7 juni: Oban en Isle of Mull

We nemen na een stevig ontbijt met scrambled eggs en salmon (ja, weeral) afscheid van het prachtige uitzicht van onze B&B. We pakken ons boeltje bijeen en vertrekken naar de Oban distillery. Spijtig genoeg is het tijdens de rondleiding van één uur strikt verboden foto’s te nemen. Iets met de alcoholdeeltjes in de lucht en brandgevaar. Nuja, ik wil geen ontploffing op mijn geweten hebben, dus we gehoorzamen braaf.

De rondleiding is erg interessant en de gids doet zijn best om interactie met de groep op te bouwen, maar door het grote aantal anderstaligen worden er quasi geen vragen gesteld. Ik vermoed dat meer dan de helft van de deelnemers slechts hier en daar flarden van de uitleg begrijpt. Whisky stoken is dan ook een heel complex proces. Je vraagt je af hoe iemand er ooit op gekomen is om op die manier een drankje te fabriceren. Gelukkig is er één whiskyliefhebster in de groep die al meerdere stokerijen heeft bezocht en die als sparring partner voor onze gids kan dienen.

Op het einde van de rondleiding krijgen we uiteraard een proevertje van de 14 jaar oude Oban whisky voorgeschoteld waarin we de vier hoofdsmaken (zout, honing, rook, sinaasappelschil) proberen te onderscheiden. Om elf uur ’s ochtends whisky proeven, ik heb het nog niet zo vaak gedaan, maar het smaakt zeker! We weerstaan de verleiding om een flesje te kopen, maar vullen wel onze gegevens in om een whiskypaspoort te krijgen. Al zit het er niet in dat we tijdens deze reis al de vermelde stokerijen zullen aandoen.

Wat de Oban distillery extra bijzonder maakt is de ligging: midden in het centrum van Oban. De stad is gegroeid rond de whiskystokerij en de oprichters hebben ook echt geïnvesteerd in Oban. Deze ligging betekent wel dat de stokerij niet kan uitbreiden. Daar is immers geen plaats voor, omdat de stokerij langs beide zijkanten ingesloten is door woningen en langs achter door een rotswand. Dat maakt dat er een limiet is op het aantal geproduceerde flessen, wat de whisky natuurlijk iets exclusiefs geeft.

Om drie minuten voor elf zijn we in het bezit van ons whiskypaspoort en zetten we het op een lopen naar de kade waar een bootje aanmeert dat ons naar de eilandjes waar zeehonden vertoeven, kan brengen. We kopen snel een kaartje en springen aan boot. Just in time, heet dat dan. Al een geluk dat tijdens de rondleiding niet te veel vragen werden gesteld. 😉

Onder een stralend blauwe hemel varen we de baai van Oban uit. We zien jonge zeehonden zonnebaden en varen voorbij een zalmkwekerij. Eén drijvend bassin bevat maar liefst 30.000 zalmen en wij tellen twaalf zulke bassins. Het tochtje is voorbij in een zucht. Met dank aan de schoonbroer van mijn vriend voor de tip.

Voor het middagmaal houden we het simpel: op een leuk terrasje tegenover de Oban Distellery eten we een gevulde aardappel (ik met garnaal, hij met tonijn).

En dan is het tijd om de ferry naar Mull te nemen. Drie kwartier later zetten we voet aan land op het Isle of Mull. Of beter gezegd, autoband aan land. We besluiten meteen door de rijden naar de haven Fionnphort.

Onderweg passeren we de prachtigste landschappen. We zien Schotse hooglandrunderen op hun gemak grazen en schapen, veel schapen, heel veel schapen.

Rijden op Mull blijkt echter niet zo voor de hand te liggen. De meeste wegen zijn single track roads, met hier en daar passing places. Dat wil zeggen dat wanneer je een tegenligger ontmoet, één van beide moet uitwijken en soms zelfs achteruit moet rijden tot aan een passing place. De bewoners van Mull zijn dit systeem duidelijk gewoon en rijden goed door, voor mijn vriend is het echter serieus wennen. Achter elke heuvel of elke bocht kan opeens een tegenligger op ramkoers opduiken. En als het geen tegenligger is, dan wel een schaap dat in het midden van de weg staat en verontwaardigd kijkt als je aandringt om aan de kant te gaan.

Ergens in het midden van onze tocht houden we halt voor een vieruurtje op een plaats waar ze met free wifi adverteren. We stappen een huiskamer binnen waar een vriendelijke oude dame ons welkom heet en ons twee overheerlijk uitziende taarten toont. Uiteraard kiezen we voor de chocoladetaart. We mailen nog wat met onze advocaat (niet plezierig, wel noodzakelijk).

De dame is duidelijk blij met het gezelschap, want al snel komt ze ons een nieuwe crème tonen die ze via Amazon (want die leveren gratis!) gekocht heeft. De crème belooft rimpels te verminderen en de teint te verbleken. Voor mij lijkt de crème verdacht veel op van die Aziatische whitening creams en de uitleg in het Taiwanees lijkt mijn vermoeden te bevestigen.

Twee minuten later komt de dame in de huiskamer binnen met een witte laag crème op haar gezicht, die duidelijk niet wil intrekken. Bij het aandachtiger bekijken van de instructies blijkt dat de crème eerder als een soort zeep gebruikt dient te worden. Wij proberen serieus te blijven, terwijl de dame haar gezicht gaat afwassen. Over een surreële belevenis gesproken…

We rijden verder naar Fionnphort, maar vorderen veel trager dan verwacht. Op het eerste gezicht lijkt Mull een klein eiland, maar door de single track roads zien we onze geschatte aankomsttijd minuut per minuut aantikken. We zijn dan ook pas om twintig voor vijf effectief in Fionnphort. We nemen de ferry naar Iona, de plek waar de Ierse missionaris Columba zijn zending begon. Tijdens onze rit met de ferry reserveer ik een boottocht naar het eiland Staffa voor de volgende ochtend. Het weer zit nog altijd mee, daar moeten we van profiteren.

Veel tijd hebben we niet op Iona, want de laatste ferry naar Fionnphort vaart om 18.30, maar we proberen het maximum uit onze tijd te halen. We bezoeken eerst de ruïnes van een klooster om vervolgens de prachtig gerestaureerde abdij van Iona te bewonderen. Ook vandaag nog doet deze plek dienst als christelijk bezinningsoord. De abdijkerk en bijhorend klooster zijn echt prachtig en door de ligging kan je je zo voorstellen dat dit een geschikte plek is voor bezinning en gebed.

Wanneer we de ferry terugnemen zijn we het met elkaar eens, Iona is een prachtige en inspirerende plek, ook voor niet-gelovigen.

We hebben nog een serieuze rit naar Arle Lodge voor de boeg, wetende dat we in de verste verte niet de gemiddelde rijtijden van onze gps halen. We zijn alvast blij dat we een stevig stuk taart gegeten hebben als vieruurtje, want het ziet ernaar uit dat ons avondmaal weer op een laat tijdstip zal vallen.

We laten het echter niet aan ons hart komen en genieten van de prachtige scenic route die ons naar Aros, vlakbij Tobermory voert. Mijn vriend rijdt ondertussen op de single track road als een local: altijd vriendelijk dankjewel zeggen door je hand op te steken (zonder deze van het stuur te nemen) naar de passerende wagen. Best wel hoffelijke mensen, die Schotten. Dat geldt niet voor de Schotse schapen, die zijn alles behalve hoffelijk! Elke keer als ik een schaap vriendelijk gedag zeg, draait het schaap in kwestie mij de rug toe.

We komen pas rond half negen aan in Arle Lodge. De receptie is ondertussen al gesloten, dus bellen we maar één van de eigenaars uit de hot tub. Al druipend geeft hij ons onze sleutel. De kamer is erg basic en zonder toilet of douche op de kamer. Veel tijd om de kamer uitgebreid te bestuderen hebben we niet, de lege maag roept. We rijden in een tiental minuten naar Tobermory, de grootste stad op het eiland Mull. Toch onze grote verbazing is dit stadje ei zo na uitgestorven en dat op een vrijdagavond!

We komen terecht in een Chinees/Thais restaurant met de originele naam Golden Dragon, omdat we eens iets anders willen dan de nogal vettige Schotse kost. Buiten ons zijn er nog drie andere klanten. Het eten is echter fantastisch en de gastvrijheid fenomenaal. De Thaise mosseltjes die ik als voorgerecht nam zijn zalig en de Chinese zeevruchtenschotel is eveneens om duimen en vingers af te likken. En dan krijgen we nog een gratis whisky van het huis aangeboden. Een aanrader, echt waar!

Terug in Arle Lodge bekijk ik de boekinggegevens, want ik kan me niet herinneren een kamer geboekt te hebben zonder douche en toilet. Maar blijkbaar heb ik mij toch vergist. Nu geen probleem, het gezamenlijke sanitair ziet er erg proper uit, maar voor iemand als mezelf die elke nacht minstens één keer naar het toilet moet, is het wel handig om ’s nachts niet te ver naar het toilet te moeten strompelen.

Om uit te sluiten dat ik nog andere fouten gemaakt heb bij het boeken, overloop ik even snel alle B&B’s voor de komende weken. En dan valt mijn oog opeens op een adres in Ierland. In Ierland?! Wellicht leed ik aan tijdelijke verstandsverbijstering toen ik dit boekte? Gelukkig ben ik nog net op tijd om de reservatie kostenloos te kunnen cancellen. Oef! We reserveren meteen een andere B&B voor Skye. Danku Tripadvisor voor al die nuttige info. En we halen opgelucht adem dat ik deze fout bijtijds gezien heb, stel je voor dat we een adres in Ierland ingegeven hadden op onze gps. 😉

6 juni: Van Helensburgh naar Oban

Scrambled eggs with salmon als ontbijt, een goeie start van de dag, noem ik dat. We nemen afscheid van onze mooie B&B in Helensburgh en rijden meteen verder naar Oban. Het is er niet van gekomen om een boottochtje te maken op Loch Lomond of Loch Katrine, maar echt jammer vind ik dat niet. We hebben al wandelend en rijdend grote stukken van beide meren gezien en er komen nog gelegenheden genoeg om boottochtjes te maken.

We nemen onze tijd voor de rit naar Oban en stoppen onderweg verschillende keren om foto’s te maken van de natuurwonderen die Schotland ons te bieden heeft. De eerste bergtoppen waarop nog sneeuw zichtbaar is komen in zicht. We zien zelfs een nest met eieren van een watervogel die zo slim was om haar eieren vlakbij een parking te leggen. Ondanks al het stoppen onderweg zijn we vroeger in Oban dan gepland. We bellen om te informeren of we al op onze kamer kunnen, maar deze blijkt nog niet klaar.

Geen nood, vlakbij Oban bevindt zich Dunstaffnage Castle en het eerste kasteel dat ik niet wil bezoeken, dat moet nog gebouwd worden! Dunstaffnage Castle is schitterend gelegen op een landtong en heeft een rijke geschiedenis (nuja, welk kasteel in Schotland heeft dat niet). Het verhaal gaat dat de Stone of Destiny een tijdlang hier bewaard werd, maar het valt te betwijfelen of dit echt zo was. We laten ons inspireren door de fotogenieke ruïnes en de stralende zon. Zo’n ruïne heeft trouwens onverwacht veel verborgen hoekjes en kantjes waar je niet gestoord wordt door andere bezoekers. 😉

Uiteindelijk komen we zo rond kwart voor twee in Dunheanish Guest House aan, een kwartiertje te vroeg. Gelukkig vormt dat geen probleem voor onze gastheer, die echt een zalig Brits gevoel voor humor heeft. Zijn vrouw noemt hem al gekscherend Basil Fawlty, maar ik moet zeggen dat de service in Dunheanisch Guest House toch net iets beter is dan die in Fawlty Towers.

Dunheanish Guest House heeft een fabuleus uitzicht op de baai van Oban. Echt magnifiek om op zo’n plek de nacht te kunnen doorbrengen. Enige nadeel: het is een flinke klim vanaf zeeniveau naar onze B&B. Maar goed, we moeten die stevige ontbijten toch op de één of andere manier verbrand krijgen.

Nadat we de koffers de trappen hebben opgesleurd, dalen we af naar Oban om iets te eten. Het is ondertussen al na twee uur en onze magen rammelen. Op aanraden van onze gastheer slagen we erin een tafeltje in de zon te bemachtigen bij microbrewery Cuan Mor. We bestellen twee simpele gerechten aan de bar. Mijn Thaise salade met kip en chilisaus bestaat jammer genoeg voornamelijk uit een groot stuk kip en enkele blaadjes sla en pindanoten. Britten en lekker eten, het blijft toch een beetje een uitdaging of misschien ben ik in Leuven gewoon te veel verwend.

Na ons laat middagmaal springen we binnen in de Oban Distillery om een rondleiding voor morgen te reserveren. Er staan limieten op het aantal deelnemers per rondleiding en deze whiskystokerij is erg populair bij de toeristen. Daarna besluiten we op basis van een tip die we via Facebook kregen (dankjewel!) naar het eilandje Kerrera te gaan.

Kerrera is een klein eilandje voor de kust van Oban waar slechts een handvol mensen wonen en dat enkel via een veerboot te bereiken is. We zijn nét enkele minuten vóór vier uur bij de oversteekplaats. Net op tijd om de ferry te halen die om het half uur vaart, denken we dan. Een plaatselijke boer die met zijn inkopen voor een paar weken én een sofa op de ferry zit te wachten, verzekert me dat de ferry “any minute now” kan arriveren.

De ferry vaart enkel als het bord aan de overkant van het water op “zwart” staat, een eenvoudig systeem om nutteloze vaarten te vermijden. Spijtig genoeg heeft de veerman blijkbaar besloten om een beurt over te slaan, want ondanks het feit dat het bord op “zwart” staat, valt er geen veerboot te bespeuren om vier uur. We besluiten dan maar even geduld te oefenen (niet mijn sterkste punt).

Om half vijf bemerken we dan toch beweging aan de overkant. Daar komt de veerboot! De veerman helpt de plaatselijke boer zijn sofa op het veer te dragen en we vertrekken naar de overkant. Vijf minuten later staan we op Kerrera, een eiland met een beperkt aantal inwoners en veel wildlife. Ik zag op facebook foto’s van wilde paardjes en die wil ik dolgraag ontmoeten. Spijtig genoeg vaart de laatste ferry naar het vastenland om vijf voor zes. Veel te weinig tijd dus om het eiland grondig te verkennen.

We beginnen aan een wandeling naar het hoogste punt van het eiland, maar ik heb het gevoel dat ik niet genoeg lucht krijg en de longen uit mijn lijf moet hoesten. Nochtans valt de klim amper zwaar te noemen, maar de reisvermoeidheid in combinatie met mijn ziekte zullen hun tol eisen. Backtracken dan maar en een eenvoudigere route kiezen, parallel met de kustlijn. Erg ver kunnen we helaas niet stappen, want de klok tikt. Doodjammer dat er geen ferry wat later uitvaart, per slot van rekening gaat de zon hier pas onder rond een uur of half elf. Tijd zat om ’s avonds nog mooie wandelingen te doen.

Een beetje teleurgesteld (geen paardjes gezien, alleen maar geiten, konijnen en schapen) keren we naar Oban terug. Volgende keer beter timen! We rijden met de wagen terug naar Oban en parkeren deze in de straat van onze B&B. Vanaf onze B&B is het maar een klein eindje klimmen naar de 19de eeuwse McCaig’s Tower, vanwaar je een schitterend uitzicht op de baai hebt.

McCaig’s Tower is een folietje van de rijke bankier John Stuart McCaig. Hij financierde vanaf 1897 tot 1902 de bouw van deze toren. Idee was de plaatselijke metselaars ook tijdens de wintermaanden werk te bezorgen. De constructie stopte toen McCaig stierf. Resultaat is een onvoltooid gebouw dat op het Colosseum lijkt en boven de stad Oban uittorent. Een romantisch plekje om in het avondlicht van de zonsondergang te genieten.

Na het uitzicht fotografisch vastgelegd te hebben, dalen we af naar zeeniveau op zoek naar een plek om te eten. Alweer bereikt ons een tip via facebook: het EE-USK seafood restaurant zou de moeite zijn. We besluiten het erop te wagen. Dat het restaurant populair is, blijkt uit het feit dat er geen enkel tafeltje voor twee personen beschikbaar is. Gelukkig komt er over een half uurtje een tafeltje vrij en schrijft de maître onze namen op.

We slenteren langs het water en genieten van de zon op ons gezicht. Ik heb wellicht iets té veel genoten van al die zon, want mijn hoofdhuid is alweer verbrand op de plek waar mijn haarscheiding valt. Niet zo erg als vorig jaar in Japan, maar ik voel het toch. Insmeren dan maar. Al is het nog zo’n belachelijk gezicht om je hoofdhuid in te smeren, ik heb nu eenmaal geen hoedenhoofd.

Na een half uurtje zijn we terug bij EE-USK en bestellen we allebei de seafood platter. Ditmaal geen gefrituurde brol, maar échte verse zeevruchten: mosselen, sint-jacobsvrucht, gamba’s, gerookte zalm en krab. Zalig!

Voldaan klimmen we terug naar onze B&B om nog een beetje te surfen en foto’s op te laden. Memorabel feit: dit is de eerste B&B waar we logeren waar de wifi fatsoenlijk werkt!

5 juni: Loch Lomond en de Trossachs

Opnieuw geen al te beste nacht en veel te vroeg wakker. Thuis ondervind ik bijna geen last van de overschakeling van winter- naar zomeruur, maar hier blijkt dat ene uurtje verschil mij toch parten te spelen. Mijn neus is ondertussen veranderd in een lopend kraantje en ik durf amper te tellen hoeveel papieren zakdoekjes ik er per uur doordraai. En zo zijn jullie ook weer mee met mijn gezondheidstoestand. 😉

Jammer genoeg blijkt bij het opstaan de zon er de brui aan gegeven te hebben. Een dreigende wolkenhemel lijkt niet veel goeds te voorspellen. Gelukkig zijn er de overheerlijke pannenkoeken met banaan, aardbeien en bosvruchten van onze gastvrouw om ons humeur op te krikken.

Vandaag staat helemaal in het teken van de verkenning van Loch Lomond, het grootste zoetwaterreservoir op de Britse eilanden, en de Trossachs, een natuurgebied waar de Hoog- en de Laaglanden samensmelten. Eerste stop: het charmante dorpje Luss, dat zichzelf het mooiste dorp van de streek noemt. Dat is lichtelijk overdreven, maar de huisjes zijn voorzien van leuke bloementuintjes en de ligging is natuurlijk geweldig met een mooi uitzicht op het meer en Ben Lomond.

Vanuit Luss kan je boottochten maken op Loch Lomond, maar we besluiten een potentiële boottocht in beraad te houden en verder te rijden naar Balloch. De belangrijkste reden om naar Balloch te gaan, is uiteraard het indrukwekkende Loch Lomond, 8 km breed en maar liefst 35 km lang.

In het visitor center van Balloch krijgen we een kaart van de omgeving en wat tips mee. We wandelen eerst naar de oevers van het meer, waar we een schoolklasje tegen komen dat druk bezig is antwoordbladen in te vullen over het meer. Gelukkig is de informatie op de infoborden bijzonder uitgebreid. Doet me terugdenken aan mijn eigen ‘excursies’ met de aardrijkskundeles. Altijd goed voor een fijn uitje. ☺

We maken een mooie wandeling langs de oevers van Loch Lomond en ik steek zelfs even mijn tenen in het water. Alleen mijn tenen, want het water is toch maar frisjes. 😉 Overal rondom ons staan de paarse boshyacinten in bloei. Een prachtig zicht. We lopen langs een klein riviertje dat uitmondt in het grote meer en genieten van de frisse boslucht.

Op het einde van de wandeling komen we uit bij Balloch castle, helaas niet te bezoeken, omgeven door een schitterend park met prachtige bomen en weelderig bloeiende rododendrons. En ja, ook hier wordt vol ijver het gras afgereden. We werpen nog even een blik op de ommuurde tuin en gaan vervolgens op zoek naar een plek om onze hongerige magen te vullen.

Onze keuze valt op Balloch House, vooral omdat het terras er zo aantrekkelijk uitziet. We zoeken een plek in de zon, bestellen een voorgerecht en hoofdgerecht voor 8,95 pond en een Zweedse en Ierse cider daarbij. Terwijl we ons voorgerecht verorberen (meloen met sorbet van rode vruchten voor mij en een slaatje van eendenborst voor mijn vriend), zien we donkere wolken naderen. Al snel vallen de eerste druppels.

Wij verhuizen naar een plekje onder een parasol, maar het personeel komt vragen om naar binnen te verhuizen. Dat blijkt een goeie zet te zijn, want nog geen minuut later valt het water met bakken uit de hemel. Onze eerste Schotse regenbui. We laten het niet aan ons hart komen: de rainbow trout is echt overheerlijk. Eén van de beste dingen die ik tot nu toe in Schotland gegeten heb. De Zweedse cider met aardbeien limoen is te zoet naar mijn smaak. De eerste slokken zijn lekker, maar daarna begint je mond te plakken van de suiker. Net limonade met een beetje alcohol in. En een flesje van 600ml is ook gewoon te veel. Geen cider meer voor mij.

Omdat we geen zin hebben om door de regen te lopen, bestel ik nog een dessertje: apple fritters with ice cream. Toch nog iets gefrituurd. 😉 Maar de appelbeignets smaken heerlijk in combinatie met het vanille-ijs.

De regen houdt aan, dus we besluiten de drupels toch maar te trotseren en naar de auto te lopen. Gelukkig zijn we voorzien op elke weertype en hebben we één regenjasje bij. Daar wordt dan ook om gevochten. 😉 Spijtig dat flipflops zo glad worden van zodra ze nat zijn…

We halen heelhuids en niet al te nat de auto. We vertrekken richting Aberfoyle en zullen onderweg onze plannen aanpassen in functie van het weer. Ergens onderweg in de omgeving van het Queen Elizabeth Forest Park stoppen we bij de David Marshall Lodge voor een sanitaire stop. We halen onze regenjassen boven en werpen een blik werpen op de container met info uit de omgeving. De containerbewoners zijn duidelijk blij volk te zien. Ik krijg meteen tips voor een wandeling naar een waterval in de buurt en we worden ongeveer verplicht om naar de live camerabeelden van de jongen van de visarend te kijken. Een heel enthousiaste dame telt met ons de jongen in het nest. Het zijn er drie!

We zijn helemaal overtuigd van de natuurpracht van dit gebied en besluiten dan maar de korte wandeling naar de waterval te doen. Op dit moment wordt er druk gewerkt aan de toeristische ontsluiting van dit gebied: het aantal parkeerplaatsen is gevoelig verhoogd, men is bezig met de bouw van een gloednieuwe lodge, er is overal informatie over het wildlife beschikbaar en we zien onderweg dat er hutten en hangmatten opgesteld worden bedoeld om activiteiten voor kinderen te organiseren.

Het wandelingetje naar de waterval stelt niet zoveel voor, maar een klein beetje voorbij de waterval is een observation hut waar je vogels en eekhoorns kan spotten. Wij hebben geluk en zien een zeldzame rode eekhoorn zich te goed doen aan de nootjes. Ook zitten er veel vinkjes, aangetrokken door de voederplek. Dit toevallige uitje blijkt een geweldige meevaller te zijn. En onze regenjassen zijn niet eens nat geworden.

We zetten onze tocht verder langs Duke’s Pass, tussen Callander en Aberfoyle, en genieten van de fenomenale uitzichten op de omgeving. We rijden verder tot aan Loch Katrine. Loch Katrine is bekend geworden door als decor te fungeren van Walter Scott’s Lady of the Lake. Sindsdien werd dit een populaire toeristische bestemming. Het is mogelijk om op het meer een tochtje te maken met een 19de eeuwse motorboot, die naar Walter Scott genoemd werd. Spijtig genoeg zijn we pas rond half zes bij Loch Katrine en zijn we nét op tijd om de souvenirshop te zien dichtgaan. Verder ligt alles er eenzaam en verlaten bij.

Gelukkig hebben we wel tijd genoeg om een wandeling van 2 miles (heen en terug) langs de oever van Loch Katrine tot aan Brenachoile Point te maken. In totaal goed voor zo’n 6,4 kilometer. Gewapend met onze regenjassen beginnen we eraan. Tijdens de wandeling klaart de hemel langzaam op en hoe verder we vorderen, hoe meer zon we te zien krijgen.

Benachoile Point is een uitstulping van de rivieroever waarvan je een goed overzicht heb op Loch Katrine. Op deze plek is een kunstwerk aangebracht dat de voetafdrukken toont van enkele bekende kunstenaars die deze plek als inspiratiebron gebruikten (Walter Scott himself uiteraard, maar ook de schilder Turner en vele anderen).

De wandeling is erg makkelijk: vlak terrein en geasfalteerde wegen. We houden er dus goed de pas in, vooral omdat we vrezen door regen overvallen te worden. Gelukkig houden we het droog.

Op de parking aangekomen spotten we alweer wildlife: een slimme marter die alle vuilnisbakken doorsnuffelt op zoek naar iets lekkers. Het beest wacht tot wanneer alle toeristen verdwenen zijn om zijn slag te slaan, maar dat is buiten ons, laatwandelaars gerekend.

Het is al half acht en we moeten nog een uur en tien minuten terugrijden naar Helensburgh. Veel zin om zo lang te wachten met eten hebben we niet, dus stoppen we ergens op goed geluk in een pub onderweg waar ik een lekkere zalm eet en mijn vriend een burger voor heel weinig geld. Smaakte veel beter dan de fake tapas van gisteren!

Op de terugweg naar onze B&B worden we op een prachtige regenboog getrakteerd. Een mooie afsluiter voor een goed gevulde dag.

4 juni: Abbotsford house, Traquair House en Helensburgh

De verhoopte goede nachtrust werd gesaboteerd door een gigantische hoestbui in het midden van de nacht. Het lijkt erop dat de slijmen aan het loskomen zijn. Ik klink als een verkouden zeehond. Erg sexy! Nog twee à drie slechte nachten en ik hoop ervan af te zijn. Tot zover mijn dagelijkse gezondheidsbulletin.

We eten een echt traditioneel Schots ontbijt met alles erop en eraan: spek, eieren, bonen in tomatensaus, warme tomaat, champignons, worstjes, black pudding en uiteraard haggis! Mijn eerst kennismaking met haggis valt zeer goed mee. De smaak heeft wat van bloedworst, vind ik. Ik slaag er niet in mijn bord leeg te eten, maar hiermee komen we zeker een paar uur toe.

Na een lang gesprek over de politieke en economische situatie in Groot-Brittannië (alle politici zijn prutsers en de modale Brit is voorstander van de euro, volgens onze gastheer), nemen we afscheid en vertrekken we naar Abbotsford House, het huis waar de schrijver Walter Scott de laatste twintig jaar van zijn leven woonde. Volgens mijn gids zijn er weinig huizen die zo duidelijk de stempel van hun eigenaar dragen en is er een bibliotheek met 9000 zeldzame boeken. Wij zijn alvast benieuwd!

We staan zo te trappelen voor dit bezoek dat we maar liefst een half uur te vroeg ter plaatste zijn. Gelukkig wijst een vriendelijke dame ons de weg naar de rivieroever voor een korte wandeling. Die rivieroever blijkt een populaire plek te zijn om de hond uit te laten. Opvallend: de meeste hondeneigenaars hebben meer dan één exemplaar aan de lijn.

We komen onderweg ook drie paarden tegen die zomaar wat in de wei rondom Abbotsford House rondlopen. Eén paard laat zich zelfs gewillig aanhalen. Als de andere paarden echter ook een poging doen om wat affectie van ons te krijgen, jaagt het grootste paard hen weg. Hier wordt niet gedeeld!

Ondertussen zijn mijn voeten (gehuld in flipflops) helemaal nat en modderig van de dauw op het gras. Geen erg, niets wat een paar papieren zakdoekjes niet kunnen verhelpen. Moraal van het verhaal: een mens kan nooit genoeg papieren zakdoekjes mee op reis nemen.

Spijtig genoeg blijkt Abbotsford House net gerenoveerd te worden en pas te heropenen begin juli. Verdorie toch. Gelukkig is het wel mogelijk om in de tuinen rond het huis te lopen en een kleine tentoonstelling mee te pikken over het leven van de schrijver, die de laatste jaren van zijn leven zo diep in de schulden zat, dat hij aan de lopende band boeken moest schrijven om zijn schuldeisers af te betalen. Blijkbaar deed deze benarde situatie echter niets af aan de kwaliteit van zijn werken, want na zijn dood werden de openstaande schulden zonder veel moeite afbetaald met de verkoop van de rechten op zijn boeken.

In de tuinen zelf wordt duidelijk hard gewerkt om alles klaar te krijgen tegen de heropening in juli. Uiteraard wordt er ook weer vol enthousiasme gras afgereden. We besluiten even een pauze in te lassen en iets te drinken in het gezellige, gloednieuwe restaurant bij Abbotsford House. Natuurlijk laat ik me verleiden door het lokaal gemaakt ijs op de kaart. Chocolade-ijs en citroensorbet, een geweldige combinatie!

We genieten zo van ons zonnig plekje op het prachtige terras met uitzicht op Abbotsford House én free wifi (slecht functionerend free wifi dat wel, we worden om de haverklap van het netwerk gegooid) dat we ons laten verleiden tot een tweede drankje. Zo kunnen we nog wat over een weer mailen met onze advocaat.

Na deze welverdiende pauze rijden we verder naar Traquair House, het oudste huis in Schotland dat tot op heden altijd bewoond is gebleven. We eten er iets op het terras van de Cottage tearoom gelegen aan de ommuurde tuin. En wat eet een mens op zo’n zonnige dag? Een slaatje met garnaal en advocado, natuurlijk. Veel stelt het slaatje niet voor, maar het is ten minste gezond.

Traquair House zelf is echt de moeite van een bezoek waard. Je krijgt er uitleg over de ontstaansgeschiedenis van het huis en de verschillende bouwfases. Het huis speelt al 900 jaar een rol in de Schotse religieuze en politieke geschiedenis. 500 jaar lang was het een bolwerk van de katholieke Stuarts. Mary Stuart en haar baby (de latere koning Jacobus I van Engeland) verbleven in het huis. Het huis toont de restanten van de woelige godsdiensttwisten op het eiland en de jacobitische opstand. Zo is er een kamer hoog in het oudste deel waar in het geheim een priester de katholieke mis opdroeg. Via een verbogen trap kon de priester ontsnappen van zodra er gevaar op ontdekking dreigde.

In één van de kamers krijgen we van een gids op leeftijd een bijzonder gedetailleerde uitleg over het huis. Dit met een zwaar Schots accent wat niet altijd even makkelijk te volgen is. Na ons verdiept te hebben in de Schotse geschiedenis (die mij, ik geef het toe, vrijwel onbekend is) lopen we het doolhof achter het huis in. Om er bijna niet meer uit te komen! 😉

We lopen vervolgens het (versgemaaide!) grasveld voor het huis af helemaal tot aan de Berenpoort. De poort, geflankeerd door twee beren werd na het bezoek van Bonnie Prince Charlie (leider van de jacobieten) in 1745 gesloten. De toenmalige graaf zwoer een dure eed dat de poort niet meer geopend zou worden alvorens een Stuart de troon zou bestijgen. De poort is nog steeds gesloten… De huidige bewoners van het huis hopen trouwens nog steeds dat de kroon ooit opnieuw op het hoofd van een Stuart geplaatst zal worden.

Na ons bezoek aan Traquair House rijden we naar onze eindbestemming van de dag: No.20 Boutique Bed and Breakfast in Helensburgh, niet ver van Loch Lomond. We arriveren iets na zeven uur en worden bijzonder vriendelijk welkom geheten. Ook deze B&B blijkt een schot in de roos. Schitterende kamer, zalig zacht bed (wel even wennen) en een vriendelijke en behulpzame gastheer en gastvrouw. Bovendien heeft onze kamer een prachtig uitzicht op de Firth of Clyde.

We hebben ondertussen honger gekregen en vragen of onze gastvrouw geen suggesties heeft. Ze raadt ons La Barca aan, een Spaans tapas restaurant. Normaalgezien eten mijn vriend en ik op reis zoveel mogelijk lokaal voedsel, maar we nemen de suggestie mee. Het centrum van Helensburgh blijkt op zo’n flinke twintig minuten stappen van onze B&B te liggen. Tegen dat we er zijn rammelen onze magen.

Jammer genoeg valt het centrum, ondanks de schitterende ligging aan de Clyde niet echt sfeervol te noemen. Er is veel leegstand bij de winkels en restaurants aan de waterkant, toch net de plek waar je het meeste bezoekers zou verwachten. Wellicht zit de economische crisis hier voor iets tussen. Persoonlijk vind ik dat de mogelijkheden van de nabijheid van de rivier ook niet optimaal benut worden. Een mooie boulevard langs de waterkant, zoals in Cairns, zou de sfeer al helemaal veranderen. Nu ligt het er een beetje troosteloos bij.

De meeste horecazaken blijken enkel fish and chips in de aanbieding te hebben en daar passen we liever voor. We twijfelen nog even bij restaurant de Upper Crust, maar besluiten dan toch de suggestie van onze gastvrouw te volgen: het worden Spaanse tapas. En wat drinken we bij tapas? Sangria natuurlijk! Al blijkt bij het opdienen dat ik de menukaart toch beter wat aandachtiger had gelezen. De sangria die we voorgeschoteld krijgen, bestaat uit rode wijn, fruitsap, limonade en grand manier. Hoewel ik niets tegen grand manier heb, vind ik dat fruitsap en limonade niet thuis horen in sangria. De smaak valt dan ook dik tegen.

Ook de tapas zelf vallen tegen. Ik zal niet zeggen dat het slecht was, want dat was het niet, maar de paëlla die we geserveerd kregen was gewoon gewokte rijst die in de verste verte niets te maken had met de echte authentieke paëlla. De aubergines met kaas, de champignons en de pikante scampi waren wel ok.

Al bij al toch een tegenvaller voor een vrij dure maaltijd. En dan te bedenken dat op tripadvisor dit restaurant op nummer één staat voor Helensburgh. Geeft je te denken over de kwaliteit van de andere restaurants…

Na de maaltijd wandelen we, genietend van de prachtig gekleurde avondlucht terug naar onze B&B. Op tijd in bed, we zijn er hier grote voorstanders van!

3 juni: Tocht langs de Border Abbeys

Mijn eerste nacht op Schots grondgebied valt tegen: verschillende keren ’s nachts wakker geworden van de keelpijn en veel te vroeg wakker (misschien omdat het hier zo vroeg licht is?). Volgende nacht beter. Dat genezingsproces moet sneller!

We starten onze dag met een stevig Schots ontbijt in de zonovergoten ontbijtruimte. Ik moet zeggen dat ik de persoonlijke toets van zo’n B&B toch wel apprecieer. Je merkt aan alles dat dit ontbijt met veel zorg en liefde is bereid. De wat oudere man die ons gisteren welkom heette, serveert (duidelijk trots op de kookkunsten van zijn vrouw) met de glimlach ons ontbijt en informeert of alles naar wens is. Heel leuk.

We nemen na het ontbijt afscheid, want er wacht ons een drukke dag: vandaag maken we een tocht langs de Border Abbeys en andere bezienswaardigheden. De Borders dragen nog de sporen van de talloze conflicten tussen Engelsen en Schotten. De eens machtige abdijen daterend uit de twaalfde eeuw werden in 1545 door Hendrik VIII vernield. Hun ruïnes vormen een blijvende aanklacht tegen deze heiligschennis.

Eerste stop op onze route: Kelso Abbey, oorspronkelijk de grootste van de vier Border Abbeys, maar nu blijven er nog maar een paar muren van over. We springen in Kelso ook even binnen bij de toeristische dienst om wat brochures te verzamelen. Echt opvallend hoe vriendelijk en behulpzaam die Schotten zijn. Ok, het is hun werk natuurlijk, maar ik ben toch al op plekken op deze aardbol geweest waar de service heel wat minder was.

Volgende stop: Floors Castle. We kopen een toegangsticket aan een klein huisje vlak voor de parking en betreden het kasteel. Spijtig genoeg was het verboden foto’s te nemen van al dat moois en lukt het ook niet om stiekem foto’s te maken, want in elke kamer stond wel een opzichter. Floors Castle is nog steeds bewoond en de opzichters vertelden maar al te graag over de familie die er woonde. Persoonlijk heb ik heel veel moeite om mee te gaan in dit concept van overgeërfde titels. Uiteindelijk is de persoon in kwestie toevallig in het juiste nest geboren en heeft hij of zij hier zelf geen enkele verdienste aan. Maar je voelt dat er in Schotland nog heel veel ontzag is voor de adel.

Floors Castle is alleszins de moeite van een bezoek waard: prachtige bemeubelde en gedecoreerde kamers en een erg gezellig binnentuintje vol met bloemen. Het kasteel bevatte ook een kamer vol met opgezette vogels en kristallen. Een beetje een curiositeit maar wel leuk om op zo’n kleine oppervlakte zoveel verschillende specimen te zien.

Minder leuk: tijdens ons bezoek aan Floors Castle krijgen we van een mede-eigenaar van ons appartementsgebouw het bericht dat er een brief gearriveerd is van de advocaat van onze bouwfirma. De toon van de brief is nogal dreigend gesteld. Wij (=de vereniging van mede-eigenaars) hadden ondertussen zelf een advocaat onder de arm genomen, maar het steekt tegen dat wij niet de eerste zet hebben kunnen doen. Onze advocaat was net begonnen aan het opstellen van een ingebrekestelling voor de problemen met de gemene delen.

Qua timing kon dit moeilijk slechter, met onze reis die net begonnen is. Nu, al een geluk dat we ongeveer in dezelfde tijdzone zitten, dat maakt het converseren er net iets makkelijker op. We sturen meteen een mailtje naar de persoon die op ons appartement past om te informeren of er ook voor ons een brief van een advocaat is aangekomen. En laten aan de rest weten dat wij ons niet laten intimideren door die brief. Na al die jaren van uitstel en leugens, ben ik niet van plan mij zomaar zonder slag of stoot te laten doen. Game on!

Volgende stop: Jedburgh Abbey, een heel indrukwekkende ruïne die zo dienst kan doen als filmdecor. De opgravingen hebben veel restanten van het klooster blootgelegd en je krijgt een goed inzicht in het dagelijkse leven van de monniken. De ruïnes van het kerkgebouw zijn echt magnifiek, je vraagt je af hoe schitterend deze plek geweest moet zijn toen de abdij en kerk nog volledig intact waren.

Tijd voor het middagmaal! We willen liefst niet te veel tijd verliezen, dus kiezen we voor een rustige bar in hartje Jedburgh om wortelsoep en gegrilde sandwiches te eten. Grappig detail: het toilet is buiten gebruik, waardoor de lieftallig jongedame die de zaak uitbaat genoodzaakt is aan iedereen die iets wil bestellen te vertellen dat het toilet kapot is. Voor ons geen probleem, want er zijn openbare toiletten bij het infocentrum waar we onze wagen parkeerden.

Mijn gegrilde sandwich met tonijn en maïs smaakt een stuk beter dan het gefrituurde avondmaal van gisteren. Wat wel opvalt is dat het overal erg rustig is. Veel volk zijn we onderweg nog niet tegengekomen en toch heeft elk plaatsje een bemand infocentrum mét giftshop.

Volgende stop: Dryburgh Abbey, de plek waar Walter Scott begraven ligt. Wat een buitengewoon romantische laatste rustplek. Zo rustig en sfeervol. De ruïnes zijn gelegen in een schitterend groen park. Bij het kopen van de tickets (in de gift shop, uiteraard) waarschuwt de bediende ons dat er momenteel gras afgereden wordt. En dat is dan meteen ook het enige minpuntje: het ronkende geluid van de grasmaaier dat zich mengt met het ruisen van de bladeren en het gezang der vogels.

We wandelen tot aan de Tweed, de rivier waar de monniken vroeger zalm vingen en bewonderen de bloeiende bloemen (we hebben hier zelfs nog kersenbloesem gespot!). Op een rustig bankje in de zon sturen we nog wat mails uit naar onze advocaat en mede-eigenaars. Dat Vodafone Mobile Internet, hoewel afschuwelijk traaaaaag, komt toch van pas. Niet echt bevorderlijk voor een rustige vakantie, maar niets aan te doen.

We rijden verder door het ongelooflijk groene landschap en stoppen onderweg even bij Scott’s View, het favoriete uitkijkpunt van schrijver Walter Scott. Heel mooi: zijn begrafenisstoet stopte hier, zoals hij zelf tijdens zijn leven talloze keren had gedaan. Op een bankje merken we mensen op met een Nederlandstalige vogelgids en een Canon fototoestel. Het blijken Belgen te zijn die het geen probleem vinden even een foto van ons twee te maken. Al worstelde de eigenaar wat met de bediening van mijn gloednieuwe fullframe.

Laatste stop van de dag: Melrose Abbey! We droppen onze bagage af in Old Bank House, onze B&B in hartje Melrose. Heel mooie, ruime kamer in een zeer bijzonder gebouw, vol met kunst en antiek. De ontbijtkamer is werkelijk volgestopt van boven tot onder. Je weet niet waar eerst kijken.

De abdij zelf blijkt eveneens een schitterende plek. De superlatieven schieten te kort. Deze abdijruïne heeft een klein museum waar vondsten die tijdens de opgravingen naar boven kwamen tentoongesteld worden en iets meer over de geschiedenis van deze plek verteld wordt (de Romeinen hebben hier ook sporen nagelaten).

We dineren in het centrum van Melrose in de gezellige pub Burt’s. Ik ga voor de zeebaars en mijn vriend voor de home made burger, vergezeld van een biertje en een cider. Het eten is echt overheerlijk! Na de maaltijd maken we nog een wandeling langs de ruïnes van Melrose Abbey. Het rozerode avondlicht geeft de plek iets magisch.

We zijn moe na een lange dag vol indrukken (en toch ook wat stress door de problemen met onze bouwfirma) en kruipen alweer vroeg onder de wol. Ook mijn keelpijn is nog niet overwonnen. Een goede nachtrust zal ons deugd doen.

2 juni: Aankomst in Hull en St. Abb’s Head

Niet zo goed geslapen. Een aantal keer badend in het zweet wakker geworden. Jammer, want meestal heeft het wiegen van zo’n boot een positief effect op mijn nachtrust. Gelukkig hebben we vandaag een redelijk rustige dag voor de boeg. Maar eerst: ontbijten! Ons eerste typisch English breakfast! Met roerei en champignons en gestoofde tomaat! Het smaakt.

Na het ontbijt gaan we even aan dek kijken en worden we begroet door een stralend zonnetje. Zalig. We kijken toe hoe onze reusachtige boot zich in een minisluis manoeuvreert terwijl we de haven van Hull invaren. We pakken onze spullen bijeen en beginnen aan de vier uur durende rit naar onze bed and breakfast in Eyemouth.

De rit verloopt vlotjes. Mijn vriend blijkt zich zonder al te veel moeite aan te passen aan het links rijden. We stoppen onderweg bij één van de vele wegrestaurants voor een geroosterd broodje met kip en paprika (ik) en twee hamburgers van de McDonalds (mijn vriend). Om al dat gezond wat te compenseren verorber ik als dessert een gigantische negerzoen, a Belgian specialty!

Rond een uur of half drie zijn we in AllanBank Bed and Breakfast alwaar ons een zeer gastvrij onthaal wacht. We droppen snel onze bagage af en vertrekken naar St. Abb’s Head, want de zon staat stralend aan de hemel en daar moet een mens die naar Schotland trekt van profiteren!

St. Abb’s Head is meteen al goed voor een eerste hoogtepunt van deze reis en we zijn nog maar pas begonnen! We kopen een plannetje van de omgeving en besluiten ons aan de lange wandeling te wagen. De eerste keer dat mijn splinternieuwe wandelschoenen van stal mogen!

De ruige rotsen van St. Abb’s Head rijzen tot 91 meter boven de Noordzee uit. Dat op zich is al behoorlijk spectaculair, tel daar dan nog eens het lawaai van meer dan 50.000 broedende vogels bij en je kan je wel voorstellen dat deze plek echt een overdonderende indruk maakt. Een greep uit de vogelsoorten die hier hun jongen grootbrengen: stormvogels, zeekoeten, drieteenmeeuwen en papegaaiduikers. De rotsen zien dan ook wit van de vogeluitwerpselen.

Tijdens onze wandeling zien we niet alleen gevleugelde beestjes: op de groene hellingen grazen ontelbare ooien en hun lammeren. En overal staat de gele gaspeldoorn in bloei, een zalig zoetige geur verspreidend. Magnifiek. Alleen spijtig dat ergens in de helft van de wandeling mijn stem het begon te begeven. Waarschijnlijk de combinatie van keelpijn en een strakke wind. De rest van de tocht dus maar spaarzaam omgesprongen met woorden, wat voor mijn vriend een echte verademing moet geweest zijn. 😉

Na een tweetal uurtjes stappen hebben we de lus rondgemaakt en trekken we terug richting onze B&B. We besluiten de tip van onze gastheer te volgen en in een nabijgelegen seafood restaurant te gaan eten. Tot onze grote teleurstelling blijkt dit echter gesloten te zijn.

We vinden wat verderop een ander restaurant dat vis- en aanverwanten op het menu heeft staan: de Contented Sole. De honger is groot, dus ik neem een soepje vooraf en mijn vriend gaat voor de mushrooms with bread and garlic. Uiteraard laten we ons verleiden door de seafood platter. Bij het eten bestelt mijn vriend een lokaal biertje (dat niet echt lokaal blijkt te zijn, want van hetzelfde merk als op de boot). Ik waag me, ondanks mijn zere keer aan een kleine cider. Zowel het bier als de cider komen van de tap en het is duidelijk dat er verhoudingsgewijs te veel water in onze drankjes zit. Zo is het natuurlijk makkelijk om extra winst uit een vat te persen.

Ook het voorgerecht is een tegenvaller: mijn soep is wel dik, maar heeft verder weinig smaak. Mijn vriend ziet tot zijn verbazing een bord met gefrituurde champignons arriveren. Ok, dat hadden we natuurlijk kunnen weten en al bij al vallen de champignons nog mee. Spijtig genoeg blijken ook de verse, lokaal gevangen vis en zeevruchten van een krokant jasje voorzien. Wellicht weten jullie dit niet, maar ik ben niet zo een fan van gefrituurde zaken. Ik snap gewoon niet waarom je lekkere ingrediënten moet verdoezelen met zo’n smakeloos deeg. Alleen tempura kan ik wel smaken en dan nog met mate.

Enfin ja, het was eetbaar, het vulde onze magen en meer heb ik daar niet aan toe te voegen.

We kruipen er andermaal vroeg in: om 21.30u is het licht bij mij volledig uit en de volgende dag moeten we om 6.45u uit de veren (iets wat mij tijdens een gewone werkweek nooit lukt, doe ik op vakantie voor mijn plezier, een mens zit toch raar in mekaar).

1 juni 2013: Vertrek naar Hull

De kriebel in de keel heeft zich ontwikkeld tot een ferme keelpijn, gecombineerd met hoofdpijn. Wellicht was de stress van de vorige week er toch wat teveel aan en krijg ik daarvan nu de weerbots. Typisch. Enfin, dafalgan en keelpastilles zitten in onze bagage dat moet voldoende zijn om de symptomen te onderdrukken.

Zaterdagochtend pakken we onze laatste spullen bijeen en ruimen we ons appartement op. Ik doe zelfs de moeite om onze terrasstoelen af te wassen, zodat de persoon die op ons appartement past onbezorgd van een eventueel zonnetje kan genieten. En ik neem afscheid van mijn prachtig bloeiende orchideeën die over drie weken wellicht al hun bloemen kwijt zullen zijn. Voor die ene keer dat ik er eens in slaag een orchidee opnieuw bloemen te laten krijgen…

We vertrekken rond een uur of twee, ruimschoots op tijd om onze boot in Zeebrugge te halen. Onderweg passeren we echter enkele wegenwerken die onze GPS plots een uur bij onze reistijd doen optellen, waardoor we akelig dicht bij het laatste inschepingsmoment komen. Gelukkig blijkt onze GPS een pessimist en valt de opgelopen vertraging nog mee. We zijn mooi op tijd voor de check-in.

De boot ziet er helemaal uit zoals in mijn herinneringen aan de Schotlandreis toen ik in het vierde middelbaar zat. ’t Zou zelfs gewoon dezelfde boot kunnen zijn, want ze is in gebruik genomen in 1985. En het lijkt inderdaad of de tijd hier is stil blijven staan, met ouderwetse gokmachines, een casinotafel en de disco, die er identiek uitziet als degene waarin ik jaren geleden overmand door vermoeidheid in slaap ben gevallen, de luide muziek negerend.

We dineren op de boot: typisch vettige Engelse kost. Ik beperk mij tot een beetje kalkoen en veel groenten en een ijsje van Häagen-Dazs om mijn keel wat te verdoven. Na het eten gaan we nog iets drinken in de bar (een watertje voor mij, snif) en besluiten we al om negen uur onder zeil te gaan. Ik probeer van de gelegenheid gebruik te maken om zoveel mogelijk te slapen, kwestie van zo snel mogelijk te genezen.

Eindelijk!

Eindelijk heb ik de tijd gevonden om onze trip naar Schotland (drie weekjes in juni) in te plannen. Het enige wat tot nu toe al geboekt was, was onze overtocht naar Hull. Maar ik kon moeilijk beginnen met vastleggen van hotels en B&B’s als de reisroute nog niet vastlag en het kwam er maar niet van om me daar eens serieus aan te zetten. Tot vandaag dus, ik heb er wel een (late) nieuwjaarsreceptie voor moeten laten schieten, maar ‘t is niet dat we nog niet genoeg alcohol binnengekregen hebben de laatste dagen.

Nu nog de overnachtingen boeken en we’re good to go!

Maltesers

Toen ik gisterenavond van de trein stapte, werd ik plotseling overvallen door een zoete trek. Omdat ik altijd (nuja, bijna altijd) toegeef aan impulsen, repte ik mij naar de dichtsbijzijnde krantenkiosk annex snoepwinkel en kocht mij een pakje Maltesers. Van zodra ik mijn eerste Malteser in mijn mond gestopt had: flashback.

De allereerste keer dat ik Maltesers at, was op de boot van Zeebrugge naar Hull in het vierde middelbaar. Met een veertigtal studenten maakten we een veertiendaagse reis naar Schotland. Een reisgenootje had in één van de tax free shops aan boord een gigantische doos Maltesers gekocht en was zo gul zijn aankoop met ons allen te delen.

Eens in Schotland aangekomen, bleek de natuur schitterend te zijn, de kastelen prachtig (elk kasteel had natuurlijk zijn eigen spook), het weer slecht en het eten niet te vreten. Na een week lang telkens dezelfde menu gekregen te hebben (fried fillet of Haddock, kidney pie en slecht gewassen slaatjes, tja we bezochten natuurlijk niet de meest uitgelezen restaurants), schakelden mijn beste vriendin F en ik over op een menu bestaande uit koekjes en Maltesers.

Die Maltesers waren ook onze troost toen we uit rebellie, na een conflict met één van de reisbegeleiders-leerkrachten, wilden weglopen. Verder dan honderd meter tot aan het dichtsbijzijnde snoepwinkeltje zijn we natuurlijk niet geraakt. 😉 Ik herinner me nog levendig mijn gevoel van woede en onmacht. Al kan ik het nu allemaal wat meer in het juiste perspectief plaatsen.

Het zat namelijk zo dat wij (de vier meisjes van de latijn-griekse) een paar dagen apart moesten logeren, weg van de rest van de groep. De eerste keer vonden we dat nog wel leuk, want toen zaten we in een soort appartementje dat aangebouwd was aan het hotel en konden we onze vrienden bij ons op de kamer vragen. De tweede keer zaten we met z’n vieren ergens op een pension terwijl de rest van de bende samen in het hotel plezier zat te maken.

Dat vonden wij natuurlijk niet leuk. Waarom moesten wij altijd gescheiden worden van de groep? Alsof “die van de Latijnse” al niet sowieso een beetje scheef bekenen werden. Al bij al hebben we altijd beter gelogeerd dan de anderen, maar dat neemt niet weg dat ik dit een foute beslissing van de leerkrachten vond. Ok, dat er niet genoeg kamers vrij waren, dat wilde ik nog wel geloven, maar waarom steeds hetzelfde groepje afzonderen? Omdat de dochter van de directeur lid was van ons groepje, misschien? Of omdat wij als fragiele meisjes onze plan niet konden trekken? Absoluut belachelijk.

Toen we de leerkracht in kwestie hiermee confronteerden, vond hij natuurlijk dat er totaal niks achter school en dat er beslist geen verschil gemaakt werd tussen ons en de rest van de groep. Yeah, right.

Buiten dit kleine conflict, was het natuurlijk een fantastische reis. We hebben genoten van de schitterende meren, gezocht naar Nessie, de Ben Nevis vanuit de verte bewonderd, een bezoek gebracht aan de whiskystokerij van Glenfiddich en nog veel meer. Hoogtepunt voor mezelf was het bezoek aan Edinburgh, de eerste grote buitenlandse stad die ik in mijn leven bezocht. Ik herinner mij vooral de gele paasklokjes die overal in de stad de kop op staken en het bezoek aan de burcht die boven de stad uittorende. Ik denk dat daar mijn liefde voor het citytrippen ontstaan is.

Dromen

Vannacht heb ik weer heel wat afgereisd in mijn dromen. Dat er hier en daar een lijk en wat doodskisten aan te pas kwamen, probeer ik daarbij te vergeten. Die verhoogde droomactiviteit hangt ongetwijfeld samen met de naderende examens en de toenemende stress. Het is een halfjaarlijks wederkerend fenomeen.

In mijn dromen was ik eerst samen met mijn vriend in Schotland (waar ik ook in realiteit al ben geweest). Het had er gesneeuwd, maar nu was de sneeuw aan het dooien. Er is niets lelijker dan smeltende sneeuw. Daarna was ik met een hele grote groep vrienden en oud-studiegenootjes op stap in een museum in Stockholm (waar ik in realiteit nog nooit geweest ben). Het was een reusachtig groot museum, zo groot dat heel onze planning overhoop gegooid werd. Iedereen had honger, maar het einde van het museum was nog lang niet in zicht. En ik de reisleider maar troosten dat het niet zijn schuld was.

Blijkbaar ben ik niet de enige die last heeft van rare dromen. Mijn vriendje droomde deze nacht dat ik een baby ging krijgen en alles liep in het honderd. Hij moest nog vanalles regelen, we waren nog niet verhuisd en er liepen hem hopen mensen voor de voeten. Hij zei dat het een heel stresserende droom was.

En toen was ik stiekem een beetje blij met mijn reisdromen. Die doodskisten neem ik er wel bij. 😉