7 november: Edith Falls en Katherine Gorge

Het ontbijtaanbod begon ons vandaag wat tegen te steken: weer roereieren met champignons, tomaten, worstjes, spek en beans in tomato sauce. Het is in elk hotel exact hetzelfde. Een mens begint te verlagen naar een gewone boterham met kaas. Kaas is hier in het binnenland echter meestal niet te verkrijgen bij het ontbijt. Enfin, niet dat we honger moesten lijden, het aanbod aan fruit is altijd groot. En fruit is gezond.

Vandaag stond de pijl die de fire hazard aangaf op extreme. Een leuk vooruitzicht. Gelukkig hebben we tot nu toe enkel vanuit de verte branden gezien. En het is ook niet duidelijk of deze branden nu opzettelijk aangestoken zijn om ze beter te kunnen controleren of toevallig ontstane branden zijn. Eén ding is zeker: vandaag was de eerste dag dat we het echt te warm hadden. Het was meer dan veertig graden en je hoefde maar een paar stappen buiten de auto te zetten om helemaal in het zweet te staan.

Vandaag hadden we een lange rit in de auto voor de boeg. We lieten ons hotel in Kakadu National Park achter en richtten onze schreden naar Katherine, een tocht van ongeveer 300 kilometer. Dat lijkt niet zo lang, maar in Australië gelden strenge snelheidslimieten en de wegen lenen zich er vaak niet toe supersnel te rijden. Zeker als je de weg er niet kent en je schrik hebt om kangoeroes aan te rijden. Bovendien was onze rode Toyota niet zo’n stevige wagen. Bij hogere snelheden begon er vanalles te trillen. Niet bevorderlijk voor het veiligheidsgevoel. Gelukkig deed de airco schitterend zijn werk en konden we bekomen van de hitte in de wagen.

Onze eerste stop van de dag was Pine Creek. De brochure omschreef het als een kleurrijk oud goudmijnersstadje. Van dat kleurrijk was echter niet veel te merken. Het was er redelijk doods. Het dorpje zelf bestond hoop en al uit drie straten. We bezochten er enkele restanten van de mijningpraktijken die verzameld waren in een park aangelegd ter gelegenheid van het tweehonderdjarig bestaan. De borden met uitleg waren ondertussen al bijna niet meer te lezen, zo fel waren ze afgebleekt door de zon. Er stond ook nog een oud station opgetrokken uit golfplaten en een mooi gerestaureerde stoomlocomotief die blijkbaar in 2000 nog gereden had. Het ding stond er een beetje zielig te verkommeren. Een toeristische trekpleister zie ik Pine Creek nog niet dadelijk worden.

We hadden ondertussen honger gekregen. Op zoek naar een eetgelegenheid in zo’n gat, we hadden er niet al te veel vertrouwen in. Maar kijk, tot onze grote verrassing vonden we in Pine Creek een zeer leuke taverne. Herinneren jullie je de diner uit Twin Peaks nog? Wel, dit etablissement had zo als stand-in kunnen doorgaan. Van die lekkere ouderwetse tafeltjes en zitbanken, een koeltoog met taarten, vriendelijke dienstertjes en verse koffie gezet in van die ouderwetse koffiepotten. Zeer charmant. Ik moest met inhouden om geen stuk cherry pie te bestellen. Helaas stond dat niet op het menu. Als alternatief ben ik dan maar voor de cheese cake met limoen gegaan. Mijn vriend bestelde een burger voor een paar Australische dollars en kreeg een gigantisch groot geval op zijn bord. Goedkoop, lekker en een nostalgie oproepend interieur. Jammer dan Pine Creek niet bepaald bij de deur ligt. 😉

Volgende stop op het programma: Edith Falls. Een zeer welgekomen stop, want het eenzame rijden begon wat tegen te steken. Edith Falls is een onderdeel van het Nitmiluk National Park (die namen! schitterende gewoon) en bood de mogelijkheid om onze oververhitte lijven even af te koelen in het natuurlijk meertje aan de voet van de waterval. Kleren uit, zwempakken uit en zwemmen maar! Hier kon het mooiste zwembad niet aan tippen. Jammer dat de temperaturen zo hoog waren dat zelfs het water geen verkoeling bood. Mijn vriend slaakte even een gilletje toen een iets te ijverige vis een korstje van een wonde aan zijn been pulkte. Al een geluk dat het een minivisje was en geen krokodil .;-) We zwommen tot aan de waterval en terug. Een zeer aangename verpozing.

Na nog enkele kilometers rijden, kwamen we rond drie uur in de namiddag aan in Katherine. Katherine is een grote stad met alles erop en eraan. Zelfs grotten (de Cutta Cutta caves). We stopten even bij Woolworth om wat water in te slaan en wat geld bij te tanken. Het is misschien niet politiek correct om te zeggen, maar sommige aboriginals hebben echt wel een flinke lijfgeur. Dat gold zeker voor de aboriginals die voor ons aan de ATM machine stonden. Deodorant, mensen! Of zeep, dat helpt ook.

Katherine is vooral bekend om de Katherine Gorge: diepe kloven waardoor de rivier Katherine zich in de loop der eeuwen een weg gebaand heeft. We wilden net als de voorbije dagen een sunset dinner cruise doen. Cruises blijken helemaal ons ding te zijn. 😉 Jammer genoeg bleek alles volzet, zelfs het alternatief: de breakfast cruise. Heel spijtig, want zo’n cruise zou, naast een veel te dure scenic flight, de ideale manier zijn om de Gorge te verkennen. Ik was teleurgesteld. Vooral omdat we de dag erna alweer vroege moesten vertrekken en we waarschijnlijk nooit meer in Katherine zouden terugkomen. Mocht ik de reis opnieuw plannen, zou ik ervoor zorgen dat we twee dagen in Katherine konden verblijven. Dan zouden we ook de gelegenheid hebben om de grotten te bezoeken.

Nu moesten we ons tevreden stellen met een ritje naar de Gorge en klommen we een halve kilometer naar het uitzichtpunt. Ik verzeker jullie: een halve kilometer klimmen in een vochtige hitte van meer dan veertig graden is geen lachertje. Nat van het zweet kwamen we boven aan. Het uitzicht was mooi, maar ik vrees dat we ondertussen al wat verwend waren. Of misschien was het de combinatie van de hitte en de teleurstelling over het missen van de cruise. Ik had het mij allemaal net iets groter voorgesteld. Gelukkig zagen we onderweg nog een paar kangoeroes. Deze grappige beesten slagen er altijd in een glimlach op mijn gezicht te toveren.

Om de hitte van de dag van ons af te wassen, doken we het zwembad in. Ook dit water was warm. Zelfs na de douche was het buiten nog steeds meer dan dertig graden. Mijn vriend en ik kozen dan ook wijselijk voor een plekje binnen in het restaurant om te genieten van de outback barbecue. Als dat geen contradictie is! De Aziatische chef stond buiten het vlees en de vis te bakken, de groentjes stonden buiten en mijn vriend en ik zaten binnen in de koelte. :-) De barbecue was voortreffelijk. De chefkok kenden duidelijk zijn werk. Het kangoeroevlees was zelfs mals en ook de krokodil ging er vlot in. Dit alles overgoten we met een paar glaasjes Yellow schuimwijn. Een goede gewoonte die we hier hebben aangenomen.

6 november: Ubirr

In de namiddag hadden we het plan opgevat om naar Ubirr te rijden, ettelijke kilometers van Jabiru verwijderd. Ubirr is een site met aboriginal kunst van duizenden jaren oud. Het was echt prachtig en mijn vriend en ik liepen bijna helemaal alleen rond op deze site. Wat me vooral fascineerde aan deze rotstekeningen was het feit dat de kunstenaars niet alleen hun visvangst vastlegden, maar ook de ingewanden van de vissen zeer nauwkeurig weergaven. Verder waren er weer de nodige stichtelijke tekeningen op de wanden aangebracht: dat je schrik moet hebben van krokodillen bijvoorbeeld. Als dat geen wijze raad is!

Na een korte klim kregen we een prachtig uitzicht over de omringende gebieden. Langs alle kanten zagen we rookpluimen van bosbranden opstijgen en al gauw zaten we onder de roetdeeltjes die door de zonnecrème lekker bleven plakken. Ze proberen te verwijderen had geen zin, want dan kreeg je een prachtige zwarte streep. De lucht was vervuld van een doordringende brandgeur. Toch wel een beetje beangstigend. Net toen we aan de afdaling wilden beginnen hoorden we in de verte schelle stemmen: twee Hollandse meisjes. Het is een feit: Hollanders hoor je overal van ver aankomen. 😉

Na Ubirr twijfelden we tussen naar huis gaan wegens de bosbranden of een korte wandeling maken. We besloten het erop te wagen en begonnen aan de manngarre walk. Deze wandeling voerde ons door een klein gebied met regenwoudvegetatie en een gigantische kolonie vleermuizen die het duidelijk niet op mensen voorzien hadden. Piepen dat die beesten deden toen we onder de takken doorliepen, niet te doen. Ze wierpen ons boze blikken toe met hun kraaloogjes. “Hoe durven jullie onze rust te verstoren!” Ook deze plek was heilig voor de aboriginals en dan in het bijzonder voor de aboriginalvrouwen. Een gedeelte van de wandeling was zelfs verboden voor mannen. we hebben even getwijfeld of we dit verbod naast ons neer zouden leggen, maar besloten uiteindelijk de wens van de aboriginals te respecteren. Ik had dit verboden stuk natuurlijk alleen kunnen afleggen, maar wie zou mij dan komen redden als ik aangevallen werd door een boze vleermuis! 😉

De wandeling duurde niet zo lang en na een een dik half uur stonden we alweer bij de wagen, die tot onze grote opluchting ondertussen niet door vlammen verteerd was. Op weg naar huis hadden we nog twee bijna-aanvaringen met de plaatselijke fauna. Gelukkig hebben we tot nu toe nog geen dood van een australisch dier op ons geweten en blijft onze huurwagen blutsvrij. We rijden hier extra voorzichtig en kijken vooral bij zonsopgang en zonsondergang heel goed uit, want dan zijn de dieren het actiefst.

Terug in het hotel trekken we snel ons zwempak en haasten ons naar de rand van de pool om eerst het roet en het stof van ons af te spoelen en dan een heerlijke duik in het (duiken verboden, oeps) zwembad te nemen. Hoewel al onze hotels tot nu toe een zwembad hadden, is dit de eerste keer dat we onszelf te water laten en deugd dat het deed! Terwijl we ronddobberden, hoorden we overal het gekwetter van de vogels in het park. Vooral de witte kaketoes en de magpie gooses lieten zich horen. Die witte kaketoes zijn trouwens echte kuddebeesten. Als er eentje het signaal geeft, vliegen ze allemaal op en gaan ze in een ander boom zitten. De airco’s zijn voor hen de ideale manier om wat fris water te drinken en je ziet ze dan ook vaak aan de waterafvoer van de airco hangen.

‘s Avonds aten we weer in de bar van het hotel om de avond af te sluiten met een fles Yellow schuimwijn op het terras. Zalig!

6 november: Yellow Water cruise

Het begint een beetje eentonig te worden, maar vandaag waren we weer vroeg uit de veren. Omdat we de smaak van de cruises helemaal te pakken hebben, reserveerden we voor vandaag een cruise op de South Alligator River. De cruise voerde ons de rivier op die bruiste van het leven. Exotische vogels en vissen à volonté. We wisten niet waar eerst kijken en de fototoestellen klikten aan één stuk door. De bestuurder van de boot gaf zeer goede uitleg over de verschillende vogels die we onderweg te zien kregen. Wat verderop ontmoetten we onze eerste krokodil. Wisten we meteen waaraan de rivier haar naam te danken had. (Er zijn in Kakadu National Park ook nog een East en een West Crocodile River.) We waren getuige van één van de meest indrukwekkende gebeurtenissen tot nu toe. Ja, indrukwekkender dan de jumping crocs, die eigenlijk gewoon een kunstje opvoerden voor de mensen. We zagen de krokodil in zijn natuurlijke habitat een barramundi vangen en naar binnen spelen. We kregen de indrukwekkende rij tanden te zien en zagen het dier zijn vangst verorberen. Onvergetelijk. Zelfs de gids zei dat hij dit nog noot gezien had.

Na dit schouwspel voeren we werden. We zagen nog vele krokodillen en vogels in alle soorten en maten: een jaribu, een lelielopertje met voeten die groter waren dan zijn lijf, ibissen, arenden, magpie gooses, een king fisher (een prachtig blauw met oranje vogeltje) en eenden, massa’s eenden. De oevers van het flood plain zagen zwart van de vogels. Ik kan hier nog uitgebreid over uitweiden. Maar dit is iets wat je echt zelf gezien moet hebben. Foto’s zijn maar een flauwe afspiegeling van de ervaring zelf. Alweer een hoogtepunt op deze reis.

Van al dat vogeltjes kijken, hadden we honger gekregen. In onze reisgids stond dat we niet al te ver van een klein stadje waren, Jabiru (genaamd naar de vogel). Volgens onze reisgids waren daar enkele restaurants en als onze gids dat schrijft, dan geloven wij dat. We reden naar het centrum van Jabiru dat uit welgeteld één cirkelvormige straat en wat dwarsstraten bestond. Doods is een goeie omschrijving. Restaurants waren er nergens te vinden. Naar een hotel gereden dan maar. Daar was het restaurant ‘s middags gesloten, maar de vriendelijke juffrouw aan de receptie verwees ons door naar een concurrerend hotel waar men wel een lunch aanbood. Wij repten ons met hongerige magen naar de Holiday Inn. We vleiden onze bezwete lijven op de poepchique stoelen en bestelden ons eten. Naast ons waren er nog een drietal andere koppels aanwezig in het restaurant. We konden dus in alle rust genieten van onze pasta met kip. 😉

5 november: Kakadu National Park

We zetten onze tocht verder naar ons hotel in Kakadu National Park. Bij het inchecken stond in de receptie de tv op: Obama hield zijn overwinningsspeech. Ik ben erg gelukkig dat mijn favoriete kandidaat het gehaald heeft. Ik hoop alleen dat hij genoeg tijd zal krijgen om de verandering te realiseren die hij belooft heeft. Het zal alleszins niet gemakkelijk zijn, omdat hij moet verderbouwen op de situatie die zijn voorganger heeft nagelaten. Obama heeft het vertrouwen van het Amerikaanse volk gekregen, laat hij hen alstublieft niet teleurstellen. Maar ik geloof erin. De eerste zwarte (nuja, half zwart) president van Amerika is een feit. Alles is mogelijk.

Alweer een ander bed om in te slapen. De kamer viel ditmaal wat tegen: klein, een wat bedompt geurtje en de spiegel heeft duidelijk last van het vocht. Bovendien bleek het kraantjeswater niet drinkbaar en moesten we (omdat we supervoorzichtig zijn) onze tanden met flessenwater poetsen. We dropten onze bagage af en trokken alweer verder. Eerste stop: het Bowali Visitors Centre, een centrum met displays opgesteld door de aboriginals om meer uitleg te geven over hun land en cultuur. Mijn vriend en ik waren niet echt onder de indruk. Ik meen dat de situatie van de aboriginals in deze cultuurcentra wat rooskleuriger wordt voorgesteld dan ze in werkelijkheid is en zou liever wat vernemen over de problemen waarmee deze mensen te kampen hebben. Daarover wordt echter in alle talen gezwegen. Deze centra zouden je een beter inzicht moeten geven in hun cultuur en levenswijze, maar de opstellingen zijn vooral gericht op kinderen. Het wordt allemaal wat te simpel voorgesteld en wat we te zien krijgen, is volgens mij zwaar gefilterd.

We reden verder richting Nourlangie Rock, een rotsige heuvel die vroeger deel uitmaakte van het Arnhem massief, maar door erosie daarvan gescheiden raakte. We trokken onze wandelsandalen aan voor een tocht van twee uur. De tocht was erg mooi en bracht ons langs vroegere schuilplaatsen van de aboriginals waarvan de muren vol met rotskunst stonden. De kunst die we hier te zien kregen, is veel mooier dan de kunst bij Ayers Rock. De mooi gedetailleerde tekeningen verbeelden verhalen die generaties lang werden overgeleverd. We stonden op plaatsen waar duizenden jaren geleden al mensen woonden. De wandeling was redelijk vermoeiend vooral door de hitte. We sleurden veel water mee zodat we zeker niet uitgedroogd zouden geraken en onze ruggen plakten van het zweet.

Na de kunst bij Nourlangie bewonderd te hebben, begonnen we aan de nawurlandja lookout walk, een wandeling die ons naar de top van een kleine stenen heuvel voerde, vanwaar we een prachtig uitzicht hadden op Nourlangie Rock. Het prachtige uitzicht deed ons de steile klim snel vergeten. Vanaf de top van het heuveltje zagen we ook de eerste rookpluimen naar boven stijgen. Bosbranden! De avond viel en de schemering hing al in de lucht, toch liepen we, na weer afgedaald te zijn, nog snel naar de Anbangbang Billabong. Een billabong is een soort waterplas waar het hele jaar door water in staat. Een belangrijke plaats voor het dierlijke leven. Het niveau van het water in de billabong bleek echter heel laag te zijn en de vliegen zetten hun avondlijke aanval in. We keerden snel terug naar de wagen, want we hadden nog een rit van meer dan een uur voor de boeg om terug in ons hotel te geraken. De afstanden in Australië zijn gigantisch en dagelijks zitten we verschillende uren in de auto. Niet zo leuk, maar je kan niet anders als je een stuk van dit onmetelijke land wil zien.

Op weg naar het hotel werden we getrakteerd op de meest spectaculaire zonsondergang tot nu toe. De hemel leek in vuur en vlam te staan. Een weerspiegeling van het vuur in de bush? Anyway: Ayers Rock kon er niet aan tippen. Mijn avondmaal bestond uit een heel lekkere kangoeroe filet. Taai? Niets van te merken. De kok in de keuken was duidelijk geen amateur. We sloten de avond af met een glaasje pink schuimwijn voor mij en een biertje voor mijn vriend. We waren doodop, maar erg tevreden.

4 november: Vertrek uit Alice Springs en vlucht naar Darwin

Een bijzonder slechte nacht in ons bed in Alice Springs. Te warm, te veel lawaai, slecht bed. We pakten onze koffers bijeen en gingen naar de receptie om uit te checken. Scary moment van de dag: de VISA-kaart van mijn vriendje werd declined. Niet zo leuk. We hadden tot nu toe alles probleemloos met de VISA-kaart betaald en hadden dus niet voldoende geld bij om cash te betalen. Geprobeerd met twee maestrokaarten: ook declined. Op zo’n moment voel je je een echte schooier. De mevrouw aan de receptie stelde ons gerust: ze hadden die ochtend problemen met hun betaalsysteem gehad. Ze zou later nog eens proberen het verschuldigde bedrag van de rekening te halen (wat hier niet zal lukken zonder pincode, maar daar zwegen we wijselijk over).

We waren er toch niet echt gerust in. Op naar het tankstation om de huurwagen vol te tanken en daar nog eens geprobeerd om met credit card te betalen: weer mislukt. Gelukkig hadden we nog net genoeg cash geld om de brandstof te betalen. Met een paar Australische dollars en nutteloze euro’s op zak reden we terug naar het vliegveld waar we eerst onze huurwagen afleverden. Het was werkelijk mijn vriend zijn dagje niet, want bij het passeren van de security was hij de gelukkige die uit de rij gepikt werd voor een explosievencontrole. De veiligheidsbeambte zei het op zo’n manier dat het klonk alsof mijn vriend de lotto gewonnen had. “Congratulations, you’ve been selected for an extra security check.” Blijkbaar bleek mijn vriend nergens explosieven verstopt te hebben en mochten we zonder verder oponthoud doorlopen. Oef.

Tijdens het wachten op ons vliegtuig ontdekten we dat we gratis konden surfen. Hoera! Snel wat foto’s uploaden en dan het vliegtuig op. We bespraken wat we konden doen aan onze geldproblemen. Het was gelukt om cash geld af te halen op het vliegveld, maar hotels en wagenverhuurbedrijven vragen een credit card als waarborg. Blijkbaar blokkeren die bedrijven een bedrag als waarborg en doordat we nogal veel hotels aangedaan hadden, was waarschijnlijk de limiet overschreden. Mijn vriend zou, zodra de banken in België open gingen, bellen om te vragen de limiet (die op het minimumbedrag stond ingesteld) te verhogen. No worries, mate!

Voor de tweede keer zaten we in het vliegtuig aan een emergency exit. Blijkbaar zitten mijn vriend en ik net in een geschikte leeftijdscategorie om daar geplaatst te worden. Braaf lazen we nogmaals de veiligheidsinstructies terwijl we hoopten dat we ze niet nodig zouden hebben. Twee uur later stonden we in Darwin.

Update: Limiet van de credit card werd telefonisch verhoogd. Goeie service daar bij ING.

3 november: Kata Tjuta en de rit terug naar Alice Springs

Alweer uit de veren om zes uur. We wilden beslist die Valley of the Winds wandeling doen in Kata Tjuta, aangezien de climb naar de top van Ayers Rock nog altijd gesloten was. We hadden ons goed ingesmeerd met zonnecrème want de brandende zon van de dag ervoor had voor een paar rode plekken op ons witte velletje gezorgd. De zon bleef echter wat treuzelen achter de wolken. Iets wat we niet zo erg vonden, het maakte de wandeling draaglijker.

De Valley of the Winds wandeling is een absolute aanrader voor wandelaars met een redelijke conditie. Hier en daar was het stevig klimmen en het terrein bood veel meer afwisseling dan de monotone wandeling rond Ayers Rock. Ik heb echt genoten van deze wandeling. Prachtige vergezichten, ruw terrein, weinig collegawandelaars en zelfs één kangoeroe in het wild gespot. Respect trouwens voor de Hollander op zijn brommertje die volgens mij de wandeling twee keer zo snel afgelegd heeft als wij, in jeansbroek, zonder hoed en met zijn helm in de hand. Achteraf zagen we zijn brommertje op de parking staan: al zijn bagage vastgesnoerd op het bagagerek en daar bovenop een jerrycan met benzine en wat flessen water.

Na de schitterende wandeling was het tijd om terug te keren naar Alice Springs. Een lange rit van meer dan vijf uur. Langs de weg lagen verschillende karkassen van doodgereden kangoeroes. Gelukkig hebben wij geen dode kangoeroe op ons geweten en was de tocht lang, maar gemakkelijk, in een auto uitgerust met een zeer goed werkende airco.

We waren later dan verwacht in Alice Springs. Het internet café was ondertussen al gesloten en het draadloos Telstra netwerk in het hotel was echt onbruikbaar. Weer geen mogelijkheid om online te geraken. We waren vermoeid en hongerig van de lange tocht en besloten gemakkelijkheidshalve in ons eigen hotel te dineren. Dat bleek een goeie beslissing te zijn. Mijn barramundi was heel lekker en de linguini met zalm van mijn vriend zag er ook bijzonder smakelijk uit. We dronken een flesje rode wijn bij het eten en daarna nog enkele glazen Killawarra schuimwijn. De eerste avond dat we het er echt eens van namen.

Ons gesprek behandelde breed uiteenlopende onderwerpen zoals eerste liefjes, sex, wie de nieuwe president van de VS zou worden, de EGKS, Euratom, de EEG en daarop volgend het onstaan van de Europese Gemeenschap en het gefaalde project rond de Europese Grondwet. De Nederlanders aan het tafeltje vlakbij ons hadden blijkbaar geen interessante onderwerpen om over te spreken, want ze zaten hun ganse maaltijd overduidelijk mee te luisteren. Discreet was anders.

Na ons laatste glas werd het tijd om in bed te kruipen. Morgen Darwin!

2 november: Kata Tjuta

Na een groentetaartje voor mij en een gegratineerde pasta voor mijn vriend vertrokken we naar Kata Tjuta. Kata Tjuta betekent “vele hoofden” in de taal van de aboriginals. De Westerse naam voor deze eigenaardige rotsformatie is de Olgas. De rotsformatie ontstond zo’n 300 miljoen jaar geleden. De hoogste piek van de Olgas is tweehonderd meter hoger dan Ayers Rock. Kata Tjuta bevindt zich op vijftig minuten rijden van Ayers Rock. Na een rustige rit, enkel onderbroken door een stop bij een viewpoint waar we een eerste blik op de vele hoofden konden werpen, kwamen we aan op het heetste moment van de dag. De zon die de laatste dagen wat verstek liet gaan, was op volle sterkte en we voelden ons een beetje ontmoedigd door de verschroeiende hitte. We voelden ook de inspanning van de voorbije dagen en het slaapgebrek en opeens leek een wandeling van drie uur met als moeilijkheidsgraad “high” in de volle zon ons niet meer zo’n goed idee.

We kozen wijselijk voor een korte wandeling van een uur die als “moderate” stond aangeduid. De Tatintjawiya wandeling naar Olga Gorge bleek ontzettend goed mee te vallen, ik zou ze zelfs eerder makkelijk noemen. De wandeling voerde ons een groene kloof tussen twee pieken van Kata Tjuta in. We hoorden overal rondom ons vogels fluiten, maar helaas hielden ze zich verborgen voor ons.

Na de wandeling hielden we een snelle sanitaire stop in toiletten waarin je de productie van al je voorgangers kon zien liggen. Water is hier kostbaar, zeker op zo’n afgelegen plek en dan is een toilet met gewoon een grote bak eronder de beste, zij het niet de smakelijkste, oplossing. Enfin,’t is te merken dat ik nooit bij de scouts geweest ben. 😉

Terug in het hotel namen we een verkwikkende douche om het stof en het zweet van ons af te spoelen. Daarna reden we richting Ayers Rock voor een tweede poging om een memorabele zonsondergang mee te maken. Ditmaal waren er meer kijklustigen op post, al verschool de zon zich regelmatig achter het wolkendek. Er waren zelfs mensen die een hele picknick bij zich hadden. Na een periode van (naar mijn mening) veel te lang wachten, begon het spektakel. Nuja, spektakel. Van de overweldigende kleur rood die je vaak in folders ziet, was geen sprake. De rots verkleurde van bruinrood naar bruin naar donkerbruin. Gelukkig hing er vlak boven Ayers Rock een mooie wolk die nog enige kleurvariatie te bieden had.

Achteraf was ik een beetje teleurgesteld. Na al die lyrische taal in de foldertjes had ik zoiets van: is dit alles? Een gewone zonsondergang, niets bijzonders aan. Waarschijnlijk zal het licht in de zomer een rodere gloed hebben en dichter de foto’s die je altijd ziet benaderen. Maar toch voelde ik me een beetje bekocht. Al een geluk dat ik een boekje bij had om het wachten te veraangenamen.

Op naar het restaurant dan maar. Ditmaal waren we zo slim geweest om te reserveren in het restaurant en konden we genieten van een uitgebreid buffet. Ik denk dat ik ondertussen al een groot deel van de inheemse diersoorten geproefd heb. Krokodil is een wit, nogal taai vlees dat een beetje te droog en te hard is naar mijn goesting. Kangoeroe is ook een wat taaier vlees, maar wel heel lekker als het juist wordt klaargemaakt. Emoe heb ik alleen nog maar in gerookte versie geconsumeerd. Mijn favoriete vis is zeker de barramundi: heel lekkere witte vis die je op veel verschillende wijzen kan klaarmaken. Raar: de patatjes zien hier wit vanbinnen en niet lichtgeel zoals we dat gewoon zijn. Wat het dessert betreft, liet ik met verleiden door de cheesecake die echt zo lekker was als ze eruit zag en helemaal niet zwaar.

Ik had trouwens een heel amusant gesprek met onze ober. Hij vroeg vanwaar ik kwam (standaardvraag om een gesprek te openen) en ik antwoordde met gepaste trots: België. “Oja,” antwoordde hij, “daar spreken ze Frans en Duits, zeker?” Ikke: “Ja, en Vlaams, nu ja, Nederlands eigenlijk. Ik spreek Nederlands.” Hij: “Een vriend van mij heeft een Nederlandse moeder en die kookt verrukkelijke nasi goreng.” Ik: “Euh, is nasi goreng geen Chinees gerecht?” Hij: “Misschien heette het niet nasi goreng, maar het is een heel lekker gerecht met bananen.” Ik: “Euh.” Dus lieve lezers, hebben jullie een idee welk Nederlands gerecht met bananen deze grappige ober zou bedoelen, laat een berichtje achter in de commentaren.
(Het hele voorgaande gesprek heb ik voor het leesgemak vertaald vanuit het Engels.)

En zo eindigde alweer een dag in Australië. De tijd gaat hier veel te snel.

2 november: Cultural Centrum

Het Cultural Centrum geeft een overzicht van de cultuur en levenswijzen van de aboriginals en legt uit hoe het park bestuurd wordt. Terwijl aboriginals jarenlang als tweederangsburgers werden behandeld hebben ze in 1985 eindelijk de gronden teruggekregen die oorspronkelijk van hen waren en doet men pogingen om de cultuur te bewaren en uit te leggen aan de bezoekers. Hoewel ik dit alles zeer lovenswaardig vind, vraag ik mij af of dit geen vijgen na Pasen zijn. Heel interessant die oeroude initiatierites en ceremonies, maar we moeten daar eerlijk in zijn: de huidige generatie aboriginals loopt niet meer in een lendendoek rond en gaat niet meer op jacht met de speer. De symboliek van de muurschilderingen wordt herbruikt in de kunstwerken van de huidige generatie, maar dan nog.

Veel van de aboriginal cultuur hing samen met het harde leven in de woestijn: het bestaan als nomade, het zoeken naar water, de jacht op dieren, de kennis van eetbare planten. Het landschap is heilig voor de aboriginals en de verhalen over de tijd van de voorvaderen (dreamtime) worden slechts verteld aan leden van de stam. Kan zulk een mondelinge traditie bewaard blijven in onze huidige maatschappij? Niet-ingewijden krijgen maar stukjes en beetjes te horen van de verhalen. Zelfs de aboriginals zelf worden maar geleidelijk aan ingewijd in de geheimen van deze traditie. Er is geen schriftelijke neerslag van de traditionele vertellingen.

Ik stel me de vraag of pakweg een jonge tiener-aboriginal er nog veel boodschap aan heeft om “the old ways” aan te leren. Zou zo’n jonge kerel niet liever gebruik maken van al het moderne comfort van deze maatschappij? Luistert hij niet liever naar zijn favoriete muziek op zijn fonkelnieuwe ipod? Heeft hij er nog boodschap aan om te leren hoe je de sporen van dieren herkent en dat je nooit in water mag springen om de poel met drinkwater niet te verontreinigen? Wil zo iemand niet liever iets maken van zijn leven in plaats van vast te blijven hangen aan tradities die voor een deel achterhaald zijn. Traditie versus evolutie. Ik vind het een moeilijk vraagstuk. Misschien is mijn zienswijze ook helemaal verkeerd en ingegeven door de Westerse bril waardoor ik kijk. Misschien zijn er wel voldoende aboriginals die willen blijven verder leven op de oude manier. Ik kan alleen maar zeggen dat de aboriginals die ik tot nu toe gezien hebben vaak een uitgebluste en gelaten indruk gaven.

2 november: Uluru

Opgestaan met de hoop op beter weer. Het zag er ‘s ochtends nog stevig bewolkt uit en nu en dan viel er een druppeltje. Gelukkig goot het niet meer zoals de dag voordien. We beseften dat we de climb waarschijnlijk op onze buik konden schrijven. De top van Ayers Rock zouden we niet bereiken. Jammer, maar goed, veiligheid eerst. Al had ik soms de indruk dat men nogal snel de klim verbood met de veiligheid van de toeristen als excuus.

Uluru en Kata Tjuta Nationale park werden in 1985 in eigendom overgedragen aan de aboriginals op voorwaarde dat de Australische staat voor 99 jaar het domein in erfpacht zou krijgen. Momenteel wordt het park bestuurd door zes aboriginals en vijf blanken. Uluru is een heilige plek voor de aboriginals en, alhoewel ze de beklimming niet verbieden, hebben ze liever niet dat toeristen zich eraan wagen. In de brochures staat dat ze niet willen dat iemand verongelukt op hun heilige berg. Naar mijn gevoel, zullen ze daarom de veiligheidsrichtlijnen steeds verstrengen tot het beklimmen eerder uitzondering dan regel wordt.

Als alternatief voor de beklimming besloten we eerst de rondleiding onder begeleiding van een ranger te doen en daarna de basewalk, een stevige wandeling van een tiental kilometer rond de rots. Op weg naar de rots gaven we twee Duitse meisjes een lift. Zij wilden net als wij de basewalk doen, maar hadden geen wagen om op eigen krachten bij het startpunt te geraken. De Duitse meisjes waren net afgestudeerd aan de middelbare school en hadden nu een sabbatjaar ingelast. Een jaartje om de wereld rond te trekken. Als dat niet mooi is. Australië was hun eerste stop en daarna zouden ze nog Hawaï en California aandoen. Ik had bijna aan ze gevraagd of ze geen extra reisgezel wilden. 😉

Onze ranger was een geval apart: superzenuwachtig en bijna niet te verstaan doordat hij zo stil praatte. Het was een jonge kerel die vertelde dat hij hier nog maar drie maanden was. Hij had geen geluk met onze groep, want niemand had vragen en de reactie op zijn verhalen was eerder flauwtjes. Ik had met hem te doen en heb dan zelf maar enkele vragen gesteld. Hij vertelde ons wat over de bijzondere flora van de plek, wees struiken aan waar eetbare dadels aan groeiden, toonde een boom waarvan de aboriginals de bast gebruikten om gereedschappen mee te maken en vestigde onze aandacht op het bizongras dat geïmporteerd werd uit Zuid-Afrika en in de Australische woestijn een ideale bodem gevonden had. Elk jaar komen vrijwilligers met de hand gras uittrekken om het de wildgroei van het bizongras binnen de perken te houden. Er zijn toffere manier om je vakantie te besteden…

De ranger vertelde ons enkele legenden van de aboriginals en toonde ons de symbolen die je kon herkennen in de kriskras over elkaar gezette rotstekeningen. Sommige grotten die heel veel tekeningen bevatten, deden dienst als school voor de aboriginal jongens. Aan de hand van illustraties en verhalen werd hen uitgelegd volgens welke richtlijnen ze moesten leven. De tekeningen gebruiken een heel eigen beeldtaal die ook nu nog terug te vinden is in de kunst van de aboriginals.

Na de rondleiding begonnen we aan de basewalk. Stel je een breed verhard pad van een tiental meter voor op supervlak terrein waar gemakkelijk een auto op kan rijden, dat is het pad dat we volgden. De wandeling was een fluitje van een cent en je kon Ayers Rock langs alle kanten bewonderen. De rots ziet er van dichtbij anders uit dan ik had verwacht. Ik dacht dat de rots een grote massieve blok steen zou zijn, maar het zandsteen van de rots zit vol met gaten, spleten en vreemd gevormde grotten. Heel bijzonder. Je ziet ook duidelijk aan de zwarte verkleuringen van de rots waar het water naar beneden komt. Aan de voet van de rots zijn er twee kleine poelen die bijna altijd water bevatten (al had de ene poel voor de regenbui heel lang droog gestaan) en waar we het lustige gekwaak van kikkers konden horen.

Ik moet toegeven dat de wandeling het laatste half uur wel wat saai begon te worden. Rots, rots en nog eens rots. Het spannendste wat er gebeurde was een vervelend steentje in onze sandalen. We hadden het op den duur wel gehad.

Na de wandeling namen we een middagpauze in het cultural centrum van de aboriginals.

1 november: Aankomst in Ayers Rock (Uluru)

Het is bijna niet te geloven: toen we aankwamen in het Uluru-Kata Tjuta National Park, regende het pijpenstelen. Daar bevonden we ons dan midden in de woestijn,: het goot en ik had het ijskoud. Het weer zorgde er alvast voor dat we geen heimwee naar België konden krijgen. We reden rechtstreeks naar het visitor centre om wat brochures en informatie over het park op te halen. Jammer genoeg bleek het visitor centre vanaf 16.30u gesloten en stonden wij exact om 16.37u voor gesloten deuren. Gelukkig was er een alternatief (commercieel) centrum waar je terecht kon om rondritten en vluchten te boeken. De meneer aan de onthaalbalie beschikte over een prachtige snor en een onverstaanbaar soort Engels. Tussen het gemompel door slaagden we erin enkele woorden te ontcijferen: “You’re very lucky. You’ll see waterfalls at Uluru.” En: “The climb is closed since two weeks.” Achteraf hoorden we dat de besnorde heer in kwestie een Duitser was. (Niet dat ik hier iets mee wil zeggen. ;-))

Wij lieten ons echter niet ontmoedigen door een beetje regen en reden richting Ayers Rock (Uluru), een 348m hoge, eeuwenoude monoliet. Werkelijk een indrukwekkend schouwspel, zelfs in de regen. Rond de monoliet is een weg aangelegd met verschillende stopplaatsen (for sunrise and sunset viewing) en zijn er enkele wandelingen uitgestippeld. Wij reden rond de rots en stopten aan de Mala walk, een korte wandeling toegankelijk voor rolstoelpatiënten. Ideaal om in de regen te doen.

De heer met de snor had gelijk. We zagen het water in stroompjes langs Uluru naar beneden komen en hier en daar zagen we een watervalletje. Hoeveel toeristen kunnen zeggen dat ze Ayers Rock in de regen gezien hebben? We zagen ook tekeningen van de aboriginals in enkele grotten, maar doordat de tekeningen over mekaar geplaatst waren, viel het moeilijk te ontcijferen wat ze voorstelden. Die hards als we zijn, besloten we te blijven voor de zonsondergang. Ik kan jullie verzekeren: een zonsondergang in de regen is lang zo spectaculair niet als eentje waar de zon effectief zichtbaar is. We waren niet de enige die voor dit non-spektakel waren opgedoken, er stonden nog wat verkleumde mensen in de sunset viewing area. Maar druk kon je het niet noemen.

Teleurgesteld reden we terug naar het hotel om in te checken en onze hongerige magen te vullen. Het was ondertussen al 20.00u. Helaas was het restaurant “fully booked”. Daar stonden we dan met onze rammelende magen. Op naar het alternatief: de do-it-yourself barbecue. Het principe is simpel. Je wijst wat vlees aan dat er respectabel uitziet en haast je naar de grill waar het superheet is en je het genoegen kan ervaren je vlees zelf te bakken met kookgerei dat al door tientallen handen voor jou gegaan is. Daarna snel je naar de ongekoelde salad bar die zich net als de grill in openlucht bevindt en kies je wat groenten uit waarvan je vermoedt dat je geen diarree zal krijgen. De groentjes worden met plastieken schuifdeurtjes afgeschermd van de vliegen en andere insecten, maar hongerige voorgangers vergeten deze al eens te sluiten of laten de opscheplepels pardoes in de slaatjes vallen.

Mijn vriend en ik voelden ons niet echt op ons gemak bij het verorberen van ons stukje kip en (veel te taaie) kangoeroe. Bovendien werd onze maaltijd begeleid door een krasse knar die hits uit de jaren stilletjes bracht. De salade hebben we wijselijk tot een minimum beperkt. Het zag er echt niet hygiënisch uit. Gelukkig had ik een glaasje Killawarra schuimwijn bij de hand om mijn verdriet over de tweede niet zo geslaagde maaltijd op één dag te verdrinken.

Daarna was het al bedtijd. We waren zo uitgeput dat zelfs een bende feestvierende aussies in de bar onze slaap niet kon verstoren.