bezig met het uitbouwen van hun collectie. Het gebouw waarin de collectie gepresenteerd werd, was op zich al erg knap, met verschillende niveaus, open trappen en heel veel licht. Natuurlijk konden een aantal van mijn collega’s er niet aan weerstaan om wat vaatwerk te kopen. Ik kon deze verleiding makkelijk weerstaan, wegens totaal geen plaats mijn in onze keukenkasten.
Laatste stop van de dag: het Museum of Musical Instruments of the World. Buiten ons groepje was er geen enkele ander bezoeker in het museum, wat maakte dat we alweer een privérondleiding kregen van de bezieler van het museum. Heel fijn, om op zo’n manier een musuem te kunnen ontdekken. Natuurlijk was dit museum een flauw afkooksel van het Muziekinstrumentenmuseum in Brussel, maar toch was ik onder de indruk van de variatie aan instrumenten door één persoon bij elkaar gesprokkeld.
We sloten deze goed gevulde dag af in het VR.AR Complex (Digital Pavilion) in de Digital Media City van Seoul. Bijzonder knap wat we daar allemaal te zien kregen. Persoonlijk geloof ik dat virtual reality de toekomst is en dat we nu nog maar het tipje van de ijsberg zien wat betreft de toepassingsmogelijkheden van VR. Ik had de gelegenheid om zelf twee zaken uit te proberen: een wandeling op een loopbrug op duizelingwekkend hoogte op een Avatar-achtige planeet. Deze ervaring deed me eerlijk gezegd niet zoveel, ik stapte zelfs opzettelijk naast de brug, maar een adrenalinestoot bleef uit. Mijn hersenen hadden duidelijk door dat het maar fake was. Na de tweede ervaring daarentegen duurde het zeker meer dan tien minuten eer mijn hartslag terug op een normaal ritme kwam. Ik werd vastgegespt in een zetel zoals in een pretparkattactie en ervoer de sensatie van 360 graden overkop gaan, bevestigd aan het uiteinde van een lange, om één as draaiende arm. De virtuele attractie waarin ik zat, was zo hoog als een wolkenkrabber en hoezeer ik mijn hersenen ook wijsmaakte dat het fake was, ik kon de aandrang om me aan de stoel vast te grijpen niet onderdrukken. Mijn ervaring eindigde gruwelijk: de lange arm die een perfecte cirkel in de lucht beschreef, viel uiteen en ik stortte met een rotvaart te pletter tegen de aarde. Ja, daar was ik toch even niet goed van.
Onze laatste stop van de dag was restaurant Gosang in Seoul. Om daar te geraken, moesten we een tijdje in de file staan, maar niemand die daarom maalde, want we kregen een schitterende bloedrode zonsondergang te zien tijdens onze rit. De dag werd afgesloten met een wel heel bijzonder avondmaal. Restaurant Gosang is gespecialiseerd in de Boeddhistische tempelkeuken. Eenvoudige gerechten met zo min mogelijk kruiden, passend bij de levensstijl van de monniken. Voor deze keuken is het erg belangrijk natuurlijk te eten en volgens de seizoenen. Een erg aparte ervaring. Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet alle smaken mij konden bekoren en dat ik toch wel wat kruiden miste. Maar braaf als ik ben, at ik telkens mijn bordje leeg, alleen de gefrituurde ginseng liet ik na een paar happen aan mij voorbij gaan. Omdat wij geen boeddhisten waren, zondigden we tegen het feit dat monniken geen alcohol mogen drinken. Ik genoot dubbel zo hard van mijn glaasje makgeolli (막걸리).
Een greep uit wat we zoal voorgeschoteld kregen. (De vlees- en visgerechten maken uiteraard geen deel uit van een normale, strikt vegetarische, monnikenmaaltijd.)
Japchae met lotusbloem:
Na het avondmaal bracht ons busje ons terug naar het hotel (dat helemaal niet ver was, maar de Koreanen vonden het véél te koud (het was rond de vier graden) om ons te voet te laten terugkeren). Eerst vond ik dat een beetje onnozel, maar tegen het einde van de maaltijd was mijn pijp ver uit en was ik behoorlijk blij dat ik kon onderuit zakken in een lekker warm en comfortabel busje.
In het hotel keek ik nog een filmpje en kroop daarna in bed, in de hoop op een betere nachtrust ter voorbereiding op dag nummer drie!