Deze ochtend iets na zeven wekte ik mezelf en mijn hevig geschrokken vriendje met een luide schreeuw. Een nachtmerrie. Lang geleden dat er zo nog eens eentje langskwam, maar dit paard zal ik toch niet zo snel vergeten.
Ik droomde dat plotseling de deur van ons appartement open ging. Heel vreemd. Mijn vriend ging in de gang op onderzoek uit en ik bleef alleen in ons appartement achter. Opeens glipte er een wildvreemde, dronken man binnen en deed de voordeur achter zich op slot. De man had duidelijk niks goeds in de zin en ik probeerde hem af te weren met alle mogelijke verdedigingstechnieken mij gekend (vingers in de ogen, een knietje in zijn edele delen). Niets hielp echter. Hij scheen ongevoelig en kwam steeds dichterbij. Zo dichtbij dat ik mij nog elke trek van zijn gezicht voor de geest kan halen: een man van vooraan in de vijftig, neutrale kledij, kort peper en zoutkleurig haar en een kort geschoren baardje. Op zich geen angstaanjagend uiterlijk. Op het moment dat ik voelde dat ik de ongelijke strijd aan het verliezen was, heb ik heel hard de naam van mijn vriendje uitgegild en ben ik wakker geworden met een bonkend hart.
Ik was er echt niet goed van.