1 juli 2009: Adirondack

Vroeg opgestaan en ontbeten in het hotel, want er stond een lange rit van Montreal naar Albany op het programma. We kozen ervoor de highway te vermijden en dwars door Adirondack park naar het zuiden te rijden om te genieten van het natuurschoon. Een beetje afwisseling na al die steden kon geen kwaad.

‘s Middags stopten we in het godvergeten stadje Malone om ons middagmaal te nuttigen. De dienster in Hostler’s Family restaurant dacht dat we Canadezen waren. Blijkbaar zien ze in Malone niet veel Europeanen, te oordelen aan haar verraste uitroep “ You’re Europeans?”. Kunnen ze de komende maand tegen al hun klanten zeggen: “Did you know we had Europeans in our restaurant?”

Ik bestelde een sandwich met kalkoen. Een mens zou denken dat je daar niets mis mee kan doen. Think again. Ik kreeg slap wit brood met daartussen een paar plakjes kalkoen dat dreef in een plas smaakloze lichtgele saus die vaag iets weg had van sause Hollandaise. Het trok op niks en ik liet het merendeel dan ook staan.

We lieten Malone achter ons en reden verder naar het Visitor Interpretive Center van Adirondack park in Paul Smiths. We waren van plan om enkele trails te wandelen in het prachtige natuurpark. In het Visitor Center kregen we van de vriendelijke meneer aan het onthaal een plannetje van de wandelroutes. We vroegen hem of er soms regen verwacht werd, want onderweg hadden we de lucht donkerder zien worden. Hij keek live op de radar en zei dat het waarschijnlijk zou meevallen. Misschien een paar kleine regenbuitjes, want er waren wat kleine wolkjes te zien op de radar. Voor de zekerheid namen we toch maar onze paraplu mee. Ervan uitgaand dat wie een paraplu meeneemt, hem meestal niet nodig heeft.

Het eerste kwartier van de wandeling was erg aangenaam. We zagen een reiger, keken uit over moerasgrond en genoten van het gekwaak van de kikkers en het gefluit van de vogels. Iets minder leuk was de interesse die de muggen voor ons hadden. Er waren niet veel wandelaars in het park, dus zochten ze massaal onze armen en benen op.

Na een kwartier begon het lichtjes te druppelen. We lieten ons door die paar druppels niet van de wijs brengen en wandelden verder tot aan de Shingle Mill Falls. Daar zagen we onze tweede reiger. Ik was net volop bezig met het dier te vereeuwigen toen de hemelsluizen opengezet werden. Het regende niet, het goot, het gutste, het was een regelrechte wolkbreuk. We openden onze paraplu’s en hoopten dat de bui snel zou over waaien. Deze hoop bleek tevergeefs te zijn. De regen gutste uit de hemel en noodzaakte ons een schuilplaats te zoeken in een houten hut langs het trail.

We wachtten en wachtten tot de regen zou minderen. Toen dit niet gebeurde, stapten we met onze paraplu’s en doorweekte kleren de regen in en beten we door tot het Visitor Center opnieuw in zicht was. Mijn benen hingen tot aan mijn knieën vol met modder, mijn sandalen waren doorweekt en mijn kleedje was er niet veel beter aan toe. Gelukkig was het rond de vijfentwintig graden waardoor het niet koud was. Na ons een beetje gefatsoeneerd te hebben in de toiletten, kropen we met onze bemodderde schoenen in de auto. De andere trails die we nog wilden doen, lieten we wijselijk voor wat ze waren.

De rest van de rit reden we door de mooiste landschappen van de ganse reis: groene, glooiende bossen met veel meren en vijvers. Prachtig. We stopten onderweg om de benen even te strekken en, jawel, een cheesecake te eten. Jammer dat we te laat waren, want je kon er voor maar 70 dollar met drie personen een vlucht met een klein watervliegtuigje over het meer maken. Dat had ik dolgraag eens gedaan.

Onderweg kwamen we nog een hert tegen dat langs de kant van de weg naar de auto’s stond te kijken (of zo leek het toch). We maakten een U-turn en waren nog net op tijd om enkele foto’s van haar hoog in de lucht stekende, wegsnellende staartje te maken.

Na een lange dag in de auto zitten, kwamen we rond half negen in het Holiday Inn hotel in Albany aan. Het was nog steeds wolkbreukweer, dus veel zin om de omgeving te verkennen hadden we niet. We hadden trouwens een berg vuile was die nog verwerkt moest worden. Gelukkig had dit hotel wel een laundry room. We bestelden take-away Thai, terwijl we de was- en droogmachines aan het werk zetten. Met z’n drietjes op het bed voor de tv met plastic bestek Thai food eten. Het had wel iets.

Dinsdag 30 juni: Montreal

In Montreal sliepen we in het Intercontinental hotel. We hebben al gemerkt dat hoe chiquer het hotel is, hoe duurder de extra’s zijn. Zo waren we ervan uitgegaan dat we net als in Australië makkelijk onze was in één van de hotels onderweg zouden kunnen doen. Viel dat tegen. De meeste hotels hadden geen laundry room, enkel een laundry service waarbij je per stuk wasgoed een vaste prijs moest betalen. 4,5 Canadian dollar per stuk ondergoed, vonden we er toch een beetje over. De goedkopere hotels beschikten bovendien allemaal over gratis internet, terwijl je in de duurdere hotels daar per dag voor moest bijbetalen. Ook het ontbijt was bij de goedkopere hotels in de prijs inbegrepen. Dat je je ontbijt op plastieken bordjes en met plastieken bestek moest verorberen, nam je er dan maar bij.

Het weerbericht ‘s ochtends was onheilspellend. Alle weerberichten waren het roerend met elkaar eens: vandaag stonden ons heavy rainshowers te wachten. Dit weerhield ons er niet van om toch te proberen de wandeling te maken die in de toeristische gids van vriend H stond. We wapenden ons met onze paraplu’s en trokken het oude centrum van Montreal in.

Onze eerste halte was de bank van Montreal. Een klein museum in het indrukwekkende gebouw gaf meer uitleg over de geschiedenis van de bank. Daarna bewonderden we de Basilique Notre Dame, waar we een kleine rondleiding kregen. Het neogotische interieur van de kerk is werkelijk overweldigend. De architect van de Basilique was een protestant die zich tot het katholicisme bekeerde om onder zijn meesterwerk te kunnen begraven worden.

We wandelden verder langs het justitiepaleis en het stadhuis tot Château Ramezay. Het kasteel dateerde uit 1705 en was nu een museum waar je meer te weten kwam over de ontstaansgeschiedenis van Montreal en Canada. Canada was oorspronkelijk een Frans overzees gebied, tot de Britten er zich mee kwamen moeien. In 1763 werd in het Verdrag van Parijs Frans Canada aan Engeland overgedragen.

Wat heel erg opvalt als je met de inwoners van Montreal praat, is hun bijna perfecte tweetaligheid. Vaak kregen we de vraag welke taal we verkozen, Engels of Frans. Moeiteloos werd er geschakeld tussen deze twee talen. Daar kunnen de winkelbedienden in Brussel nog iets van leren. Ik probeerde de kans te grijpen om mijn Frans nog eens van stal te halen, maar blijkbaar verstond men mij niet altijd. Het Canadese Frans klinkt behoorlijk anders dan het Frans dat in Frankrijk gesproken word. Er ligt een soort dik Engels accent over. Een gids vertelde ons dat bij een bezoek aan Louvain-la-Neuve in België zijn Canadees Frans heel slecht begrepen werd. Jammer eigenlijk, dezelfde taal spreken, maar toch moeilijkheden hebben om mekaar te verstaan.

Na ons bezoek aan Château Ramezay, lasten we een drankpauze in. La maison Pierre du Calvet was een geschikte plek om even bij te tanken. Dit historische huis bood nu onderdak aan een restaurant en hostellerie. In de serre zaten papegaaien in grote kooien. We zetten ons in de zetels op de lieflijke binnenplaats en dronken een cranberry juice.

Volgende halte: Chapelle Notre-Dame-de-Bon-Secours en het bijhorende Musée Marguerite-Bourgeoys. De kapel wordt ook de kerk van de zeelieden genoemd omdat zeelieden hier vroeger kwamen bidden voor een behouden vaart. Van het dak van de kapel hangen lampen in de vorm van bootjes die dit illustreren. De kapel is ook een bedevaartsoort waar enerzijds de Maagd Maria wordt aanbeden en anderzijds stichtster Marguerite Bourgeoys. In een nis bij het altaar staat een zogezegd miraculeus beeldje van de Maagd Maria. Het kleine houten beeldje was het enige wat ongeschonden de brand in de kapel overleefde.

In de crypte onder de kapel zijn de fundamenten van de eerste afgebrande kapel te bezichtigen. Maar daar houdt het niet bij op. Archeologen vonden op dezelfde plaats ook een vuurput van de native people terug die waarschijnlijk dateert van 400 voor Christus. Het was echt bijzonder om op zo’n plek van historisch belang te staan en met eigen ogen de overblijfselen van vroeger tijden te kunnen zien. Na de crypte klommen we tot in de klokkentoren om te genieten van het uitzicht over Montreal.

We wandelden verder door de Marché Bonsecours, een overdekte markt in een bijzonder mooi gebouw dat vroeger het parlement van het verenigde Canada was en later het stadhuis. Tijd voor een nieuwe pauze, want ondertussen was het al vier uur in de namiddag. Volgens onze reisgids zou de wandeling die we volgden, twee uur duren. We waren al onderweg vanaf half elf ‘s ochtends…

Place Jacques Cartier leek een ideale plek om even uit te rusten. Het grote plein bood een ruime keuze aan restaurants en cafés. Op het plein zelf stonden kraampjes met souvenirs en straatartiesten maakten portretten en karikaturen. Het deed me vaag aan Montmartre denken. De sfeer in Montreal was ook heel anders dan in Toronto. De Franse invloed vond ik duidelijk merkbaar en je moest overal langer op je eten wachten. 😉

Onze reisgids raadde ons Le Jardin Nelson aan. We kregen een tafeltje op de gezellige binnenplaats en werden erg vriendelijk bediend. Ik koos als vieruurtje een pannenkoek met warme appeltjes en maple sirop (een mens kan toch niet naar Canada gaan zonder maple sirop te proberen), vriend H koos pudding met maple sirop en mijn vriend nam een pizza, een atypisch vieruurtje. 😉 We bestelden een karaf sangria en genoten van het mooie weer. De rainshowers waren nog altijd nergens te bekennen.

Tijdens de wandeling was er een hele discussie ontstaan over de zin en onzin van het dragen van een t-shirt onder een hemd. Vriend H, goed voorzien op het vlak van borsthaar, meende dat mannen die geen t-shirt onder hun hemd droegen macho waren en dat de meeste mannen een t-shirt droegen. Mijn vriend en ik hielden er een andere mening op na. ‘t Is toch niet omdat het bovenste knopje van je hemd open staat dat je een macho bent? De discussie draaide erop uit dat we onderweg elke man met een hemd bestudeerden om na te gaan of hij al dan niet een t-shirt onder zijn hemd droeg. Volgens mij waren de t-shirtlozen in de meerderheid.

Ondertussen was het al vijf uur, maar we wilden toch nog graag het Museum of Archeology and History bezoeken, omdat op deze plek de eerste nederzetting Ville-Marie in 1642 ontstond. Het museum sloot om zes uur. We zouden ons moeten haasten. Het gloednieuwe museum is bovenop archeologische opgravingen van de eerste nederzetting gebouwd. Er werden op deze plek talloze interessante vondsten gedaan. In de kelder van het museum waren de opgravingen te bekijken. Met behulp van multimediale presentaties werd de sfeer van de eerste kolonisten opgeroepen.

Na dit museum was ons verzadigingspunt bereikt. We rustten uit op een bankje aan de oevers van St. Lawrence river. In totaal hadden we acht uur gedaan over een wandeling van twee uur. Ik vermoed dat de reisgids de museumbezoeken niet meegeteld heeft. 😉

Ons avondmaal aten we bij Gandhi, een Indisch restaurant waar ze gratis wifi hadden. Hoera!

Maandag 29 juni: Vertrek uit Toronto, Fort Henry, Kingston en aankomst in Montreal

Na een uitgebreid ontbijt in het hotel, pakten we onze koffers en maakten we ons klaar om Toronto te verlaten. Voor ons vertrek wilden we nog snel een bezoek brengen aan de City Hall, vlakbij ons hotel. Aan de ingang werden we echter de weg versperd door stakende gemeente-ambtenaren, die slechts druppelsgewijs mensen het gebouw binnen lieten. We informeerden bij één van de wachtende in de rij of het gemeentehuis van binnen de moeite was. De vriendelijke meneer klonk niet echt enthousiast. We namen wat foto’s van de gezellig van het zonnetje genietende stakers en vertrokken richting Montreal.

Onderweg stopten we nog even aan St Lawrence Market. Jammer genoeg was op maandag de overdekte markt gesloten en konden we niet veel meer doen dan de niet zo indrukwekkende buitenkant bewonderen en eens door de ramen naar binnen gluren. Op naar Montreal.

De rit van Toronto naar Montreal zou zo’n vijf uur en veertig minuten duren. Een lange tijd om in de wagen te zitten. We planden onze tocht zo dat we ergens halverwege een oud fort zouden bezoeken dat door de Unesco als werelderfgoed erkend was. Tijdens onze rit naar Fort Henry werden de hemelsluizen weer opengezet, maar toen we aankwamen was de hemel opgeklaard en scheen het zonnetje behoorlijk fel.

Fort Henry is een oud Canadees fort dat gebouwd werd om Canada en de waterwegen te beschermen tegen eventuele Amerikaanse invallen. Het fort is echter nooit aangevallen geweest waardoor het nog in perfecte staat verkeerde. We kregen een rondleiding in het fort van een jongeling uitgedost in soldatenplunje daterende uit de tijd dat het fort nog in gebruik was. Even was er wat verwarring onder ons gezelschap omdat hij tijdens zijn verhaal verschillende keren naar zichzelf verwees met de woorden “a soldier like me”. Mijn vriend dacht dat hij een echt soldaat was, ik was van het tegenovergestelde overtuigd. Ik ben het dan maar gaan vragen en natuurlijk had ik gelijk. En zo heb ik, dankzij mijn vriend, waarschijnlijk bij die gids zijn vooroordelen over blondines bevestigd.

Tijdens de rondleiding kregen we een goed zich op het verschil tussen officieren en gewone soldaten. Officieren waren meestal welgestelde jongelingen die hun positie kochten. Ze kregen mooie vertrekken met prachtig meubilair en konden zich allerlei privileges veroorloven. Als je een gewone soldaat was, had je geen enkele privacy. Je deelde je vertrekken met de andere soldaten en zelfs de koffer voor je weinige persoonlijke bezittingen, mocht je niet op slot doen. Na veertien jaar gediend te hebben, mocht je huwen en dan samen met je vrouw en kroost naar een ander vertrek verhuizen. In één vertrek huisden een viertal families, slechts van elkaar gescheiden door een gordijn.

In het fort liepen allerlei verklede figuren rond. Om vier uur werd er zelfs een heuse parade georganiseerd. Met trommels en fluiten marcheerden de nepsoldaten voor de nepcommandant van het fort. Heel leuk: de mascotte van het fort was er ook bij. Een spierwitte geit waarmee alle toeristen op de foto konden. 😉 Het fort heeft bovendien een mooi uitzicht op het stadje Kingston, aan de andere kant van de rivier.

We bleven langer in het Fort dan verwacht. Ondertussen was het al vier uur geworden en begonnen onze magen hevig te protesteren. We besloten dan maar een niet voorziene stop in te lassen. Kingston, dat gezellig lag te blinken in de zon, zag er bijzonder gastvrij uit. We vonden een gezellig binnentuintje bij het restaurant Chez Piggy. De naam alleen al was genoeg reden om er een plekje onder de parasol te zoeken.

Ik bestelde een caipirinha (mijn vertrouwen in de Canadese cocktails is nog niet beschadigd geweest) en een cheesecake. Lekker decadent. Mijn vriend had iets gekozen waarvan hij dacht dat het zachte gevulde tortilla’s waren, maar het bleken van die harde tacochips met een soort dipsaus met kip te zijn. Gelukkig smaakte het wel lekker. Mijn cheesecake was alleszins dik in orde en de caipirinha viel zo in de smaak dat ik er een tweede bestelde.

Kingston bleek een gezellig en mooi stadje te zijn. Jammer dat we geen tijd hadden om er langer te blijven rondhangen. We betaalden de rekening en keerden terug naar onze huurwagen.
Op weg naar Montreal viel het op dat niemand van onze medeweggebruikers zich aan de (strenge) snelheidslimieten hield. When in Rome…

Traditiegetrouw waren we veel later dan gepland in Montreal. Alwaar tot ons verdriet de regen ons opnieuw ingehaald had. We hadden die dag nog niet veel gegeten, dus zochten we snel een restaurantje op in de buurt van ons hotel. Veel was er niet meer open na tien uur ‘s avonds, maar gelukkig vonden we een paar straten verder Boris Bistro. Ik at een risotto die heerlijk smaakte, maar ‘s nachts serieus op mijn maag lag. Laat eten, niet gezond.

Zondag 28 juni: Toronto

We stonden op en het eerste wat we zagen was regen, stortregen. De weergoden die ons tot nu toe zo welgezind waren, hadden ons in de steek gelaten. We ontbeten in het hotel. Het buffet was zo overdadig dat we er meteen een brunch van maakten. Regenweer is beslist bevorderlijk voor de eetlust ofwel hadden we niet veel zin om door de regen te wandelen). We wapenden ons tegen de regen met regenjasjes (vriend H) en paraplu’s (ikzelf met de geleende paraplu van vriend H en mijn vriend met onze eigen paraplu).

We besloten een dagkaart voor het openbaar vervoer te kopen om zoveel mogelijk droog te reizen. Aan het metrostation bleek echter dat credit cards niet geaccepteerd werden. Dan maar op zoek naar een bank om Canadian dollars af te halen. Onderweg naar de bank kwamen we langs een historisch huis waarover niets in onze gids stond. We lieten ons verleiden door het grote doek “OPEN” aan de voordeur en gingen Campbell House binnen.

Dat bleek een goeie beslissing te zijn. Campbell House was één van de weinige overgebleven historische huizen uit de tijd dat Toronto nog York heette. We kregen met z’n drieën een privérondleiding door het huis. Campbell House stond oorspronkelijk op een andere plaats. Toen de firma die het huis in eigendom had, het wilde afbreken om er een parkeerplaats te bouwen, besloot een advocatenvereniging het huis te redden. Het huis werd van zijn fundamenten gelicht en in zijn geheel verplaatst naar een andere plaats. De foto’s van die operatie waren behoorlijk indrukwekkend.

Het interieur vertoonde gelijkenissen met de villa’s die we in de omgeving van Baton Rouge zagen. Het huis was heringericht met meubilair dat uit de juiste periode stamde. De ramen hadden nog al het oorspronkelijke glas. We zagen antieke keukengereedschappen en werden er nogmaals op gewezen dat ijs een kostbaar goed was in de tijd voor de diepvriezer uitgevonden werd.

Het regende nog steeds toen we Campbell House verlieten. We kochten onze dagpassen voor het openbaar vervoer en namen de metro naar Casa Loma. Casa Loma was het ultieme droomhuis van de steenrijke exentriekeling Pallet. Pallet had zijn fortuin verdiend op de beurs en was door enkele goede investeringen de rijkste man van Canada geworden. Hij en zijn vrouw kochten een stuk heuvel in de buitenwijken van Toronto voor de bouw van hun droomhuis.

Casa Loma is zo groot dat we er een ganse namiddag in zoet waren. We liepen van kamer naar kamer en bewonderden de prachtige met houtsnijwerk versierde bibliotheek, de schitterende slaapkamers en de marmeren badkamers. de vreemde torentjes van het bouwwerk en de prachtig in eer herstelde tuin. Het geheel was een eclectische mengeling van stijlen uit verschillende periodes. Ook indrukwekkend was de tunnel naar de stallen die onder de straat doorliep. Pallet was een paardenliefhebber en had verscheidene prijsbeesten in huis. De namen van de paarden stonden in gouden letters boven de stallen.

Het lot bleef Pallet echter niet goed gezind, waardoor hij zijn ganse fortuin verloor en genoodzaakt was al de inboedel van zijn huis te verkopen. Van grote rijkdom verviel hij naar grote armoede. Op termijn was hij zelfs verplicht zijn geliefde huis zwaar onder de prijs te verkopen aan de stad Toronto, wegens achterstallige belastingen.

Terwijl we in het huis waren, vond er een fotoshoot plaats met een pasgetrouwd Indisch koppel dat vergezeld was van maar liefst 6 volwassen bruidsmeisjes en -jongens. Allemaal in identieke outfits. De heren met een roos in het knoopsgat in dezelfde kleur als de jurken van de bruidsmeisjes. En maar poseren voor de foto’s. De bruid en bruidegom werden ook gefilmd en moesten verschillende keren romantisch door de bibliotheek naar de cameraman lopen. De bruidegom zag eruit alsof hij de boel al lang beu was.

Casa Loma is een architecturale curiositeit, maar wel een aanrader. Vanuit de toren van het huis heb je een mooi uitzicht op Toronto. Dit mooi gerestaureerde overblijfsel van vroeger tijden moet je zeker bezoeken als je in Toronto bent.

Na ons bezoek aan Casa Loma had de zon de regenwolken verdreven. We namen de metro terug naar het centrum en bezochten St. James Cathedral. Een mooie kathedraal, maar er hing binnen een onfris reukje. Ondertussen was het avond geworden en onze magen hadden de brunch volledig verteerd. We besloten ons geluk te wagen en te hopen dat er nog een plaatsje vrij was in restaurant 360, boven in de CN tower. De zon scheen, dus een mooi uitzicht was gegarandeerd.

Ons bezoek aan restaurant 360 was een groot succes. Niet alleen was er een plaatsje vrij voor ons drieën, we mochten als klanten van het restaurant alle wachtrijen aan de liften voorbijsteken. Het restaurant draaide om zijn as waardoor we een steeds wisselend uitzicht hadden op Toronto en Lake Ontario. We besloten een beetje zot te doen en de driegangenmenu van 55 dollar te nemen en meteen een flesje Canadese wijn erbij te bestellen.

Het was fantastisch om de stad aan onze voeten te zien liggen en van onze heerlijke maaltijd te genieten. Wat ik erg apprecieer aan vriend H is dat hij een goede discussie nooit uit de weg gaat. We hebben altijd onderwerpen genoeg om over te praten. Sinds we met z’n drieën op roadtrip zijn, hebben we de gewoonte aangenomen om nota’s te nemen met de gsm zodat we punten van discussie later op wikipedia kunnen opzoeken. Jammer dat niet elke plek ter wereld uitgerust is met wireless netwerk. 😉

Na de overvloedige maaltijd bezochten we het observation deck en de glazen vloer van de CN tower. Gratis toegankelijk voor klanten van het restaurant 360. De CN tower is, de antenne inbegrepen, 553 meter hoog. Oorspronkelijk was het niet de bedoeling om van deze reusachtige zendmast een toeristisch attractie te maken, maar ik ben blij dat ze dat wel gedaan hebben. De ondergaande zon zorgde voor een schitterend schouwspel. De glazen vloer vond ik een beetje akelig. Verstandelijk weet je perfect dat die vloer berekend is om 14 nijlpaarden te dragen, maar het blijft raar om met je voeten op het glas te staan en loodrecht naar beneden te kijken, de diepte in.

Terug op de begane grond kochten we ons tweede souvenir van de reis: een CN tower paraplu.Want iedereen weet dat de beste manier om ervoor te zorgen dat het stopt met regenen, het kopen van een paraplu is.

Zaterdag 27 juni: Niagara Falls

Wat tijd verloren met ontbijten (mijn eggs benedict waren voortreffelijk) en internetten. Rond een uur of elf vertrokken we vanuit Hamilton richting Niagara Falls. We waren er redelijk snel en genoten van de overweldigende schoonheid van het donderende water. Het weer zat nog steeds mee. De zonnecrème heeft al goed dienst gedaan.

We kochten een kaartje voor de Journey behind the falls en eentje voor de Maid of the Mist. Voordat we ons echter overgaven aan al dat natuurgeweld, aten we een snelle hap op het pleintje vlakbij de American Falls. Sushi uit een plastic doosje als lunch. En het smaakte.

De Journey behind the falls bracht ons in een tunnel onder de waterval. De tunnel had twee dwarstunnels die tot vlak aan het donderende water liepen. Veel meer dan een witte mist viel er echter niet te zien. De platformen vlakbij de Horseshoe Falls waren dan leuker. En iedereen kreeg een grappig geel plastic jasje om zich te beschermen tegen het opspattende water. Heel fotogeniek allemaal.

Daarna wandelden we terug naar de aanlegsteiger van de Maid of the Mist. Bij de Maid of the Mist kregen we een blauw plastic jasje en werden we samen met de andere toeristen als een kudde vee de boot opgejaagd. Ik overdrijf. Er was plaats genoeg voor iedereen We voeren voorbij de American Falls en wuifden naar de toeristen aan de andere kant van de grens. Persoonlijk denk ik dat het Canadese gedeelte van de Falls het mooiste is, omdat je aan deze kant het beste zicht hebt op de schoonheid van de Falls.

Onze boot voer tot vlakbij de Horseshoe Falls. De mist van het opspattende water maakte dat we de blauwe plastic jasjes goed konden gebruiken. Vroeger schoven de Niagara Falls door de erosie veroorzaakt door de kracht van het water 3m per jaar op. Door het plaatsen van een waterkrachtcentrale waardoor het debiet van de rivier geregeld kan worden, is de erosie teruggebracht tot 3 cm per jaar. Overdag stroomt er in vergelijking met vroeger nog de helft van het water over de Falls. ‘s Nachts slechts één derde.

De enige persoon die ooit levend, zonder bescherming over de falls geraakt is, is een jongetje dat slachtoffer was van een bootongeluk. Hij heeft de val naar beneden overleefd terwijl hij enkel een zwemvest droeg. Gekken genoeg die het op andere manier geprobeerd hebben. In houten vaten of vreemsoortige capsules. Velen bekoopten deze dolle rit met hun leven. Eén mevrouw had zich in een houten vat opgesloten samen met een hond. Ze stierf door verstikking terwijl haar ton bleef ronddraaien in de Whirlpool, omdat de hond het enige luchtgat had afgedekt met zijn neus. De hond overleefde.

De Niagara Falls zijn een bezoek zeker waard. Bereid je wel voor op een soort pretparkgevoel met de bijhorende lange wachtrijen. De Falls zijn hypertoeristisch. Je kan er overal ijsjes kopen, souvenirs kopen, iets drinken of iets eten. Iedereen wil op de boot, iedereen wil een foto met de falls op de achtergrond. Het ziet er op een mooie dag zwart van het volk. Sommige straten zijn omgebouwd tot kermisattracties en er is zelfs een casino. Mooi kan je het stadje aan de Falls zeker niet noemen.

Stroomafwaarts van de Falls zijn er machtige stroomversnellingen. Via de White Water Walk daal je af naar het niveau van de rivier en zie je het bruisende water voorbij snellen. Ook deze plek trok waaghalzen van overal ter wereld aan. Mensen die het nodig vonden om hun evenwichtskunsten te demonstreren door een touw boven de rivier te spannen en daarover te lopen. Sommigen overleefden het. Anderen niet.

Nog wat verder van de Falls ligt de Whirlpool. De Wirlpool is een gigantische draaikolk die een uitstulping van de rivier vormt. Je kan een ritje met de kabellift maken boven de draaikolk, maar wij verkozen dit natuurfenomeen gewoon vanaf de kant te bekijken. Daarna gingen we iets eten in het Whirlpool restaurant, gelegen aan de rand van een prachtig golfterrein. We vonden een gezellige plek op het terras met uitzicht over het glooiende groen van het golfterrein en de golfkarretjes van de spelers. Mijn slaatje met krab en garnalen was erg lekker en helemaal niet duur.

Na ons avondmaal reden we terug naar de Niagara Falls. ‘s Avonds worden de Falls kleurrijk verlicht en dit schouwspel wilden we beslist niet missen. We zochten een plek op een terras met uitzicht op de watervallen en dronken een cocktail (of een slushie of een biertje) terwijl we genoten van het feeërieke schouwspel. De nacht viel terwijl de kleuren zich steeds duidelijker aftekenden op het naar beneden vallende water. Als je de Falls bezoekt, is het zeker de moeite om tot ‘s avonds te blijven om de light show te zien. Bovendien wordt er drie keer in de week vuurwerk afgestoken. Jammer genoeg niet op de avond dat wij er waren.

We vertrokken met een beetje verbrande neuzen en een tevreden gevoel naar onze volgende bestemming: Toronto. In Toronto hadden een beetje pech met het verkeer. We kwamen midden in een file terecht (‘s nachts!) waardoor we pas na middernacht in ons hotel waren.

Vrijdag 26 juni: Ann Arbor en Detroit

De laatste sporen van de jetlag zijn definitief verdwenen. Ik ben niet meer voor dag en dauw wakker en heb het steeds moeilijker om op tijd uit bed te geraken. (Het feit dat we elke dag later gaan slapen, zal daar ook wel iets mee te maken hebben.)

Vandaag stond Ann Arbor op het programma, een charmant universiteitsstadje dat in gotische stijl is opgetrokken. Alweer geïnspireerd door de Engelse universiteiten, natuurlijk. Goed afkijken, is ook een kunst. In Amerika zijn ze trouwens ook dol op de Griekse en Romeinse bouwstijlen. Als ze ergens een zuil kunnen tussen wringen, zullen ze het zeker niet laten. Zelfs moderne gebouwen worden met klassieke zuilen versierd. Bij mij roepen al die zuilen eerder een gevoel van slechte imitatie op.

We wandelden rond op de uitgestorven campus en bekeken de mooie gebouwen. Het leuke aan zo’n universitaire campus is dat je in de meeste gebouwen zomaar binnen en buiten kan lopen. We wilden graag de bell tower (uitgerust met een beiaard) op de campus bezoeken, maar dit kon enkel om 12.00u, maar we hadden gepland om op dat tijdstip al elders te zijn. Jammer.

Ons middagmaal aten we in een restaurant op weg naar Detroit: Bob Evans in Dearborn Heights. Ik gaf niet toe aan de verlokking van het fastfood en bestelde een slaatje met spinazie, kip en ham. Het slaatje bleek nogal heel veel spinazie en weinig andere ingrediënten te bevatten. De lekkere dressing kon het een beetje redden, maar echt fameus was het niet. Bovendien waren de vrouwentoiletten buiten gebruik, waardoor er mij geen andere keuze ovefrbleef dan mij tot de mannentoiletten te richten.

Na het eten zetten we onze weg verder naar Detroit. Het voordeel van mij drie op reis zijn, is dat ik nu over twee chauffeurs beschik. Mijn vriend en vriend H zitten om de beurt aan het stuur van de huurwagen. Omdat het duurder was om drie chauffeurs op te geven bij de verhuurfirma, heb ik mij opgeofferd om onderweg van het landschap te genieten en verslagen te schrijven. 😉

Onze eerst stop in Detroit was het Ford Museum. Oorspronkelijk was het de bedoeling om een bezoek aan de productielijn te brengen, maar aan de kassa vertelde men ons dat de productielijn stil lag. Crisis in de automobielsector. En GM is heel zwaar getroffen. Omdat ik al eens een bezoek aan de fabriek van Ford Genk gebracht had terwijl daar de productielijn wel werkte, besloten mijn vriend en ik enkel het museum te bekijken. Vriend H zou op zijn eentje de productielijn bezoeken en later verslag aan ons uitbrengen.

Het Ford Museum is weer zo’n reusachtig museum waar je gerust een ganse dag kan doorbrengen. Ik vond het gedeelte over de civil war, de burgerrechtenstrijd van de zwarten en de strijd om het vrouwenstemrecht het interessantste. In het Ford Museum staan bovendien de stoel waarin Lincoln zat toen hij vermoord werd en de auto waarin president Kennedy doodgeschoten werd. Wie houdt van lugubere memorabilia komt zeker aan zijn trekken.

Er was ook een tijdelijke tentoonstelling van wagens die toebehoorden aan bekende muzieksterren. Enige probleem was dat ik veel van die zogezegde sterren niet eens kende (kan ook aan mij liggen). Toch het vermelden waard: de Pink Floyd wagen met een “the wall” design, de auto van James Hetfield, het hippiewagentje van Janis Joplin en het wagentje van Miley Cirus (ik ga mee met mijn tijd).

Het museum heeft ook een collectie presidentiële wagens. En zeer boeiend: een gigantische stoomlocomotief die door de ingebruikname van goedkopere diesellocomotieven na 19 jaar dienst al op pensioen gesteld werd. De locomotief werd gered van de sloop en is nu het meest gefotografeerde voorwerp in het museum. Het ding was zo groot dat het amper op de sensor van mijn fototoestel geraakte. 😉

Na ons bezoek aan het Ford Museum reden we verder naar het centrum van Detroit. We hadden een beetje pech dat we bij het binnenrijden in een file terechtkwamen en nog verdere vertraging opliepen. Misschien zijn onze planningen gewoon veel te optimistisch.
Het hoofddoel van ons bezoek in Detroit was het GM gebouw. We maken er een sport van zoveel mogeljk cocktails op onmogelijke hoogten te drinken, dus trokken we rechtstreeks naar de bar in het Coach Insigna restaurant bovenaan de toren. Na een ritje met de lift vonden we een plaatsje aan het raam. Ik bestelde een coach cosmopolitan en genoot van het uitzicht op de Detroit River en het meer. Aan de overkant van de rivier lag Canada, onze volgende bestemming.

Na onze cocktail maakten we een wandeling langs het water en bewonderden we de mooie fonteinen in de buurt van het GM gebouw. Bij heet weer is een beetje verfrissing altijd welkom. Ook deze fonteinen waren het speelterrein van talloze kinderen.

Ons avondeten bestond uit een warme wrap met kip van Au bon pain op een pleintje in centrum Detroit. Op een podium waren er gratis optredens, maar voordat we goed en wel ons broodje hadden (bij Au bon pain zijn ze niet van de snelsten) waren de optredens vervangen door een quiz over Detroit. Wanneer is Detroit gesticht? In 1701, mevrouw! Door iemand met de welluidende naam Cadillac.Waar het lezen van die toeristische infoborden al niet goed voor is.

Na het avondeten reden we naar Canada. Canada binnengeraken, bleek niet zo eenvoudig als we eerst gedacht hadden. We moesten eerst de file in de tunnel onder de Detroit River trotseren en daarna wachtte ons een kruisverhoor door de Canadese douane (wat gaat u doen in Canada, hoe lang blijft u in Canada, waar komt u vandaan, wat heeft u bij, waar gaat u logeren, waar gaat u naartoe). Enfin, het soort vragen die ik verwacht had te krijgen in de luchthaven van Chicago.

Vervolgens moesten we uit de auto stappen en aan de voorkant van de wagen gaan staan, terwijl de Canadese douanebeambten in onze koffer snuffelden. De beambten waren behoorlijk onvriendelijk en ik vond het heel onaangenaam dat ik niet kon zien wat ze in de koffer aan het uitspoken waren. Je voelt je een halve crimineel terwijl je gewoon hun land komt bezoeken.

Uiteindelijk kregen we een stempeltje in ons paspoort en was alles in orde. Oef. We hadden ongeveer een uur verloren aan de grens, waardoor we pas rond half één in ons hotel in Hamilton aankwamen. Veel later dan gehoopt.

Donderdag 25 juni: Amish country

Door fileproblemen en lange rijen bij het wagenverhuur, vertrokken we met twee uur vertraging uit Chicago. Daar ging onze weloverwogen planning. 😉 Vandaag zouden we drie staten doorkruisen: Illinois, Indiana en Michigan. Doel van onze tocht: Amish country en Ann Arbor.

We moesten wat geduld uitoefenen voordat we het eerste karakteristieke zwarte karretje getrokken door een paard zagen. Wat aan vriend H de volgende gevleugde uitspraak ontlokte: “Dit is zo’n beetje als op safari gaan en wachten tot je een neushoorn ziet.” Met vriend H op reis gaan, is een zegen voor de lachspieren. Gelukkig werd ons wachten niet lang daarna beloond. We zagen het ene na het andere zwarte karretje getrokken door paarden.

Onze eerste stop was Menno-hof in Shipshewana (wat een poëtische naam). We kregen een zeer goeie uitleg over het verschil tussen hutterieten, amish en mennonieten. Deze geloofsgemeenschappen zijn alledrie anabaptisten. De basisprincipes van het anabaptisme zijn een volstrekte scheiding van kerk en staat, geweldloosheid en de vrije keuze van het doopsel. Anabaptisten zijn met andere woorden tegen het dopen van baby’s. Zij vinden dat het toetreden tot de gemeenschap van gelovigen een weloverwogen keuze moet zijn.

De beweging van de anabaptisten is ontstaan in Zwitserland en verspreidde zich verder naar Duitsland, Nederland, Vlaanderen, Spanje en Rusland. Doorheen hun geschiedenis werden de anabaptisten hevig vervolgd voor hun geloofsovertuiging. Ook hun weigering om deel te nemen aan de dienstplicht was vaak problematisch. De tentoonstelling legde naar mijn gevoel iets te veel nadruk op het martelaarschap van hun geloofsgenoten. Maar ik was wel gecharmeerd door de geweldloosheid die de anabaptisten nastreven.

Door de vervolgingen in Europa zijn de anabaptisten op een zeker moment geëmigreerd naar Amerika, omdat hen beloofd werd dat ze in dit beloofde land hun geloof in alle vrijheid konden beleven. Massaal maakten ze in grote schepen de overtocht naar Amerika. Een overtocht die vaak onder de meest barre omstandigheden verliep.

Het verschil tussen mennonieten, hutterieten en amish is het volgende. Mennonieten functioneren in de gewone maatschappij zolang die maatschappij hen niets oplegt dat in strijd is met hun geloof. Dat wil zeggen dat ze de meeste beroepen uitoefenen (natuurlijk zullen ze nooit tot het leger toetreden) en dat ze gebruik maken van de moderne technologie. Amish leven meer afgezonderd van de moderne samenleving. Ze zijn afkerig van alles wat met technologische vernieuwing te maken heeft. Elke vernieuwing wordt aan een nauwkeurig geloofsonderzoek onderworpen. De geloofsgemeenschap is voor hen essentieel. Zij leven vooral in boerderijen op het land. Amish zijn te herkennen aan de typische klederdracht met mutsjes voor de vrouwen en broeken met bretellen voor de mannen. Ze rijden rond in koetsen getrokken door paarden. Hutterieten zijn het meest extreem. Zij leven in communes waar bijna alles gemeenschappelijk is. Enkel spullen als kledij en boeken kunnen privébezit zijn. Ook hutterieten houden vast aan traditionele klederdracht.

“Hoogtepunt” van het bezoek was de tornadokamer waar met wat blazers en geluidseffecten een tornado gesimuleerd werd. De oudere dames die samen met ons in de kamer zaten, vonden het alleszins geweldig. Tegelijkertijd kregen we een filmpje te zien waarin de goede daden van de anabaptisten uitgebreid in het zonnetje gezet werden.

Na ons bezoek aan Menno-hof was het etenstijd. We besloten in Shipshewana een restaurant te zoeken, bij voorkeur eentje waar de typische Amish-keuken geserveerd werd. Het Blue Gate restaurant voldeed aan al deze voorwaarden. We kozen voor het family style dinner dat aangeprezen werd als de traditionele manier van dineren. Bij het eten bestelden we appelsap, want alcohol viel er niet te bekennen. Als ik al een aandrang voelde om mij te bekeren, was deze meteen voorbij. 😉

We kregen eerst een slaatje en zelf gebakken brood met heerlijke confituur en peanut butter. Het family style dinner bestond uit twee soorten vlees en een viertal bijgerechten. Het was veel en veel te veel. Ik denk dat er nog twee mensen extra hadden kunnen eten van alles wat er bij ons op tafel werd gezet.

Met moeite vonden we nog een plaatsje voor het dessert dat bij de maaltijd inbegrepen was. Bij het kiezen uit de gerechten op de uitgebreide dessertkaart, viel mijn oog op het woord custard. Mijn tafelgenoten wisten ook niet goed wat custard was. Dus vroegen we het aan onze serveerster. Het charmante meisje kwam niet verder dan custard te vergelijken met een soort “slimey pudding”. In haar woorden: “I wouldn’t recommend it at all.” Het werd dus apple pie. 😉

Daarna reden we met een veel te volle maag in één trek door naar Ann Arbor. Rond half twaalf waren we in ons hotel. Mijn oog viel op het televisiescherm in de lobby dat het overlijden van Michael Jackson meedeelde. Alhoewel ik geen fan ben, was ik toch geschokt door het nieuws. Hij was nog maar vijftig. In onze kamer zetten we meteen de tv aan. We werden overspoeld door tributes en overzichten van zijn bijdrage aan de popcultuur. Een bijdrage die, naar mijn mening, moeilijk overschat kan worden. Iedereen heeft wel gedanst op de nummers van Michael Jackson. Hij was een tragische figuur die niemand onberoerd liet. Een icoon.

Zoveel overlijdens deze week: Karel Van Miert, Yasmine, Michael Jackson en Farah Fawcett. Allen veel te vroeg heengegaan.

Woensdag 24 juni: Lincoln Zoo, sushi en vuurwerk

Ontbijt met waffles. Waffles zijn geen aanrader op ontbijtvlak.

Onze laatste dag in Chicago. We hadden ons voorgenomen het een beetje rustig aan te doen. In de voormiddag namen we de bus naar Lincoln Zoo. De Zoo is gratis en werd tijdens ons bezoek overspoeld door allerlei kinderopvangtoestanden. Elk groepje kinderen en hun begeleiders hadden dezelfde t-shirts aan waardoor er een bonte kleurenmengeling ontstond. Handig om in één oogopslag te zien waar de kinderen van je groep uithangen en als er eentje verloren loopt, zie je meteen bij welke groep hij of zij hoort..

Lincoln Zoo is niet erg groot. Ik denk niet dat je je er een volledige dag ksn bezighouden. De dierentuin is vooral gericht op kinderen, met kleurrijke en duidelijke informatieborden. Dit heeft als gevolg dat alle glazen afscheidingswanden vol met vette vingertjes staan. 😉 De zoo heeft dieren uit gans de wereld. Persoonlijk vond ik de ijsbeer het leukste, vooral omdat je het beest kon observeren terwijl het onder water zwom.

Het stukje Afrika dat nagebootst werd, was erg goed gedaan. We zagen een aardvarken in een regenton die het duidelijk naar zijn zin had. De meerkatten waren schattig en de grote spinnen die zonder afscheiding in het paviljoen rondhingen waren brrr.

De grote katten (panters, leeuwen, tijgers) hadden naar mijn aanvoelen een veel te krappe behuizing. Ik vond dat ze er maar zielig bij zaten. Dieren achter tralies, het is en blijft onnatuurlijk, Zelfs al hangen er overal plaatjes dat de dierentuin deelneemt aan internationale kweekprogramma’s. Helaas is het vaak onmogelijk om de tentoongestelde dieren in hun natuurlijke habitat op te zoeken.
De apen waren een ander succesnummer,vooral bij de jonge kinderen. Deze beestjes zijn altijd leuk om naar te kijken, waarschijnlijk omdat we in hen rudimentair menselijk gedrag herkennen. De gorillla’s waren mijn favoriet. Jammer dat deze magnifieke dieren met uitsterven bedreigd zijn. Zo’n silverback in het wild, dat moet geweldig zijn.

Tijdens ons bezoek aan de zoo werd de stralend blauwe lucht opeens vervangen door een dreigend grijze. In de verte hoorden we gerommel. Een fikse onweersbui dreef onze richting uit. We besloten ons er niet al te veel van aan te trekken en gewoon af te wachten hoe hevig het onweer zou worden. Al bij al viel er niet veel regen uit de hemel. En het was zo warm dat een beetje afkoeling deugd deed.

Voordat we de bus terug naar het centrum namen, kocht ik een waterijsje aan een kraampje. Een heleboel kleur- en smaakstoffen op een stokje. De makers hadden een beetje overdreven met de kleurstoffen, want mijn tong zag helemaal groen na het nuttigen van het ijsje. Dit tot hilariteit van mijn vriendje.

Na de middag wandelden we wat rond op de museum campus. We waren te laat om de musea daar nog te bezoeken, maar de gebouwen waren aan de buitenkant heel indrukwekkend. De afkoeling die het onweer had gebracht, was maar van korte duur. De zon scheen ongenadig op onze hoofden en de zweet droop langs onze ruggen naar beneden.

De museum campus is prachtig gelegen op een landtong in het meer. We wandelden langs de oevers van het meer in de richting van het restaurant waar we met vriend H hadden afgesproken. Vriend H had nog een etentje voor zijn verjaardag (in december) van ons te goed en sushi leek een perfecte manier om zijn verjaardag op gepaste wijze te vieren.

De collega van H had ons South Coast Sushi aangeraden en dat bleek een voltreffer te zijn. De serveerster stelde ons de cocktails op het menu uitgebreid voor. Het moet gezegd, we waren een beetje wantrouwig na onze eerdere cocktailervaringen, maar we besloten het er toch op te wagen. En daar hebben we geen spijt van gekregen. Na diverse mislukte pogingen hadden we eindelijk een plek gevonden die goeie cocktails serveerde.

Terwijl we op vriend H zaten te wachten die een beetje vertraging opgelopen had, bestelden we een lychee martini en een green kimono.De green kimono, een cocktail met vodka en een klein beetje wasabi, viel het beste in de smaak. Prompt bombardeerden we deze cocktail tot ons drankje van de avond. Op een verjaardagsfeestje mag een mens al eens gek doen, nietwaar?

Het werd een decadente avond. We bestelden drie voorgerechtjes die allemaal even lekker smaakte. De gefrituurde wortelnoedels waren echt bijzonder. Ik vond het heel leuk dat de voorgerechtjes na mekaar gebracht werden, zodat we alledrie van elk voorgerechtje konden proeven. Daarna bestelden we drie maki-rollen. We lieten ons verleiden door de specials van het huis, maar de ene sushirol was wat te zoet, de andere te pikant. Voor onze tweede portie hielden we het op de klassiekers. Er gaat niets boven rauwe tonijn of zalm op een beetje rijst.

Na het decadente etentje trokken we met z’n drieën naar Navy Pier voor het wekelijkse vuurwerk. Een feestelijke afsluiter voor onze laatste dag in Chicago.

Dinsdag 23 juni: Art Institute of Chicago en boottocht op het meer

Tijd voor een beetje kunst. Het Art Institute of Chicago is zowat het Louvre van Chicago. Een machtig mooi museum met een indrukwekkende kunstcollectie. We beperkten ons tot de onderdelen die we werkelijk wilden zien: de Aziatische kunstcollectie, de Indische kunstcollectie, de Afrikaanse en Amerikaanse (Azteken, Maya’s, Indianen) collectie, de impressionisten en de surrealisten. Ik was werkelijk overdonderd. Prachtig museum met een schitterende nieuwe vleugel waarin de moderne kunst is ondergebracht. Alleen jammer van de koelkasttemperatuur binnen. Met wat er jaarlijks uitgespaard kan worden aan aircokosten, kan het museum waarschijnlijk een mooi kunstwerk aankopen.

Ik kan hier wat lyrisch doen over de magnifieke kunst, maar ik stel voor dat jullie zelf eens gaan kijken als jullie in Chicago zijn. Een kleine bloemlezing van de artiesten waarvan er werk uitgestald staat: Cézanne, Magritte, Degas, Toulouse-Lautrec, Moore, Picasso, Mondriaan, Van Gogh, Delvaux,… Hoogtepunt was voor mij de Japanse kunst. Schitterend. Grappig: op de gevel van het Art Institute staat een genante typfout: Michael Angelo ipv Michelangelo. Lunchen deden we in het museum en weer was het eten lekker, niet duur en gezond.

Na het museumbezoek kochten we ons eerste souvenir in Amerika: een supercute Acer Netbook. Het ding waarop ik momenteel mijn verslag zit te typen. Klein, handig en very handsome. De aankoop was een noodzaak, want de laptop die we mee hadden, begon onvoorspelbaar gedrag te vertonen en dat is nooit een goed teken.

Voor onze avondmaaltijd keerden we, weinig origineel, terug naar de Big Bowl. Het smaakte des te meer.

‘s Avonds hadden we een twee uur durende cruise at sunset geboekt. Mijn vriend en ik zijn een grote liefhebber van cruises. 😉 Jammer genoeg verdween met de zon ook de warmte. Overdekt met kippenvel keek ik naar het prachtige schouwspel van de door de laatste zonnestralen verlichte skyline. De lucht verkleurde naar allerlei pasteltinten en het was werkelijk romantisch geweest, ware het niet voor de bende luidruchtige Brazilianen die de drankvoorraad van de boot aan het opmaken waren.

Terwijl de lichten van de skyscrapers één voor één aangingen, voer onze boot langs de kust van het meer. We zagen de jachthaven, het Field museum en de mooi verlichte fontein in Grant Park. Nadat de zon haar laatste stralen verdwenen waren, voeren we opnieuw de Chicago River op. We kregen nog een korte nachtelijke architecturale rondvaart (interessanter dan de architecturale wandeling, vond ik persoonlijk) en de avond zat er alweer op.

Time flies when you’re having fun.