21 juni: De Langste Dag in Schotland

Onze laatste volledige dag in Schotland valt heel symbolisch op de langste dag van het jaar. Een mooie dag om te beginnen met twee buttered kipper fillets. Heerlijk!

We nemen de bus naar Edinburgh centrum voor een bezoek aan de St Giles’ Cathedral gelegen aan de Royal Mile. De St Giles wordt nog wel kathedraal genoemd, maar is dit niet meer sinds John Knox vanop deze plek de Schotse reformatie leidde.

De St Giles is beslist een bezoek waard, met zijn kleurrijke glasramen, indrukwekkende grafmonumenten en prachtig interieur, maar hét pronkstuk van deze niet-meer-kathedraal is de Thistle Chapel. Het schitterend ribgewelf en de gebeeldhouwde heraldische baldakijnen maken dat je niet weet waar eerst kijken. De kapel eert de ridders van de Orde van de Distel. Queen Elizabeth herself staat als koningin van Groot-Brittannië aan het hoofd van deze orde en heeft natuurlijk een speciaal gereserveerd zitje in de kapel.

Volgende halte: de Camera Obscura, nog een jeugdherinnering die ik wilde herbeleven. De Camera Obscura en het uitkijkplatform werden in 1852 door Maria Short toegevoegd aan een vroeg-17de-eeuws gebouw. De Camera Obscura toont livebeelden van de stad. Het blijft geweldig om dit oude optische instrument aan het werk te zien en mensen als poppetjes te vangen met een blaadje papier. Maar de magie die ik als tiener voelde, was er niet meer. Spijtig.

Wel nog altijd even indrukwekkend: het uitzicht vanaf het uitkijkplatform. Alleen jammer van de Tattoo-tribunes die het zicht op Edinburgh Castle helemaal verknoeiden. Na voldoende tijd genomen te hebben om het uitzicht in ons op te nemen en de mensen te bespioneren door de sterke verrekijkers op het dak, gaan we op ons gemak naar beneden langs de tentoonstellingen op de verschillende verdiepingen.

De tentoonstellingen tonen allerlei optische trucjes en wetenschappelijke proefjes, maar niets wat ik nog niet eerder gezien heb. Al blijven de 3D hologrammen natuurlijk altijd leuk. Voor kinderen is dit een absolute must see. Je kan zelf veel opstellingen uittesten en er is gelegenheid genoeg om een paar gekke foto’s te maken.

Voor het middagmaal steken we de straat over. Gemakkelijk! Op aanraden van mijn reisgids lunchen we in Amber, een bar-restaurant in de Scotch Whisky Experience (tip: koop hier zeker geen whisky, de flessen zijn gruwelijk overprijst). Amber is echter wel de moeite: er is een heel uitgebreide whiskykaart en je krijgt professioneel advies van het personeel over welke whisky te kiezen. Ik bestel er de seafood platter en mijn vriend de meat platter. Beide zijn uitstekend en ja, natuurlijk drinken we daar een glaasje whisky (of twee) bij: Highland Park 18yo en Old Pulteny 7yo voor mij en Clynelish Distiller’s Edition en Tomatin 15yo Tempranillo voor mijn vriend. (Hey, het is onze laatste dag, he!)

Na het middagmaal is het tijd om naar The Real Mary King’s Close te vertrekken. Onze rondleiding start om 15u en ik ben echt razend benieuwd naar wat we te zien zullen krijgen: een verborgen wereld van huizen en straten onder straatniveau, het klinkt heel erg boeiend.

En ik word niet teleurgesteld. We krijgen een rondleiding door een gids in historisch kostuum die zich voorstelt als een figuur uit de middeleeuwen en de ganse rondleiding zijn rolletje vol overtuiging blijft spelen. The Real Mary King’s Close toont je een glimp van een wereld die nu niet meer bestaat. Tot in de 18de eeuw leefden de meeste inwoners van Edinburgh langs en onder de Royal Mile. Doordat de stadsuitbreiding binnen de stadsmuren diende te blijven, hadden de inwoners geen andere keuze dan in de hoogte te bouwen. De gangetjes tussen de gebouwen waren zo smal dat je zonder veel moeite met je beide handen de muren aan weerszijden kon aanraken. Langs de Royal Mile vind je nu nog veel Closes die een goed beeld geven van hoe claustrofobisch het er vroeger geweest moeten zijn.

In deze omstandigheden leefden duizenden mensen. Geen wonder dat cholera, tyfus en pokken veel voorkwamen in de op en langs elkaar gestapelde appartementen. Mary King’s Close, gelegen onder de huidige City Chambers, werd berucht doordat de bewoners allemaal stierven aan de pest in 1645.

De rondleiding is echt fantastisch: door slim gebruik te maken van film, verlichting en enkele ‘special effects’ wordt het op momenten echt een beetje creepy. De rondleiding geeft je op een luchtige manier een idee van de levensomstandigheden in die tijd. Ik kan een rondleiding in Mary King’s Close van harte aanbevelen. Het is niet goedkoop, maar geloof me, het geld meer dan waard.

Omdat wij altijd graag nog een beetje extra uitleg krijgen, boekten we een Gold Experience Ticket. Even zijn we in de war over waar het tweede deel van de rondleiding door het bovengrondse Edinburgh start. Uiteraard blijkt de rondleiding te starten bij de coffee bar waar de wachtenden verleid worden (kuch, mijn vriend) door de heerlijke koffiegeuren (ik niet, ik drink geen koffie).

De bovengrondse rondleiding wordt opnieuw door een historisch personage gegeven. Deze keer heb ik wat meer moeite om de gids te verstaan. Hij ratelt en struikelt over zijn woorden en het is me niet geheel duidelijk of dit bij zijn rolletje hoort dan wel of dit zijn normale manier van spreken is. Rond vijf uur is de rondleiding afgelopen en zijn wij heel wat historische feiten over Edinburgh rijker.

De zon schijnt, we hebben nog een mooie namiddag voor de boeg en we besluiten opnieuw een wandeling te maken langs de Royal Mile, maar nu op een iets gezapiger tempo dan de eerste keer. We lopen op ons gemak tot aan Holyrood Palace dat ondertussen al gesloten is. De avondzon geeft het paleis een prachtige warme gloed. Ideaal om nog wat foto’s te maken.

Ondertussen is het half zes en beginnen we na te denken waar we ons laatste avondmaal zullen eten. Tijdens de wandeling gisteren kwamen we langs een restaurant dat een menu aanbood met aangepaste whisky’s. Zo’n aanbod hebben we op andere plaatsen nog niet gezien. Wat opzoekwerk later (danku 3G), vinden we de naam van het restaurant. We bellen voor een reservatie en melden dat we zo’n half uur later zullen arriveren.

Genietend van de avondzon wandelen we langs The Balmoral, het Scott Monument en Princess Street Gardens. We zijn iets vroeger in The Dining Room dan verwacht, maar onze tafel staat al klaar. Het onthaal is erg vriendelijk en we voelen ons meteen thuis. We moeten niet lang nadenken over onze keuze: The Taster Menu, please! Met aangepaste whisky’s, ja graag.

Een overzichtje van wat er zoal op ons bord en in ons glas passeerde:

Broccoli soup
with Loch Arthur ricotta, morel mushrooms and pumpkin seeds
with
121.60
13 year old island

Hand-divided Scallop
with cauliflower, chorizo, squid ink beignet and sauce nero
with
26.90
27 year old Highland

Free range Gartmorn Farm Chicken
with boudin blanc, creamed morels, spring cabbage, thyme and madeira
with
85.24
27 year old Speyside

Chocolate delice
with chocolate mousse, minted caramel ice cream, wild mint syrup
with G3.5
33 year old Grain

Het eten is werkelijk fantastisch. Al laat de bediening wel een serieuze steek vallen door ons bord naar de foute tafel te brengen. Gelukkig wordt de vergissing snel opgemerkt voordat de gasten aan de andere tafel van onze borden kunnen eten. Het zorgt voor een grappig moment wanneer de ober zich uitgebreid komt verontschuldigen.

We drinken van de whisky zoals het hoort: kleine slokjes om de smaken in je mond tot recht te laten komen en de verschillen in het palet van de whisky’s te kunnen onderscheiden. Of we proberen die althans te onderscheiden, want echte kenners zijn we niet.

De gangen volgen elkaar aan een strak tempo op (iets meer tijd tussen de verschillende gangen mocht zeker) en rond tien uur staan we alweer buiten. We twijfelen om nog iets te gaan drinken, maar besluiten onze laatste dag in Edinburgh rustig af te sluiten en op tijd te gaan slapen. Per slot van rekening hebben we morgen nog een lange rit naar Hull voor de boeg.

Goodbye Edinburgh! Hope to see you again in the future!

20 juni: Dirleton en Tantallon Castle en New Town in Edinburgh

Mij een beetje vergist wat betreft mijn ontbijtkeuze. Ik dacht pancakes with maple sirup and bacon besteld te hebben, maar bij nadere inspectie blijken er geen pancakes maar waffles with maple sirup and bacon op mijn bord te liggen. Gelukkig is mijn vriendje zo lief om een ruil voor te stellen en kan ik genieten van een grote paddenstoel met gesmolten kaas (de vegetarische ontbijtoptie). Wie eet er nu wafels met spek bij het ontbijt?

Onze investering in die vijfdagenpas van Historic Scotland heeft nog niet echt gerendeerd, dus besluiten we opnieuw de auto in te stappen en twee kastelen in de buurt te bezoeken. Onze eerste halte is Dirleton Castle, een fotogenieke ruïne gelegen in een prachtig onderhouden tuin (waar er uiteraard vol enthousiasme gras gemaaid wordt, we hadden niets anders verwacht). In de tuin bevindt zich een authentieke doocot (duivenhok) die mij qua vorm nog het meeste aan een bijenkorf doet denken. Het hok moet vroeger aan honderden duiven onderdak geboden hebben. Dat zal daar nogal een lawaai en een stank geweest zijn. 😉

Van Dirleton Castle zijn nog redelijk veel vertrekken bewaard gebleven, waardoor je je (mede door de getekende artist’s impressions) een goed idee krijgt van hoe het kasteel er vroeger moet uitgezien hebben. Vooral de tonvormige kelders zijn indrukwekkend. We zijn bijna helemaal alleen op de site, dus we nemen de tijd om op ons gemak rond te kijken en tegelijkertijd te genieten van het mooie uitzicht op de omgeving. Het geel van het koolzaad heeft sinds het begin van onze reis wat van zijn felheid verloren en maakt langzaam plaats voor het geel van boterbloemen, een nieuwe schakering tussen al dat groen.

We rijden verder naar het volgende kasteel en komen onderweg een afgebrand gebouw tegen. Dit gebouw blijkt, o ironie, het de brandweercentrale te zijn. Pijnlijk als de enige brandweercentrale in de buurt volledig uitbrandt… Maar het levert wel een bijzondere foto op.

Volgende halte: Tantallon Castle, gelegen vlakbij de kust. Meer dan 300 jaar werd dit kasteel bewoond door één van de machtigste families in Schotland: de Douglas. Qua ligging (op een klif aan de zee) overtreft dit kasteel Urquhart Castle ruimschoots. Het uitzicht op de kustlijn en Bass Rock, een enkel door zeevogels bewoond eilandje met een eenzame automatische vuurtoren erop, is fabelachtig. En oja, ze hebben hier ook een doocot.

De restanten van Tantallon Castle zijn overweldigend in hun omvang. Wat moet dit wel niet geweest zijn toen het kasteel op het toppunt van zijn macht was! Heel bijzonder: de steen van de voorste toren is groen van kleur. De steensoort van de groene toren is erg zacht en afkomstig van de kliffen in de omgeving van het kasteel. De groene steen is zachter dan de zandsteen waaruit de rest van het kasteel is opgebouwd, wellicht was het de bedoeling om via de voorste toren makkelijker artillerie-aanvallen te kunnen opvangen. Een zachte steen is natuurlijk enorm kwestbaar wanneer blootgesteld aan de weersomstandigheden, dus onderging de toren een grondige restauratie. Die op het moment van ons bezoek net moet afgerond zijn (de stellages liggen er nog), zodat we de toren in zijn volledige glorie kunnen bewonderen.

Tantallon Castle is verrassend groot, met heel veel vertrekken om in rond te dwalen. Ik ben echt onder de indruk van dit kasteel. De ligging, de grootsheid, de bewogen geschiedenis. Echt de moeite van een uitstapje waard als je in Edinburgh bent. Alleen jammer dat het wat frisjes is door de koele zeewind. Ik vind het prachtig en ben blij dat we dankzij de Historic Schotland passen hier naartoe gekomen zijn. Mijn vriend en ik zijn zo enthousiast dat we niet anders kunnen dan wat cadeautjes voor onze petekindjes kopen in de souvenirshop. Een deel van onze aankopen gaan immers naar het onderhoud van dit kasteel en dat vind ik goed besteed geld.

Het is ondertussen al half twee gepasseerd en we hebben nog steeds niet geluncht. We keren terug naar Dirleton, waar we een tafeltje vinden in The Castle Inn, winnaar van de award “Best Bistro Meal in East Lothian”! Als dat geen referentie is! Enfin ja, ik eet een bouillabaise en mijn vriend een meat pie. De bouillabaise is echt heel lekker, met royaal veel vis en geserveerd met geroosterd brood en rouille, zoals het hoort.

Ons late middagmaal in combinatie met de rit van Dirleton naar ons hotel maakt dat we pas na vieren terug in Edinburgh zijn. Geen erg, de zon is ondertussen volop beginnen schijnen en we nemen de bus naar het stadscentrum. We wandelen naar Calton Hill, in vergelijking met Arthur’s Seat, een klein en bescheiden heuveltje, maar wel eentje met een half voltooid Parthenon erop. Dit bouwsel was ontworpen als nationaal monument voor de gesneuvelde soldaten uit de napolenontische oorlogen. De bouw startte in 1822, maar geldgebrek stond voltooiing in de weg. Gelukkig werd de naburige Nelson toren ter herinnering aan de Britse overwinning bij Trafalgar wel voltooid.

Door het mooie weer is het erg druk op de heuvel. Veel Schotten zitten in het gras te picknicken en van het uitzicht te genieten of doen gewoon een dutje in de zon. Mijn vriend en ik zijn eerst wat verontwaardigd over al het vuilnis dat vlakbij de vuilnisbakken rondslingert. Zo’n achteloosheid hadden we nu toch niet verwacht van de Schotten die zo trots op hun land zijn. Tot mijn pond valt. De concentratie vuilnis vlakbij de vuilnisbakken is wel heel verdacht en we zijn hier vlakbij zee. Het kan niet anders dat de schuldigen voor dit hooliganisme meeuwen zijn, de duiven van de zee!

Na Calton Hill wandelen we op ons gemak verder naar St. Andrew Square. Spijtig genoeg gaat ons plan om iets te drinken bij de gezellig uitziende kiosk niet door, want ze zijn net aan het sluiten. Om kwart voor zes terwijl het groene St. Andrew Square met het indrukwekkende Melvillemonument wemelt van het volk! We besluiten verder te wandelen langs Queen Street en onderweg iets te drinken als we iets gezelligs tegen komen. Ons plan om te slenteren door de groene Queen Street Gardens blijkt echter op een sisser uit te lopen: deze tuinen zijn niet geopend voor het publiek. Enfin ja, onderweg kopen we een smoothie in een hippe koffie/smoothie bar, zo van het soort waar magere vrouwen afspreken om een groen sapje te drinken en tips uit te wisselen over hun raw food diet.

Na onze smoothie is er van dorst (of honger) geen sprake meer. We lopen in de richting van de Nieuwe Stad om daar een wandeling te maken die in mijn gids staat beschreven. De Nieuwe Stad werd oorspronkelijk gebouwd om de overvolle en ongezonde middeleeuwse Oude Stad te ontlasten en dateert van de 18de eeuw. Een knap staaltje van stadsplanning. We wandelen langs de mooie, statige gebouwen tot aan de Dean Bridge. Deze brug uit 1829 kijkt uit op het riviertje Water of Leith en toont hoe verrassend dichtbij de natuur in Edinburgh is. We passeren huizen waar historische figuren woonden, betrappen een paar meeuwen die de vuilniszakken aan het plunderen zijn en komen langs Bute House, de officiële residentie van de First Minister van het Schotse Parlement.

Het is ondertussen zeven uur en veel honger valt er bij ons nog niet te bespeuren, toch beter zo’n groen sapje genomen. In de buurt van Princess Street ontdekken we de charmante Rose Street, een aangename wandelstraat versierd met bontgekleurde vlaggetjes en veel volk op de terrasjes. Een ideale plek om wat te eten, ware het niet dat onze magen nog goed gevuld aanvoelen. We wandelen wat rond op Princess Street en bewonderen de Princess Street Gardens (die helaas al gesloten zijn) en het mooie uitzicht op Edinburgh Castle. Princess Gardens mogen nu dan wel een elegant park zijn, vroeger was dit een meertje waarin alle afval en uitwerpselen van de oude stad zich verzamelden. Een verschrikkelijke stinkplek. Geen wonder dat al die bloemen en planten hier nu zo weelderig groeien.

We komen een marktje tegen waar ik een paar stukken fudge koop om thuis in België te eten. De hoofdingrediënten voor fudge zijn boter, poedersuiker en melk. Niet echt een gezond goedje dus, maar wel zalig smeuïg en zoet. Ideaal om als souvenir mee naar huis te nemen en terug te denken aan de mooie dagen die we in Schotland doorbrachtten.

Zo rond acht uur besluiten we een plek om te eten te gaan zoeken. Toen we deze ochtend in Tantallon Castle waren zagen we vier mensen in een nis bij het raam picknicken met verse sushi, waardoor ik opeens heel veel zin in sushi kreeg. In de kleine dorpjes en stadjes waar we voordien verbleven, moesten we niet hopen zo’n exotisch restaurant te vinden, maar in een stad als Edinburgh zouden we beslist meer geluk hebben. En ja, via tripadvisor vinden we een leuk klein Japans restaurant in Rose Street. Het restaurant doet verrassend authentiek aan en ik vermoed dat de sushichef een echte Japanner is, want hij reageerde erg beleefd-enthousiast op mijn Japanse bedanking.

We bestellen wat sashimi en een paar roll’s om mee te beginnen en besluiten meteen all the way the gaan: graag een kannetje warme saké voor ons! De sushi is echt voortreffelijk. Kampai op Edinburgh!

Rond negen uur wandelen we opnieuw naar Princess Street. Net op dat moment verlicht de ondergaande zon Edinburgh Castle met een prachtig rode gloed. Het lijkt alsof de eeuwenoude burcht warmte uitstraalt. Het is net een sprookjeskasteel. Prachtig.

De bushalte die we willen nemen op Princess Street blijkt afgesloten te zijn wegens werken aan de tramleidingen. Ik kan me van mijn vorige bezoek aan Edinburgh geen trams herinneren en de infrstructuur ziet er allemaal behoorlijk nieuw uit, dus het lijkt me dat binnenkort een paar van die vieze vervuilende bussen door moderne trams vervangen zullen worden. Mooi!

In het hotel aangekomen drinken we nog een afzakkertje op de geslaagde dag. We bestellen allebei een kipper voor het onbijt de volgende ochtend. Morgen is onze laatste dag en we zijn van plan er ten volle van te genieten!

18 juni: Edinburgh

Beetje bewolkt weertje om onze eerste dag in Edinburgh te starten, maar we maken ons niet al te veel zorgen. De ervaring leert dat die wolken in de loop van de dag meestal plaatsmaken voor blauwe lucht.

Het ontbijt is een beetje minder dan we ondertussen gewoon zijn. Niet dat het slecht is, verre van, maar ik mis het heerlijke verse fruit van de voorbije dagen. De eggs florentine (waarvan ik normaalgezien een grote fan ben) vallen ook wat tegen. Maar ik geef toe, we zijn een beetje verwend geweest, de laatste tijd.

We nemen de bus naar het stadscentrum (3,50 pond voor een dagticket) en beginnen met dé hoofdattractie van Edinburgh: Edinburgh Castle. Het kasteel staat op de basalten kern van een dode vulkaan. Het complex kreeg vorm tussen de 12de en de 20ste eeuw en had in de loop der eeuwen verschillende functies: vesting, koninklijk paleis, kazerne en gevangenis. De plek waar nu Edinburgh Castle staat, was al bewoond in de bronstijd. De eerste vesting op deze plek dateert uit de 6de eeuw en werd gebouwd door koning Edwin van Northumbria, naar wie de stad genoemd is. Het kasteel is momenteel nog steeds in gebruik door het leger.

Tegenwoordig herbergt Edinburgh Castle opnieuw de Stone of Destiny, een oeroud symbool van de Schotse koningen, dat in de 13de eeuw door de Engelsen werd veroverd en pas in 1996 naar Schotland werd teruggebracht. Ook de Schotse kroonjuwelen vallen hier te bewonderen.

Dat dit dé toeristische topattractie van Edinburgh is, moge duidelijk zijn. Het wemelt er van de toeristen. Het overvalt ons een beetje. We zijn gewoon geraakt aan de eenzaamheid, rust en kalmte van de voorbije weken en de confrontatie met zoveel mensen op één plek is een beetje overweldigend.

We maken gebruik van de mogelijkheid om een gratis rondleiding te krijgen, maar de groep is een beetje te groot om alles goed te verstaan. Ik kijk vooral rond en maak foto’s met heel veel mensen op. De gids vraagt ons of we het druk vinden. Ik antwoord bevestigend. “Oh, but now it’s calm. You just wait till july and august, when the big crowds come to Edinburgh Castle.” Ik slik even.

Na de rondleiding volgen we het advies op van de gids en gaan we naar de Stone of Destiny en de Crown Jewels kijken. Foto’s maken van deze schatten is uiteraard niet toegelaten. Spijtig eigenlijk, want de herinnering vervaagt zo snel dat het binnen een paar weken al moeilijk zal zijn de pracht van deze juwelen uit mijn geheugen op te roepen. De Stone of Destiny zelf is alles behalve spectaculair, maar het is uiteraard de symboliek die aan deze steen verbonden is, die hem bijzonder maakt.

We zien ook de kamers waar Mary Queen of Scots woonde en waar zij haar zoon Jacobus VI, de latere koning van Engeland én Schotland baarde. Vervolgens bezochten we de Scottish National War Memorial gewijd aan de nagedachtenis van de Schotten die sneuvelden in de eerste wereldoorlog. In steen gebeiteld staan de namen van Vlaamse steden en dorpen: Ieper, Passchendaele, Diksmuide,… Ik krijg er kippenvel van.

Het charmante kapelletje gewijd aan St. Margaret brengt ons even tot rust. Het piepkleine kapelletje wordt nog gebruikt voor trouwceremonies, al mag je dan echt niet te veel kijklustigen meenemen. Na de kapel bezoeken we de kerkers die ingericht zijn zoals in de 18de en 19de eeuw toen er krijgsgevangenen opgesloten zaten tijdens de oorlogen met Frankrijk. Er zijn deuren te zien waarin de krijsgevangenen hun namen of kleine tekeningen gekerfd hebben. Heel bijzonder dat die kleine doodles zoveel eeuwen later hun makers overleven.

En dan is het bijna kwart voor één. We haasten ons naar de plek waar elke dag om één uur stip het One o’clock gun wordt afgevuurd. We zijn niet de enigen, maar slagen erin een plek op de tweede rij te versieren. Het lukt om over de hoofden van de scholieren voor mij een vrij goed filmpje te maken van het gebeuren. De traditie van het afvuren startte in 1861 om de schepen in de Firth of Forth een hoorbaar tijdsignaal te geven, want door de mist was de visuele tijdsaanduiding van de vallende ‘time ball’ op de top van het Nelson monument niet altijd zichtbaar. Dit signaal werd door de schepen gebruikt om hun choronometers in te stellen.

Ook de Great Hall die tot 1639 de vergaderzaal van het Schotse parlement was, is de moeite en toont verrassend veel gelijkenissen met de Great Hall in Stirling Castle. Al moet ik zeggen dat in zijn geheel Stirling Castle meer indruk op mij gemaakt heeft dan Edinburgh Castle.

Wel spijtig dat de Esplanade ontsierd wordt door de opbouw van de tribune voor de Military Tattoo. Het kost drie maanden om de op maat gemaakte tribune op te bouwen en drie maanden om die vervolgens weer af te breken. Tijdens mijn eerste bezoek aan Edinburgh Castle was die tribune niet aanwezig en dat geeft je toch een ander uitzicht op de burcht zelf.

Zo rond half twee nemen we afscheid van Edinburgh Castle en zijn horde toeristen en gaan we op zoek naar een plek om te eten. We vinden een plek op het terras van Maxies met een prachtig uitzicht op de lager gelegen straten. Ik bestel een glaasje prosecco (de eerste keer bubbels deze vakantie, want ciderbubbels, dat zijn toch geen échte bubbels). Ik eet kip gevuld met feta en spinazie en mijn vriend eet eend. En het smaakt echt ongelooflijk goed. Een vrij simpele maaltijd met patatjes en gestoomde groenten op een gezellig terras, meer moet dat niet zijn.

Aangezien we vandaag al goed begonnen zijn, besluiten we meteen ook de tweede topattractie van Edinburgh van ons lijstje te schrappen: het Palace of Holyroodhouse, oftewel de Schotse residentie van Queen Elizabeth II. Het paleis ligt helemaal aan de andere kant van de Royal Mile, de voornaamste verkeersaders van het middeleeuwse Edinburgh (nu is gelukkig een gedeelte van de Royal Mile op bepaalde tijdstippen verkeersvrij).

We lopen de Royal Mile af aan een vrij hoog tempo, want het is al drie uur en we vrezen opnieuw gedwarsboomd te worden door het sluitingsuur. Onderweg stoppen we alleen om twee plekken te reserveren voor de Real Mary King’s Close. We willen zeker genoeg tijd hebben om het paleis op ons gemak te bekijken.

Tegenover het paleis ligt het Scottish Parliament. In 1997 werd per referendum beslist dat de Schotten een eigen parlement kregen. Het nieuwe parlementsgebouw kreeg een symbolische plek en werd ontworpen door Enric Miralles. Ik moet zeggen dat de buitenkant van het gebouw mij niet echt kan bekoren, vooral de rare haardroger-achtige figuren begrijp ik niet, maar wellicht is het van binnen wel de moeite.

Rond kwart na drie kopen we ons toegangsticket voor het Palace of Holyroodhouse. Tot mijn verbazing is het hier veel minder druk dan in Edinburgh Castle. We nemen allebei een audioguide om ons wat meer uitleg te verschaffen over de vertrekken in het paleis. Een tip: neem zeker de audioguide, want verder is er weinig tot geen uitleg aanwezig in de vertrekken.

Het paleis werd in 1498 gebouwd in opdracht van Jacobus IV vlakbij een belangrijke abdij. In ditzelfde paleis was Mary Stuart waarschijnlijk getuige van de moord op haar Italiaanse secretaris en vertrouweling door haar jaloerse echtgenoot. Ze was zes maanden zwanger toendertijd en het gerucht deed de ronde dat het kind van haar secretaris was en niet van haar echtgenoot. Ja, het leven van Mary Queen of Scots, een roman is er niks tegen.

In de vertrekken van het paleis is fotograferen jammer genoeg niet toegelaten, dus jullie moeten me op mijn woord geloven als ik zeg dat het de moeite van een bezoek dubbel en dik waard is. Je krijgt de in hun originele staat herstelde vertrekken van Mary Stuart te zien en de vertrekken die de huidige koningin gebruikt voor officiële bijeenkomsten. Dit paleis weet me meer te inspireren dan Edinburgh Castle, waarvan ik wellicht te hoge verwachtingen had gebaseerd op mijn door de tijd vervaagde herinneringen.

Na het paleis zelf bewonderen we de ruïne van de abdijkerk en proberen we ons de oorspronkelijke pracht en praal van dit gebouw voor de geest te halen. Holyrood verwijst trouwens naar een reliek van het Heilige Kruis waaraan Christus stierf. Weten jullie meteen waarom deze abdij zo belangrijk was.

We wandelen nog even rond in de tuin van de Queen, die helaas niet thuis was om ons op de thee uit te nodigen. Een volgende keer misschien! Ik stel me tevreden met een luxe warme chocomelk met marhsmellows geconsumeerd op het terras van het Café at the Palace.

Omdat we nog geen honger hebben, besluiten we de raad van de barman van Maxies op te volgen en Arthur’s Seat te beklimmen om Edinburgh aan onze voeten te zien liggen. Arthur’s Seat is een vulkaan die al 350 miljoen jaar uitgedoofd is. De naam is waarschijnlijk een verbastering van Archers Seat (boogschutterszetel) en heeft dus niets te maken met de legendarische King Arthur.

De zon is vanachter de wolken gekomen en al snel breekt het zweet ons uit tijdens de beklimming. Mijn vriend ontdoet zich van het t-shirt dat hij onder zijn hemd had aangetrokken, maar ik houd dapper vol terwijl het zweet langs mijn rug druppelt. Het weer in Schotland, het kan verkeren. Als we na veel gepuf boven komen, krijgen we inderdaad als beloning een schitterend uitzicht op Edinburgh en omgeving. In de verte zien we de Pentland Hills liggen, waarvan het water vroeger naar de openbare pompen in Edinburgh werd geleid.

Na genoten te hebben van het landschap dalen we opnieuw de berg af. Mijn vriend stelt voor om langs de andere kant af te dalen, want Arthur’s Seat bevindt zich in vogelvlucht niet zo ver van ons hotel. De afdaling begint goed, we volgen een pad dat naar beneden slingert. Het pad wordt echter almaar moeilijker te volgen, tot het volledig verdwijnt. Daar staan we dan ergens in de helft van de berg. Omhoog klimmen zien we geen van beiden zitten, dus we dalen verder af in de juiste richting. Het wordt hoe langzaam om meer een klauterpartij. Tot we uitkomen op een weg. Probleem is dat we op een muur van zo’n twee meter hoog staan, zonder dat er een trapje naar de weg loopt. We slagen erin op de weg geraken, maar het zal me niet verbazen als enkele passerende bestuurders mijn onderbroek hebben gezien tijdens deze klauterpartij.

Enfin, ja, een mens krijgt honger van zulke onorthodoxe afdalingen en op het plannetje dat we in het hotel kregen, zien we dat we vlakbij The Salisbury Arms zijn. Het is jammer genoeg niet mogelijk om iets op het terras te eten. In plaats daarvan krijgen we een tafel toegewezen vlakbij een brandend haardvuur (!). Die Schotten hebben het graag warm, zo hebben we al gemerkt. Chauffages staan hier vaak nog aan ook al is het achttien graden of meer.

Om te vieren dat we heelhuids beneden geraakt zijn, bestel ik mijn tweede glaasje prosecco van de dag. Dat eerste glas smaakte naar meer. Als hoofdgerecht ga ik voor de smoked haddack risotto with a poached egg, terwijl mijn vriend gaat voor een klassieker: de linguine carbonara. Het eten is echt waar voortreffelijk en de atmosfeer is erg gezellig voor zo’n grote pub. Zeker een aanrader.

Na het avondmaal wandelen we op ons gemak terug naar ons hotel. We nemen een tafeltje aan de bar in en beginnen aan de avondvullende taak van het kaartjes schrijven. Drie whisky’s en één drambuie (verdeeld onder mezelf en mijn vriend) dienen als inspiratie. De drambuie krijg ik trouwens gratis, want in Schotland is de regel dat als het laatste uit de fles minder is dan een drankmaat, je dit gratis krijgt. Schol!

17 juni: Van Pitlochry naar Edinburgh

Ontbijten met een uitzicht, we raken het zo langzamerhand gewoon. Vanochtend staan er porridge, scrambled eggs with salmon en verse fruitsla op het menu. Hoera voor verse fruitsla! Het is de eerste keer dat ik porridge probeer en ik moet daar eerlijk in zijn, ik ben niet wild enthousiast. Gelukkig krijg ik er honing en whisky (!!) bij geserveerd om een beetje smaak aan de beige brij te geven. Het is eetbaar, maar ik denk toch dat ik geen tweede maal porridge zal bestellen deze vakantie.

Spijtig genoeg zien we vanaf onze ontbijttafel weer een hele hoop grijze wolken. Nuja, zolang het niet regent!

Pitlochry is echt een schattig dorp en ik vind het jammer dat we hier geen dagje langer kunnen blijven. Om ons verdriet te verdrinken, bezoeken we dan maar de Blair Athol Distillery in Pitlochry. Blair Athol is een producent voor het whiskymerk Bell’s. Dit wil zeggen dat meer dan 99% van de whisky die hier gestookt wordt, gebruikt wordt voor de blended whisky’s van Bell. Een klein percentage wordt gebotteld en verkocht als het eigen merk Blair Athol. Zo’n fles is dus een zeldzaamheid.

We hebben geluk: we kunnen deelnemen aan de rondleiding van 10.30u. Blair Athol is blijkbaar een populaire stokerij, want er worden busladingen toeristen afgedropt. Gelukkig komen we niet in zo’n grote groep terecht. Ons groepje bestaat uit slechts vijf personen. Ideaal! We krijgen heel de uitleg opnieuw te horen, maar alweer met andere accenten. Het is ook de eerste keer dat we het gist aan het werk kunnen zien in de grote roestvrijstalen vaten (bij Oban waren dit nog authentieke houten vaten).

Onze gids legt vooral de nadruk op de zuiverheid van het gebruikte water. Blair Athol gebruikt water dat rechtstreeks als smeltwater vanuit de bergen komt en zich verzamelt in een klein riviertje. Dit heldere water is één van de drie basisingrediënten voor de whisky van Blair Athol en de otter en het water (Otterburn = otterrivier) op het etiket verwijzen hiernaar.

Natuurlijk mag er aan het eind van de rit weer geproefd worden. En krijgen we korting op de whisky’s in de shop. Omdat we het toch een beetje spijtig vonden dat we geen fles Oban gekocht hadden na onze rondleiding, kopen we hier twee flessen. Een fles exclusieve Blair Athol en een fles Oban, omdat ik Oban whisky tot nu toe het lekkerste vind.

Twee flessen whisky rijker, de zon gaat er spontaan van schijnen! Toch ongelooflijk hoe snel het weer hier kan veranderen. ’s Ochtends helemaal betrokken en fris en nog geen twee uur later volle zon en warm. Niet dat je ons hoort klagen!

Lunchen doen we naar goede gewoonte ergens onderweg. We komen terecht in het Rapha Center, een theraphy center, farm shop, conference center en coffee shop all in one. Beetje een bizarre plek, zeker omdat voor de deur een hoop oude toiletten liggen (blijkbaar is de loodgieter net met een grondige opfrissing bezig) maar de taarten die ze aanbieden zien er lekker uit. Ik geniet van een gigantisch stuk appeltaart met een bolletje ijs en mijn vriend eet een chocoladetaart.

Rond half drie komen we aan bij Stirling Castle, een machtig kasteel dat de Schotse geschiedenis eeuwenlang beheerst heeft. Volgens de legende veroverde koning Arthur het oorspronkelijke kasteel op de Saksen, maar het eerste schriftelijke bewijs dat er hier een kasteel stond, dateert van de 11de eeuw. Het huidige bouwwerk dateert van de 15de en 16de eeuw en werd in 1746 voor het laatst verdedigd, tegen de jacobieten. Van 1881 tot 1964 verbleven er rekruten van de Argyll and Sutherland Highlanders. Momenteel heeft het kasteel geen militaire functie meer.

Stirling vormt het laatste punt waarop de rivier Forth nog bevaarbaar is en geldt als poort tot de Highlands. Vanaf het kasteel zijn zeven slagvelden te zien waarop ooit voor de onafhankelijkheid van Schotland werd gestreden. Ook zichtbaar in de verte: het 67 meter hoge Wallace monument dat herinnert aan de zegen van William Wallace tegen de Engelsen in 1297 bij Stirling Bridge (u weet wel, die van de film Braveheart).

Stirling Castle is niet alleen de moeite waard vanwege het uitzicht; de Great Hall, de Chapel Royal en het Paleis zijn na uitgebreide restauratiewerken teruggebracht tot hun oude glorie. De restauratie duurde tientallen jaren en heeft erg veel geld gekost, maar het resultaat mag er zijn. Al is het soms wel even schrikken van de felle kleuren van de fresco’s op muren en plafonds.

Bij de inkom kopen we een vijfdagenpas van Historic Scotland die we drie van de vijf dagen mogen gebruiken voor een onbeperkt aantal kastelen. De vriendelijke meneer aan de kassa verzekert ons dat we ons geld er snel uit zullen hebben en suggereert nog een kasteel of drie dat we vandaag kunnen bezoeken (mind you, de meeste historische bezienswaardigheden hier sluiten om 17.30u). Wij kijken bedenkelijk, maar laten ons toch overtuigen omdat de toegang voor Edinburgh Castle ook inbegrepen is in deze pas.

We krijgen een rondleiding in Stirling Castle van een zeer goede gids die enthousiast vertelt over de rijke en turbulente geschiedenis van dit kasteel. Na de rondleiding bezoeken we het Argyll and Sutherland Highlanders museum. Dit museum heeft een veel rijkere collectie dan het museum dat we in Fort George zagen. Met ook veel memorabilia uit de eerste wereldoorlog. We worden stil van al die verschrikkelijke verhalen uit de loopgraven. Gelukkig schijnt buiten de zon.

Stirling Castle is ook gekend voor de uit hout gesneden Stirling Heads, ronde houten plafonddecoraties die de lange koninklijke lijn van de Stuarts (waartoe ook Mary Queen of Scots behoorde) moesten aantonen. De oorspronkelijke Stirling Heads in het Paleis zijn ondertussen vervangen door kleurrijke replica’s, maar ook de originele exemplaren, die door het verstrijken van de tijd hun originele verflaag verloren zijn, kan je nog bewonderen in Stirling Castle.

Natuurlijk zijn we pas rond half zes klaar met het bewonderen van Stirling Castle, veel te laat om nog drie andere kastelen te bezoeken, maar onderweg kunnen we wel nog even naar het Falkirk Wheel gaan kijken. Wanneer we volgens onze gps in de buurt van het Falkirk Wheel zijn, volgen we de bordjes. Deze bordjes leiden ons echter naar restaurant Wheelhouse, waarvan de naam ons doet vermoeden dat we effectief in de buurt zijn. Nu, geen erg, het is ondertussen al zeven uur ’s avonds en onze magen rammelen.

Het Wheelhouse is een groot, vrij nieuw restaurant dat duidelijk gebouwd is voor toeristen én dat een cocktailkaart heeft! Dat hebben we nog niet zoveel gezien in Schotland, dus ik maak van de gelegenheid gebruik om een strawberry daiquiri te bestellen. De daiquiri was te zoet, maar hey, een cocktail is een cocktail! Bij mijn cocktail at ik zalm met gamba’s, rijst en een pikant sausje. Best wel lekker.

Na ons avondmaal zetten we onze zoektocht naar het Falkirk Wheel verder. Dat blijkt dus inderdaad op een honderdtal meter van het Wheelhouse te liggen. Het Falkirk Wheel is de eerste draaiende bootlift ter wereld. In 15 minuten tilt dit fantastisch staaltje van menselijk vernuft een boot 35 meter naar boven.

Spijtig genoeg stopt het ding met werken om 18u. Dus als je daar om 19u arriveert met je bootje, kan je tot de volgende ochtend wachten. Jammer, maar goed, we kunnen het ding toch zien staan. We lopen over een brug over het Forth and Clyde kanaal om dit mechanisch wonder van dichterbij te bewonderen, tot mijn vriend mij erop wijst dat deze brug om 20u wordt afgesloten. Het is tien voor acht…

We riskeren het toch maar niet om vast te zitten aan de ene kant van een kanaal terwijl onze auto aan de andere kant staat en besluiten met de auto tot aan de andere kant van het kanaal te rijden, waar ook het visitor center zich bevindt. Jammer maar helaas, als we aankomen bij de weg die naar het Falkirk Wheele leidt, is deze… afgesloten. Sluit om 20u volgens het bordje. :-( Geen close-up van het Falkirk Wheele voor ons. Toch vreemd dat iets als een bootlift ‘s nachts wordt afgesloten.

Teleurgesteld rijden we verder naar Hotel Ceilidh-Donia in Edinburgh, een gezellig klein familiaal gerund hotel. Rond half tien komen we daar aan, we checken in, drinken nog een slaapmutsje en kruipen op tijd onder de wol.

Maltesers

Toen ik gisterenavond van de trein stapte, werd ik plotseling overvallen door een zoete trek. Omdat ik altijd (nuja, bijna altijd) toegeef aan impulsen, repte ik mij naar de dichtsbijzijnde krantenkiosk annex snoepwinkel en kocht mij een pakje Maltesers. Van zodra ik mijn eerste Malteser in mijn mond gestopt had: flashback.

De allereerste keer dat ik Maltesers at, was op de boot van Zeebrugge naar Hull in het vierde middelbaar. Met een veertigtal studenten maakten we een veertiendaagse reis naar Schotland. Een reisgenootje had in één van de tax free shops aan boord een gigantische doos Maltesers gekocht en was zo gul zijn aankoop met ons allen te delen.

Eens in Schotland aangekomen, bleek de natuur schitterend te zijn, de kastelen prachtig (elk kasteel had natuurlijk zijn eigen spook), het weer slecht en het eten niet te vreten. Na een week lang telkens dezelfde menu gekregen te hebben (fried fillet of Haddock, kidney pie en slecht gewassen slaatjes, tja we bezochten natuurlijk niet de meest uitgelezen restaurants), schakelden mijn beste vriendin F en ik over op een menu bestaande uit koekjes en Maltesers.

Die Maltesers waren ook onze troost toen we uit rebellie, na een conflict met één van de reisbegeleiders-leerkrachten, wilden weglopen. Verder dan honderd meter tot aan het dichtsbijzijnde snoepwinkeltje zijn we natuurlijk niet geraakt. 😉 Ik herinner me nog levendig mijn gevoel van woede en onmacht. Al kan ik het nu allemaal wat meer in het juiste perspectief plaatsen.

Het zat namelijk zo dat wij (de vier meisjes van de latijn-griekse) een paar dagen apart moesten logeren, weg van de rest van de groep. De eerste keer vonden we dat nog wel leuk, want toen zaten we in een soort appartementje dat aangebouwd was aan het hotel en konden we onze vrienden bij ons op de kamer vragen. De tweede keer zaten we met z’n vieren ergens op een pension terwijl de rest van de bende samen in het hotel plezier zat te maken.

Dat vonden wij natuurlijk niet leuk. Waarom moesten wij altijd gescheiden worden van de groep? Alsof “die van de Latijnse” al niet sowieso een beetje scheef bekenen werden. Al bij al hebben we altijd beter gelogeerd dan de anderen, maar dat neemt niet weg dat ik dit een foute beslissing van de leerkrachten vond. Ok, dat er niet genoeg kamers vrij waren, dat wilde ik nog wel geloven, maar waarom steeds hetzelfde groepje afzonderen? Omdat de dochter van de directeur lid was van ons groepje, misschien? Of omdat wij als fragiele meisjes onze plan niet konden trekken? Absoluut belachelijk.

Toen we de leerkracht in kwestie hiermee confronteerden, vond hij natuurlijk dat er totaal niks achter school en dat er beslist geen verschil gemaakt werd tussen ons en de rest van de groep. Yeah, right.

Buiten dit kleine conflict, was het natuurlijk een fantastische reis. We hebben genoten van de schitterende meren, gezocht naar Nessie, de Ben Nevis vanuit de verte bewonderd, een bezoek gebracht aan de whiskystokerij van Glenfiddich en nog veel meer. Hoogtepunt voor mezelf was het bezoek aan Edinburgh, de eerste grote buitenlandse stad die ik in mijn leven bezocht. Ik herinner mij vooral de gele paasklokjes die overal in de stad de kop op staken en het bezoek aan de burcht die boven de stad uittorende. Ik denk dat daar mijn liefde voor het citytrippen ontstaan is.