4 augustus 2014 – Afterthoughts

Opstaan om 4.30u is niet bepaald plezierig, maar hey, ik keek ernaar uit om terug te keren naar warmere oorden. De terugrit verliep probleemloos. De Grand Vitara afgeleverd bij Avis, nog wat moeten herschikken omdat mijn valies te zwaar was (26 kilo, volgende keer minder schoenen meenemen want uiteindelijk heb ik alleen maar mijn wandelschoenen aan gehad), kleine vertraging op de vlucht naar Schiphol, maar we waren nog op tijd om onze trein te halen. De treinrit naar Leuven was er vervolgens wat te veel aan, vooral omdat we twee keer moesten overstappen met al onze valiezen. Een heel gesleur.

Op het Martelarenplein wachtte ons een heel ontvangstcomité. Zelfs de politie was paraat om ons van onze fans af te schermen. Mijn vriend en ik waren erg vereerd, maar het bleek dan toch voor onze koning en koningin bedoeld te zijn. 😉

3 augustus 2014 – Reykjavik

Laatste ontbijt met haring, komkommer en paprika! Heb om toch wat variatie in mijn menu te brengen, hier zelfs al porridge gegeten. Met wat rozijnen valt dat eigenlijk best te eten, al was de versie met whiskey en honing nog altijd de beste!

Om tien voor tien stonden we mooi op tijd klaar bij het standbeeld van Leif Eriksson bij de Hallgrímskirkja. We ontmoetten Auður, de blogster die ons zou rondleiden. Zij vertelde ons dat ons groepje uit in totaal vier personen bestond. De twee andere personen die de wandeling hadden geboekt, waren echter nog nergens te bekennen. We wachtten een beetje tot Auður telefoon kreeg met het bericht dat de ontbrekende personen tien minuten later zouden zijn. Terwijl we op hen wachtten, gingen we al even de Hallgrímskirkja van binnen inspecteren. Het interieur was eerder sober, maar het orgel was echt de moeite. Het orgel werd volledig gefinancierd met privaat geld. Iedereen die wilde, kon bijdragen en ook nu nog kon je giften doe om het orgel te laten onderhouden.

Terug bij het standbeeld was er nog altijd geen teken van leven van de twee ontbrekende personen. Auður begon in afwachting alvast met haar uitleg over twee figuren die hun stempel op het uitzicht van Reykjavik nalieten: Guðjón Samúelsson, de architect van de Hallgrímskirkja en veel andere gebouwen in Reykjavik, en Einar Jónsson, een beeldhouwer die een museum vol beelden achterliet.

Een beetje later doken dan toch de ontbrekende klanten op. Enja, het waren Amerikanen… Uit Phoenix, Arizona. Ze waren met een cruise in Reykjavik beland. Zo echte typische cliché Amerikanen die alles amazing vinden en je meteen bij de voornaam aanspreken alsof ze je al jaren kennen. Mijn vriend en ik moesten inwendig lachen.

We zetten onze wandeling verder door de straten van Reykjavik en bekeken de typische met ijzeren golfplaten beklede kleurrijke huizen. Veel van wat onze gids ons vertelde, wisten we ondertussen al, maar een kleine opfrissing kon geen kwaad. Deze wandeling is vooral geschikt als een eerste kennismaking met Reykjavik en IJsland, maar verveeld hebben we ons zeker niet. Auður toonde ons de mooie beeldentuin die hoorde bij het huis van Einar Jónsson en onderweg stopten we ergens voor een koffie en een warme chocomelk. Het was nodig, want alhoewel het gelukkig droog bleef, stond er een ijzig koude wind die de gevoelstemperatuur danig naar beneden haalde.

Wat mij persoonlijk het meest boeide aan deze wandeling was de street art die her en der de huizen sierde. Er waren echt meesterwerkjes bij. Zeer knap. Ben blij dat dit soort kunst ook meer en meer in de Leuvense straten opduikt.

Auður wees ons de oudste boom van Reykjavik aan (die slechts een dikke honderd jaar oud was) en vertelde ons dat Reykjavik de dichtst beboste regio was van heel IJsland. Straf.

Tijdens de wandeling kwam het gesprek op puffins en het feit dat deze fotogenieke vogels bedreigd zijn in IJsland. Iets wat mij verbaasde, want op Vigur doden ze er zelfs omdat er te veel zijn en ‘t is niet dat we tijdens onze reis lang hadden moeten zoeken naar een puffin. Ik ging even dieper op het onderwerp in en het bleek dat vooral in het zuiden van het land de populatie erop achteruit ging.

Iets na twaalf was de rondleiding ten einde, we bedankten onze gids en liepen terug naar het museum met de onmogelijk naam ‘Reykjavik 871 +/-2 The Settlement Exhibition’ waar we de overblijfselen van een oude verblijfplaats van de vikingen konden bekijken. Bij de bouw van een nieuw hotel een tijd geleden was men op de grondvesten van deze oude bouwwerken gestoten, de oudste bekende structuren in gans IJsland. Doordat deze overblijfselen met een laag vulkanisch as bedekt waren, was het mogelijk om deze zeer precies te dateren aan de hand van het ijs van de Groenlandse gletsjers.

Het was een erg mooi, interactief museum waarin we ongeveer een uurtje doorbrachten. Hoog tijd voor een middagmaal, dus. We aten een pannenkoek (ik een zoete, hij een hartige) in café Babalú, een eetgelegenheid die op zich bijna een museum was: tjokvol met allerlei prullaria en brocante. Best gezellig, maar de pannenkoeken waren overduidelijk opgewarmd in de microgolfoven.

Na het middagmaal gingen we met de lift naar boven in de Hallgrímskirkja om van het uitzicht op Reykjavik te genieten. Het was grijs miezerweer, dus veel stelde het uitzicht niet voor en om eerlijk te zijn, zo’n mooie stad is Reykjavik nu ook weer niet. We stonden dus snel weer beneden. Met de auto reden we vervolgens naar Perlan (The Pearl), een voormalige waterreservoir gelegen op een heuvel met uitzicht op de stad. Binnen in het gebouw staat een waterfontein die het gedrag van een spuitende geiser imiteert. Je kan er ook iets eten en natuurlijk is er de onvermijdelijke souvenirshop.

We hielden het er snel voor bekeken. In de auto stelde ik voor om naar het Harpa gebouw te gaan voor een rondleiding. Mijn vriend zocht even op (hoera voor 3G) hoe laat de rondleidingen waren. Bleek dat over een dikke tien minuten de laatste rondleiding van 15.30u zou starten. We twijfelden of we dat zouden halen, maar besloten het er toch op te wagen. Gelukkig is Reykjavik een stad met bijzonder weinig verkeer en konden we om 15.28u onze wagen parkeren onder de parking van Harpa. Ik ging al naar boven om te melden dat we graag de rondleiding zouden volgen, terwijl mijn vriend het parkeersysteem probeerde uit te vogelen.

We werden rondgeleid door een charmante jongedame die vertelde dat ze een jobstudente was. Fijn om te zien dat er in IJsland ook enthousiaste jobstudenten rondlopen. Harpa is een uitzonderlijk modern gebouw dat een knappe architectuur combineert met de nieuwste geluidstechnieken. Heel indrukwekkend om een blik achter de schermen te kunnen werpen en wat meer inzicht te krijgen in het functioneren van het gebouw, dat er door de crisis bijna niet was gekomen.

Het meisje dat ons rondleidde vertelde ook dat bijna elke IJslander dit weekend op Heimaey zat voor het festival, vandaar dat de straten er zo uitgestorven bijlagen. We informeerden ook naar de gigantische bouwput vlak langs Harpa waar duidelijk al een tijdje niet meer in gewerkt werkt. Bedoeling was om op die plaats een vijfsterrenhotel te bouwen, maar het lukt voorlopig niet om een partnership af te sluiten met een buitenlandse keten om dit project te voltooien.

Onze charmante gids vertelde ook dat Harpa verschillende betekenissen had. ‘Harpa’ is niet alleen ‘harp’ in het IJslands, het is ook een populaire vrouwennaam en het was in de oude IJslandse kalender de naam van de eerste zomermaand. Zeer symbolisch allemaal. Ik was echt blij dat we op het laatste nippertje beslist hadden deze rondleiding te doen. Het was erg interessant.

Tijd om een aperitiefje te nemen voor het avondmaal, want het was er ondertussen niet echt warmer op geworden. Mijn vriend wilde graag een biertje proberen in de
Micro Bar. Het eerste bier dat de barman hen aanraadde was het Lavabier dat hij al eens eerder had gedronken. Uiteindelijk dronk hij een Gaedingur van het vat. Mijn vriend zei dat het wel opvallend was dat geen enkele IJslandse barman een fatsoenlijke pint konden tappen. Ik hield het op een glaasje wijn, slecht idee uiteraard in een biercafé, want de wijn was veel te zoet naar mijn goesting.

Ondertussen was het tijd om ons naar restaurant Kjallarinn te begeven. We kregen een gezellige ronde tafel toegewezen vlakbij de chauffage, die we prompt een beetje hoger draaiden. We gingen natuurlijk voor de vijfgangen proeversmenu. Wat we op ons bord zouden krijgen, was een verrassing, maar wij houden wel van dit soort culinaire verrassingen. Omdat mijn vriend nog terug moest rijden naar het hotel, hield hij het op water. Ikzelf bestelde een groot glas witte wijn (25 cl) waarmee ik de ganse maaltijd toekwam.

Het eten was werkelijk een feest. Sint-Jacobsvruchten, langoustines met bloemkool en chilisaus, lamsvlees (uiteraard), rundsvlees, tonijn met popcorn en wasabi, crème brûlée, lychee-ijs. Het was allemaal even lekker en mooi afgewerkt. Spijtig genoeg weet ik niet meer wat we exact hebben gegeten, maar de herinnering is vastgelegd in iphonefoto’s. Ook een plezier: de lieftallige jongedame die ons elke gang met een grote glimlach kwam presenteren.

Bij het voorstellen van de langoustine zei ze erbij dat dit haar favoriete gerecht was. Toen ze de lege potjes kwam ophalen, zei ik tegen haar dat ze gelijk had, het gerecht was zeer lekker. Spontaan antwoordde ze: “Of course I’m right, I’m a woman.” Schitterend. :-) Op deze laatste dag in IJsland hadden we eindelijk een plezierig contact met een paar IJslanders. Is het toeval dat dit alledrie vrouwen waren? Wie zal het zeggen…

Het diner in Kjallarinn was alleszins een fijne afsluiter van een vakantie die, we moeten daar eerlijk in zijn, onder de verwachtingen presteerde. Jammer, want ik had al zoveel enthousiaste verhalen over dit land gehoord en bovendien was dit een erg dure vakantie (IJsland is niet bepaald goedkoop). De klik was er voor mij gewoon niet. Ik vrees dat dit dan ook mijn eerste én laatste bezoek aan IJsland zal zijn.

IMG_1071

IMG_1073

IMG_1079

IMG_1080

IMG_1082

IMG_1084

IMG_1090

IMG_1098

IMG_1101

IMG_1113

IMG_1122

IMG_1134

IMG_1143

IMG_1162

IMG_1171

IMG_1178

IMG_1185

IMG_1192

IMG_1197

IMG_1213

IMG_1218

IMG_1231

2 augustus 2014 – Þingvellir

Het weer zag er allerminst veelbelovend uit toen we opstonden. Elke dag wanneer we de gordijnen opentrekken, hopen we op het beste, maar vrijwel altijd worden we teleurgesteld. Ik kan alleszins nu al zeggen dat ik in mijn heel leven nog op geen enkele vakantie zoveel regen gezien heb. En ja, dat slechte weer heeft toch een serieuze impact op mijn welbevinden.

Maar goed, we vertrokken na het ontbijt naar Þingvellir, de laatste stop onderweg naar Reykjavik. Þingvellir is een belangrijke historische plaats voor de IJslanders. Op deze plek kwamen ten tijde van de settlers alle IJslanders samen om de wetten af te kondigen en geschillen te beslechten (de Alþing). Later, toen IJsland onder de Noorse kroon kwam en nog later onder de Deense, verloor Þingvellir aan belang. Toen de IJslanders eindelijk in 1944 (in volle oorlogstijd hadden de Denen wel wat anders aan hun hoofd) een onafhankelijke staat afkondigden, gebeurde dat op deze plek.

Þingvellir is ook geologisch een heel bijzondere plek, gelegen midden op de Mid-Atlantische Rug. Op deze plek drijven het Amerikaanse en Europese continent elk jaar letterlijk 2,5 centimeter verder uit mekaar. De breuk tussen de continenten strekt zich duizenden kilometers uit op de bodem van de Atlantische oceaan, maar enkel in IJsland komt deze aan de oppervlakte. In Þingvellir kan je gewoon langs het breukvlak wandelen.

Tijdens ons bezoek aan Þingvellir brak er zowaar een waterzonnetje door. Even was het zelfs warm genoeg om onze jassen uit te trekken. Helaas, dit was slechts tijdelijk, want de donkere wolken pakten zich alweer boven onze hoofden samen. We bekeken alles wat er te bekijken viel en maakten dat we weg waren voordat de eerste waterdruppels vielen.

We waren echt net op tijd bij de auto, want daarna werden de regensluizen opengezet. In de gietende regen reden we verder richting Reykjavik. Ondertussen was het al één uur gepasseerd en begonnen onze magen van zich te laten horen. Tripadvisorgewijs zocht ik een plek op onze route om iets te eten. Het werd Kaffihúsið Álafossi alwaar ik een gigantische kom goulashsoep voorgeschoteld kreeg met heerlijk gebakken vers brood. Het was te lekker om te laten staan, maar achteraf lag de soep ferm op mijn maag.

Omdat het bleef regenen, besloten we rechtstreeks door te rijden naar het Nationaal Museum. We waren daar rond half vier en het museum sloot om vijf uur. Krap, maar net genoeg tijd om door de verschillende tentoonstellingsruimten te lopen. We borgen de rugzak van het fototoestel op in de lockers en liepen door de collectie die een overzicht gaf van de IJslandse cultuur met belangrijke vondsten vanaf de vroegste geschiedenis (874 wordt algemeen aangezien als het moment waarop de eerste settlers in IJsland aankwamen) tot de dag van vandaag. Het museum gaf een mooi overzicht en had enkele heel mooie voorwerpen in de collectie. We bleven er tot sluitingstijd.

De goulashsoep lag nog steeds op mijn maag, dus van honger was er nog geen sprake. We reden dan maar eerst naar het hotel om voor de allerlaatste keer deze reis in te checken. In de hotelkamer deden we wat research om te bepalen hoe we onze laatste zondag in Reykjavik zouden opvullen. Via tripadvisor kwam ik uit op de begeleide wandelingen van I heart Reykjavik, een initiatief van de blogster van de gelijknamige blog. De wandelingen zouden een andere kant van Reykjavik blootleggen. Klonk boeiend, dus we boekten een rondleiding voor ’s ochtends tien uur.

We stapten terug in de auto om de avond in het historische centrum van de stad door te brengen (ons hotel lag niet bepaald op wandelafstand van het centrum en in Reykjavik hebben ze duidelijk geen parkeerprobleem). We maakten eerst en vooral de obligate foto van de Sun Voyager, een uitgebeend vikingschip en parkeerden dan wat verderop bij een grote parking aan de haven niet ver van het Harpa gebouw.

En kijk, de zon kwam even piepen. Ideaal weer voor een avondwandeling door het centrum. Het viel ons op dat het extreem rustig was in het centrum voor een zaterdag. Nochtans zaten we in een buurt waar er veel restaurants en bars waren. De zon gaf er echter al snel de brui aan en een volgende regenbui maakte dat we op goed geluk ergens gingen schuilen in de inkomhal van een tourist office. Diezelfde inkomhal leidde ook naar restaurant Kjallarinn waarvan de menukaart ons op het eerste gezicht wel aanstond. Tripadvisor leerde ons dat dit restaurant een goede reputatie had, dus we liepen er binnen om te reserveren om op zondag onze laatste dag in stijl af te sluiten.

Veel honger had ik nog altijd niet, dus gingen we voor een snelle hap: een noedelsoepje bij Ramen momo. Snel, goedkoop, lekker en gezond. Jammer dat zulke noedelbars in België nog niet dik gezaaid zijn. Zoals het hoort in dit soort eetgelegenheden, waren er maar een paar zitplaatsen op krukjes aan de toog. De chefkok van dienst bleek een Tibetaan te zijn, maar zijn noedels smaakten Japans. Eindelijk eens iets anders op het menu dan lamsvlees en Arctic char.

Na het eten keerden we naar het hotel terug, het weer was nog altijd slecht en een avond vroeg in bed krijgen, zou ons deugd doen.

IMG_0948

IMG_0955

IMG_0956

IMG_0965

IMG_0969

IMG_0975

IMG_0986

IMG_0992

IMG_0993

IMG_1006

IMG_1011

IMG_1016

IMG_1049

IMG_1052

IMG_1056

1 augustus 2014 – Gullfoss en Geysir

Toen we opstonden scheen de zon en wij dankten de weergoden voor elke zonnestraal die onze richting uitkwam. Het ontbijtaanbod begon ons zo langzamerhand wel een beetje tegen te steken. Het aanbod was dan ook in elk hotel exact hetzelfde: haring, komkommer, paprika, schelletje kaas, hesp of salami, yoghurt en ontbijtgranen. Aangezien ik geen ontbijtgranen lust en ik ook niet zo’n fan was van de aangeboden charcuterie, betekende dat voor mij in de praktijk: haring, komkommer, paprika en yoghurt. Enfin ja, ik ben verwend, ik besef het. Maar had ik al gezegd dat de zon scheen?

Het gebied waar we vandaag naartoe reden was veel groener dan dat van de voorbije dagen. Veel vruchtbaarder ook, want we zagen meer boerderijen en hopen grazende koeien. Fantastisch om nog eens bomen te zien! Die bomenarmoede is trouwens gedeeltelijk de schuld van de vikingen die zich ergens in de negende eeuw in IJsland vestigden. Die eerste settlers zijn erin geslaagd op een dikke honderd jaar tijd alle bomen te kappen die er stonden. Het eiland draagt er nu nog altijd de gevolgen van.

Eerste stop van de dag: de Gullfosswaterval. Het was zo aangenaam warm dat ik het zelfs aandurfde mijn broekkousen uit te spelen. De Gullfoss was echt een prachtige waterval, maar tegelijkertijd was het duidelijk dat we op het meest toeristische stuk van onze rondreis beland waren (de Golden Circle, een populaire rondrit die veel toeristen doen vanuit Reykjavik). Heel veel volk aan die waterval. Volgens onze reisbeschrijving zou de Gullfoss even imponerend zijn als de Niagara Falls. Dat vond ik persoonlijk niet echt, maar ik was al blij dat de IJslanders er geen pretpark rondgebouwd hadden zoals de Amerikanen en de Canadezen.

We hielden een vroege lunchpauze op het terras bij het café/visitorcenter/souvenirshop van Gullfoss. Beetje genieten van de zon op ons gezicht. Ik ging nogmaals voor de IJslandse lamsvleessoep en mijn vriend at een geroosterde sandwich met ham en kaas. Een simpel en snel middagmaal.

Volgende halte: het Geysirgebied. Dit moet zowat dé topattractie zijn van IJsland, al is er momenteel nog maar één geiser die effectief spuit: de Strokkur (karnton). We voegden ons bij de wachtende massa en probeerden te gokken wanneer de Strokkur zou spuiten om dit fenomeen te filmen en te fotograferen. De Strokkur spuit zo om de vier à acht minuten, dus lang moesten we niet wachten, maar we maakten wel talloze filmpjes waarin helemaal niks gebeurde. Heel bescheiden hoogtes werden afgewisseld met een waterkolom tot wel 20 meter hoog. Een waarlijk indrukwekkend natuurfenomeen. Vlakbij bekeken we ook nog de borrelende Litli Geysir en de niet meer spuitende Geysir, die zijn naam wereldwijd leende aan het fenomeen geiser.

Terwijl we in de zon stonden te kijken naar de Strokkur geiser, pakten in de verte de donkere wolken zich samen. Een wandeling de berg op maken, leek ons niet meer zo’n goed idee, want de donkere wolken naderden snel en het werd merkelijk kouder. Terug naar de auto dan maar, kousen opnieuw aangedaan en jawel, even later begon het te regenen. We reden dan maar rechtstreeks naar ons Edda hotel gelegen bij het meer Laugarvatn. Alweer een Edda hotel. Ik moet zeggen dat ik niet echt fan ben van deze keten, maar goed, het slaapcomfort is ok en het ontbijt kan er ook mee door.

Aan het receptie werden we vriendelijk onthaald door een beetje een excentriek meisje. Ze zag eruit alsof ze zich dood zat te vervelen achter haar computer, want veel gasten had het hotel niet te oordelen aan het aantal auto’s op de parking. Het hotel leek mij gevestigd te zijn in een voormalig internaat. De foto’s van afgestudeerden aan de muren en iets wat leek op portretten van directeurs leken dit vermoeden te bevestigen. De sfeer in de gangen was echt die van een internaat. Niet echt gezellig, terwijl men nochtans wel moeite deed om de boel wat op te fleuren met planten en zo.

Op de kamer zaten we ons af te vragen wat te doen de rest van de namiddag/avond (‘t is niet dat er in de meeste van de plakken die we bezocht hebben een bruisend uitgaansleven is). Het Spa & Wellness complex Fontana leek een optie, maar de tripadvisor reviews waren minder dan lovend. Het zou nogal klein zijn en te duur voor wat het was. Ik las eveneens dat dit een typische stop was voor toeristen die de Golden Circle toer deden en besefte dat dit wellicht een toeristenval was. Iets anders dan maar. Maar eerst nog wat postzegels gaan kopen bij het rare meisje aan de receptie.

Het meisje was duidelijk dolenthousiast dat ze postzegels aan mij kon verkopen. Zeker toen ze het aantal postzegels dat ik nodig had, hoorde. “Goed dat ik vandaag net de postzegels geordend heb”, zei ze met een brede glimlach. Om vervolgens de mooi apart afgescheurde postzegels één voor één te tellen. Moet wel erg zijn als je op zoek moet gaan naar dat soort taakjes om je dag te vullen. Ik had met haar te doen.

Via tripadvisor vonden we restaurant Efstidalur in de buurt van Laugarvatn. We reserveerden een tafeltje en vertrokken voor een korte wandeling langs de oevers van het meer. Het was gestopt met regenen, maar het was erg fris. Warme kledij was dus noodzakelijk. Echt boeiend was de wandeling niet. Het enige wat bijzonder is aan Laugarvatn is dat de oevers op sommige plaatsen borrelen omdat er warmwaterbronnen in het meer uitkomen.

Na de wandeling vertrokken we naar restaurant Efstidalur. De reden dat we voor dit restaurant hadden gekozen was simpel: je kon er eten in een omgebouwde schuur die nog effectief deel uitmaakte van een functionerende boerderij met uitzicht op de koeien. Op het einde van de eetruimte was een glazen wand waardoor je naar beneden kon kijken hoe de koeien genoten van hun hooi als avondmaal. Wij hadden een tafeltje vlakbij de glazen wand. Heel speciaal.

En ja, wat bestelt een mens met uitzicht op malende koeienkaken: een goeie biefstuk natuurlijk. Mijn vriend ging voor een echte boerderijhamburger. Mijn vlees was supermals. Echt heerlijk. Op tripadvisor had ik gelezen dat het huisgemaakte ijs erg lekker was, dus bestelde ik een ijsje als nagerecht. Mijn vriend, geen grote ijsliefhebber, had wel zin in een stuk chocoladetaart.

Mijn ijsje werd al snel gebracht, maar het dessert van mijn vriend bleef spoorloos. Na tien minuten wachten, besloten we toch maar eens te informeren. Net op dat moment kwam de ober natuurlijk met de chocoladetaart uit de keuken. Ik heb het al eerder aangehaald in mijn reisverslagen. Op mij komt het over alsof het de IJslanders allemaal niet zoveel kan schelen. Een goeie service lijkt voor hen maar bijzaak. ’t Is al snel ‘goed genoeg’ in plaats van naar excellentie te streven. Een gemiste kans, vind ik persoonlijk.

Enfin ja, we hadden een fijne avond, daar niet van, maar het zou toch fijner geweest zijn als we allebei tegelijkertijd ons dessert hadden gekregen. Wie in IJsland op zoek is naar een unieke dineerervaring is bij Efstidalur zeker aan het juiste adres. Doe de koeien de groeten van mij.

De rest van de avond brachten we door met het schrijven van kaartjes. Het meisje aan de receptie was dolgelukkig toen ik haar de ochtend nadien het stapeltje kaartjes overhandigde. Had ze wellicht iets om alfabetisch te sorteren. 😉

IMG_0776

IMG_0778

IMG_0784

IMG_0790

IMG_0796

IMG_0800

IMG_0811

IMG_0814

IMG_0823

IMG_0836

IMG_0839

IMG_0849

IMG_0851

IMG_0882

IMG_0883

IMG_0912

IMG_0920

IMG_0927

IMG_0931

IMG_0933

IMG_0937

IMG_0941

IMG_0946

31 juli 2014 – Landmannalaugar

Het is ons hier echt niet gegund om twee dagen na mekaar mooi weer te hebben. Bij het opstaan, constateerden we dat de wolken die we de avond voordien hadden zien binnen drijven zich ontwikkeld hadden tot dikke, grijze regenwolken.

Aangezien onze ferry pas om 12 uur vertrok, hadden we nog een voormiddag te doden op Heimaey (zelf zou ik een vroegere ferry geboekt hebben). Het weer leende zich echter niet tot het maken van wandelingen. Ik schat dat het zo’n elf graden was, maar de regen en vooral de ijskoude striemende wind maakten dat de gevoelstemperatuur lager lag. Dan maar in de auto gekropen voor een rondrit op het eiland. We reden langs een paar uitzichtpunten die echt de moeite waren. Heimaey maakt meestal geen onderdeel uit van een typische IJslandreis, maar bij deze wil ik dit eiland warm aanbevelen.

Voordat onze ferry vertrok, kochten we nog snel een paar koffiekoeken in een plaatselijke bakkerij om deze onderweg ergens soldaat te maken.

Tijdens de terugtocht met de ferry zochten we binnen beschutting tegen de kou en de regen. Nuja, op de heenreis hadden we al uitgebreid van het uitzicht kunnen genieten en ik gebruikte de tijd nuttig om nog wat aan mijn reisverslagen te werken. Al een geluk dat ik goed kan blind typen, want de boot schudde nogal en het leek me verstandig een oogje op de horizon te houden.

Op het vasteland kruisten we massa’s jongeren die allemaal aan het wachten waren om de ferry naar Heimaey te nemen voor het festival (mijn reisgids vermelde ook iets van massaal naakt zwemmen in de zee, maar geen idee wat daar van aan is). Jammer voor hen dat het weer nu zo slecht was. Geen ideale temperaturen om vier dagen te kamperen op een festivalterrein. Maar ik ben dan ook een watje wat dat betreft.

Onze eerste halte was de Seljalandsfoss, alweer een mooie waterval met als extraatje dat je achter de waterval door kon lopen. Het regende pijpenstelen, dus lieten we de Canon in de auto liggen en namen we alleen de GoPro mee, die kan wel tegen een stootje. Nuja, door het sproeiwater zouden we toch sowieso nat geworden zijn. Mijn nieuw knalblauwe regenjas is alleszins al erg goed van pas gekomen… Tijdens de tocht achter de waterval kwamen we een groep Engelse scouts tegen waarvan er sommige op sandalen waren. Respect!

Bij een kraampje dat bij de waterval stond, kocht mijn vriend zijn allereerste IJslandse hotdog, schijnt hier zowat de specialiteit te zijn. Ik beet er een klein stukje af, maar hotdogs zijn echt mijn ding niet en jammer genoeg verkocht het kraampje vandaag geen lamsvleessoep. :-( Gelukkig waren er koffiekoeken in de auto!

Toen we verder richting Landmannalaugar in het binnenland reden, verbeterde het weer geleidelijk aan. Het stopte met regenen en even later brak de zon zelfs aarzelend door (deze post lijkt wel een weerbericht). Onderweg hielden we even halt bij The Commonwealth farm in Þjórsárdalur, een reconstructie van een woonhuis uit 1100. De inkom was niet goedkoop, maar deze keer voelde ik me niet in het zak gezet. De infoborden waren zeer duidelijk en de reconstructie bood een goed inzicht in het harde leven van die tijd. Oja, extra pluspunten voor het feit dat a) er toiletten aanwezig waren en b) deze zeer proper waren.

Tot onze verbazing waren we al om 16u bij ons hotel Hrauneyjar Guesthouse, terwijl we zelfs tussenstops hadden ingelast. Dat was vroeger dan verwacht. We dropten onze valiezen in onze piepkleine kamer waar de douche bijna in het toilet stond. Hrauneyar Guesthouse had veel weg had van zo’n ouderwets hotel waar jeugdbewegingen vroeger op kamp gingen: ellenlange gangen ongezelligheid. En oja, je moest van die blauwe plastieken omhulsels over je schoenen aandoen om te vermijden dat je vuil van buiten mee onder je schoenzolen naar binnen nam. Grappig.

Wat later zaten we opnieuw in de wagen om naar Landmannalaugar te rijden. In afstand was dit niet zo heel ver meer, maar de stoffige onverharde wegen maakten van de rit een uitdaging. Meermaals werden we goed door mekaar geschud en je zag andere auto’s in de verte aankomen door de gigantische stofwolk die ze veroorzaakten. Net een scène uit een film.

De rit was soms echt wel onaangenaam doordat we zo hevig door mekaar geschud werden, maar toen we aankwamen in Landmannalaugar waren we blij dat we doorgebeten hadden. Wat een bijzondere plek! Landmannalaugar is gelegen in een dal dat wordt omgeven door rhyolietbergen in allerlei kleuren die door de avondzon nog extra in de verf gezet werden.

Vlak voordat we de camping en de bijhorende warmwaterbronnen zouden bereiken, moesten we twee (kleine) rivieren oversteken. We parkeerden voor de eerste rivier en besloten de situatie eerst een tijdje te observeren. We waren blijkbaar niet de enigen die deze strategie hanteerden. Vlakbij was nog een ander Vlaams koppel aan het beredeneren welke de beste weg was om de rivier over te steken. Zij moesten met hun Jimney echt tot op de camping geraken, want het was nog een heel eind wandelen met al hun kampeerspullen. Uiteindelijk besloten we het zekere toch maar voor het onzekere te nemen, waterschade is immers niet gedekt bij huurwagens, en te voet te gaan. Maar we juichten wel het West-Vlaamse koppel toe dat met hun Jimney dapper door het water reed en behouden aan de overzijde geraakte.

Op ons gemak wandelden we naar de warmwaterbronnen bij de rivier waar het wemelde van de toeristen. Bij de natuurlijke badplaats was er echter alleen maar een houten steiger voorzien met wat ijzeren rekjes om kleren en handdoeken op te hangen. Een heel stuk verder waren er toiletten waar ik me eventueel kon omkleden, maar dan moest ik dat hele eind in badpak door de kou. Enfin ja, ik had plots helemaal geen zin om me om te kleden in het openbaar en vervolgens tussen een hoop toeristen te gaan zitten weken in lauw water. ’t Is niet dat ik iets tegen naaktheid heb of zo, want we gaan regelmatig naar gemengde sauna- en wellnesscentra, maar ik zag op tegen het hele gedoe. Mijn vriend was een minder watje dan ikzelf, dus die ging wel even voelen hoe warm het water was. Ik bleef op het droge en maakte foto’s van de omgeving in het betoverende avondlicht.

Het bleef heel koud, maar we besloten toch nog een ritje te maken naar het kratermeer Ljótipollur (lelijk poeltje). De weg erheen was het allerergste wat we tot nu toe hadden meegemaakt in IJsland. Het leek net of we in een kermisattractie zaten, zo erg werden we door mekaar geschud. Maar toen we er eindelijk waren, kregen we als beloning een fantastisch uitzicht op het blauwe meer omgeven door een krater in rood gesteente. Zeer mooi.

De terugrit ging vlotjes. We merkten dat kleinere putten in de weg makkelijker te nemen waren als we sneller reden (voor grote putten ging dit niet op). Hoe trager, hoe meer je elke oneffenheid in de weg voelde. Hierdoor waren we mooi om 20u in het hotel om aan te schuiven voor het diner. Ditmaal ging ik niet voor de vis, maar voor het lamsvlees! De keuzemogelijkheden werken soms verlammend. 😉 Het vlees was lekker mals, maar alles bij het vlees lag duidelijk al een tijdje op het bord en was spijtig genoeg koud. Tja, mijn maag was ermee gevuld.

We kropen in ons piepklein bedje in ons piepkleine kamertje en hoopten op een goeie nachtrust.

IMG_0543

IMG_0549

IMG_0560

IMG_0571

IMG_0580

IMG_0581

IMG_0589

IMG_0602

IMG_0607

IMG_0621

IMG_0647

IMG_0648

IMG_0651

IMG_0665

IMG_0666

IMG_0673

IMG_0679

IMG_0685

IMG_0695

IMG_0698

IMG_0709

IMG_0721

IMG_0727

IMG_0737

IMG_0740

IMG_0753

IMG_0772

30 juli 2014 – Vestmannaeyjar

De wekker liep af om 6.30u en dat deed ons een beetje pijn. We hadden echter weinig keuze want de ferry naar de Westmaneilanden (Vestmannaeyjar) vertrok om 10u en vanaf ons hotel was het een kleine twee uur rijden naar het vertrekpunt van de ferry. We douchten en ontbeten aan een sneltempo. Zonde, want deze keer was het ontbijtbuffet eens echt de moeite, met smoothies en vitamineshots en pannenkoeken en ander lekkers. Er was zelfs prosecco voorzien. Die liet ik echter aan me voorbij gaan, wie weet wat voor een woeste zee we zouden moeten trotseren om op de Westmaneilanden te geraken. Als ik dit zelf geboekt had, zou ik toch voor een latere ferry gekozen hebben.

Op dit veel te vroege uur werden we tot onze vreugde door een enthousiast schijnende zon verwelkomd. De rit naar het vertrekpunt van de ferry was heel mooi. Die ene keer dat we geen tijd hadden om onderweg te stoppen om foto’s te nemen, kwamen we langs pseudokraters, vogelkliffen en fotogenieke watervallen die er allemaal op hun best uitzagen onder de stralende zon en blauwe hemel. Toch wel een beetje zuur.

We arriveerden een half uur voor het vertrek van de ferry. Mooi op tijd dus. Bij het loket van de ferry stond echter zo’n lange rij (we moesten onze reservatie nog omzetten in tickets) en het ging zo traag vooruit dat we even vreesde de ferry te zullen missen. Echt waar, geen flauw idee waarom het uitprinten van een paar tickets zo verschrikkelijk lang moest duren.

De overtocht met de ferry naar Heimaey (het hoofdeiland van de Westmaneilanden) was zalig. Deze keer konden we wel op het dek staan. Het was behoorlijk frisjes, maar de zon verwarmde onze gezichten. Een vriendin die een schooljaar op uitwisseling naar IJsland geweest is, had me dit eiland aangeraden. Op de voorgestelde route van het reisbureau kwam dit eiland niet voor. Echt blij dat we dit zelf toegevoegd hebben, want Heimaey is klein, maar fijn.

Heimaey heeft ook een heel aparte geschiedenis. Het scheelde niet veel of het eiland was na 1000 jaar bewoning onbewoond achter gebleven. In 1973 ontstond er midden op het eiland een gigantische scheur waaruit lava en as naar buiten spoot. De bewoners hadden geluk dat het de dag voordien te slecht weer was om uit te varen, waardoor alle vissersboten in de haven lagen. Het ganse eiland werd geëvacueerd per boot terwijl de uitbarsting bleef verder duren.

Op een gegeven moment dreigde de lavastroom de haveningang af te sluiten. Dit zou fataal zijn voor Heimaey dat traditioneel van de visvangst leeft. Zonder haven, geen werk. Voor de allereerste keer gebruikte men zeewater in een poging om de lavastroom af te koelen en zo een halt toe te roepen. De inspanningen bleken succesvol. De havenopening bleef behouden en door de extra lava is de haven nu meer afgesloten van de zee, waardoor het water er kalmer is.

Pas na een half jaar kwam de uitbarsting tot een einde. Het eiland was ondertussen 25 procent groter geworden. Veel huizen waren volledig verwoest of begraven onder meters as. Toch wilden er veel inwoners terugkeren. Heroïsche inspanningen werden gedaan om het eiland te herstellen. De graven van het kerkhof werden met de hand uitgegraven, de landingsbaan van de luchthaven werd vergroot met het extra materiaal door de uitbarsting uitgestoten en huizen werden heropgebouwd. Heel veel respect voor de mensen die terugkeerden. Ik weet niet of ik het zou kunnen opbrengen als letterlijk alles wat ik had was weggevaagd door een natuurramp.

Bij aankomst van de ferry wilden we iets doen waarbij we van het mooie zonnige weer konden profiteren. Onze oog viel op een collectie Segways vlak bij de haven. We informeerden naar de kostprijs voor een uur (duur en nog duurder met een gids erbij), maar hey, een mens leeft maar één keer en we hadden altijd al eens dit bijzondere voertuig willen uitproberen. We huurden twee Segways met de gids erbij. Alleen gaan rondrijden met zo’n ding zonder dat we het eiland kenden, leek ons niet zo’n strak plan.

Eerst een rondje oefenen op de stoep. Dat ging redelijk vlot. Maar het moeilijke werk moest nog komen: een helling oprijden. In principe is de besturing van een Segway heel makkelijk je duwt de stuurstang naar voren als je naar voor wil gaan, trekt hem naar achter als je wil naar achter gaan en naar rechts of links als je één van die beide richtingen uit wil. Het klinkt echter makkelijker dan het is. Op de één of andere manier dachten mijn hersenen dat ze ook iets met mijn voeten moesten doen. Alsof ik aan het skiën was en mijn lichaamsgewicht van de ene voet naar de andere moest verplaatsen.

Uiteindelijk bleek stijgen makkelijker dan dalen en haalden we een mooie snelheid bergop. Bij het dalen duwde de stuurstang echter in mijn buik en had ik het gevoel dat ik elk moment van de Segway kon afvallen. Wat niet gebeurde, natuurlijk. Maar naar het einde van de rit toe begonnen mijn voeten aardig te verkrampen. Mijn vriend had een gelijkaardige ervaring. Ik neem aan dat het allemaal wat vlotter gaat eens je een paar keer op dat ding gereden hebt en je eraan gewend bent dat je gewoon moet blijven rechtstaan en niets met je voeten moet doen.

De Segway was alleszins een ideaal vervoermiddel om het heuvelachtige eiland te verkennen. Met weinig inspanning legden we redelijk grote afstanden af. Deze keer hadden we het getroffen met onze gids, een heel vriendelijke IJslander die boeiend kon vertellen over het eiland en de dramatische gebeurtenissen daar. Eén van zijn verhalen wil ik jullie niet onthouden. In 1984 zonk voor de kust van Heimaey een vissersboot met vijf man aan boord. Twee van de bemanningsleden kwamen om bij het kapseizen van de boot, de drie overige probeerden al zwemmend de kust te bereiken in het ijskoude water (6 graden).

Slechts één van de matrozen slaagde er na een zwemtocht van waarschijnlijk zes uur in de kust van Heimaey te bereiken. De kliffen op de plaats waar hij het eiland bereikte waren echter te steil om aan land te komen, dus was hij genoodzaakt nog een stuk verder te zwemmen in het ijskoude water. Nadat hij aan land was gekomen, moest hij nog een heel stuk blootsvoets over scherpen lavarotsen wandelen. Tijdens zijn tocht kwam hij een badkuip tegen die gebruikt werd om de paarden water te geven. Hij had zo’n dorst dat hij de dikke ijslaag op het water met zijn blote handen stuksloeg om zijn dorst te lessen. Na nog drie kilometer wandelen, kwam hij aan bij het eerste huis en klopte aan de deur. De bewoners brachten hem meteen naar het ziekenhuis om de wonden aan zijn voeten te laten behandelen.

Een echt sterk verhaal, want een normale mens kan onmogelijk zo lang in ijskoud water zwemmen. Nadat hij hersteld was van zijn wonden, testten wetenschappers zijn vermogen om in koud water te overleven. Ze zetten hem samen met twee Navy Seals in een tank met ijswater, bleek dat hij uren langer in het water kon blijven zitten. Onze gids zei dat zijn huid was zoals die van een zeehond. Enfin ja, ik was onder de indruk.

We kwamen ook langs de festivalsite van Heimaey. Elk jaar vindt hier een groot festival plaats waar maar liefst 25.000 (!) mensen naartoe komen vanuit heel IJsland. De rotsen vormen een natuurlijk theater zodat iedereen de optredens goed kan volgen en er wordt blijkbaar ook gezamenlijk gezongen. Ze waren nog druk bezig met de opbouw terwijl het festival toch al de dag nadien begon. Al vaker gemerkt dat die IJslanders zich beslist niet laten opjagen. 😉

Ons Segwaytochtje kreeg nog een miniverlengstuk omdat we niet met de visakaart konden betalen en we van de gids nog een tochtje naar de bank en terug mochten maken. :-)

Tijd voor een snelle lunch op een terrasje in de zon (merk op hoe vaak het woord zon in dit stuk voorkomt). Ik at een slaatje met kip en mijn vriend een, u raadt het nooit, hamburger. Veel stelde het niet voor, maar het was fijn om in de zon te kunnen eten. Als dessert at ik zelfs een softijsje met chocoladedip om een collega een plezier te doen die dat zo graag eet. Zelf ben ik niet zo’n geweldige softijs-fan, maar IJslanders krijgen hier blijkbaar geen genoeg van.

We kochten een ticket voor een boottocht rond het eiland en bezochten daarna op aanraden van onze Segwaygids het museum over de uitbarsting met de ietwat bombastische naam Pompeii of the North. Ietwat overdreven, maar op zich was het wel een interessant museum. Centraal in het museum stond een huis dat bedolven geraakte onder de as. De bewoners van dit huis hadden het slimme idee om hun huis uit te graven en er een museum rond te bouwen. Het museum is heel modern en toont veel foto’s en video’s over de ramp. Bij de ingang krijg je een smarthphone die afhankelijk van je locatie in het gebouw wat meer achtergrondinfo geeft. Meer dan een uur heb je niet nodig om dit museum te bezoeken, maar ik durf het toch aan te bevelen.

We hadden nog wat tijd over alvorens de boottocht van 15.30u vertrok. Die vulden we door op een bankje in de haven te genieten van de zon. De rondvaart rond Heimaey was echt de moeite. De grillige kustlijn van dit eiland is bijzonder fotogeniek, we zagen zeevogels hun jongeren voeren en puffins naar zee vliegen om visjes te vangen, telden de eilandjes op de Mid-Atlantische breuklijn en bewonderden veel mooi gekleurde grotten. We kregen opnieuw het verhaal te horen over de wonderbaarlijke zwemtocht van de matroos met het zeehondenvel en zagen een dode dwergvinvis drijven.

Vlak voor de boottocht eindigde voer onze boot een grot in. En daar had ik een kanjer van een déjà vu. Heel vreemd. Het moment dat de saxofoon Amazing Grace begon te spelen in de grot, was het net of ik dit al eerder had meegemaakt. Het vreemde was dat ik tijdens de boottocht met de melodie van Amazing Grace (waarvan ik de Nederlandstalige versie vroeger vaak met het kinderkoor in de mis zong) in mijn hoofd had gezeten. Ik vroeg aan mijn vriend of we ooit eerder iets gelijkaardigs samen hadden beleefd, maar hij beweerde van niet. Misschien op een andere reis met vrienden of zo. Bizar.

Na de boottocht checkten we in bij ons hotel. We werden vriendelijk welkom geheten, zonder een woord over de verkeerde boeking. Nadat we onze koffers naar de kamer gebracht hadden, zaten we allebei wat te suffen omdat we moe waren van het vroege opstaan. Via tripadvisor zochten we een restaurant om iets te eten en zo kwamen we uit bij de nummer 1 van Heimaey: Slippurinn. Mijn vriend reserveerde een tafeltje, maar had de nodige moeite om uit te leggen hoe zijn naam gespeld werd. Omdat zijn achternaam heel moeilijk is voor de meeste buitenlanders probeerde hij te reserveren op zijn voornaam, uiteindelijk gebruikte hij de internationale conventie (alfa, bravo, charlie, delta) in de hoop dat ze het dan begrepen. Enfin ja, er was een tafel voor ons, dat was het belangrijkste.

We maakte nog een miniwandeling naar een uitzichtpunt en trokken daarna op ons gemak richting restaurant. Daar aangekomen vonden ze natuurlijk nergens een reservatie terug op de voornaam van mijn vriend. Totdat mijn vriend zelf in het boek keek en zag dat er in plaats van zijn voornaam de aanduidingen voor de letters hadden opgeschreven. Grappig.

We namen allebei de vis van de dag en dat was zo’n grote portie dat we echt geen plek meer vonden voor een dessert. Het mag gezegd dat de bediening bij Slippurin zeer goed was. Het menu werd voorgesteld zoals het hoort en onze dienster was erg vriendelijk. Het restaurant was bovendien gelegen in een historisch gebouw én ze hadden er rabarberlimonade, als dat niet fantastisch is! Als afsluiter van een geslaagde dag bestelde mijn vriend nog een lava biertje (een heel zwart bier zonder schuim) en ik ging voor een rabarber mojito.

Een mooie dag op een fantastisch eiland.

IMG_0307

IMG_0310

IMG_0324

IMG_0327

IMG_0330

IMG_0331

IMG_0339

IMG_0352

IMG_0361

IMG_0364

IMG_0375

IMG_0381

IMG_0390

IMG_0396

IMG_0411

IMG_0414

IMG_0445

IMG_0448

IMG_0458

IMG_0468

IMG_0495

IMG_0513

IMG_0528

IMG_0540

29 juli 2014 – Jökulsarlón en Kirkjubæjarklaustur

Het zag ernaar uit dat het spreekwoord ‘derde keer, goeie keer’ deze dag voor ons bewaarheid zou worden. De weersvoorspellingen waren gunstig en stemden overeen met met onze eigen waarnemingen (wat in IJsland lang niet altijd het geval is). In de verte doemden bergen en gletsjers op die we de voorbije twee dagen niet hadden kunnen waarnemen. Na het ontbijt besloten we dus vol goeie hoop opnieuw de 90 km van het hotel naar het Jökulsarlón gletsjermeer af te leggen. Pas op, ik was erg tevreden van ons hotel: supercoole ligging in the middle of nowhere, leuke architectuur en lekker avondeten, maar een locatie iets dichter bij de belangrijkste attracties was wenselijk geweest.

Maar goed, we zagen nu onderweg wat meer, dus de vierde keer dat we dit stuk weg aflegden, voelde toch nog een beetje als nieuw aan. En jawel, wat een verschil bood de aanblik van Jökulsarlón met de dag voordien. De zichtbaarheid was een pak beter en we voelden zo nu en dan een druppeltje op onze neus neerdalen, maar daar maalden we niet om. Eindelijk hadden we na twee dagen wachten een goed zicht op de gletsjer Vatnajökull. Ik deed mijn legging opnieuw over mijn broekkousen aan, zette mijn muts op, trok mijn fleece aan met mijn regenjas erover en ik was klaar voor een tochtje met het amfibievoertuig.

We hadden heel veel geluk met de gids op het ambifievoertuig: een supersociale Spanjaard genaamd Jorge. Hij vertelde ons dat er uitzonderlijk veel ijsbergen en ijsschotsen in het gletsjermeer dreven omdat er drie dagen geleden een groot stuk van de gletsjer was afgebroken. De ijsbergen in het meer smelten langzaam tot ze licht genoeg zijn om naar zee af te drijven en daar hun laatste adem uit te blazen. De temperatuur van het water is twee tot vijf graden, afhankelijk van de hoeveelheid zeewater die zich met het gletsjerwater mengt. De blauwe kleur van het ijs ontstaat doordat dikke ijsbergen het licht niet langer doorlaten zoals gewoon ijs, maar het blauwe licht reflecteren.

Jorge was een boeiend verteller. Met veel animo bracht hij het verhaal van de domme Amerikaanse toeristen die het een romantisch idee vonden om te gaan picknicken op een ijsberg. Maar opgelet, zo’n ijsberg drijft sneller dan je op het eerste gezicht denkt. En tegen dat de toeristen aan hun dessert zaten, waren ze al een heel stuk afgedreven naar zee en moesten ze door de hulpdiensten gered worden van hun ijsberg. True story, althans volgens Jorge. We mochten ook een stukje van een authentieke ijsschots proeven. Heel helder en zuiver ijs. Ideaal om cocktails mee te maken.

We waren erg blij dat we toch nog de boottocht hadden kunnen maken in redelijke weersomstandigheden en ik bedankte Jorge in mijn beste Spaans voor zijn interessante uitleg.

Op de terugweg zagen we de verwrongen stukken metaal van de vorige brug over de gletsjerrivier Skeiðará liggen. In 1996 barstte de vulkaan Grímsvötn die onder het gletsjerijs van het nationale park Vatnajökull ligt, uit en veroorzaakte een ware vloedgolf van lava vermengd met smeltwater en ijsblokken afkomstig van de gletsjer. De vloedgolf sloeg twee bruggen en een stuk van de ringweg weg en beschadigde de meer dan 900 meter lange brug over de rivier de Skeiðará. Ondertussen is alle schade hersteld, maar de foto’s van de verwoesting waren bepaald indrukwekkend. Die IJslanders moeten wel erg veerkrachtig zijn om telkens na een ramp opnieuw aan de heropbouw te beginnen.

We consumeerden ons middagmaal in hetzelfde wegrestaurant als de dag voordien: soep, soep en een lekker stuk appeltaart. Niet echt een gezellige omgeving om te lunchen, maar we hadden er wel mee gegeten en op de parking konden we even meesurfen op de wifi van de Reykjavik Excursions bus naast ons. Veel van die tourbussen blijken tegenwoordig uitgerust te zijn met wifi. Wat een luxe!

We reden voor de vijfde en laatste keer deze reis opnieuw naar het Skaftafell Visitor Center om de wandeling naar de gletsjer te doen die we de dag voordien niet gedaan hadden. De wandeling was niet echt uitdagend (een gedeelte was zelfs rolstoeltoegankelijk), maar bracht ons wel vrij dicht bij de gletsjer die helemaal zwart zag van het vulkanische as. En tijdens de wandeling begon de zon zowaar te schijnen! Applaus!

Van Skaftafell was het nog een heel stuk rijden naar Kirkjubæjarklaustur. We wuifden even naar ons hotel toen we er voorbij reden en drukten de gaspedaal wat dieper in. Vijf keer hetzelfde stuk weg doen, was echt van het goede teveel.

In Kirkjubæjarklaustur gingen we linea recta naar de toerist info. We troffen een vriendelijke en behulpzame dame die ons een wandeling aanraadde langs de Systrafoss, zo genoemd naar een Benedictijner klooster dat hier vroeger stond. Fijn om eens een behulpzaam iemand te treffen.

De wandeling was echt prachtig. We begonnen aan de voet van de Systrafoss en klommen vrij snel omhoog naar het plateau. Wat ons daar wachtte was een schitterend uitzicht op Kirkjubæjarklaustur en omgeving. We konden in de verte de gletsjers zien liggen die we in de ochtend bezocht hadden. Magnifiek. De wandeling bracht ons langs Systravatn, een meer waarin twee nonnen verdronken zouden zijn. De nonnen werden volgens de legende door een geheimzinnige hand de diepte in getrokken op de plek waar zij altijd gingen baden.

Ik vond het meer er erg lieflijk uitzien en wat fijn om tijdens de wandeling de zon op ons gezicht te voelen. De ijzig koude wind werd er draaglijk door en wie durft over zo’n detail te klagen als de zon schijnt?

Na de wandeling sloegen we nog wat proviand in bij een winkeltje dat bij een camping hoorde. We kochten er wat noten, kókómjólk en hun hele voorraad postzegels (49 in totaal). Nu gaan die kampeerders geen kaartjes meer kunnen schrijven naar het thuisfront, de stakkers.

We reden verder naar het hotel langs een veld met pseudokraters zo ver als het oog reikte. De kamer in het Laki hotel stelde niet veel voor, maar het buffet was fenomenaal. Alles was superverzorgd. De eerste keer tijdens deze reis dat we eens wat andere opties hadden dan lamsvlees of arctic char. Heerlijke gerookte zalm, Thaise noedels, spinazielasagne, talloze groentenslaatjes. Heerlijk. Daar paste een feestelijk glaasje prosecco bij. Alcohol is hier in het algemeen erg duur, dus we beperken onze consumptie, maar nu en dan eens zondigen mag wel.

De rest van de avond brachten we met pc door in de bar met uitzicht op de ondergaande zon en de gletsjers. De ondergaande zon toverde de lucht in alle kleuren. Prachtig.

We hadden even een stressmoment toen bij het voorbereiden van onze trip de volgende dag bleek dat er twee hotels verkeerd geboekt waren door het reisbureau. Normaal zouden we de dag nadien de ferry naar de Westmaneilanden nemen en daar één nacht blijven, maar het hotel op de Westmaneilanden was pas voor de daaropvolgende dag geboekt en ons hotel in Landmannalaugar was een dag te vroeg geboekt. Probleem. Ondertussen was het al bijna tien uur, maar toch maar gebeld naar het noodnummer dat op onze reisplanning stond. Er nam dadelijk een IJslandse op die het probleem onmiddellijk begreep en ons beloofde de boekingen voor de twee hotels om te wisselen. Tja, ook reisbureaus kunnen al eens foute boekingen doen. Nog geen kwartier later kregen we opnieuw telefoon dat de boekingen gecorrigeerd waren. Dat ging supervlot! Goeie service! Konden we met een gerust hart gaan slapen.

IMG_0082

IMG_0089

IMG_0092

IMG_0103

IMG_0108

IMG_0120

IMG_0141

IMG_0146

IMG_0162

IMG_0163

IMG_0167

IMG_0178

IMG_0179

IMG_0186

IMG_0187

IMG_0206

IMG_0219

 

IMG_0228

IMG_0230

IMG_0236

IMG_0247

IMG_0256

IMG_0267

IMG_0279

IMG_0290

IMG_0294

28 juli 2014 – Skaftafell en Jökulsarlón

Niet zo goed geslapen, een paar keer wakker geworden van het geroffel van de regen op de golfplaten van het hotel. Een vreemd lawaai dat moeilijk buiten te sluiten viel.

We stonden op met afschuwelijk gruwelijk rotweer. Zo mogelijk de allerslechtste dag van onze reis tot nu toe. We zagen helemaal niks meer en het regende niet alleen er stond ook een rotwind die de regen keihard in je gezicht blies. We probeerden ons niet te laten ontmoedigen en vertrokken na het ontbijt toch maar naar het Skaftafell Visitor Center gelegen op zo’n 40 km van ons hotel. Onderweg zagen we het weer verslechten en verbeteren. We hoopten op een klein mirakel in Skaftafell en ja, we hadden geluk, bij aankomst daar was het frisjes, maar droog.

We vatten de wandeling naar de Svartifoss waterval aan en, wie had dat durven hopen, we zagen zelfs een zwak straaltje zon. Het was een beetje klimmen en we kregen het er onverwacht warm van. Het was drummen bij de Svartifoss: veel gegadigden om een foto te maken van de mooie waterval omgeven door basaltzuilen. We genoten echt van de wandeling. Zeker het tweede stuk dat niet zo goed stond aangeduid, was erg de moeite. Doordat het zo slecht stond aangeduid, namen de meeste toeristen een andere route en hadden wij het pad voor ons alleen. Alle tijd dus om een andere, maar even mooie waterval op het gemak te fotograferen.

We hoopten dat de weersvoorspellingen er radicaal naast zaten en het min of meer droge weer ons zou volgen tot Jökulsarlón. Helaas, onze wandeling zat er net op of de eerste druppels begonnen al te vallen. We duimden dat het slechts een buitje zou zijn en gingen ondertussen op zoek naar een middagmaal. We kwamen terecht in een truckerscafé dat duidelijk populair was bij de georganiseerde busreizen, want er stond een gigantische rij aan te schuiven aan de toog (én aan het toilet). Dit café was dan ook het enige restaurant in de wijde omtrek dat iets min of meer deftigs aanbood, dus veel andere opties waren er niet.

Ik hield het bij een groentensoepje en mijn vriend bestelde de vleessoep. Als dessert kochten we een potje skyr. Jammer dat skyr in België nergens te verkrijgen valt (geef een seintje in de commentaren mocht dit toch het geval zijn), zal mijn dagelijks fix skyr echt missen wanneer we opnieuw thuis zijn.

In het winkeltje van het truckerscafé sloegen we meteen ook onze voorraad kaartjes in. Een pak goedkoper dan de prijzen die we op ander plekken gezien hadden. Natuurlijk was de jongen aan de kassa te lui om de kaartjes na te tellen, nochtans hadden we ze mooi in stapeltjes van tien gerangschikt. Hij geloofde ons zo wel. Spijtig genoeg verkochten ze er geen postzegels. Ik vroeg aan de jonge kassabediende of er misschien ergens een postkantoor in de buurt was. Zijn antwoord was kort, maar krachtig: “No”. Haha, dat zal mij leren gesloten vragen te stellen!

Hoewel het ondertussen pijpenstelen regende, wilden we het er toch op wagen en reden we helemaal terug naar Jökulsarlón voor een tweede poging om met het ambifievoertuig het gletsjermeer op te gaan. Een maat voor niks, zo bleek, want hoe dichter we het meer naderden, hoe slechter het weer werd. Ter plekke aangekomen kon je met moeite de dichtstbijzijnde ijsschotsen ontwaren, verder was alles gehuld in een dikke ondoordringbare mist. Bovendien regende het en was het ijskoud. Het leek ons echt zonde van het geld om in zulke omstandigheden het meer op te gaan.

Teleurgesteld keerden we dan maar terug naar het hotel. We waren nog maar een paar honderd meter vertrokken of we zagen een zielige backpacker staan liften. Die arme man konden we onmogelijk in de gietende regen laten staan. We stopten en vroegen waarheen hij moest. Naar Skaftafell, was het antwoord. Geen probleem, daar passeerden we toch, we zouden hem daar met veel plezier afzetten.

De kranige zestiger (naar ik schat) was helemaal alleen op reis in IJsland. Hij vertelde dat hij in de winter bij een skilift in Oostenrijk werkte en dat zijn hobby wandelen was. Wandelen langs de ringweg in de gietende regen was echter niet ideaal. Van zodra hij doorhad dat we iets of wat Duits konden, schakelde onze lifter over op zijn moedertaal. Ik kon hem vrij goed volgen, maar moest toch vaak zoeken naar de juiste woorden in het Duits. Misschien toch maar eens werk maken van dat oude voornemen om onze derde landstaal beter onder de knie te krijgen… We zetten onze Oostenrijker af bij Skaftafell en ik moest me inhouden om hem niet Grüß Gott achterna te roepen.

We draaiden net terug de ringweg op toen we een ander koppel zagen liften. Ook in de gietende regen. Omdat het er toch niet naar uitzag dat we vandaag nog iets anders zouden doen dan in de auto zitten, stopten we opnieuw. Deze lifters waren een koppel muzikanten uit Berlijn en Keulen die gewoon zo snel mogelijk naar het Westen wilden, want hun vakantie zat er bijna op en ze moesten hun vliegtuig halen in Reykjavik. We zeiden dat we hen enkel konden meenemen tot aan ons hotel zo’n 40 km verderop, maar dat was prima voor hen.

Tijdens de rit bleek dat ze op hetzelfde moment in Húsavík waren als wij. Omdat ze beide muzikant waren, leek het hen wel leuk om het festival mee te pikken, maar net als wij waren ze teleurgesteld. Onderweg groeide bij mijn vriend en mezelf het besef dat we hen beter niet gewoon bij ons hotel afzetten. Ons hotel lag echt in the middle of nowhere. Er was nergens een plek om te schuilen en wie weet hoe lang ze daar op een lift zouden moeten wachten. We hadden toch geen plannen meer voor de rest van de dag, dus reden we verder tot het tankstation van Kirkjubæjarklaustur. Er zijn veel truckers die graag lifters meenemen, dus daar was de kans op een lift veel groter. We namen afscheid en legden de laatste afstand naar ons hotel af met een blij gevoel omdat we toch drie mensen van de regen gered hadden.

En zo eindigde de dag voor ons al om zes uur, veel vroeger dan we gewoon zijn op vakantie. We genoten nog van het lekkere buffet in ons hotel, met een glaasje wijn om de teleurstelling van deze half gemiste dag weg te spoelen.

IMG_0002

IMG_0006

IMG_0012

IMG_0016

IMG_0023

IMG_0027

IMG_0032

IMG_0036

IMG_0044

IMG_0056

IMG_0069

IMG_0073

IMG_9991

IMG_9994

IMG_9999

27 juli 2014 – Route naar Skaftafell

Vandaag hadden we een rit van zo’n 440 km voor de boeg. Reden te meer om goed op tijd op te staan. Het ontbijt was een beetje karig, maar goed, er was haring en mijn eerste zelfgemaakte wafel was niet mislukt (blijkbaar zijn wafels een IJslandse specialiteit).

De mist die we de dag voordien het fjord hadden zien binnen trekken was helaas nog niet opgetrokken. Waar we de vorige dag de majestueuze bergen langs beiden kanten uit het fjord zagen oprijzen, zagen we nu een dikke lichtgrijze deken die alles hoger dan 10 meter aan het oog onttrok. Wat wel een coole foto opleverde toen we even hoger dan het wolkendek stegen en we neerkeken op een witte wereld.

Volgens onze reisbeschrijving zouden we onderweg kunnen genieten van prachtige vergezichten terwijl we langs de mooie fjorden reden. Ik wil wel geloven dat er zich prachtige vergezichten verscholen achter de muur van mist, maar wij zagen dus niks.

Onderweg stopten we in wat de reisbeschrijving het ‘leuke vissersplaatsje’ Stödvarfjördur noemde, wat ik schromelijk overdreven vond. De ligging was idd mooi, maar sommige van de huizen zagen er verwaarloosd uit en er lag vaak rommel in de tuinen. De reisbeschrijving sprak over een geologisch privé-museumpje dat de moeite van een bezoek waard zou zijn. Mijn vriend en ik twijfelden, maar toen we de grote foto van een witharige kranige dame langs de weg zagen staan, besloten we het er toch op te wagen. En we hebben het ons niet beklaagd.

Petra Sveinsdóttir bleek een superverzamelaar (ik zou zelfs het woord ‘horder’ durven gebruiken). Ze begon in haar jeugdjaren stenen en mineralen te verzamelen en de collectie bleef een echtgenoot en vier kinderen later aangroeien. Na de dood van haar echtgenoot stelde zij haar huis open voor bezoekers vanuit de hele wereld. Tot aan haar dood een paar jaar geleden bleef ze stenen en mineralen aan haar collectie toevoegen. Het resultaat is ’s werelds grootste steen- en mineraalcollectie in privéhanden. Haar kinderen zorgen er vandaag de dag voor dat de wonderbaarlijke collectie van hun moeder voor iedereen te bezichtigen blijft.

Ik was echt onder de indruk van de collectie. De schitterende tuin stond vol houten banken waarop in verschillende verdiepingen de collectie stenen en mineralen uitgestald waren. De tuin stond vol met bloeiende bloemen en grappige kunstwerkjes. Ook het huis zelf was van boven tot onder gevuld met stenen. Maar Petra verzamelde niet alleen stenen, je kon in het huis ook de collectie balpennen, zakdoeken, luciferdoosjes, schelpen, opgezette vogels en sleutelhangers bekijken. Een wonderbaarlijke plek. Absoluut de toegangsprijs van 1000 kronen waar.

In Djúpivogur stopten we bij hotel Framtíð om er te lunchen. Het hotel was er eentje van de chiquere soort met een zeer verzorgd uitziend restaurant. We kregen een tafeltje toegewezen en ik bestelde een portie mosselen (had ik nog niet gegeten deze vakantie) en mijn vriend een pizza. De bediening was weer maar halfslachtig. Ze waren gewoon vergeten om brood te brengen en het duurde een hele tijd voordat er iemand verscheen aan wie ik brood kon vragen. Nochtans probeerden ze wel, ze hadden duidelijk één van de jongere obers opgedragen om bij elke klant te informeren of het smaakte. Mijn mosselen vielen wat tegen: het waren ongetwijfeld de kleinste mosselen die ik ooit gegeten heb en de schelpen waren in stukken gebroken. Toch beter voor de vissoep gegaan.

Achter het hotel zouden wij de kegelvormige berg Búlandstindur (1069 m) moeten zien, maar wij zagen door de dikke grijze wolken helemaal niks. Zo’n zonde dat die vervelende mist ons verhinderde te genieten van de mooie fjorden van Oost-IJsland. Ik kon wel vermoeden dat we door een prachtig landschap reden, maar als een echte ongelovige Thomas zie ik de dingen graag met mijn eigen ogen.

We stopten onderweg nog even bij het haventje van Höfn. Nu moet me van het hart dat ik de de meeste dorpen langs het water niet bijster mooi vond. Zoals ik al eerder zei, zien redelijk wat huizen er verwaarloosd en onverzorgd uit. Ook de bouwstijl kan me niet echt inspireren. Ik snap dat de klimatologische omstandigheden vooral vragen om praktische huizen, maar als je kijkt naar de huizen in Oostenrijk en Zwitserland die hoog in de bergen toch ook veel sneeuw te verwerken krijgen, dat is toch andere koek.

Onderweg stopten we ergens om te tanken (zo’n 4×4 zuipt brandstof) en dit staaltje van IJslandse klantvriendelijkheid wilde ik jullie beslist niet onthouden. Een conversatie tussen de bediende van het winkeltje en een toerist:
Toerist: “It doesn’t work.” (doelende op de benzinepomp)
Winkelbediende: “Push the yellow button.
“I did. I pushed it about ten times.”
“Push it again.”
Einde gesprek.

Doordat de bergen verborgen bleven achter de wolken was dit best wel een lange en saaie dag. Zelfs de gletsjer Vatnajökull, toch één van de belangrijkste bezienswaardigheden in IJsland was moeilijk zichtbaar. De rit was gewoon ook veel te lang. Als ik de route zelf gepland had, had ik deze afstand wellicht in twee dagen afgelegd en niet in één. We brachten bijna de ganse dag in de auto door.

In de hoop toch nog iets van de gletsjer te zien, sloegen we een steenslagweg richting Heinabergsjökull in. We reden zo ver als we konden en stapten dan even uit voor een miniwandeling. De omstandigheden (mist, koud) waren echter niet echt ideaal en we durfden het risico niet nemen om verloren te lopen.

Verder dus, richting het gletsjermeer Jökulsarlón. Het was ondertussen al bijna zeven uur en echt wel koud. Mijn vriend ging informeren bij het loket of het nodig was al tickets te reserveren voor een ritje met het amfibievoertuig voor de dag nadien. Het meisje verzekerde ons dat dat niet nodig was. Als we wilden konden we de avond zelf nog een tochtje maken op het meer, want ze zei dat het de dag nadien zou gaan regenen.

We zagen dat er net een amfibievoertuig op het punt stond te vertrekken, maar dat zal al goed vol, daarom dachten we het volgende voertuig te nemen. Ik keerde terug naar de auto om een extra legging, een muts en een regenjas aan te trekken. Het risico op onderkoeling leek mij reëel. Terwijl ik bezig was mij in de auto in mijn legging te wringen, ging het loket echter dicht. Het meisje was er even bij vergeten te vermelden dat het voertuig dat we zagen vertrekken het laatste van de dag was. Onvoorstelbaar.

We wandelden dan maar zelf naar de oever van het gletsjermeer om de weerspiegeling van de drijvende ijsbergen in het roerloze water te bewonderen. We zagen een groepje mensen met statieven en camera’s klaar staan. Omdat er nogal wat bedrijvigheid bij dat groepje was, gingen we wat dichterbij kijken. Ik hoorde dat het Russen waren, maar verstond niet alles wat ze zeiden.

Tot onze verbazing begon plots één van de Russen zich uit te kleden totdat hij in zijn zwembroek stond. En jawel, even later dook hij als een echte ijsbeer het ijskoude water in. Om het allemaal nog wat fotogenieker te maken, pakte hij een ijsschots vast om ermee te poseren. Het was zo’n bizar tafereel dat zelfs de zeehonden van dichterbij kwamen kijken. Met dank aan de Russische ijsbeer heb ik de beste zeehondenfoto van deze reis kunnen maken. 😉

Vanaf Jökulsarlón was het nog 90 km rijden naar ons Núpar Fosshotel dat zich midden in een lavaveld bevond ver van de rest van de (schaars) bewoonde wereld. Nog een flinke afstand en ondertussen begonnen we allebei serieus honger te krijgen. Mijn vriend drukte de gaspedaal dus iets dieper in dan we gewoon waren om toch nog op een deftig uur in het hotel te zijn. ’t Is niet dat er mooie landschappen te bewonderen vielen of zo, die waren toch allemaal opgeslokt door de mist.

Zo rond half negen waren we dan eindelijk op onze bestemming (we waren, de lunchpauze en de korte stop bij Jökulsarlón niet meegerekend) al van negen uur ’s ochtends aan het rijden). Gelukkig konden we nog tot 21u aanschuiven aan het buffet. Om de ietwat saaie dag door te spoelen, bestelde ik een glas witte wijn. Het smaakte mij enorm. En het eten was ook heel erg lekker, zij het niet zo origineel (opnieuw arctic char en lamsvlees). Maar het buffet bood wel een vegetarisch optie en heel veel lekkere warme en koude groenten.

Een goeie afsluiter van een minder geslaagde dag.

IMG_9800

IMG_9803

IMG_9810

IMG_9815

IMG_9819

IMG_9822

IMG_9829

IMG_9834

IMG_9852

IMG_9861

IMG_9878

IMG_9892

IMG_9903

IMG_9905

IMG_9906

IMG_9927

IMG_9930

IMG_9932

IMG_9952

IMG_9965

IMG_9977

IMG_9980

IMG_9984

IMG_9989

26 juli 2014 – Oost-IJsland

Genoten van een uitgebreid ontbijtbuffet (mét warme gerechten deze keer, nog niet veel tegen gekomen) in ons hotel. Ondertussen een beetje de werkwijze van de diensters in het hotel bestudeerd. De traagheid waarmee ze de tafels afruimden, is volgens mij nog nooit vertoond. Op mij kwam het over alsof ze hun werk tegen hun zin deden, maar misschien is dit gewoon de IJslandse way of live: alles op het dooie gemak.

Het zag ernaar uit dat we ons rantsoen goed weer de dag voordien opgebruikt hadden, want het regende stevig toen we op weg gingen naar de Dettifoss. De Dettifoss zou Europa’s krachtigste waterval zijn en dat wil ik graag geloven. De kracht waarmee het water 45 meter naar beneden donderde, was impressionant. Het lagere gedeelte van de rivier werd bijna volledig aan het zicht onttrokken door de wolk sproeiwater. We hielden het, op wat sproeiwater na, min of meer droog tijdens de korte wandeling naar de Dettifoss en de kleinere Selfoss een beetje stroomopwaarts. Ook het ruwe granietlandschap waarin deze watervallen zich bevonden, was erg bijzonder.

We reden verder en de regen hervatte. Rondom ons zagen we dikke regenwolken en leegte, heel veel leegte. Wat een ruig en onherbergzaam gebied. Akelig bijna.

In de verte zagen we de Herðubreið (1682 m) opduiken. Deze beroemde tafelbergvulkaan is eeuwig bedekt met een laagje sneeuw. De Herðubreið heeft de typische vorm van een vulkaan die onder een laag gletsjerijs is uitgebarsten en wordt vergeleken met een slagroomtaart. De gelijkenis was inderdaad treffend.

Onze tocht zette zich verder door een woestijn van puimsteen en lavazand, afkomstig van de vulkaan Askja die voor het laatste in 1961 is uitgebarsten. De leegheid van dit uitgestrekte gebied was voor mij een beetje deprimerend. Zo weinig leven en zoveel grijsheid.

Toen we de keuze hadden tussen een geasfalteerde werd of een gravelweg, kozen wij uiteraard voor die laatste. Wij hadden niet voor niets een 4×4 gehuurd, he! Op naar Möðrudalur waar de hoogstgelegen boerderij van IJsland ligt. De boer is zo slim geweest om vlakbij het snoezige kerkje dat door zijn voorganger Jón Stefansson in 1949 gebouwd werd, een grote cafetaria neer te poten. In de verste verten geen concurrentie te bespeuren, dus alle toeristenbussen (inclusief wijzelf) stoppen daar voor een lunch of een koffie met taart.

Fjallakafi was duidelijk nog in volle expansie: er werd druk gewerkt aan nog een bijkomend terras. Net tijdens onze lunchpauze kwam de zon piepen en we besloten hiervan optimaal te profiteren door op het terras iets te eten. Het was zelfs even warm genoeg om zonder fleece buiten te zitten. Ik nam een groentensoepje en mijn vriend een croque monsieur. Een eenvoudige lunch die echt smaakte.

We reden verder op weg 901 en doorkruisten de bergketen Mödrudalsfjallgardar. Het hoogste punt van de weg ligt op zo’n 600 meter. De weg bood ons een goed uitzicht op het lager gelegen IJslandse binnenland. Nog meer onherbergzame leegte. Verder door Jökuldalsheiði, een uitgestrekt hoogvlakte die nauwelijks is bewoond. Wat ik heel goed begrijp, want wie wil er in godsnaam in zo’n gat wonen?

We maakten een kleine omweg door het dal van de Jökulsá á Dal. Volgens onze reisbeschrijving moesten we vlakbij een boerderij een brug over en dan nog 2 km de rivieroever volgen tot de Studlafoss (yep, aan watervallen geen gebrek hier). De boerderij vonden we, de (akelig smalle) brug ook, maar de weg achter de brug zag er heel moeilijk berijdbaar uit. Heel smal met dikke keien. Mijn vriend zag het niet echt zitten om zich daarop te wagen. Dus keerden we van een kale reis terug. Alweer een waterval niet gevonden!

Toch was de kleine omweg niet voor niets geweest. Het dal van de Jökulsá á Dal was erg mooi en we kregen zelfs een stuk regenboog te zien vlak boven de hellingen. We mochten ons wel niet te veel laten afleiden door het natuurschoon, want dit was duidelijk de favoriete weg van veel schapen. Sheep on the road!

En toen begon het weer te regenen. Natuurlijk was ik hiervoor op voorhand gewaarschuwd, maar je beseft pas echt hoe wisselvallig het weer in IJsland is wanneer je er zelf middenin zit. Wij hebben hier al alle weertypes gehad op één dag. Helaas hebben de regen en de mist momenteel nog steeds de bovenhand.

Terwijl het pijpenstelen regende zagen we opeens uit de andere richting twee, als mijn ogen me niet bedrogen, nonnekes opduiken die te voet door dit rotweer banjerden. Spijtig dat we de andere richting uitreden, want anders hadden we ze beslist een lift aangeboden. Kwestie van onze hemel te verdienen. 😉

Langzaamaan wonnen we opnieuw aan hoogte en zagen we de eerste besneeuwde bergtoppen opduiken. Ondertussen begonnen we zo stilletjes aan na te denken over het avondmaal. We identificeerden een geschikt lijkend dorpje en zochten op tripadvisor of daar wat te eten viel. De recensies van Randulf’s Seahouse in Eskifjörður klonken veelbelovend, dus reden we daarheen.

We moesten even zoeken alvorens we de juiste plek vonden, want de GPS-coördinaten waren niet helemaal correct. Maar de reviews hadden niet gelogen. Wat een wonderbaarlijke plek! Randulf’s Seahouse is een visserswoning die nu als restaurant gebruikt wordt. Al het vissersgerei kreeg een nieuwe bestemming als decoratie en de wanden waren versierd met oude foto’s. Echt supertof. Want veel echt bijzondere eetgelegenheden hebben we nog niet aangedaan deze reis.

En jawel, de reviews klopten als een bus: er stond hákarl op de kaart. Hákarl is gefermenteerde haai (voor de bereidingswijze verwijs ik naar wikipedia). Hákarl wordt in kleine blokjes geserveerd met een glas brennivín (soort akvavit) erbij. Kenmerkend is de heel sterke ammoniakgeur. Hákarl zou verschrikkelijk slecht smaken, zo had men mij verteld. Aangezien ik wel van een culinair avontuur houd, wilde ik de verhalen graag aan de werkelijkheid toetsen.

Omdat overdrijven nergens goed voor is, bestelden we één voorgerecht met IJslandse specialiteiten (hákarl, opgelegde haring en gedroogde vis) en één voorgerecht met cured goose (hoe vertaal je cured?) en gerookt rendier. Als hoofdgerecht bestelde mijn vriend de rendierworst en ikzelf (o originaliteit) de catch of the day.

En nu willen jullie beslist weten wat ik van hákarl vond. Wel, de geur was idd nogal sterk, maar de smaak viel enorm goed mee. Ik zal niet zeggen dat het superlekker was of zo, maar vies vond ik het ook niet. Het was niet zo dat ik mij kokhalzend naar het toilet moest begeven. Japanse nattō (なっとう) is veel viezer, dat kreeg ik gewoon echt niet binnen, terwijl ik deze portie hákarl zonder dat ik daarvoor moeite moest doen volledig heb opgegeten toen mijn vriend er genoeg van had. En de brennivín paste idd zeer goed bij dit gerecht. De catch of the day en de rendierworst waren ook erg lekker.

Na ons diner namen we nog even een kijkje op de tweede verdieping van Randulf’s Seahouse. Deze verdieping toonde de woonvertrekken van de vissers zoals deze er vroeger echt uit zagen. Met alle kleine details (papiertjes, tabak, oude postkaarten,..) nog intact. Een heuse teletijdmachine. Heel boeiend en volkomen gratis! Aanrader zowel voor het eten als voor de terugblik in de tijd.

Bij aankomst in hotel Edda Neskaupstadur, scheen de zon weer. Alweer overnachten in een Edda hotel. De Edda hotels zijn wel ok, daar niet van, maar al die hotels lijken op elkaar en hebben zo weinig persoonlijkheid. In tegenstelling tot onze voorgaande reizen, die ik volledig zelf boekte, hebben we deze trip geboekt via een reisbureau gespecialiseerd in IJslandreizen. Ik had weinig tijd om alles zelf uit te zoeken en uiteindelijk ging ik ervan uit dat zij de specialist waren. Maar ik moet toegeven dat ik al een beetje spijt gehad heb van deze beslissing. Zelf zou ik alvast heel andere keuzes gemaakt hebben op het gebied van hotels (veel minder ketens) dan het reisbureau. Voor hen is het natuurlijk makkelijk om met zo’n keten te werken, maar ik mis de persoonlijke toets van de B&B’s in Schotland. Jammer dat ze in IJsland het systeem van B&B’s niet kennen.

Nuja, de dame aan de receptie van Edda Neskaupstadur was heel erg vriendelijk. Het was ook voor het eerst dat een receptioniste ons spontaan suggesties gaf om de avond door te brengen. Meestal beperkte het onthaal zich tot: “hier is jullie sleutel, dag”. Ze raadde ons aan een korte wandeling langs het fjord te maken. Wij waren heel blij met deze tip, zetten onze valiezen in de kamer en vertrokken meteen.

En wat een schitterende wandeling was dat. Het avondlicht was erg mooi en we zagen veel watervogels die op zoek waren naar een slaapplek. Heel mooi: de groepen ganzen die in V-vorm vlak over het water scheerden. Het pad leidde ons langs heel veel verschillende bloemen en planten. Toch prachtig hoe de natuur altijd een weg vindt, zelfs tussen lava en rotsblokken. De wandeling eindigde bij een grotachtige inham waarvan de grond bezaaid was met keien. De grot zelf was uit gesteenten met verschillende kleuren opgebouwd. Heel erg mooi en een erg rustige plek.

We keerden tevreden van de wandeling terug om nog een uurtje achter de pc te kruipen in de lobby van het hotel (wegens alweer alleen wifi in de lobby, echt, dat is nu toch niet meer van deze tijd). Terwijl we in de lobby zaten, zagen we de mist het fjord binnenkomen. Het duurde slechts een paar tellen voordat alles met een witte deken bedekt was. Dat beloofde voor de dag nadien…

MVI_9624

IMG_9648

IMG_9654

IMG_9658

IMG_9659

IMG_9666

IMG_9671

IMG_9673

IMG_9675

IMG_9682

IMG_9689

IMG_9697

IMG_9709

IMG_9715

IMG_9723

IMG_9742

IMG_9751

IMG_9757

IMG_9764

IMG_9767

IMG_9776

IMG_9778

IMG_9786

IMG_9795