17 november: Laatste dag in Australië

Onze allerlaatste dag in Australië. We hadden in Cairns echt wel alles gezien wat er te zien viel en besloten het vandaag wat kalmer aan te doen. We sliepen uit en startten de dag met een ontbijt in de Botanical Gardens. Ditmaal waren we wel zo slim geweest om een taxi te nemen naar de Botanical Gardens. We hadden geen van beiden zin in een wandeling van meer dan een uur door de buitenwijken van Cairns.

Mijn eggs benedict met Tasmaanse zalm en huisgemaakte saus Hollandaise smaakten verrukkelijk, al zal het mooie decor van de botanische tuin daar ook wel wat mee te maken gehad hebben. Na het ontbijt maakten we een prachtige wandeling vlakbij de Botanical Gardens in wat het favoriete joggingterrein van gans Cairns moet geweest zijn. Respect voor die joggers, want het terrein was niet gemakkelijk te noemen. Ik heb niet geteld hoeveel trappen we onderweg gedaan hebben, maar het waren er zeker meer dan honderd en om dit dan joggend te doen…

Grappig was dat overal borden stonden dat hier beslist niet gejogd mocht worden, want op dit stukje bosgrond vlakbij Cairns kwamen Cassowary’s voor en Cassowary’s houden niet echt van joggers, naar het schijnt. Nu, we hebben heel erg ons best gedaan om een Cassowary te ontdekken, maar ze hielden zich helaas verstopt voor ons.

De wandeling op zich was een aangename verrassing. Een beetje lastig door al de trappen, maar de uitzichten die je ervoor in de plaats kreeg, waren de moeite. We zagen aan onze voeten het vliegveld van Cairns liggen met op de achtergrond de zee. Onderweg zagen we talrijke wilde kalkoenen die zich blijkbaar niks aantrokken van het feit dat kerstmis niet meer zo veraf was en rustig scharrelden op zoek naar wat lekkers. 😉

Na de wandeling sloegen we aan het twijfelen. We hadden nog een ganse namiddag voor de boeg en we wisten niet hoe deze op te vullen. We bestudeerden het kaartje van Cairns zorgvuldig en toen kreeg ik plots een inval. Ik herinnerde mij dat de Hollanders in Darwin zeiden dat ze de Royal Flying Doctors Service in Cairns bezocht hadden. Die basis van de Flying Doctors bleek niet zo heel ver van de Botanical Gardens te liggen, dus trokken we op pad.

Het was ondertussen al goed warm en het zweet gutste van ons af. Onderweg kwamen we langs wegenwerken waarbij één kant van de weg geblokkeerd was en de wagens uit beide richtingen over dezelfde rijstrook moesten. In België lost men zo’n situatie op door er tijdelijke verkeerslichten te plaatsen. In Australië is arbeid blijkbaar goedkoop: daar plaatst men twee mensen met een groot plakkaat langs beide kanten van de wegenwerken. Op de ene kant van het plakkaat staat “Stop” en langs de andere kant “Slow”. Om te weten wanneer het bord omgedraaid mag worden, geeft men deze twee mensen walki talki’s. Wat een rotjob, de ganse dag in de hete zon staan terwijl je niets anders moet doen dan een bord omdraaien.

Het was erg rustig bij de Royal Flying Doctors. Mijn vriend en ik waren de enige bezoekers en we kregen een privérondleiding van het bijzonder vriendelijke meisje dat waarschijnlijk blij was dat er eens iemand langskwam. We kregen een filmpje te zien over de geschiedenis van de Flying Doctors, keken naar oude medische instrumenten, foto’s, documenten en met pedalen aangedreven radio’s. In de tuin stond een oud vliegtuigje dat nu geen dienst meer deed met de originele apparatuur er nog in. De tuin had nog een andere troef: bij het vijvertje zaten heel grappige kleine kikkertjes.

Na ons bezoek aan de Flying Doctors trokken we taxigewijs terug naar ons hotel. We maakten onze valies en wachtten tot het tijd was voor het avondeten. Voor ons Laatste Avondmaal hadden we een reservatie gemaakt in restaurant Ochre, een restaurant dat volgens de foldertjes vernieuwende Australische keuken bood.

Omdat het onze laatste avond was, kozen we resoluut voor de fijnproeversmenu met aangepaste wijnen. Een decadente manier om onze reis af te sluiten. Om jullie wat te laten watertanden, een copy-paste van de site van Ochre met het menu dat we aten:

Tasting Menu:

Salmon gravalax with lemon aspen – mango, cucumber and beetroot – wonton crisp and lemon myrtle + Tim Adams Riesling 2006 Clare Valley

Queensland scallops wrapped in prosciutto – artichoke, tomato and herbs sunrise lime and Tablelands honey dressing + Henschke’s Tilly Vineyard 2005 Barossa

Crispy salt and pepper quail – green papaya and local bamboo shoot salad – wild lime and chilli sorbet + Yering Station Pinot Noir 2006 Yarra Valley

‘Terrarosa’ MSA beef tenderloin – sweet miso eggplant – Pontiac potato gallette star anise butter sauce and watercress + Cape d’ Estaing ‘Wisanger Hills’ Cabernet Sauvignon 2002 Kangaroo Island

Mango assiette – sauternes and mango jelly, mango cheesecake, fresh mango and kaffir lime mascapone tuille + Noble One Botrytis Semillon 2005 NSW

Selected Gallo cheese – tilset, gorgonzola and ‘Barron River’ – wattle seed lavosh – fig chutney + Morris Rutherglen Tokay & Muscat Central Victoria

De gerechten waren tongstrelend en de voortreffelijke wijnen werden royaal bijgeschonken. Na dit uitgebreide avondmaal dat meer dan drie uur duurde (schaam, schaam) wandelden we ietwat onvast terug naar ons hotel. Australië heeft ons hart veroverd en we hebben het vaste voornemen er nog ooit terug te komen. Al zal dat nog wel enkele jaren duren. De wereld is zo groot en er zijn zoveel interessante plaatsen om te ontdekken.

16 november: Skyrail en avond in Cairns

Na ons bezoek aan Rainforestation bracht de bus ons naar de Skyrail, een kabelbaan van 7,5 kilometer lang die ons over het regenwoud voerde. Deze kabelbaan is een goede illustratie van de manier waarop de Australiërs het toeristisch uitbaten van hun natuurwonderen proberen te verzoenen met natuurbescherming. De kabelbaan biedt een schitterend uitzicht over het regenwoud terwijl het woud zelf minimaal verstoord wordt.

We stapten even uit bij de tussenstations Barron Falls en Red Peak. Barron Falls bood ons een uitzicht op de watervallen die we ‘s ochtends al tijdens ons ritje met de Scenic Railway hadden bewonderd, maar dan van de andere kant gezien. Red Peak vond ik een interessantere tussenstop. Er was een boardwalk aangelegd waar we een minimaal stukje regenwoud konden verkennen. Het moet gezegd dat de borden met uitleg zeer gedetailleerd waren. Als je de moeite nam om alles te lezen, kon je ontzettend veel bijleren.

Blijkbaar hebben mooie uitzichten een lustopwekkend effect, want we profiteerden van het dubbele feit dat we het bakje van de kabelbaan helemaal voor ons alleen hadden én dat de bakjes die ons kruisten allemaal leeg waren, om een vluggertje te doen boven het regenwoud. Sex in het bakje van een kabelbaan, een mens moet openstaan voor nieuwe ervaringen. 😉

Beneden aangekomen na deze opwindende rit, kocht ik mijn eerste echte souvenir: een dode ulysses vlinder. Perfect om mijn dode vlinder uit Thailand en mijn dode schorpioen uit Tunesië gezelschap te houden. Al begrijpt mijn vriend mijn fascinatie voor dode beesten niet echt, ik liet me niet van de wijs brengen: dit prachtig blauwe opgeprikte exemplaar zou het mijne worden. Gelukkig is de ulysses vlinder nu niet meer met uitsterven bedreigd, waardoor het niet langer verboden is de vlinders uit te voeren.

Op de terugweg met de bus naar Cairns deed er zich nog een grappige slapsticksituatie voor. De buschauffeur was vergeten dat hij onderweg nog iemand moest oppikken, waardoor we een kort stukje terug moesten rijden. Bij de oppikplaats was er natuurlijk niemand te bekennen en ging de chauffeur binnen in het restaurant op zoek naar de bewuste persoon. Ondertussen was de mevrouw die opgehaald moest worden, langs een andere uitgang naar buiten gekomen en in de bus gestapt, zonder dat ze onderweg de chauffeur was tegengekomen. Mijn vriend ging daarop de chauffeur achterna om te zeggen dat de persoon in kwestie al in de bus zat.

Natuurlijk kwam iets daarna de chauffeur langs de andere uitgang buiten, zonder mijn vriend gezien te hebben. De chauffeur besefte niet dat de mevrouw al ingestapt was en was duidelijk niet op zijn gemak. Ik maakt hem snel duidelijk dat de mevrouw er al was. Vreemd dat de mevrouw in kwestie zelf niet op het idee kwam om dit te doen, want ze was achteraan in de bus gaan zitten zonder dat de chauffeur dit kon weten. Vervolgens was de chauffeur bijna vertrokken zonder mijn vriend. Gelukkig kon ik hem nog net op tijd tegenhouden. Ik denk dat de chauffeur door de hele situatie wat in de war was, want hij reageerde nogal vreemd op het feit dat mijn vriend hem was gaan zoeken, terwijl dit ons een logische reactie leek. Enfin, eind goed, al goed. Iedereen zat in de bus en we konden met een gerust gemoed naar Cairns terugrijden.

Achteraf bezien was dit ons meest toeristische uitstapje tot nu toe. We voelden ons vaak als kleine kinderen die bij het handje gehouden moesten worden, maar toch heb ik er met volle teugen van genoten. ‘t Is niet omdat de paden platgetreden zijn dat ze niet mooi en interessant zijn.

‘s Avonds liet ik als aandenken een tijdelijke tattoo plaatsen. Ik liet een draakje op mijn arm plaatsen in de hoop dat het een week zou blijven staan en zo de herinnering aan deze mooie vakantie zou levend houden. We aten een klein hapje in de foodmarkets, maakten een mooie wandeling op het houten wandelpad langs het strand en dronken als afsluiting van de dag opnieuw cocktails in ons hotel. Het liedje wordt een beetje afgezaagd. 😉

16 november: Rainforestation

We lunchten (alweer barbecue) in Rainforestation, een toeristisch park met als hoofdattractie het regenwoud. We kregen een rondleiding door het regenwoud in een Army Duck, een amfibievoertuig dat nog dienst gedaan had in WOII. In het regenwoud zagen we de beruchte wait-a-while palm of lawyer cane, een palm die via lianen met scherpe haakjes omhoogklimt langs andere bomen. Als de haakjes in het kleren komen vast te zitten, moet je “wait a while” roepen naar je medereizigers omdat het wel even duurt voordat je bevrijd bent. De analogie met advocaten is, denk ik, duidelijk. Daar raak je ook niet van verlost. 😉 Wij kennen deze palmsoort trouwens als rotan dat vanwege zijn buigzaamheid vaak gebruikt wordt om meubels te maken.

Daarna werden we onthaald op een show van de Pamagirri Aboriginal Dancers. Een show die beweerde authentieke arboriginal dansen te brengen. Ik twijfelde eraan of de aboriginal dansers zelf wel echt waren. Ze hadden een veel te lichte huid en hun trekken verschilden van die van de aboriginals die we al eerder ontmoet hadden. Nu, het kan zijn dat de dansers halfbloeden waren, daarover durf ik mij niet uitspreken. De “opzwepende show” die ze brachten zou “kracht” moeten uitstralen. Nogal lastig als de dansers soms moeite hebben om hun lach in te houden. Het geheel leek op zo’n typisch spektakel dat voor toeristen in mekaar gestoken wordt in all-inclusive hotels. Mét obligate apotheose waarbij mensen uit het publiek gehaald werden om mee te dansen. Al moet ik toegeven dat de didgeridoospeler er wat van kon. Ik had echter na dit optreden niet het idee meer voeling met de wereld van de aboriginals gekregen te hebben.

Na het optreden werd het publiek opgedeeld in kleinere groepen en bood één van de dansers zich aan als onze dreamtime walk guide. Op deze walk zouden we een dieper inzicht in de aboriginal cultuur krijgen. We mochten ocharme één keer met een boemerang smijten. Veel te weinig! Mijn boemerang maakte een sierlijke boog, maar vogels heb ik er helaas niet mee gevangen. Daarna konden we proberen wat geluid uit een didgeridoo te krijgen. De techniek om een didgeridoo te bespelen is niet eenvoudig. Je moet je lippen laten trillen en het geluid laten variëren met je stembanden. Ik heb geen poging gedaan om klanken uit het ding te krijgen omdat ik rondliep met een behoorlijk pijnlijke gekloven lip. Maar mijn vriend slaagde er met wat moeite in geluid te produceren. Bij het speerwerpen mochten we alleen maar toekijken. Net iets te gevaarlijk voor die blunderende toeristen. 😉

Vervolgens kregen we een gegidste rondleiding in het Koala and Wildlife Park. Het park was niet zo groot, maar had een geweldige troef: een babykoala. De Koreaanse meisjes in ons gezelschap waren behoorlijk onder de indruk van de cutenessfactor van het kleine ding. We zagen een walabi-jong dat even uit de buidel van de mama kwan piepen en de verschrikkelijke Jack the Ripper, een kanibaal-krokodil die maar liefst zeven van zijn eigen vrouwtjes naar de andere wereld geholpen heeft.

Het park had ook een Cassowary, maar die werd goed afgeschermd achter gaas. Bijna onmogelijk om goed te fotograferen, want hij bleef niet stilstaan en als ik probeerde mijn camera dicht tegen het gaas te houden, kwam hij veel te dicht in de buurt van de lens.

16 november: Kuranda

Eindstation van de scenic railway: Kuranda Railway Station. In het dorpje Kuranda, zowat de meest toeristische bestemming van gans onze reis, gingen we naar het Australian Butterfly Sanctuary. Ik ben altijd al dol geweest op die kleurige fladderende beestjes en het Butterfly Sanctuary zou de grootste vlindertuin van Australië zijn. Nu moet je zulke beweringen altijd met een korrel zout nemen. In Australië is elk restaurant, elke bar en elk hotel wel ergens het beste in. Elk hotel waarin we verbleven, had wel enkele trofeeën aan de wand hangen. En als ze er geen hadden, zullen ze er beslist één uitgevonden hebben.

Het Butterfly Sanctuary stelde echter niet teleur. We kregen een boeiende rondleiding en lieten ons betoveren door de mooie kleuren van de vlinders. De ulysses met zijn elektrisch blauwe vleugels was mijn favoriet. Helaas viel het beestje aartsmoeilijk te fotograferen. Omdat blauw de favoriete kleur van vogels is, fladderde de ulysses onophoudelijk heen en weer. En als de vlinder dan toch ging zitten, vouwde hij zijn vleugels dicht, waardoor de mooie blauwe binnenkant onzichtbaar werd en je enkel de bruine buitenkant kon fotograferen.

Na de vlindertuin hadden we nog een kwartiertje om de Kuranda markets te verkennen. Hypertoerisch, het heeft geen naam. Gelukkig waren de marktkramers helemaal niet opdringerig en kon je rustig rondkijken. Het stadje Kuranda heeft slechts één inkomstenbron: het toerisme en dat merk je. Toch liet ik me, in tegenstelling tot mijn gewoonte, verleiden tot een aankoop: een glazen juweel. Een bruikbaar souvenir dat beslist een mooie herinnering aan deze reis zal zijn.

16 november: Scenic railway

Deze ochtend kozen we een ontbijt met fruit en yoghurt, omdat we licht wilden ontbijten. Dit bleek een zware misrekening te zijn. We kregen een gigantische kom fruit voorgeschoteld die ik onmogelijk op kreeg. De yoghurt raakte ik zelfs amper aan. Wie wist dat fruit zo kon vullen?

In Cairns is alles op maat van de toeristen gemaakt. Boek je een uitstap, moet je je niet naar een bepaald punt van afspraak begeven, neen, ze komen je gewoon aan je hotel ophalen. Heel erg gemakkelijk. Dus wachtten we braaf in de zeteltjes van de lobby tot onze chauffeur voor de deur stopte. Een busrit later, met een kleine omweg omdat er nog laatkomers opgehaald dienden te worden, werden we afgezet aan het vertrekstation van de Kuranda Scenic Railway.

De Scenic Railway werd aangelegd om de mijnen in het noorden te ontsluiten. De bouw van de spoorweg was een huzarenstuk dat verschillende mensenlevens kostte. Het werk moest onder verschrikkelijke omstandigheden gebeuren en alle tunnels moesten met de hand uitgegraven worden. De ondergrond bevatte vaak grote zware stenen wat het werk er niet makkelijker op maakte. Verder diende er een brug gebouwd en moesten er aanzienlijke hoogteverschillen overwonnenworden.

Vandaag is deze spoorweg, die met bloed, zweet en tranen tot stand gekomen is, een populair toeristisch uitstapje. Omdat dit onze laatste uitstap van de vakantie was, hadden mijn vriend en ik besloten het ervan te nemen en niet als ordinaire reizigers in tweede klas te reizen, maar voluit voor Gold Class te gaan. Het scheelde echter geen haar of men had ons toch tussen het plebs laten plaatsnemen. 😉

De hostess aan de ingang wierp een achterdochtige blik op mij en verwees ons naar de andere wagons. Wij, nogal verbouwereerd: “But we’ve paid for Gold Class, please check our name on the list.” Natuurlijk stond onze naam niet op de lijst, maar gelukkig stond er wel dat twee passagiers van onze reisorganisator Gold Class betaald hadden. De reisorganisator had blijkbaar vergeten ons van speciale stickers te voorzien. Vandaar dat men dacht dat we niet in Gold Class thuishoorden. Tsss.

Na dit kleine akkefietje, was het genieten van de prachtige uitzichten, onderuitgezakt in comfortabele zeteltjes, nippend van een glaasje schuimwijn en genietend van enkele hapjes. We voelden ons de koning te rijk. Het was misschien wel duur, maar voor het laatste uitstapje vonden we dit geld goed besteed. Een beetje luxe heeft nog nooit iemand kwaad gedaan. 😉 

Beste onderdeel van de rit: de stop aan Barron Falls, prachtige watervallen vlakbij de spoorweg.

15 november: Bloomfield Track en Cape Tribulation

De Bloomfield Track is een weg die door het regenwoud loopt en die enkele toegankelijk is voor voertuigen met vierwielaandrijving. De mooie, helaas ecologisch onverantwoorde, weg leidde ons recht het regenwoud in. Ons busje stopte aan Emmagen Creek, waar het bepaald druk was. We waren niet de enige 4WD op zoek naar een mooi plekje om te zwemmen. Terwijl mijn medereizigers en ik wat verkoeling zochten in het heldere water, sneed onze gids voor ons enkele tropische vruchten.Na de zwempartij kon er naar hartelust geproefd worden van al dat tropische lekkers. “You’re on holiday, mate, try something different,” aldus de gids. Zoiets moet je geen twee keer tegen mij zeggen. 😉 Ik proefde vruchten die ik nog nooit geproefd had: zoete banaan, sterappel, cactusvrucht en een vrucht die nog het meest te vergelijken valt met smaakloze zwarte pudding. Daarnaast waren er exotische vruchten die je ook bij ons in de winkels vindt: ananas, papaya en lychee. De gids drukte ons op het hart om vooral geen zaden op de grond te laten vallen. Deze vruchten zijn niet inheems, maar zouden zich best op hun gemak voelen in het tropische klimaat van het regenwoud.

Voor de liefhebbers was er een kopje traditional billy tea. Billy tea wordt gemaakt in een groot conserverenblik waarin de pioneers vroeger vlees bewaarden. Je kookt het water in het blik, doet er wat echte Australische theeblaadjes bij en dan wordt het blik aan het hengsel rondgezwierd, handig gebruik makend van de middelpuntvliedende krachten. Hoewel ik wel thee drink, ben ik geen echte liefhebber, ik beperkte mij ertoe even te nippen aan het kopje van mijn vriend. Veel te warm voor thee.

Na de thee maakten we rechtsomkeer en reden we terug richting Cairns. Onderweg stopten we aan Cape Tribulation Beach: een strand zo mooi dat het wel gephotoshopt leek. Wit blinkend zand, helderblauw water en het groen van het regenwoud dat tot aan het strand reikte. Cape Tribulation kreeg zijn naam van de beroemde captain Cook die hier niet ver vandaan met zijn schip de Endeavour vastliep op het Great Barrier Reef. Het schip liep zware averij op en om los te komen van het reef moest hij kanonnen en zijn reserve-anker overboord gooien. Omdat hij zoveel problemen op deze plek had, noemde hij de kaap “Cape Tribulation”. Men heeft nog niet zo lang geleden het materiaal dat Cook overboord gooide, teruggevonden. Een deel daarvan valt te bewonderen in het maritiem museum in Sydney.

Het strand is nog op een andere manier bijzonder. Op deze plek komen twee werelderfgoed ecosystemen bij elkaar: het rainforest en het Great Barrier Reef. Helaas was het mooie blauwe zeewater verboden terrein voor ons. Heel de kustlijn was op dit moment vergeven van de kwallen (stingers). En een beet van zo’n onaardig beestje kan in het slechtste geval tot de dood leiden. Geen leuke manier om een vakantie te beëindigen. Aan de kwallenbeten ontsnapte ik, helaas was er een vieze vlieg die vond dat ik er wel smakelijk uitzag en verliet ik het mooie strand toch niet ongeschonden.

Terug het busje in. Even later maakten we een snelle stop een heel bijzonder insect te bekijken: het peppermint stick insect. Een felgroen beestje dat wanneer er gevaar dreigde een bijtend goedje verspreidde dat de geur van pepermunt had. Heel grappig om te zien, al denk ik dat hij ons bezoek minder op prijs stelde, want natuurlijk wilde de gids even demonstreren dat het beestje werkelijk aan biologische oorlogsvoering kon doen.

Hét grappigste moment van de dag viel even later in het busje voor. Op de heenweg waren we twee kunstig bewerkte verkeersborden tegengekomen. Een bord dat waarschuwde voor overstekende Cassowary’s en een bord dat waarschuwde voor bulten in de weg. Het bultenbord was zo bewerkt door een onbekende kunstenaar dat het nu een dode Cassowary voorstelde. De kunstenaar had erbij geschreven: voor en na. De Duitser die met onze groep meereisde had de kans gemist om van dit bord een foto te maken en wilde er toch graag eentje van hebben. Zijn manier om dit te bewerkstelligen: een foto nemen van het schermpje van het fototoestel van een Engels koppel dat deze foto wel had. Gelukkig was de meneer van het koppel zo wijs om te suggereren dat hij de foto in kwestie wel zou opsturen. Mijn vriend en ik moesten serieus op onze tanden bijten. 😉

Laatste stop van de dag: een ijsfabriek waar ze allerlei exotische smaken aanboden. Elke dag kon je er andere smaken proeven. Natuurlijk was het niet moeilijk om mij te overhalen zo’n coupe met vier bolletjes te proberen. Jammer genoeg viel het ijs tegen. De ijskristallen waren veel te groot en ik denk dat het al wat ontdooid was en daarna terug ingevroren werd. Niet zo lekker. Ik had beter het voorbeeld van mijn vriend gevolgd, die een zoete banaan met chocolade had gekozen.

Op de terugweg vertelde onze gids dat het verhaal over hoe de kangoeroe aan zijn naam kwam, een mythe blijkt te zijn. Er is wel degelijk een walabi die een op “kangoeroe” gelijkende naam heeft in de taal van de aboriginals. Spijtig, het “ik begrijp niet wat je bedoelt”-verhaal is veel grappiger.

We namen de ferry over Daintree River en dat was het laatste wapenfeit van de dag. De gids zette een muziekje op en ik dommelde weg in het busje met vierwielaandrijving. Het was een enorm interessante uitstap. We hadden een zeer goede gids die ons enorm veel heeft bijgeleerd en het toch allemaal luchtig wist te houden. Chapeau.

Terug in het hotel namen we snel een douche en trokken we naar het centrum van Cairns voor een Indisch avondmaal bestaande uit chicken saag en chicken kasai in de Spicy Bite. Bij het eten dronken we een mango lassi, mijn favoriete Indische drankje.

We sloten de avond af met (o originaliteit) cocktails in het hotel. Ik dronk een heel lekkere cocktail: vanille spice heette hij en omdat ik hem zo lekker vond, heb ik de ingrediënten genoteerd om hem zelf eens te maken: drambuie, absolut vanilla vodka, cranberry juice en fresh vanilla bean.

15 november: National Daintree Park

Volgende stop: National Daintree Park Boardwalk. Onze eerste officiële kennismaking met het regenwoud. Het oerbos ten noorden van Cairns dateert uit de tijd van de dinosauriërs. Je vindt er vegetatie die sindsdien niet meer geëvolueerd is. Onze gids met de bakkebaarden toonde allerlei vruchten (giftige en niet-giftige) en wees ons op varens, palmbomen en de voorvaderen van onze huidige naaldbomen. Planten uit een ver verleden. Het is tragisch dat de eeuwenoude majestueuze naaldbomen die dit woud vroeger bevolkten, in de vorige eeuw gekapt werden voor hun hout. Zeer tragisch, want de bomen en palmen in het woud groeien erg traag. Het zal eeuwen duren voordat het regenwoud hiervan hersteld is.

Het regenwoud loopt ook gevaar door uitheemse planten en dieren die de oorspronkelijke fauna en flora bedreigen: varkens en giftige padden zijn een echte pest. Er worden vallen opgezet om varkens te vangen. En de regering vraagt dat iedereen die een giftige pad op zijn weg tegenkomt deze naar een andere wereld zou helpen. Al vrees ik dat het, zeker wat de padden betreft, een quasi onmogelijke opgave zal zijn ze uit te roeien.

Hét hoogtepunt op onze uitstap beleefden we al in de voormiddag: we zagen de zeldzame Southern Cassowary, een loopvogel verwant aan de struisvogel en de emoe met een prachtige blauw met rode kop. We zagen hem langs de boardwalk lopen en hij liep gewoon een tijdje met ons mee. Heel bijzonder voor een vogel die als schuw omschreven wordt en die wanneer hij in nood komt erg gevaarlijk is. Een cassowary kan een mens zelfs doden met zijn vlijmscherpe klauwen. Jammer genoeg is het niet gelukt om een duidelijke foto van de cassowary te maken. Het blijft bij een onscherp en bewogen aandenken.

De prachtige cassowary staat helaas op de lijst met beschermde diersoorten. Vandaar dat het zo’n ongelooflijk geluk was er eentje tegen te komen in het regenwoud. Cassowary’s voeden zich met vruchten. Het gebeurt dat jonge cassowary’s te veel vruchten eten waardoor deze beginnen gisten in hun maag. Gevolg: ze worden dronken en blijkbaar vinden dronken cassowary’s het leuk om in het midden van de weg te gaan zitten. Waardoor er zich natuurlijk jammerlijke ongevallen voordoen. Overal langs de (controversiële) weg door het regenwoud vind je inderdaad borden die waarschuwen voor overstekende cassowary’s. Het is eens wat anders dan de eeuwige borden met kangoeroes. Als afsluiter van onze tocht door het regenwoud kregen we een minidraakje (hagedis) te zien. Een bijzondere diersoort meer of minder, we draaien er onze hand niet meer voor om.

Tijd voor de barbecuelunch bij restaurant Lync-Haven. Voordat we aan tafel gingen, mochten we eerst de kangoeroes en walabi’s voeren. Het ging hier om dieren men gevonden had toen ze nog heel klein waren en zonder menselijke tussenkomst niet zouden overleefd hebben. Deze dieren zijn te zeer gewend aan mensen en konden daardoor niet meer in de vrije natuur overleven. Ik vond het contract met Featherdale Park erg groot. Deze dieren in gevangenschap hadden wel voldoende ruimte. Het blijft natuurlijk de ideale foto-opportunity zo’n pluizige kangoeroe die uit je hand komt eten. 😉

De barbecuelunch was eenvoudig maar het smaakte. We kregen een enorm groot stuk vlees en lekkere groentjes. Na het eten las ik hoe natuurbeschermers de heraanleg van regenwoud aanpakken. Ze planten inheemse boompjes samen met andere snel groeiende en snel afstervende soorten. Zodat deze na hun afsterven als voedsel voor de inheemse regenwoudvegetatie kunnen dienen. Heel interessant.

 

15 november: Billy Tea Safari

Na een supersnel ontbijt met pannenkoekjes, fruit en ijs, werden we om tien na zeven stipt opgehaald door de vriendelijke gids/chauffeur van Billy Tea Safaris met de meest indrukwekkende bakkebaarden die ik ooit gezien heb. (En mijn vriendje was stiekem een beetje jaloers op de superlange paardenstaart die vanonder zijn hoed kwam piepen. Lang haar, it’s a way of life.) Het voertuig dat ons richting het regenwoud ten noorden van Cairns zou voeren, was een stevig uit de kluiten gewassen busje met vierwielaandrijving.

Het regenwoud ten noorden van Cairns is geklasseerd als werelderfgoed. Ik had dan ook erg uitgekeken naar deze trip. Helaas kreeg mijn goede humeur even een opdoffer te verduren door de aanwezigheid van een SuperIrritanteVent in ons busje. De SuperIrritanteVent had zich in de stoel achter ons genesteld en de hele rit naar het noorden konden we genieten van de geluiden die hij produceerde. Om de honderd meter ontsnapten een “Jezus” of “Oh my god” en zelfs een “Shit” aan zijn stembanden. Nu durf ik zelf ook wel eens krachttermen gebruiken, maar ik zweer jullie dat er geen enkele aanleiding bestond om deze woorden als een soort mantra te mompelen.

Naast de krachttermen konden we ook genieten van gekuch en keelgeschraap. Erg sexy! De SuperIrritanteVent had ook een aantal tics. Hij zat voortdurend in zijn borsthaar te krabben en vond het nodig om het schuifraampje in het busje nu eens open, dan weer dicht, dan weer open, dan weer dicht te doen. Erg goed voor de regeling van de airco in het voertuig. Ik zweer het jullie, bij dit specimen van de menselijke soort verzonk het gedrag van de rare Hollander uit Batchelor in het niets.

Gelukkig ging de SuperIrritanteVent na de korte stop in Mossman op een andere plaats in het busje zitten, waardoor het gekuch en ge-Jezus en geschraap wat minder overheersend werden en ik mijn aandacht op het mooie voorbijflitsende landschap kon vestigen en niet op het verbijten van mijn ergernis. Toch bleef dit exemplaar van de menselijke soort mij op een bepaalde manier fascineren.

Onze eerste echte stop was Daintree River. In Mossman waren we enkel gestopt om wat exotisch fruit te kopen (waarover later meer). Yep, een rivier, jullie raden het al, alweer een cruise. Al viel er op deze cruise veel minder te zien dan op de voorgaande cruises. Ik besef dat we op dat vlak erg verwend geweest zijn, maar vond het jammer voor de andere toeristen die blijkbaar nog geen enkele krokodil gezien hadden. Op heel de rondvaart zagen we welgeteld één babykrokodil (enfin, ik zag niks, maar de bootbestuurder hield vol dat er een krokodil zat en de foto’s met de telelens achteraf bewezen zijn gelijk). De vogels hadden zich ook allemaal verstopt, wat het voor de bestuurder niet zo makkelijk maakte er een interessante trip van te maken. Gelukkig was er de exotische vegetatie waarover hij het één en ander wist te vertellen.

14 november: Op adem komen in Cairns

We sliepen uit tot maar liefst half acht! Niks bijzonders gepland. Gewoon wat bekomen van de drie dagen op de boot. We startten de dag met een ontbijt op de Esplanade. Als alternatief voor de eeuwige roereieren nam ik een andere bereiding met eieren: pannenkoeken met woudvruchten en vanille-ijs. En of het smaakte! Ik kreeg van die dikke Amerikaanse pannenkoeken voorgeschoteld met daartussen warme woudvruchten. Jummie! De portie was echter te groot. Ik kreeg tot mijn grote spijt mijn bord niet leeggegeten.

Terwijl we aan het ontbijten waren, passeerden toevallig Jamal en Celina, onze vrienden backpackers. We wensten hen veel succes, want ze hadden een reis van ongeveer duizend kilometer naar het zuiden voor de boeg. Als ze genoeg bereidwillige chauffeurs vonden om hen mee te nemen. Ik hoop echt dat ze hun eindbestemming zoals gepland gehaald hebben.

Misschien is dit een geschikt moment om iets meer te verstellen over de voetgangerssituatie in Australië. Voetpaden vind je overal en in de meeste steden is het aangenaam wandelen. Al de steden hebben een rechthoekig stratenpatroon. Verlopen lopen is quasi onmogelijk. Zebrapaden kom je echter niet veel tegen; er is wel plaats voorzien om over te steken, maar deze is niet duidelijk gemarkeerd. Blijkbaar hebben Australische chauffeurs helemaal niet de gewoonte om te stoppen bij oversteekplaatsen. Mijn vriend en ik werden al een paar keer bijna van onze sokken gereden bij het oversteken. De verkeerslichten zijn een ander verhaal. Je moet altijd op een knop duwen als voetganger. Soms wordt het licht automatisch groen, soms enkel als je op de knop duurt. In het algemeen sta je erg lang te wachten als voetganger en je ziet bijgevolg heel veel mensen het rode licht gewoon negeren en toch oversteken. Het lijkt alsof enkel toeristen nog de moeite doen om op de voorziene knop te duwen.

Na het ontbijt gingen we op weg voor onze belangrijkste boodschap van de dag. Toen we de vorige dag incheckten, lag er bij het onthaal een cheque van Hertz op ons te wachten. Eindelijk! De cheque kon enkel geïncasseerd worden bij Westpac Bank. Al een geluk dat ze die cheque niet naar België opgestuurd hadden. We trokken blijgezind naar het dichtsbijzijnde Westpac kantoor waar men ons wist te vertellen dat dit soort cheque niet in cash uitbetaald kon worden maar enkel op een Australische (!) bankrekening gestort kon worden. Wij vriendelijk uitgelegd dat wij niet over een Australische bankrekening beschikten en dat we voor 400 dollar ook niet van plan waren er eentje te openen. De vriendelijke mevrouw aan het loket zei dat we best terug konden gaan naar Hertz en dat we iemand van Hertz moesten vragen op de cheque te schrijven dat deze cash uitbetaald kon worden.

Iets minder blijgezind trokken we richting het dichtsbijzijnde Hertz-kantoor. Gelukkig waren we er eentje gepasseerd op de heenweg en was dit kantoor niet al te ver van de bank. De twee vriendelijke mevrouwen aan de balie zeiden dat enkel hun manager de cheque kon aanpassen zodat deze cash uitbetaald kon worden. En natuurlijk was de manager momenteel niet op kantoor, maar deze namiddag zou ze er zeker zijn en als we de cheque bij hen achterlieten, brachten ze dit voor ons in orde. Goed, de cheque achtergelaten in de hoop dat we dan toch eindelijk ons geld zouden terugkrijgen.

Na deze onbevredigende tocht naar de bank en Hertz besloten we wat te gaan rondwandelen in het grote shoppingcentrum aan het station van Cairns. We kochten er nieuwe zonnecrème (kwestie van onze toch al verbrande huid optimaal te beschermen), aftersun om het rood sneller te laten verdwijnen en conditioner om mijn door wind, zon en zee geteisterde haren te verzorgen. Omdat mijn vriend erin geslaagd was zijn enige paar dichte schoenen kapot te krijgen en we in België waarschijnlijk niet verwend zouden worden met temperaturen boven de dertig graden, kochten we aan een gunstprijsje nieuwe schoenen voor hem. Daarna regelden we de uitstap voor zondag met de Kurunda scenic railway en de Rainforest cableway. In één moeite haalden we de onderwaterfoto’s op die de cameraverhuurder op DVD had gebrand. Toch niet slecht gewerkt voor een rustdag, nietwaar?

In het hotel deden we nog een wasje en mijn vriend doezelde weg op bed, terwijl ik de foto’s van onze onderwateravonturen organiseerde. Daarna trokken we weer richting stad. Eerste stop: Hertz. Onze cheque was in orde gebracht. Op naar Westpac. Het eerste kantoor vertelde ons dat ze deze cheque helaas niet konden uitbetalen, maar het geld enkel op een rekening konden storten. Wij: TILT! Tegenstrijdige berichtgeving alom. Wij wezen de bediende van het bankkantoor vriendelijk op het zinnetje “uit te betalen in cash”. Jaja, dat zag ze wel, maar ze konden dat hier niet doen, want ze konden de handtekeningen op de cheque niet verifiëren, maar in het andere kantoor van Westpac in Cairns kon dat wel.

Lichtelijk verbouwereerd trokken we met onze cheque richting de shopping mall die we in de voormiddag al verkend hadden, want daar bevond zich het tweede kantoor. Uiteindelijk werden we daar wel geholpen. De vriendelijke Aziatische meneer aan het loket pakte een gigantisch dik boek en begon dat door te bladeren, op zoek naar overeenstemming tussen de handtekening op onze cheque en de handtekening die geassocieerd was met de rekening van Hertz. Al een geluk dat we de cheque opnieuw hadden laten handtekenen in Cairns, want de handtekening uit Darwin vond hij nergens terug. Even dacht ik dat het weer zou mislukken, maar uiteindelijk hielden we de 400 dollar in onze hand. Wat een gedoe om je eigen geld terug te krijgen!

Om dit heuglijke feit te vieren kochten we een smoothie en een koekje met rum en chocolade voor mij en een cheese burger voor mijn vriendje.

‘s Avonds aten we weer Balinees in het restaurant van ons hotel. Een beetje uit luiheid, want ons hotel lag een half uur stappen van het centrum verwijderd en we hadden geen zin om ‘s avonds weer maar eens op stap te gaan. We besloten ons aan de Balinese rijsttafel te wagen. Heel grappig: op de menukaart stond effectief het woord “rijsttafel”. Een overblijfsel uit de tijd dat Bali deel uitmaakte van de Nederlandse koloniën. Nog grappiger: een Engelstalige die het woord “rijsttafel” uitspreekt. Enfin, we aten ons buikje rond aan voorgerecht, hoofdgerecht en dessert en kropen daarna ons bed in.

 

13 november: Avond in Cairns

Na een verfrissende douche zagen we onze nieuwe vrienden terug. We kozen het Italiaans restaurant Del Sapora aan de Esplanade uit om iets te gaan eten. Een etentje is niet geslaagd zonder bubbels: we bestelden een glaasje schuimwijn met aardbeien (framboise). Lekker! We kregen er zelfs echte aarbeiden bij geserveerd. Het was moeilijk om een gerecht te kiezen, maar uiteindelijk ging ik voor de specialiteit van het huis met zeevruchten. Voor bij het eten bestelden we een flesje rode wijn.

Incident van de avond: parmezaan die Celina op haar bord kreeg, had een verdacht groen kleurtje.

We babbelden na over ons verblijf op de Reef Encounter. Celina en Jamal hadden net als wij drie dagen aan boord verbleven. De derde dag hadden ze als hosties gewerkt om zo hun verblijf goedkoper te maken. Het systeem van hosties is als volgt: je knapt allerlei klusjes op aan boord en kan in ruil gratis snorkelen (of duiken). Ze vertelden dat ze normaalgezien van plan waren nog een dag langer aan boord te blijven, maar waren vertrokken omdat de eerder gemaakte afspraken niet werden nageleefd. De organisatie had aan Celina en Jamal beloofd dat ze per dag als hostie drie of vier uur moesten werken. Hun eerste dag als hostie moesten ze meteen acht uur werken, kregen ze alle vuile klusjes te doen en bleef er amper tijd over om te snorkelen. Ze werden ook als voetmat gebruikt door de crew. Ze vonden dat er erg op hen werd neergekeken.

Leslie, het meisje dat haar duikbrevet aan boord haalde, was ook ontevreden over de crew. Ze vond dat ze aan haar lot werd overgelaten, terwijl ze toch betaald had om haar brevet te halen. Ze werd slecht begeleid en voelde zich erg onzeker in het water. Leslie en Simone zeiden dat de crew enkel praatte met toeristen aan wie ze een duikinitiatie konden verkopen. En ik moet zeggen dat ik hen hier wel in kon volgen. De crew was inderdaad zeer goed in het verkopen van extra duikinitiaties. Zo was mijn vriend van plan om het bij één initiatie te houden, maar ja, je hebt dan die gelegenheid, dus waarom er niet op ingaan. Tegen ons was de crew steeds heel vriendelijk, zelfs nadat bleek dat ik waarschijnlijk geen extra duikinitiatie meer zou nemen. Al heeft instructeur Scotty me bijna kunnen overhalen. De crew is inderdaad goed in het verkopen. Voor de duikinstructeurs is het interessanter om bijkomende initiaties te verkopen. Iemand die een duikcursus volgt, heeft alles al op voorhand betaald, dus daar valt niet veel meer te halen.

Ik vond het jammer dat de ervaringen van Celina, Jamal en Leslie zo lijnrecht tegenover die van ons stonden. Mijn vriend en ik hebben echt van de cruise genoten en ik zou zo’n trip aan iedereen aanraden. Maar het is waar, we merkten dat hosties een beetje uitgebuit werden. En dat je, tegen eerder gemaakte afspraken in, plots acht uur moet werken in plaats van vier uur, vind ik totaal niet kunnen. Groot gelijk dat Celina en Jamal dit niet pikten. Nu, de waarheid ligt waarschijnlijk ergens in het midden. Ik onthou alvast de mooie tijd die we aan boord hadden.

Na het eten trokken we met z’n zessen naar Gilligan’s bar, een backpackers hotel en bar. Leslie en Simone hadden daar afgesproken met hun derde reisgezel die niet mee was op de boot. Yikes, de backpackers die je daar zag rondlopen voldeden helemaal niet aan het beeld van een backpacker dat ik in mijn hoofd had. Wie wist dat backpackers in hun rugzak plaats hadden voor torenhoge stiletto’s en glitterende mini-jurkjes. Ik had me aan een laid back sfeertje verwacht en wat zachte achtergrondmuziek om onze gesprekken verder te zetten. Gilligan’s bar bleek echter meer weg te hebben van een discotheek: keiluide muziek, grote videoschermen en alle vrouwen kregen voor 2 dollar een armbandje dat recht gaf op gratis (slechte) champagne voor de ganse avond.

Ik denk dat Gilligan’s bar in Cairns echt ideaal is als je wil uitgaan, maar mijn vriend en ik wilden liever de gesprekken van eerder op de avond verder zetten. Ook Celina en Jamal hadden de voorkeur voor een rustiger drinkgelegenheid. Bovendien vond Celina het feit dat enkel vrouwen goedkope champagne kregen discriminerend ten opzichte van de mannen en weigerde ze zo’n bandje. Ik moet toegeven dat ik zelf zonder scrupules het armbandje had aangenomen. Per slot van rekening kon ik mijn glas altijd doorgeven aan mijn vriendje, nietwaar? 😉 Soms moet een mens al eens pragmatisch zijn.

Enfin, heel lang hielden we het niet uit in Gilligan’s bar. We namen afscheid van de Zwitserse meisjes en beloofden contact te houden. We wensen Celina en Jamal nog veel succes met hun trip rond de wereld en beloofden zeker te mailen.

Jammer dat de mooie avond op een beetje een sisser uitliep. Rond elf uur lagen we te ronken in ons niet schommelende bed. Het deed deugd om weer vaste grond onder de voeten te hebben.