2 november: Kata Tjuta

Na een groentetaartje voor mij en een gegratineerde pasta voor mijn vriend vertrokken we naar Kata Tjuta. Kata Tjuta betekent “vele hoofden” in de taal van de aboriginals. De Westerse naam voor deze eigenaardige rotsformatie is de Olgas. De rotsformatie ontstond zo’n 300 miljoen jaar geleden. De hoogste piek van de Olgas is tweehonderd meter hoger dan Ayers Rock. Kata Tjuta bevindt zich op vijftig minuten rijden van Ayers Rock. Na een rustige rit, enkel onderbroken door een stop bij een viewpoint waar we een eerste blik op de vele hoofden konden werpen, kwamen we aan op het heetste moment van de dag. De zon die de laatste dagen wat verstek liet gaan, was op volle sterkte en we voelden ons een beetje ontmoedigd door de verschroeiende hitte. We voelden ook de inspanning van de voorbije dagen en het slaapgebrek en opeens leek een wandeling van drie uur met als moeilijkheidsgraad “high” in de volle zon ons niet meer zo’n goed idee.

We kozen wijselijk voor een korte wandeling van een uur die als “moderate” stond aangeduid. De Tatintjawiya wandeling naar Olga Gorge bleek ontzettend goed mee te vallen, ik zou ze zelfs eerder makkelijk noemen. De wandeling voerde ons een groene kloof tussen twee pieken van Kata Tjuta in. We hoorden overal rondom ons vogels fluiten, maar helaas hielden ze zich verborgen voor ons.

Na de wandeling hielden we een snelle sanitaire stop in toiletten waarin je de productie van al je voorgangers kon zien liggen. Water is hier kostbaar, zeker op zo’n afgelegen plek en dan is een toilet met gewoon een grote bak eronder de beste, zij het niet de smakelijkste, oplossing. Enfin,’t is te merken dat ik nooit bij de scouts geweest ben. 😉

Terug in het hotel namen we een verkwikkende douche om het stof en het zweet van ons af te spoelen. Daarna reden we richting Ayers Rock voor een tweede poging om een memorabele zonsondergang mee te maken. Ditmaal waren er meer kijklustigen op post, al verschool de zon zich regelmatig achter het wolkendek. Er waren zelfs mensen die een hele picknick bij zich hadden. Na een periode van (naar mijn mening) veel te lang wachten, begon het spektakel. Nuja, spektakel. Van de overweldigende kleur rood die je vaak in folders ziet, was geen sprake. De rots verkleurde van bruinrood naar bruin naar donkerbruin. Gelukkig hing er vlak boven Ayers Rock een mooie wolk die nog enige kleurvariatie te bieden had.

Achteraf was ik een beetje teleurgesteld. Na al die lyrische taal in de foldertjes had ik zoiets van: is dit alles? Een gewone zonsondergang, niets bijzonders aan. Waarschijnlijk zal het licht in de zomer een rodere gloed hebben en dichter de foto’s die je altijd ziet benaderen. Maar toch voelde ik me een beetje bekocht. Al een geluk dat ik een boekje bij had om het wachten te veraangenamen.

Op naar het restaurant dan maar. Ditmaal waren we zo slim geweest om te reserveren in het restaurant en konden we genieten van een uitgebreid buffet. Ik denk dat ik ondertussen al een groot deel van de inheemse diersoorten geproefd heb. Krokodil is een wit, nogal taai vlees dat een beetje te droog en te hard is naar mijn goesting. Kangoeroe is ook een wat taaier vlees, maar wel heel lekker als het juist wordt klaargemaakt. Emoe heb ik alleen nog maar in gerookte versie geconsumeerd. Mijn favoriete vis is zeker de barramundi: heel lekkere witte vis die je op veel verschillende wijzen kan klaarmaken. Raar: de patatjes zien hier wit vanbinnen en niet lichtgeel zoals we dat gewoon zijn. Wat het dessert betreft, liet ik met verleiden door de cheesecake die echt zo lekker was als ze eruit zag en helemaal niet zwaar.

Ik had trouwens een heel amusant gesprek met onze ober. Hij vroeg vanwaar ik kwam (standaardvraag om een gesprek te openen) en ik antwoordde met gepaste trots: België. “Oja,” antwoordde hij, “daar spreken ze Frans en Duits, zeker?” Ikke: “Ja, en Vlaams, nu ja, Nederlands eigenlijk. Ik spreek Nederlands.” Hij: “Een vriend van mij heeft een Nederlandse moeder en die kookt verrukkelijke nasi goreng.” Ik: “Euh, is nasi goreng geen Chinees gerecht?” Hij: “Misschien heette het niet nasi goreng, maar het is een heel lekker gerecht met bananen.” Ik: “Euh.” Dus lieve lezers, hebben jullie een idee welk Nederlands gerecht met bananen deze grappige ober zou bedoelen, laat een berichtje achter in de commentaren.
(Het hele voorgaande gesprek heb ik voor het leesgemak vertaald vanuit het Engels.)

En zo eindigde alweer een dag in Australië. De tijd gaat hier veel te snel.

1 november: Aankomst in Ayers Rock (Uluru)

Het is bijna niet te geloven: toen we aankwamen in het Uluru-Kata Tjuta National Park, regende het pijpenstelen. Daar bevonden we ons dan midden in de woestijn,: het goot en ik had het ijskoud. Het weer zorgde er alvast voor dat we geen heimwee naar België konden krijgen. We reden rechtstreeks naar het visitor centre om wat brochures en informatie over het park op te halen. Jammer genoeg bleek het visitor centre vanaf 16.30u gesloten en stonden wij exact om 16.37u voor gesloten deuren. Gelukkig was er een alternatief (commercieel) centrum waar je terecht kon om rondritten en vluchten te boeken. De meneer aan de onthaalbalie beschikte over een prachtige snor en een onverstaanbaar soort Engels. Tussen het gemompel door slaagden we erin enkele woorden te ontcijferen: “You’re very lucky. You’ll see waterfalls at Uluru.” En: “The climb is closed since two weeks.” Achteraf hoorden we dat de besnorde heer in kwestie een Duitser was. (Niet dat ik hier iets mee wil zeggen. ;-))

Wij lieten ons echter niet ontmoedigen door een beetje regen en reden richting Ayers Rock (Uluru), een 348m hoge, eeuwenoude monoliet. Werkelijk een indrukwekkend schouwspel, zelfs in de regen. Rond de monoliet is een weg aangelegd met verschillende stopplaatsen (for sunrise and sunset viewing) en zijn er enkele wandelingen uitgestippeld. Wij reden rond de rots en stopten aan de Mala walk, een korte wandeling toegankelijk voor rolstoelpatiënten. Ideaal om in de regen te doen.

De heer met de snor had gelijk. We zagen het water in stroompjes langs Uluru naar beneden komen en hier en daar zagen we een watervalletje. Hoeveel toeristen kunnen zeggen dat ze Ayers Rock in de regen gezien hebben? We zagen ook tekeningen van de aboriginals in enkele grotten, maar doordat de tekeningen over mekaar geplaatst waren, viel het moeilijk te ontcijferen wat ze voorstelden. Die hards als we zijn, besloten we te blijven voor de zonsondergang. Ik kan jullie verzekeren: een zonsondergang in de regen is lang zo spectaculair niet als eentje waar de zon effectief zichtbaar is. We waren niet de enige die voor dit non-spektakel waren opgedoken, er stonden nog wat verkleumde mensen in de sunset viewing area. Maar druk kon je het niet noemen.

Teleurgesteld reden we terug naar het hotel om in te checken en onze hongerige magen te vullen. Het was ondertussen al 20.00u. Helaas was het restaurant “fully booked”. Daar stonden we dan met onze rammelende magen. Op naar het alternatief: de do-it-yourself barbecue. Het principe is simpel. Je wijst wat vlees aan dat er respectabel uitziet en haast je naar de grill waar het superheet is en je het genoegen kan ervaren je vlees zelf te bakken met kookgerei dat al door tientallen handen voor jou gegaan is. Daarna snel je naar de ongekoelde salad bar die zich net als de grill in openlucht bevindt en kies je wat groenten uit waarvan je vermoedt dat je geen diarree zal krijgen. De groentjes worden met plastieken schuifdeurtjes afgeschermd van de vliegen en andere insecten, maar hongerige voorgangers vergeten deze al eens te sluiten of laten de opscheplepels pardoes in de slaatjes vallen.

Mijn vriend en ik voelden ons niet echt op ons gemak bij het verorberen van ons stukje kip en (veel te taaie) kangoeroe. Bovendien werd onze maaltijd begeleid door een krasse knar die hits uit de jaren stilletjes bracht. De salade hebben we wijselijk tot een minimum beperkt. Het zag er echt niet hygiënisch uit. Gelukkig had ik een glaasje Killawarra schuimwijn bij de hand om mijn verdriet over de tweede niet zo geslaagde maaltijd op één dag te verdrinken.

Daarna was het al bedtijd. We waren zo uitgeput dat zelfs een bende feestvierende aussies in de bar onze slaap niet kon verstoren.