16 november: Skyrail en avond in Cairns

Na ons bezoek aan Rainforestation bracht de bus ons naar de Skyrail, een kabelbaan van 7,5 kilometer lang die ons over het regenwoud voerde. Deze kabelbaan is een goede illustratie van de manier waarop de Australiërs het toeristisch uitbaten van hun natuurwonderen proberen te verzoenen met natuurbescherming. De kabelbaan biedt een schitterend uitzicht over het regenwoud terwijl het woud zelf minimaal verstoord wordt.

We stapten even uit bij de tussenstations Barron Falls en Red Peak. Barron Falls bood ons een uitzicht op de watervallen die we ‘s ochtends al tijdens ons ritje met de Scenic Railway hadden bewonderd, maar dan van de andere kant gezien. Red Peak vond ik een interessantere tussenstop. Er was een boardwalk aangelegd waar we een minimaal stukje regenwoud konden verkennen. Het moet gezegd dat de borden met uitleg zeer gedetailleerd waren. Als je de moeite nam om alles te lezen, kon je ontzettend veel bijleren.

Blijkbaar hebben mooie uitzichten een lustopwekkend effect, want we profiteerden van het dubbele feit dat we het bakje van de kabelbaan helemaal voor ons alleen hadden én dat de bakjes die ons kruisten allemaal leeg waren, om een vluggertje te doen boven het regenwoud. Sex in het bakje van een kabelbaan, een mens moet openstaan voor nieuwe ervaringen. 😉

Beneden aangekomen na deze opwindende rit, kocht ik mijn eerste echte souvenir: een dode ulysses vlinder. Perfect om mijn dode vlinder uit Thailand en mijn dode schorpioen uit Tunesië gezelschap te houden. Al begrijpt mijn vriend mijn fascinatie voor dode beesten niet echt, ik liet me niet van de wijs brengen: dit prachtig blauwe opgeprikte exemplaar zou het mijne worden. Gelukkig is de ulysses vlinder nu niet meer met uitsterven bedreigd, waardoor het niet langer verboden is de vlinders uit te voeren.

Op de terugweg met de bus naar Cairns deed er zich nog een grappige slapsticksituatie voor. De buschauffeur was vergeten dat hij onderweg nog iemand moest oppikken, waardoor we een kort stukje terug moesten rijden. Bij de oppikplaats was er natuurlijk niemand te bekennen en ging de chauffeur binnen in het restaurant op zoek naar de bewuste persoon. Ondertussen was de mevrouw die opgehaald moest worden, langs een andere uitgang naar buiten gekomen en in de bus gestapt, zonder dat ze onderweg de chauffeur was tegengekomen. Mijn vriend ging daarop de chauffeur achterna om te zeggen dat de persoon in kwestie al in de bus zat.

Natuurlijk kwam iets daarna de chauffeur langs de andere uitgang buiten, zonder mijn vriend gezien te hebben. De chauffeur besefte niet dat de mevrouw al ingestapt was en was duidelijk niet op zijn gemak. Ik maakt hem snel duidelijk dat de mevrouw er al was. Vreemd dat de mevrouw in kwestie zelf niet op het idee kwam om dit te doen, want ze was achteraan in de bus gaan zitten zonder dat de chauffeur dit kon weten. Vervolgens was de chauffeur bijna vertrokken zonder mijn vriend. Gelukkig kon ik hem nog net op tijd tegenhouden. Ik denk dat de chauffeur door de hele situatie wat in de war was, want hij reageerde nogal vreemd op het feit dat mijn vriend hem was gaan zoeken, terwijl dit ons een logische reactie leek. Enfin, eind goed, al goed. Iedereen zat in de bus en we konden met een gerust gemoed naar Cairns terugrijden.

Achteraf bezien was dit ons meest toeristische uitstapje tot nu toe. We voelden ons vaak als kleine kinderen die bij het handje gehouden moesten worden, maar toch heb ik er met volle teugen van genoten. ‘t Is niet omdat de paden platgetreden zijn dat ze niet mooi en interessant zijn.

‘s Avonds liet ik als aandenken een tijdelijke tattoo plaatsen. Ik liet een draakje op mijn arm plaatsen in de hoop dat het een week zou blijven staan en zo de herinnering aan deze mooie vakantie zou levend houden. We aten een klein hapje in de foodmarkets, maakten een mooie wandeling op het houten wandelpad langs het strand en dronken als afsluiting van de dag opnieuw cocktails in ons hotel. Het liedje wordt een beetje afgezaagd. 😉

16 november: Rainforestation

We lunchten (alweer barbecue) in Rainforestation, een toeristisch park met als hoofdattractie het regenwoud. We kregen een rondleiding door het regenwoud in een Army Duck, een amfibievoertuig dat nog dienst gedaan had in WOII. In het regenwoud zagen we de beruchte wait-a-while palm of lawyer cane, een palm die via lianen met scherpe haakjes omhoogklimt langs andere bomen. Als de haakjes in het kleren komen vast te zitten, moet je “wait a while” roepen naar je medereizigers omdat het wel even duurt voordat je bevrijd bent. De analogie met advocaten is, denk ik, duidelijk. Daar raak je ook niet van verlost. 😉 Wij kennen deze palmsoort trouwens als rotan dat vanwege zijn buigzaamheid vaak gebruikt wordt om meubels te maken.

Daarna werden we onthaald op een show van de Pamagirri Aboriginal Dancers. Een show die beweerde authentieke arboriginal dansen te brengen. Ik twijfelde eraan of de aboriginal dansers zelf wel echt waren. Ze hadden een veel te lichte huid en hun trekken verschilden van die van de aboriginals die we al eerder ontmoet hadden. Nu, het kan zijn dat de dansers halfbloeden waren, daarover durf ik mij niet uitspreken. De “opzwepende show” die ze brachten zou “kracht” moeten uitstralen. Nogal lastig als de dansers soms moeite hebben om hun lach in te houden. Het geheel leek op zo’n typisch spektakel dat voor toeristen in mekaar gestoken wordt in all-inclusive hotels. Mét obligate apotheose waarbij mensen uit het publiek gehaald werden om mee te dansen. Al moet ik toegeven dat de didgeridoospeler er wat van kon. Ik had echter na dit optreden niet het idee meer voeling met de wereld van de aboriginals gekregen te hebben.

Na het optreden werd het publiek opgedeeld in kleinere groepen en bood één van de dansers zich aan als onze dreamtime walk guide. Op deze walk zouden we een dieper inzicht in de aboriginal cultuur krijgen. We mochten ocharme één keer met een boemerang smijten. Veel te weinig! Mijn boemerang maakte een sierlijke boog, maar vogels heb ik er helaas niet mee gevangen. Daarna konden we proberen wat geluid uit een didgeridoo te krijgen. De techniek om een didgeridoo te bespelen is niet eenvoudig. Je moet je lippen laten trillen en het geluid laten variëren met je stembanden. Ik heb geen poging gedaan om klanken uit het ding te krijgen omdat ik rondliep met een behoorlijk pijnlijke gekloven lip. Maar mijn vriend slaagde er met wat moeite in geluid te produceren. Bij het speerwerpen mochten we alleen maar toekijken. Net iets te gevaarlijk voor die blunderende toeristen. 😉

Vervolgens kregen we een gegidste rondleiding in het Koala and Wildlife Park. Het park was niet zo groot, maar had een geweldige troef: een babykoala. De Koreaanse meisjes in ons gezelschap waren behoorlijk onder de indruk van de cutenessfactor van het kleine ding. We zagen een walabi-jong dat even uit de buidel van de mama kwan piepen en de verschrikkelijke Jack the Ripper, een kanibaal-krokodil die maar liefst zeven van zijn eigen vrouwtjes naar de andere wereld geholpen heeft.

Het park had ook een Cassowary, maar die werd goed afgeschermd achter gaas. Bijna onmogelijk om goed te fotograferen, want hij bleef niet stilstaan en als ik probeerde mijn camera dicht tegen het gaas te houden, kwam hij veel te dicht in de buurt van de lens.

16 november: Kuranda

Eindstation van de scenic railway: Kuranda Railway Station. In het dorpje Kuranda, zowat de meest toeristische bestemming van gans onze reis, gingen we naar het Australian Butterfly Sanctuary. Ik ben altijd al dol geweest op die kleurige fladderende beestjes en het Butterfly Sanctuary zou de grootste vlindertuin van Australië zijn. Nu moet je zulke beweringen altijd met een korrel zout nemen. In Australië is elk restaurant, elke bar en elk hotel wel ergens het beste in. Elk hotel waarin we verbleven, had wel enkele trofeeën aan de wand hangen. En als ze er geen hadden, zullen ze er beslist één uitgevonden hebben.

Het Butterfly Sanctuary stelde echter niet teleur. We kregen een boeiende rondleiding en lieten ons betoveren door de mooie kleuren van de vlinders. De ulysses met zijn elektrisch blauwe vleugels was mijn favoriet. Helaas viel het beestje aartsmoeilijk te fotograferen. Omdat blauw de favoriete kleur van vogels is, fladderde de ulysses onophoudelijk heen en weer. En als de vlinder dan toch ging zitten, vouwde hij zijn vleugels dicht, waardoor de mooie blauwe binnenkant onzichtbaar werd en je enkel de bruine buitenkant kon fotograferen.

Na de vlindertuin hadden we nog een kwartiertje om de Kuranda markets te verkennen. Hypertoerisch, het heeft geen naam. Gelukkig waren de marktkramers helemaal niet opdringerig en kon je rustig rondkijken. Het stadje Kuranda heeft slechts één inkomstenbron: het toerisme en dat merk je. Toch liet ik me, in tegenstelling tot mijn gewoonte, verleiden tot een aankoop: een glazen juweel. Een bruikbaar souvenir dat beslist een mooie herinnering aan deze reis zal zijn.

16 november: Scenic railway

Deze ochtend kozen we een ontbijt met fruit en yoghurt, omdat we licht wilden ontbijten. Dit bleek een zware misrekening te zijn. We kregen een gigantische kom fruit voorgeschoteld die ik onmogelijk op kreeg. De yoghurt raakte ik zelfs amper aan. Wie wist dat fruit zo kon vullen?

In Cairns is alles op maat van de toeristen gemaakt. Boek je een uitstap, moet je je niet naar een bepaald punt van afspraak begeven, neen, ze komen je gewoon aan je hotel ophalen. Heel erg gemakkelijk. Dus wachtten we braaf in de zeteltjes van de lobby tot onze chauffeur voor de deur stopte. Een busrit later, met een kleine omweg omdat er nog laatkomers opgehaald dienden te worden, werden we afgezet aan het vertrekstation van de Kuranda Scenic Railway.

De Scenic Railway werd aangelegd om de mijnen in het noorden te ontsluiten. De bouw van de spoorweg was een huzarenstuk dat verschillende mensenlevens kostte. Het werk moest onder verschrikkelijke omstandigheden gebeuren en alle tunnels moesten met de hand uitgegraven worden. De ondergrond bevatte vaak grote zware stenen wat het werk er niet makkelijker op maakte. Verder diende er een brug gebouwd en moesten er aanzienlijke hoogteverschillen overwonnenworden.

Vandaag is deze spoorweg, die met bloed, zweet en tranen tot stand gekomen is, een populair toeristisch uitstapje. Omdat dit onze laatste uitstap van de vakantie was, hadden mijn vriend en ik besloten het ervan te nemen en niet als ordinaire reizigers in tweede klas te reizen, maar voluit voor Gold Class te gaan. Het scheelde echter geen haar of men had ons toch tussen het plebs laten plaatsnemen. 😉

De hostess aan de ingang wierp een achterdochtige blik op mij en verwees ons naar de andere wagons. Wij, nogal verbouwereerd: “But we’ve paid for Gold Class, please check our name on the list.” Natuurlijk stond onze naam niet op de lijst, maar gelukkig stond er wel dat twee passagiers van onze reisorganisator Gold Class betaald hadden. De reisorganisator had blijkbaar vergeten ons van speciale stickers te voorzien. Vandaar dat men dacht dat we niet in Gold Class thuishoorden. Tsss.

Na dit kleine akkefietje, was het genieten van de prachtige uitzichten, onderuitgezakt in comfortabele zeteltjes, nippend van een glaasje schuimwijn en genietend van enkele hapjes. We voelden ons de koning te rijk. Het was misschien wel duur, maar voor het laatste uitstapje vonden we dit geld goed besteed. Een beetje luxe heeft nog nooit iemand kwaad gedaan. 😉 

Beste onderdeel van de rit: de stop aan Barron Falls, prachtige watervallen vlakbij de spoorweg.